Groothandel in Technische Produkten, Huishoudelijke Artikelen en Metalen

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE GROOTHANDEL IN TECHNISCHE PRODUKTEN, HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN EN METALEN

AI Nr. 8927

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van het Sociaal Comité van Werkgevers in de Groothandel in Technische Produkten, Huishoudelijke Artikelen en Metalen als partij te ener zijde mede namens de FNV Dienstenbond, de Dienstenbond CNV, de Unie BLHP, vakbond voor industrie en dienstverlening en de VHP, Vakorganisatie voor Middelbaar en Hoger Personeel als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Groothandel in Technische Produkten, Huishoudelijke Artikelen en Metalen, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat tegen dit verzoek bezwaarschriften zijn ingediend door:

A. Schut & Grosheide Advocaten namens Reesink Technische Handel B.V. te Zutphen; in dit bezwaarschrift wordt verwezen naar de bezwaren tegen de VUT CAO die zich richten tegen de gegevens benodigd voor de berekening van de representativiteit van CAO-partijen.

B. Reformatorische Maatschappelijke Unie; het bezwaar van de RMU richt zich tegen artikel 38 lid 2 en 3, daar waar het bepaalde (een en ander in samenhang bezien) een verplichting voor werknemers betreft tot het verrichten van arbeid op zondag. Volgens bezwaarde hanteert de Arbeidstijdenwet (ATW) als uitgangspunt dat de zondag een collectieve vrije dag is en dat arbeid op die dag in beginsel verboden is. Het verbod en de afwijkingen daarop zijn neergelegd in artikel 5:4 lid 1 van de ATW. Van het verbod kan slechts in twee gevallen worden afgeweken, namelijk wanneer het tegendeel is bedongen en het zondagswerk uit de aard van de arbeid voortvloeit en als bedrijfsomstandigheden daartoe noodzaken en de werkgever overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan, de personeelsvertegenwoordiging dan wel (bij het ontbreken daarvan) met de werknemers die het aangaan.

Bezwaarde voert aan dat het bepaalde in de CAO in strijd is met artikel 5:4 van de ATW zolang niet aan het vereiste wordt voldaan dat het tegendeel moet zijn bedongen. Verder blijkt naar de mening van bezwaarde uit de CAO geenszins dat, indien de bedrijfsomstandigheden zondagsarbeid noodzakelijk maken, rekening is gehouden met de eis dat eerst overeenstemming moet worden bereikt met het medezeggenschapsorgaan.

Voorts stelt bezwaarde dat in de CAO ook anderszins geen rekening wordt gehouden met de positie van de individuele werknemer die uit principiële overwegingen gewetensbezwaren heeft tegen het verrichten van zondagsarbeid.

Overwegende dienaangaande,

Ad A De werkingssfeer van de onderhavige CAO is identiek aan die van de VUT CAO. Derhalve kan met betrekking tot de representativiteit van deze CAO het volgende worden opgemerkt. Bij het vorige verzoek om algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de VUT CAO in 1996 zijn de toen aangeleverde representativiteitsgegevens voorzien van een accountantsverklaring aangaande de juistheid van de voor de berekening gebruikte gegevens. Uit deze accountantsverklaring en de toelichting van partijen is afgeleid dat de representativiteit op de juiste wijze is berekend. Aannemelijk is gemaakt dat CAO-partijen een meerderheid vertegenwoordigen en deze meerderheid vooralsnog als een belangrijke kan worden aangemerkt. Bij het nemen van het besluit is toen – mede op advies van de Stichting van de Arbeid – uitdrukkelijk aangegeven dat bij een toekomstig verzoek tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van een CAO in de onderhavige sector de representativiteitsgegevens voldoende dienen te zijn verbeterd tot het minimaal vereiste niveau. Bij het huidige verzoek om algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze CAO zijn representativiteitsgegevens – voorzien van een accountantsverklaring – bij partijen opgevraagd. Deze gegevens zijn door de accountant van CAO-partijen bij brief d.d. 24 juni 1997 aangeleverd.

Bezwaarde heeft – gelet op de voorgeschiedenis – de gelegenheid gekregen om zijn bezwaarschrift nader te onderbouwen. In reactie hierop hebben partijen bij brief van 4 december 1997, de meest recente representativiteitsgegevens aangeleverd, welke voorzien zijn van een accountantsverklaring. Hieruit blijkt dat het representativiteitspercentage thans gestegen is tot ca. 69%, hetgeen ruimschoots ligt boven het minimaal vereiste niveau. Bovendien heeft de accountant van partijen blijkens zijn brief van 20 augustus 1997 aan het SCTP, geconstateerd dat de beheersings- en controlemaatregelen hem in het kader van de ontrole van de jaarrekening voldoende zekerheid geven dat het werkgeversbestand van de VUTECH volledig is. Het werkgeversbestand van de VUTECH kan zijns inziens dan ook als uitgangspunt worden gebruikt voor de berekening van de representativiteit. Op grond van het huidige representativiteitspercentage en de door de accountant geconstateerde volledigheid van het VUTECH-werkgeversbestand, dat identiek is aan het werkgeversbestand voor de onderhavige CAO, is aannemelijk dat de CAO-bepalingen, gelet op de identieke werkingssfeer, gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen.

Ad B Ingeval van zondagsarbeid is de werkgever gehouden aan het bepaalde in artikel 5:4 lid 1 van de ATW. Dit betekent dat dit, voorzover de aard van de arbeid met zich meebrengt dat op zondag gewerkt wordt, moet worden bedongen. In andere gevallen waarin de bedrijfsomstandigheden arbeid op zondag noodzakelijk maken, is overeenstemming met het medezeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging, of bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers vereist. Artikel 38 lid 2 de CAO bepaalt dat de werkgever rekening zal houden met de belangen van werknemers die tegen zondagarbeid principiële bezwaren hebben. In lid 3 is bepaald dat bij arbeid op zondagen de toestemming is vereist van de Vaste Commissie zoals bedoeld is in artikel 52 van de CAO. Dit laat echter onverlet dat de werkgever daartoe overeenstemming moet bereiken met het medezeggenschapsorgaan of de personeelsvertegenwoordiging zoals dit in de ATW is bepaald. Gelet op het bovenstaande ben ik voornemens het bezwaar tegen de reguliere CAO af te wijzen onder nadrukkelijke verwijzing in artikel 38 – door het plaatsen van een noot – dat het bepaalde in de ATW t.a.v. zondagsarbeid onverkort van toepassing is. Overwegende tenslotte, dat het bezwaar van dien aard is, dat het algemeen verbindend verklaren van de onderhavige CAO niet in de weg staat, echter onder nadrukkelijke verwijzing in artikel 38 – door het plaatsen van een noot – dat het bepaalde in de ATW ten aanzien van zondagsarbeid onverkort van toepassing is.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1998 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Groothandel in Technische Produkten, Huishoudelijke Artikelen en Metalen, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:

HOOFDSTUK I ARBEIDSVOORWAARDEN

AFDELING 1

Definities

Artikel 1 Groothandel

De bedrijfsuitoefening waarbij de onderneming voor eigen rekening en risico goederen betrekt, naar behoefte in voorraad houdt en verkoopt aan bedrijfsmatige ge- en/of verbruikers c.q. verwerkers dan wel groot- of kleinhandelaren. Deze goederen kunnen worden verkocht in dezelfde staat of na in de groothandel gebruikelijke verwerking, behandeling of verpakking.

Artikel 2 In staal

  • De groothandel in producten, vervaardigd van staal door ongeacht welk procédé en ongeacht welke legering, bewerkt of onbewerkt, zoals staven, profielen, strippen en platen al of niet geprofileerd, bandstaal, draad, vormstukken, buizen, pijpen, hulpstukken en appendages voor buizen en pijpen, en alle overige uit staal vervaardigde halffabrikaten, met uitzondering van de groothandel in schroot.

  • De groothandel in centrale verwarmingsinstallatie materialen, zoals ketels, radiatoren en appendages, inclusief producten en componenten ten behoeve van klimaatbeheersing.

Artikel 3 In (non-ferro) metalen

De groothandel in (non-ferro)blokmetalen en daaruit vervaardigde halffabrikaten, met uitzondering van oude (non-ferro) blokmetalen of afval.

Artikel 4 In metaalwaren

  • De groothandel in grote ijzerwaren (die artikelen die dienst doen bij en deel uitmaken van metaal- of staalconstructies ook indien deze zijn vervaardigd van andere materialen dan van staal).

  • Onder metaal- of staalconstructies wordt verstaan elke samenstelling van metalen delen door middel van geprefabriceerde hulpstukken zoals appendages.

  • Gereedschappen van staal, (non-ferro)metalen, hout, rubber en kunststoffen in elke afwerking en uitvoering, alsmede machines en hulpmiddelen voor onderhoudswerkplaatsen en/of garages; met uitzondering van produktie (gereedschaps-)machines en produktie-apparatuur toegepast in industrieën, welke verankerd worden.

  • Land- en tuinbouwartikelen, die artikelen, gereedschappen en toebehoren die in de land- en tuinbouw en in siertuinen worden gebruikt en vervaardigd zijn van staal, van hout, (non-ferro)metalen, kunststof, in elke afwerking en uitvoering, met uitzondering van tractie- en landbewerkingsmachines en installaties gebruikt in de professionele land- en tuinbouw sector.

  • Bouwartikelen, die artikelen die voor de afwerking van gebouwen en schepen worden gebruikt en zijn vervaardigd van staal, hout, (non-ferro)metalen of kunststoffen, in elke afwerking en uitvoering.

  • Draad en draadmateriaal, zoals gaas en dergelijke.

  • Klein-ijzerwaren, die artikelen die van staal, hout, (non-ferro)metalen en kunststoffen zijn vervaardigd, die dienst doen bij de vervaardiging van constructies of daarvan deel uitmaken.

Artikel 5 In sanitaire artikelen

De groothandel in artikelen, die hoofdzakelijk of uitsluitend toepassing vinden in gebouw-gebonden infrastructurele voorzieningen (installaties) op het gebied van water (aan- en afvoer) en gas. Dit ter samenstelling van bad-, douche-, wastafel- bidet-, closet- en urinoircombinaties benevens geisers en drukautomaten en dergelijke toestellen voor de warmwatervoorziening, alsmede rioleringsartikelen vervaardigd uit gietijzer en kunststoffen.

Artikel 6 In electrotechnische en electronische artikelen

  • De groothandel in die artikelen, die toepassing vinden in gebouw-gebonden infrastructurele voorzieningen (installaties) op het gebied van electrische energie en informatiesystemen, alsmede die artikelen zoals electrotechnische en meet- en regelapparatuur en electronische dan wel electrotechnische materialen toegepast in subsystemen.

  • De groothandel in verlichtingsartikelen, electrische huishoudelijke toestellen, audio- en videoproducten en antennemateriaal.

  • De groothandel in standaard electrische en electronische producten/componenten voor industriële installaties.

Artikel 7 In huishoudelijke artikelen

De groothandel in verwarmingsapparaten, kookapparatuur, huishoudelijke machines, kook-, bak-, braad-, en keukengerei voor particulier huishoudelijk gebruik vervaardigd van ijzer, staal, hout of kunststoffen met uitzondering van meubilair.

Artikel 8 Uitgesloten ondernemingen en sectoren

  • 1. Werkgevers die minder dan drie jaar als werkgever een onderneming in de zin van deze CAO voeren, met uitzondering van die ondernemingen die niet als startende ondernemingen zijn te beschouwen, kunnen een verzoek tot dispensatie van deze CAO indienen bij de Vaste Commissie als bedoeld in artikel 52. De dispensatie duurt maximaal drie jaar na de start van de onderneming.

  • 2. Deze CAO is niet van toepassing op werkgevers en werknemers die – naar aard van de in de betrokken onderneming verrichte activiteiten – ressorteren onder de (werkingssfeerdefinitie van) de collectieve arbeidsovereenkomst voor:

    • het metaalbewerkingsbedrijf;

    • het electrotechnisch bedrijf;

    • het loodgieters-, fitters- en centrale verwarmingsbedrijf;

    • de goud- en zilvernijverheid;

    • de metaal- en electrotechnische industrie;

    • het hoger personeel in de metaal- en electrotechnische industrie;

    • het bouwbedrijf;

    • het uitvoerend, technisch en administratief personeel in de bouwbedrijven.

Artikel 9 Werkgever

  • 1. De door een natuurlijke of rechtspersoon gedreven onderneming welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezig houdt met de groothandel in staal, (non-ferro)metalen, metaalwaren, sanitaire artikelen, electrotechnische en/of huishoudelijke artikelen.

  • 2. Een onderneming wordt geacht zich in hoofdzaak bezig te houden met de groothandel in staal, (non-ferro)metalen, metaalwaren, sanitaire artikelen, electrotechnische en/of huishoudelijke artikelen indien meer dan 50% van de gewerkte uren aan genoemde activiteiten wordt besteed.

Artikel 10 Werknemer

  • 1. Iedere persoon die een dienstverband heeft met een werkgever.

  • 2. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a. de werknemer die op grond van zijn functie wordt ingedeeld in één van de functiegroepen genoemd in artikel 26;

    • b. iedere persoon die als handelsvertegenwoordiger in vaste dienst van een werkgever werkzaam is;

    • c. de werknemer die niet valt onder sub a of b.

Artikel 11 Dienstverband

  • 1. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

  • 2. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

Artikel 12 Uitzendkrachten

Personen die tegen vergoeding als arbeidskrachten aan de werkgever voor het verrichten van in zijn onderneming gebruikelijke arbeid ter beschikking worden gesteld door natuurlijke of rechtspersonen die deze terbeschikkingstelling bedrijfsmatig uitoefenen.

Artikel 14 Inkomen

  • 1. Het schaalsalaris vermeerderd met eventuele franchise, prestatiebeloning (tarieftoeslag), ploegentoeslag, vaste toeslag voor regelmatig weerkerend overwerk en andere vaste toeslagen, echter met uitzondering van vakantietoeslag, tantième en andere uitkeringen.

  • 2. Voor handelsvertegenwoordigers het vaste salaris plus eventuele provisie.

AFDELING 2

INDIVIDUELE ARBEIDSOVEREENKOMST EN DIENSTVERBAND

Artikel 15 Inhoud individuele arbeidsovereenkomst

  • 1. Tussen de werkgever en de werknemer zal een schriftelijke arbeidsovereenkomst worden aangegaan waarin bepalingen omtrent de aard van het dienstverband worden vastgelegd.

Artikel 16 Aanvang dienstverband

  • 1. Aan elke werknemer wordt bij zijn indiensttreding door de werkgever schriftelijk in ieder geval medegedeeld:

    • a. de datum van indiensttreding;

    • b. de functie waarin de werknemer wordt aangesteld;

    • c. de functiegroep waarin de werknemer is ingedeeld;

    • d. het salaris dat aan de werknemer is toegekend op basis van de leeftijd, respectievelijk de functiejarenschaal, die behoort bij de groep waarin hij is ingedeeld of het salaris dat in de individuele arbeidsovereenkomst is vastgesteld.

  • 2. Tenzij uit de aanstellingsbrief uitdrukkelijk anders blijkt, geschiedt de aanstelling voor onbepaalde tijd.

Artikel 17 Handhaving gunstiger salarissen

De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze CAO rechtens geldende salarissen, welke voor de werknemer in gunstige zin van de bepalingen dezer CAO afwijken, blijven gehandhaafd.

Artikel 18 Einde van het dienstverband

  • 1. Voor beëindiging van het dienstverband volgt deze CAO de van toepassing zijnde bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7: 668 van het Burgerlijk Wetboek, is geen opzegging nodig voor de beëindiging van een voor de eerste maal verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hierbij dient de duur van de verlengde arbeidsovereenkomst gelijk te zijn aan die van de eerste arbeidsovereenkomst.

  • 3. De CAO volgt de opzegtermijnen van het Burgerlijk Wetboek. Bijlage 2 geeft een overzicht van de in acht te nemen opzegtermijnen bij opzegging door werkgever of werknemer.

  • 4. Lid 3 vindt geen toepassing indien partijen onderling besluiten een andere opzegtermijn te hanteren.

  • 5. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd.

Artikel 19 Afroepkrachten

In geval van aanstelling van een werknemer op afroepbasis dient de werkgever tenminste voor 16 uur per maand werk aan te bieden. Indien bij oproep door de werkgever de werknemer verhinderd is te komen werken, is geen salaris verschuldigd over de bij die gelegenheid aangeboden uren werk. Vindt geen oproep plaats gedurende een kalendermaand of heeft tewerkstelling voor minder dan 16 uur per kalendermaand plaatsgevonden, dan is de werkgever tenminste 16 uur salaris verschuldigd aan de oproepkracht.

Artikel 20 Deeltijdwerk

  • 1. Ter verhoging van de arbeidsparticipatie zal er naar worden gestreefd om het aantal werknemers in de onderneming uit deeltijdwerkers te bevorderen. Van deeltijdwerk is er sprake als in de arbeidsovereenkomst minder dan de normale wekelijkse arbeidsduur is overeengekomen. Het streven is er op gericht een arbeidscontract aan te gaan voor minimaal acht uur per week, doch in ieder geval minimaal 28 uur per maand.

  • 2. Deeltijdverzoeken worden positief benaderd en waar mogelijk gehonoreerd. Op voorhand worden geen functies uitgesloten van deeltijdarbeid. Bij vacant komende functies dan wel nieuwe functies wordt stelselmatig beoordeeld of vervulling in deeltijd mogelijk is. Invoering van deeltijd mag in beginsel op zich zelf niet leiden tot vermindering van de formatie.

  • 3. Er is gelijke behandeling tussen deeltijdwerkers en voltijdwerkers. De bepalingen omtrent toekenning van overwerkvergoeding zijn op werknemers met een deeltijddienstverband slechts van toepassing, voor zover het overwerk wordt verricht buiten de normaal voor het bedrijf geldende arbeidstijd. Indien binnen de normale dagelijkse arbeidstijd door een deeltijdwerknemer langer wordt gewerkt dat de overeengekomen arbeidsduur dient het uursalaris te worden verhoogd met de andere vaste inkomenselementen zoals vakantietoeslag.

  • 4. In beginsel wordt een verzoek van een werknemer om zijn arbeidsduur aan te passen gehonoreerd, tenzij dit op grond van bedrijfsbelang niet van werkgever kan worden gevergd. De besluitvorming vindt als regel binnen een maand plaats. Indien werknemers met een arbeidsovereenkomst minder dan de normale arbeidsduur regelmatig de voor hen geldende arbeidstijd overschrijden, kan in onderling overleg, het arbeidscontract worden aangepast. Werknemers met een deeltijdovereenkomst kunnen desgewenst en met instemming van hun werkgever bij vacatures met voorrang hun arbeidsuren uitbreiden.

  • 5. Onder arbeid in deeltijd wordt niet verstaan arbeid verricht door oproepkrachten.

Artikel 21 Uitzendkrachten

  • 1. Van de tewerkstelling van uitzendkrachten zal de werkgever mededeling doen aan de ondernemingsraad en deze raad daarbij inlichten omtrent het aantal tewerkgestelde uitzendkrachten, de verhouding van dit aantal tot het aantal werknemers dat in vaste dienst is, de aard van de door hen verrichte werkzaamheden, alsmede de duur daarvan en de totale kosten die met het tewerkstellen van de uitzendkrachten gemoeid zijn.

  • 2. Uitzendkrachten worden betaald volgens de functie-groep waarin de uitzendkracht krachtens zijn uit te voeren werkzaamheden behoort te worden ingedeeld, echter met een salaris behorende bij 0-functiejaren en jeugdigen tegen het jeugdsalaris in de van toepassing zijnde functiegroep.

  • 3. Voor uitzendkrachten zijn eveneens van toepassing de toeslagen zoals vermeld in artikel 36.1

Artikel 22 Chauffeurs

  • 1. De werkgever zal in overleg met de chauffeur dusdanige maatregelen dienen te nemen dat de veiligheid van chauffeurs die contant geld c.q. cheques innen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

  • 2. De werkgever dient aan de chauffeur de kosten te vergoeden die in de uitoefening van zijn functie feitelijk gemaakt zijn.

Artikel 23 Handelsvertegenwoordigers

  • 1. Aan de werknemer van 25 jaar of ouder die tenminste gedurende één jaar in dienst van de werkgever werkzaam is als handelsvertegenwoordiger zal gerekend over een jaar, per maand tenminste gemiddeld een bedrag aan salaris plus eventuele provisie worden uitbetaald overeenkomstig het salaris genoemd in artikel 27 bij drie functiejaren.

  • 2. De werkgever dient aan de handelsvertegenwoordiger de kosten te vergoeden die in de uitoefening van de functie onvermijdbaar en ook feitelijk gemaakt zijn.

  • 3. De werkgever is verplicht voor het voertuig van de handelsvertegenwoordiger een ongevallen-inzittende verzekering af te sluiten.

  • 4. De handelsvertegenwoordiger kan vanaf 1 juli 1990 met instemming van de werkgever roostervrije dagen opsparen op zodanige wijze dat de actieve periode eerder kan worden beëindigd.

  • 5. Artikel 26 (Functie-groepen) en Afdeling 5 (Regelingen inzake Arbeidsduur en arbeidstijd) van deze CAO zijn op de handelsvertegenwoordiger niet van toepassing.

Artikel 24 Statutair directeur

Deze CAO is niet van toepassing op de statutair directeur van de onderneming.

AFDELING 3

FUNCTIE-GROEPEN

Artikel 25 Algemene opmerkingen

  • 1. Bij de indeling van de werknemers in de functie-groepen dient men in de eerste plaats uit te gaan van de voor iedere groep in de aanhef gegeven algemene omschrijving.

  • 2. De opsomming van werkzaamheden, welke in elk der groepen onder de algemene omschrijving wordt gegeven draagt slechts het karakter van vermelding van een aantal voorbeelden. Deze opsomming bedoelt dus allerminst volledig te zijn.

  • 3. Bij wijziging van functie-groep wordt daarvan aan de werknemer schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 26 Functiegroepen

FUNCTIEGROEP 0:

ADMINISTRATIEVE FUNCTIES

COMMERCILE FUNCTIES

LOGISTIEKE FUNCTIES

OVERIGE FUNCTIES

  • Leerlingen aangesteld op basis van een leer- en arbeidsovereenkomst alsmede werknemers die door middel van een gesubsidieerd arbeidsmarkt-instroomproject in de onderneming zijn ingezet gedurende het eerst jaar van het dienstverband.

  • Tijdelijk gesubsidieerde arbeidsplaatsen, bedoeld om langdurig werkzoekenden in een zo zinvol mogelijk contact met het arbeidsproces te kunnen brengen.

FUNCTIEGROEP I

ADMINISTRATIEVE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin de nadruk ligt op het verrichten van eenvoudige, steeds weerkerende administratieve werkzaamheden van gelijk karakter, zodat hiervoor geen specifieke kennis en/of ervaring is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het invoeren van eenduidige gegevens in een geautomatiseerd systeem of algemeen assisterende activiteiten, zoals eenvoudig archief-, tel- en rekenwerk, en dergelijke.

Aan te treffen functienamen:

  • datatypist(e);

  • administratief assistent.

LOGISTIEKE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin de nadruk ligt op het verrichten van eenvoudige, steeds weerkerende magazijnwerkzaamheden van gelijk karakter, zodat hiervoor geen specifieke kennis en/of ervaring is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het (assisteren bij) inpakken, laden en lossen van goederen, het volgens opdrachtbon verzamelen en bundelen van orders, en dergelijke.

Aan te treffen functienamen:

  • medewerker goederenontvangst

  • medewerker magazijn.

OVERIGE FUNCTIES

Werknemers die op uiteenlopende gebieden (deel)taken en ondersteunende werkzaamheden verrichten, waarvoor duidelijke instructies worden gegeven en geen scholing is vereist.

Aan te treffen functienamen:

  • interieurverzorgster;

  • schoonmaker;

  • medewerker postkamer.

FUNCTIEGROEP II

ADMINISTRATIEVE FUNCTIES

COMMERCIËLE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin de nadruk ligt op het verrichten van eenvoudige, steeds weerkerende administratieve werkzaamheden van gelijk karakter, waarvoor enige kennis en/of ervaring (meestal enig inzicht in de administratieve procedures) is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het coderen en registreren van gegevens in (meerdere) administratieve systemen, het controleren van brondocumenten op volledigheid en juistheid, het maken van orderbevestigingen volgens standaardmodel, en dergelijke.

Aan te treffen functienamen:

  • administratief medewerker;

  • medewerker invoer facturen.

LOGISTIEKE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin de nadruk ligt op het verrichten van eenvoudige, steeds weerkerende werkzaamheden van gelijk karakter, waarvoor enige kennis en/of ervaring (meestal enige artikel- of productkennis) is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het uitpakken en controleren van aangeleverde goederen, het sorteren, ompakken en op locatie plaatsen van hoederen, en dergelijke.

Aan te treffen functienamen:

  • medewerker magazijn.

OVERIGE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin de nadruk ligt op het verrichten van eenvoudige, steeds weerkerende werkzaamheden van gelijk karakter, waarvoor enige kennis en/of ervaring is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als:

  • het bedienen van een telefooncentrale en het ontvangen van bezoek;

  • het verrichten van eenvoudig (huishoudelijk) onderhoud en kleine reparaties;

  • het op voorgeschreven wijze knippen/zagen van ijzer/staal met behulp van eenvoudige apparatuur.

Aan te treffen functienamen:

  • receptioniste;

  • medewerker huishoudelijke dienst.

FUNCTIEGROEP III

ADMINISTRATIEVE FUNCTIES

COMMERCIËLE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht waarvoor een bepaalde graad van vakkennis en/of ruimere ervaring, alsmede een zekere mate van zelfstandigheid is vereist. Hiertoe kunnen onder andere werkzaamheden worden gerekend als het verwerken van commercieel- of financieel-administratieve gegevens (verkoopof inkooporders, facturen), het administreren van debiteuren en crediteuren, het bijhouden van gegevensbestanden, het verzorgen van met de activiteiten samenhangende correspondentie, en dergelijke.

Aan te treffen functienamen:

  • medewerker boekhouding;

  • (financieel-)administratief medewerker.

  • verkoopassistent

LOGISTIEKE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht waarvoor een bepaalde graad van vakkennis en/of ruimere ervaring, alsmede een zekere mate van zelfstandigheid is vereist. Hiertoe kunnen onder andere werkzaamheden worden gerekend als het zorg dragen voor ontvangst, inruiming en verzameling van goederen, het bedienen van een heftruck, het vervoeren en afleveren van kleinere partijen goederen in een bestelbus of kleine vrachtwagen, en dergelijke.

Aan te treffen functienamen:

  • medewerker magazijn;

  • chauffeur.

OVERIGE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht waarvoor een bepaalde graad van vakkennis en/of ruimere ervaring, alsmede een zekere mate van zelfstandigheid is vereist. Hiertoe kunnen onder andere werkzaamheden worden gerekend als:

  • secretariële ondersteuning, zoals (Nederlandse) correspondentie, agendabewaking, en dergelijke.

  • het verrichten van eenvoudig technisch onderhoud en (de)montagewerk aan machines;

  • het knippen/zagen van ijzer/staal met behulp van gecompliceerde apparatuur.

Aan te treffen functienamen:

  • medewerker secretariaat;

  • medewerker technische dienst.

FUNCTIEGROEP IV

ADMINISTRATIEVE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht waarvoor, naast een bepaalde graad van vakkennis en/of ruimere ervaring, ook (in vergelijking met functies in groep III) verdere aanvullende eisen worden gesteld ten aanzien van zelfstandigheid of verantwoordelijkheid. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het bijhouden van sub-administraties, voorraad-administratie, het administreren van omzetgegevens, het bewerken van gegevens (bijv. omrekenen, samenvoegen), het vervaardigen van cijfermatige overzichten, statistieken en dergelijke.

Aan te treffen functienamen:

  • financieel-administratief medewerker

  • assistent-administrateur

COMMERCIËLE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht waarvoor, naast een bepaalde graad van vakkennis (artikel- en productkennis, prijzenkennis) en ruimere ervaring, ook bepaalde eisen worden gesteld ten aanzien van verantwoordelijkheid.

Hiertoe kunnen in het inkooptraject werkzaamheden worden gerekend als het (assisteren bij) het onderhouden van contacten met leveranciers, het aanvragen/controleren van offertes, het afroepen van orders en het bewaken van leveringscondities. In het verkooptraject kunnen hiertoe werkzaamheden worden gerekend als het (mede) beheren van een toonzaal, het adviseren en informeren van klanten en het verkopen van met name standaardproducten.

Aan te treffen functienamen:

  • assistent inkoper;

  • assistent telefonische verkoop

  • showroom- en baliemedewerker.

LOGISTIEKE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht waarvoor, naast een meer gespecialiseerde vakkennis en/of ruimere ervaring, ook (in vergelijking met functies in groep III) verdere aanvullende eisen worden gesteld ten aanzien van zelfstandigheid of verantwoordelijkheid. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het geven van aanwijzingen bij en het deelnemen aan de ontvangst, opslag en verzameling van goederen, het beheren van de administratie van de magazijnvoorraad het behartigen van balieverkoop, het besturen van een grote vrachtwagen of trekker met oplegger, het bedienen van een grote kraan, en dergelijke.

Aan te treffen functienamen:

  • chauffeur;

  • medewerker voorraadbeheer;

  • medewerker magazijn/balieverkoper;

  • assistent magazijnchef;

  • kraanmachinist.

OVERIGE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht waarvoor, naast een bepaalde graad van vakkennis en/of ruimere ervaring, ook (in vergelijking met functies in groep III) verdere aanvullende eisen worden gesteld ten aanzien van zelfstandigheid of verantwoordelijkheid.

Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als:

  • secretariële ondersteuning, zoals correspondentie in vreemde talen, notulering en dergelijke;

  • het uitvoeren van machinebankwerkzaamheden;

  • het beheren van de (kantoor)automatiseringsmiddelen en randapparatuur.

Aan te treffen functienamen;

  • secretaresse;

  • machine operator;

  • systeembeheerder.

FUNCTIEGROEP 5

ADMINISTRATIEVE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht die alle uit te voeren activiteiten binnen het vakgebied (in- en verkoopadministratie, interne en algemeen financiële administratie) omvatten, zodat zowel een ruime vakkennis als een langere praktijkervaring is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het voeren van met name operationeel beheer over een of meerdere, niet al te omvangrijke, administraties, balansen, en dergelijke. Eventueel worden aanwijzingen gegeven aan een of enkele werknemers met taken van een voorgaand functieniveau.

Aan te treffen functienamen:

  • boekhouder;

  • administrateur.

COMMERCIËLE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht die alle uit te voeren activiteiten binnen het vakgebied omvatten, zodat zowel een ruimte vakkennis als een langere praktijkervaring is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend zoals het zorgdragen voor de voorbereiding, uitvoering en administratie van de inkoop van een niet zeer complexe productgroep, of voor de interne ondersteuning van het verkoopproces, door middel van telefonische acquisitie en verkoop en het behartigen van hiermee samenhangende orderverwerking, klantenservice en -begeleiding.

Aan te treffen functienamen:

  • commercieel medewerker binnendienst;

  • verkoper binnendienst;

  • inkoper.

LOGISTIEKE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht die alle uit te voeren activiteiten binnen het vakgebied (ontvangst en opslag, voorraadbeheer, orderverzameling, in en externe expeditie, magazijninrichting) omvatten, zodat zowel een ruimte vakkennis als een langere praktijkervaring is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het bepalen en controleren van de werkprocedures, het bepalen van de magazijn-indelingen en routing en het algeheel beheer over een magazijn met enkele medewerkers.

Aan te treffen functienaam:

  • chef magazijn.

OVERIGE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht die alle uit te voeren activiteiten binnen het betreffende vak- of werkgebied omvatten, zodat zowel een ruime vakkennis als een langere praktijkervaring is vereist.

Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als:

  • het zorgdragen voor installatie, onderhoud en reparatie van geleverde producten bij klanten;

  • het opstellen van werkplanningen en het toezien op kwaliteit en voortgang van door werknemers uit te voeren opdrachten;

  • het zorgdragen voor onderhoud, beheer en aanpassing van omvangrijker geautomatiseerde informatieverwerkingssystemen.

Aan te treffen functienamen:

  • monteur;

  • werkvoorbereider;

  • systeembeheerder; analist/programmeur.

FUNCTIEGROEP 6

ADMINISTRATIEVE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht die de zelfstandige uitvoering van alle activiteiten binnen het vakgebied (zie groep V) omvatten, zodat zowel een ruime vakkennis als een langere praktijkervaring is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het voeren van zowel het operationele beheer over, als controle van meerdere (omvangrijkere) administraties, inclusief het analyseren van cijfermateriaal, (voorbereiding van) financiële begroting of verslaglegging, en dergelijke. Meestal worden aanwijzingen gegeven aan een of enkele werknemers met taken van een voorgaand functieniveau.

Aan te treffen functienamen:

  • hoofdadministrateur;

  • hoofdboekhouder.

COMMERCIËLE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht die (evenals in groep V) de uitvoering van alle activiteiten binnen het vakgebied omvatten, doch waarbij verdergaande eisen aan vakkennis en/of ervaring is vereist, bijvoorbeeld omdat een grotere specialisatie in producten of materialen wordt gevraagd en/of omdat kwaliteitsverantwoordelijkheid wordt gedragen voor de activiteiten van (een of enkele) andere werknemers in hetzelfde vakgebied. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het ontwikkelen van het assortiment van een productkluster en het inkopen van niet-standaardproducten of het adviseren van klanten en het zorgdragen voor de interne ondersteuning van het verkoopproces voor een breder of complexer produkt-assortiment.

Aan te treffen functienamen:

  • eerste inkoper

  • senior verkoper binnendienst.

LOGISTIEKE FUNCTIES

Werknemers die een functie vervullen waarin werkzaamheden worden verricht die alle uit te voeren activiteiten binnen het vakgebied (zie groep 5) omvatten, zodat zowel een ruimte vakkennis als een langere praktijkervaring is vereist. Hiertoe kunnen werkzaamheden worden gerekend als het algeheel beheer over een magazijn met groter aantal (>10) medewerkers, eventueel inclusief de beheersing van voorraadkosten, vervoer en expeditie van handelsprodukten en de administratie hieromtrent.

Aan te treffen functienamen:

  • chef magazijn;

  • chef magazijn en expeditie.

AFDELING 4

SALARIS EN BELONING

Artikel 27 Salarisschalen

SALARISSCHALEN PER 1 JANUARI 19971 MAANDSALARISSEN

leeftijdOIIIIIIIVVVI
16wettelijk minimum (jeugd) loon918,83     
17 1052,00      
18 1211,791219,881232,66   
19 1398,241407,701422,291457,15   
20 1637,931648,851666,131706,971748,59 
21 1930,901943,771964,142012,272061,36 
22 2263,842278,932302,792359,242416,76 
23 0 2663,332681,072709,172775,572843,272939,10
23 1  2730,852753,852820,292926,123034,77
23 2  2753,852798,562866,063015,553132,35
23 3  2775,572848,902913,563105,743228,48
23 4   2895,4552963,793170,853326,11
23 5    3030,363258,093423,72
23 6     3358,663524,30
23 7      3626,35

Artikel 28

Toepassing van de salarisschalen

  • 1. De werkgever is bevoegd aan een werknemer in verband met zijn prestatie een salaris te betalen, dat ten hoogste 15% boven het voor hem geldende salaris ligt.

  • 2.

    • a. De vaststelling van het salaris van de werknemer van 23 jaar of jonger geschiedt éénmaal per jaar aan het einde van de betalingsperiode, waarin hij jarig is en wel naar de leeftijd van de betrokken werknemer aan het einde van die betalingsperiode. De betaling van het in de vorige alinea vastgestelde salaris dient te geschieden met ingang van de in die alinea bedoelde betalingsperiode.

    • b. De vaststelling van het salaris van de werknemer ouder dan 23 jaar geschiedt éénmaal per jaar op 1 april naar het aantal gehele jaren dat de werknemer na het bereiken van de leeftijd van 23 jaar in zijn functiegroep is ingedeeld geweest, totdat het maximum aantal functiejaren in de desbetreffende groep is bereikt.

    • c. In afwijking van het in sub b van dit lid bepaalde zal aan de werknemer, die de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt in de periode 1 april tot en met 30 september van enig jaar, de eerste functiejarenverhoging worden gegeven op de eerstvolgende 1 april en de volgende functiejarenverhoging telkens op de volgende 1 april.

    • d. De in dit lid 2 sub a, b en c bepaalde vaststelling van het salaris geldt eveneens voor de werknemer in deeltijddienstverband, met dien verstande dat het salaris zoveel lager wordt vastgesteld als de wekelijkse arbeidstijd van de deeltijdwerknemer zich verhoudt tot de wekelijkse arbeidstijd van de voltijdwerknemer.

    • e. Uitzendkrachten worden betaald volgens de functiegroep waarin de uitzendkracht krachtens zijn uit te voeren werkzaamheden behoort te worden ingedeeld, echter met een salaris behorende bij 0-functiejaren en jeugdigen tegen het jeugdsalaris in de van toepassing zijnde functiegroep.

  • 3.

    • a. Indien een indiensttredende werknemer ouder dan 23 jaar elders in zijn functie bruikbare ervaring heeft verkregen, kunnen hem bij indiensttreding functiejaren worden toegekend in overeenstemming met die ervaring.

    • b. In afwijking van het bepaalde in lid 2, sub b, zal aan de werknemer ouder dan 23 jaar, die in dienst is getreden in de periode 1 april tot en met 30 september van enig jaar de eerste functiejarenverhoging worden gegeven op de eerstvolgende 1 april en de volgende functiejarenverhoging telkens op de volgende 1 april.

  • 4. Het salaris van de werknemer, die het maximum aantal functiejaren heeft bereikt wordt bepaald naar de norm welke in de betreffende groep voor het maximum aantal functiejaren geldt.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die op grond van zijn functie niet is ingedeeld in één van de functiegroepen van artikel 26 of als handelsvertegenwoordiger in vaste dienst van een werkgever werkzaam is.

Artikel 29 Salarisbetaling

  • 1. De betaling van het salaris vindt afhankelijk van de tijdsruimte waarnaar het is vastgesteld, wekelijks, vierwekelijks, dan wel maandelijks plaats in contanten dan wel per bank of giro.

  • 2. Bij de betaling dient aan de werknemer altijd een schriftelijke specificatie te worden verstrekt, waarop de volgende gegevens worden vermeld:

    • a. de naam van de werknemer;

    • b. de periode, waarop de betaling betrekking heeft;

    • c. het bruto salarisbedrag, gespecificeerd volgens vaste bedragen, (diploma)toeslagen, overwerkgeld en andere beloningen;

    • d. loonbelasting;

    • e. andere inhoudingen;

    • f. de wijze van betaling.

Artikel 30 Berekening van het uursalaris

Het uursalaris wordt berekend door het voor de betrokken werknemer vastgestelde weeksalaris te delen door 38 en het vastgestelde maandsalaris door 164,67.

Artikel 31 Salarisaanpassing

  • 2. De werkelijk betaalde salarissen en de salarisschalen worden op 1 oktober 19971 verhoogd met 1% en op 1 januari 1998 met 1,75%.

Artikel 32 Beloningssystemen

  • 1. De werkgever is bevoegd in zijn onderneming over te gaan tot de toepassing van een systeem van prestatiebeloning en/of in overleg met de vakverenigingen tot de toepassing van systemen van functieclassificatie met daarop gebaseerde beloningssystemen ten behoeve van de in artikel 26 vermelde categorieën van werknemers.

  • 2. Voor de invoering van beloningssystemen als bedoeld in het voorgaande lid is de voorafgaande goedkeuring vereist van de Vaste Commissie als bedoeld in artikel 52.

AFDELING 5

REGELINGEN INZAKE ARBEIDSDUUR EN ARBEIDSTIJD

Artikel 33 Regelingen inzake Arbeidsduur en arbeidstijd

Voor regelingen inzake arbeidsduur en arbeidstijd binnen de onderneming kan gebruik worden gemaakt van:

  • a. de CAO-regeling zoals vermeld in de artikelen 34 tot en met 38 bij ondernemingen waarin de gemiddelde arbeidsduur 40 uur per week bedraagt;

  • b. de CAO-regeling zoals vermeld in de artikelen 34 tot en met 38 bij ondernemingen waarin de gemiddelde arbeidsduur minder dan 40 uur per week bedraagt;

  • c. de mogelijkheid van artikel 39 om een ondernemingsregeling vast te stellen met de betrokken werknemersorganisaties.

Artikel 34 CAO-regeling

  • 1. De arbeidsduur van de werknemers in de dagdienst en de tweeploegendienst bedraagt gemiddeld ten hoogste 40 uur, en in ieder geval maximaal 45 uur per week en 9 uur per dag, gedurende de werkdagen maandag tot en met vrijdag.

  • 2. De normale dagelijkse arbeidstijd ligt tussen 07.00 uur en 18.00 uur, tenzij er in ploegendienst wordt gewerkt.

  • 3. Verandering van tijdsduur van lunchpauzes en verandering van de tijdsduur of invoering van koffie- en/of theepauzes vallen niet in het kader van deze CAO.

  • 4. Ondernemingen waarin de gemiddelde arbeidsduur minder dan 40 uur per week bedraagt, zijn verplicht dit schriftelijk te melden aan de Vaste Commissie zoals bedoeld in artikel 52.

  • 5. De werknemer heeft recht op 12 verlofdagen bij een dienstverband van gemiddeld 40 uur per week en 6 verlofdagen bij een dienstverband van gemiddeld 39 uur per week.

  • 6. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op:

    • handelsvertegenwoordigers,

    • hen die bewakingsdiensten verrichten,

    • de werknemer die op grond van zijn functie niet is ingedeeld in één van de functiegroepen van artikel 26.

Artikel 35 Overwerk

  • 1. Onder overwerk wordt verstaan door of namens de werkgever opgedragen arbeid buiten de met de werknemer overeengekomen arbeidsduur, voor zover de normale dagelijkse in de onderneming geldende arbeidsduur met meer dan een half uur wordt overschreden.

  • 2. Onder overwerk wordt niet verstaan arbeid op zaterdagen, zon- en feestdagen.

  • 3. Er is gelijke behandeling tussen deeltijdwerkers en voltijdwerkers. De bepalingen omtrent toekenning van overwerkvergoeding zijn op werknemers met een deeltijddienstverband slechts van toepassing, voor zover het overwerk wordt verricht buiten de normaal voor het bedrijf geldende arbeidstijd.

  • 4. Overwerk wordt zo veel mogelijk voorkomen doch is, onverminderd hetgeen bij of krachtens de Arbeidstijdenwet is bepaald, verplicht indien dit overwerk in het belang van de onderneming noodzakelijk is. Het op te dragen overwerk zal niet meer bedragen dan 90 uur per halfjaar.

  • 5. Een werknemer van 55 jaar of ouder kan door de werkgever niet verplicht worden tot het verrichten van overwerk.

  • 6. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel is niet van toepassing op:

    • handelsvertegenwoordigers,

    • hen die bewakingsdiensten verrichten,

    • de werknemer die op grond van zijn functie niet is ingedeeld in één van de functiegroepen van artikel 26.

Artikel 36 Betaling van overwerk

  • 1. Bij overwerk dat langer duurt dan een 0,5 uur worden de eerste twee overuren betaald met het uursalaris, vermeerderd met een toeslag van 25%. De meer gewerkte overuren worden betaald met het uursalaris, vermeerderd met een toeslag van 50%. De genoemde percentages worden betrokken op het uursalaris.

  • 2. Overwerk dat langer duurt dan een 0,5 uur wordt, waar mogelijk, gecompenseerd door vrije tijd.

  • 3. Indien overwerk wordt gecompenseerd door vrije tijd kan worden volstaan met betaling van de in lid 1 genoemde toeslagpercentages.

  • 4. Aan werknemers ingedeeld in de functiegroepen V en VI en werknemers die uitsluitend buiten de normale bedrijfstijd werkzaam zijn wordt overwerk niet betaald doch worden op grond van artikel 43 lid 3 extra vrije dagen toegekend.

  • 5. Het in dit artikel bepaalde geldt ook voor uitzendkrachten.

  • 6. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op:

    • handelsvertegenwoordigers,

    • hen die bewakingsdiensten verrichten,

    • de werknemer die op grond van zijn functie niet is ingedeeld in één van de functiegroepen van artikel 26.

Artikel 37 Ploegendienst en ploegentoeslag

  • 1. Onder arbeid in tweeploegendienst wordt verstaan arbeid die gedurende tenminste 15 achtereenvolgende uren per etmaal in twee ploegen wordt verricht.

  • 2. Aan de werknemers die arbeid in twee ploegen verrichten in afwisselende diensten, wordt boven het salaris een toeslag betaald van gemiddeld 12,5% van het salaris.

  • 3. De werknemer van 55 jaar of ouder kan door de werkgever niet verplicht worden tot het verrichten van arbeid in ploegendienst.

  • 4. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel is niet van toepassing op:

    • handelsvertegenwoordigers,

    • hen die bewakingsdiensten verrichten,

    • de werknemer die op grond van zijn functie niet is ingedeeld in één van de functiegroepen van artikel 26.

Artikel 38 Arbeid op zaterdagen, zon- en feestdagen en arbeid anders dan met een incidenteel karakter verricht op werkdagen buiten het tijdvak van 7.00 uur tot 18.00 uur

  • 1. Arbeid op zaterdagen, zon- en feestdagen alsmede arbeid met een permanent karakter verricht op werkdagen buiten het tijdvak van 7.00 uur tot 18.00 uur dient zoveel mogelijk te worden beperkt.

  • 2. Bij het doen verrichten van arbeid op zondagen zal de werkgever rekening houden met de belangen van de werknemers, die tegen zondagarbeid principiële bezwaren hebben.

  • 3. Onverlet het bepaalde in het eerste lid is voor arbeid te verrichten op zaterdag en zondag alsmede op werkdagen buiten het tijdvak van 7.00 uur tot 18.00 uur anders dan met een incidenteel karakter, of verband houdende met het werk in ploegendienst, voorafgaande goedkeuring nodig van de Vaste Commissie zoals bedoeld in artikel 52.1

  • 4. De in lid 3 genoemde arbeid wordt betaald met het uursalaris, vermeerderd met een toeslag van 50% voor zover de normale wekelijkse arbeidsduur niet wordt overschreden, tenzij lid 6 of lid 7 van toepassing is.

  • 5. Bij toepassing van het in lid 3 en lid 4 bepaalde blijft het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden onverminderd van kracht.

  • 6. Onder zondagarbeid wordt verstaan arbeid tussen zaterdag 18.00 uur en maandag 4.00 uur.

  • 7. Onder arbeid op een feestdag wordt verstaan arbeid tussen 00.00 uur en 24.00 uur op een der volgende dagen:

    • a. de algemeen erkende christelijke feestdagen: Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede Kerstdag;

    • b. de dag waarop de verjaardag van Hare Majesteit de Koningin wordt gevierd en Bevrijdingsdag op 5 mei in lustrumjaren;

    • c. in een week waarin een feestdag, zoals bedoeld in sub a en b van dit artikellid, valt op een dag waarop arbeid zou zijn verricht, telt deze feestdag voor maximaal 8 uur mee bij de berekening van de normale arbeidsduur van ten hoogste gemiddeld 40 uur per week.

  • 8. De in lid 6 en lid 7 genoemde arbeid wordt betaald met het uursalaris, vermeerderd met een toeslag van 100%.

  • 9. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op:

    • hen die bewakingsdiensten verrichten,

    • de werknemer die op grond van zijn functie niet is ingedeeld in één van de functiegroepen van artikel 26.

AFDELING 6

VERLOF, VERZUIM EN VAKANTIE

Artikel 40 Zwangerschaps- en Ouderschapsverlof

Voor het verlof inzake zwangerschap of ouderschap gelden de wettelijke regelingen.

Artikel 41 Bijzonder verlof

  • 1. Met uitsluiting van het bepaalde in het derde en vierde lid van artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek wordt bij verzuim, voorzover dit binnen de arbeidstijd noodzakelijk is hiervan tijdig aan de werkgever mededeling is gedaan, het salaris doorbetaald in de hierna te noemen gevallen en voor de daarbij vermelde tijdsduur:

    • a. bij ondertrouw van de werknemer: één werkdag;

    • b. bij huwelijk van de werknemer: twee werkdagen;

    • c. bij het 25- en 40-jarig huwelijksjubileum van de werknemer, zijn ouders of schoonouders en bij het 50-jarig huwelijksjubileum van zijn ouders of schoonouders: één werkdag, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;

    • d. bij huwelijk van de kinderen, pleegkinderen, ouders, broers, zussen, schoonouders, zwagers of schoonzussen: één werkdag;

    • e. bij bevalling van de partner van de werknemer: drie werkdagen;

    • f. bij overlijden van de partner of van een inwonend kind of pleegkind van de werknemer: van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;

    • g. bij overlijden van ouders, broers, zussen, pleegouders, schoonouders, niet-inwonende of aangehuwde kinderen of pleegkinderen van de werknemer: de dag van overlijden tot en met de dag van begrafenis, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;

    • h. bij overlijden van grootouders, zwagers of schoonzussen en kleinkinderen van de werknemer: één werkdag, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;

    • i. bij priesterwijding van een kind of broer van de werknemer en bij eeuwige kloostergelofte van een kind, broer of zus van de werknemer: één werkdag;

    • j. voor het afleggen van vakexamens: de daarvoor benodigde tijd tot ten hoogste twee werkdagen;

    • k. voor het zoeken van een andere werkgever, na opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, indien de werknemer gedurende tenminste vier weken, onmiddellijk aan de opzegging voorafgaande, onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest: de daarvoor nodige tijd tot ten hoogste vijf uren;

    • l. bij verhuizing: één werkdag per jaar;

    • m. indien aan een werknemer de zorg is toevertrouwd van kinderen tot en met de schoolgaande leeftijd en bij ziekte en of ongeval van een kind de zorg niet aan een ander kan worden overgedragen krijgt de werknemer het recht één werkdag te verzuimen, teneinde een regeling te kunnen treffen. Dit kan zich maximaal drie keer per jaar voordoen. Voorwaarde is wel, dat het de werkgever bekend is, dat de zorg voor één of meer kinderen aan de werknemer is toevertrouwd.

    • n. werknemers die een andere dan de christelijke godsdienst belijden kunnen, ongeacht of de werkzaamheden dit toelaten, maximaal 2 voor hen geldende religieuze feest- en gedenkdagen per jaar verlof opnemen. De opgenomen verlofdagen zullen in mindering worden gebracht van het voor hen geldende jaarlijkse vakantierecht.

  • 2. Onder partner in de zin van lid 1 wordt verstaan de persoon met wie de werknemer een duurzame samenleving voert, en die als zodanig bij de werkgever bekend is.

Artikel 42 Verzuim voor het bijwonen van vergaderingen en cursussen

  • 1.

    • a. Voor het bijwonen van vergaderingen en congressen van vakverenigingen alsmede 1 mei bijeenkomsten, zal de werknemer die deel uitmaakt van één der besturende organen of afgevaardigde van een afdeling is, verzuim met behoud van inkomen worden toegestaan voor een periode van maximaal twee dagen per kalenderjaar. De werknemer dient het verzoek hiertoe tijdig te richten tot de werkgever.

    • b. Voor het bijwonen van vergaderingen van een CAO-commissie, zal de werknemer die van een dergelijke commissie deel uitmaakt, verzuim met behoud van inkomen worden toegestaan voor een periode van maximaal twee dagen per kalenderjaar. De werknemer dient het verzoek hiertoe tijdig te richten tot de werkgever.

    • c. Voor het bijwonen van cursussen van vakverenigingen zal aan werknemers, die contactpersoon van de vakvereniging zijn, verzuim met behoud van inkomen worden toegestaan voor een periode van maximaal twee dagen per kalenderjaar per juridische entiteit. De werknemer dient het verzoek hiertoe tijdig te richten tot de werkgever.

  • 3.

    • a. Het is de werknemer toegestaan in het jaar, voorafgaande aan zijn pensionering of vervroegde uittreding, gedurende 5 dagen per jaar te verzuimen met behoud van inkomen, indien deze dagen worden aangewend voor een cursus ter voorbereiding op de aanstaande pensionering.

    • b. Het tijdstip waarop hiervoor wordt verzuimd wordt in overleg tussen de werkgever en de werknemer vastgesteld.

Artikel 43 Vakantie

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „maand" verstaan een tijdvak van 15 dagen of langer in de betreffende kalendermaand; onder „werkdag" is niet de zaterdag begrepen.

  • 2. De normale vakantie bedraagt 25 dagen per jaar. Deze vakantie wordt als volgt opgebouwd: de werknemer heeft recht op 21 /12 werkdagen vakantie met behoud van salaris voor elke maand, welke hij sinds 1 mei van het voorafgaande jaar onafgebroken in dienst van de werkgever is geweest en waarvoor hij nog geen vakantievergoeding heeft genoten.

  • 3. Aan de hieronder vermelde categorieën werknemers wordt boven de vakantie ingevolge het in de vorige leden bepaalde, recht op extra vakantie toegekend en wel het daarbij vermelde aantal dagen per jaar:

    • a. werknemers die zijn ingedeeld in de in artikel 26 genoemde functiegroepen V en VI en handelsvertegenwoordigers: 3 werkdagen;

    • b. werknemers van 50 jaar of ouder, doch niet ouder dan 54 jaar: 1 werkdag;

    • c. werknemers van 55 jaar of ouder, doch niet ouder dan 59 jaar: 3 werkdagen;

    • d. werknemers van 60 jaar of ouder: 5 werkdagen. De in onderdelen b, c of d genoemde werkdagen worden bij het in onderdeel a genoemde aantal opgeteld indien de in onderdeel a genoemde werknemers 50 jaar of ouder zijn.

  • 4. Voor handelsvertegenwoordigers worden de hun tijdens de vakantie toekomende beloning berekend op grondslag van het inkomen over de laatste 12 maanden – of zoveel korter als de dienstbetrekking heeft geduurd – onmiddellijk voorafgaande aan de maand, waarin de vakantie wordt genoten.

  • 5. Verwerft de handelsvertegenwoordiger tijdens de vakantie, op grond van de tussen hem en zijn werkgever gesloten overeenkomst, aanspraak op een provisiebedrag dat kleiner is dan de in het voorgaande lid bedoelde beloning dan wordt deze beloning met het provisiebedrag verminderd. Is daarentegen het provisiebedrag even groot of groter dan de in het vorige lid bedoelde beloning dan blijft deze beloning achterwege en wordt alleen het volle provisiebedrag uitgekeerd.

  • 6. Van de in de voorgaande leden bedoelde vakantiedagen dienen tenminste 3 weken aaneengesloten te kunnen worden opgenomen en wel zoveel mogelijk tussen 30 april en 1 oktober.

  • 7. De werkgever kan met instemming van de ondernemingsraad dan wel, bij ontbreken van dit orgaan, na overleg met het personeel, ten hoogste vier vakantiedagen aanwijzen als vrije dagen, waarop de gehele onderneming of een gedeelte daarvan zal zijn gesloten. De aanwijzing van deze dagen zal tijdig en in ieder geval vóór 1 januari van het jaar waarin deze vrije dag(en) zal (zullen) vallen, aan de werknemers worden bekendgemaakt.

  • 8. De werknemer die bij de aanvang van de voor hem vastgestelde aaneengesloten vakantie tengevolge van ziekte of ongeval ongeschikt is tot het verrichten van arbeid behoudt zijn aanspraak op reeds verworven vakantierechten. Aanspraak op verworven vakantierechten behoudt ook de werknemer die tijdens zijn vakantie arbeidsongeschikt wordt, en hij terstond bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid daarvan kennis geeft aan de werkgever.

  • 9. Bij de beëindiging van de dienstbetrekking nog aan de werknemer toekomende vakantiedagen worden niet in de opzegtermijn gegeven, doch dienen in geld te worden uitbetaald, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen. De werkgever is verplicht aan de werknemer een verklaring uit te reiken, waaruit blijkt hoeveel vakantiedagen ingevolge het in de vorige zin bepaalde aan de werknemer in geld zijn uitbetaald. De werknemer heeft bij de volgende werkgever recht op een overeenkomstig aantal dagen verlof zonder behoud van salaris.

Artikel 44 Vakantietoeslag

  • 1. In het lopende jaar heeft de werknemer recht op een vakantietoeslag ten bedrage van 1/12 deel van 8% van zijn jaarinkomen voor iedere maand, welke hij sinds 1 mei van het voorafgaande jaar onafgebroken in dienst van de werkgever is geweest en waarvoor hij nog geen vakantietoeslag heeft genoten.

  • 2. Indien de dienstbetrekking wordt beëindigd, ontvangt de werknemer zijn nog niet genoten vakantietoeslag, die dient te worden berekend met inachtneming van het in het voorgaande lid bepaalde.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, zal door de werkgever aan een werknemer, die aanspraak maakt op een vakantietoeslag krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, een zodanige aanvulling op die vakantietoeslag worden betaald, dat de werknemer in totaal een vakantietoeslag ontvangt, welke overeenkomt met hetgeen waarop hij volgens de leden 1 en 2 van dit artikel aanspraak zou hebben gemaakt, indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.

AFDELING 7

ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Artikel 45 Melding aan werkgever

Een werknemer, die door arbeidsongeschiktheid niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, geeft hiervan kennis aan de werkgever op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid vóór 10.00 uur des voormiddags, tenzij zulks redelijkerwijs niet van hem gevergd kan worden.

Artikel 46 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid

  • 1. Met uitsluiting van het bepaalde in artikel 7:629 lid 1 Burgerlijk Wetboek is de werkgever verplicht aan de werknemer, die door arbeidsongeschiktheid verhinderd is zijn arbeid te verrichten en niet valt onder de werking van artikel 29 van de Ziektewet:

    • a. vanaf de eerste dag van ziekte voor de duur van de ziekte en gedurende maximaal de eerste 12 maanden 100% van zijn netto-inkomen door te betalen;

    • b. na de in sub a genoemde periode een aanvulling te verstrekken tot het voor de werknemer geldende netto-inkomen over de dagen dat de werknemer ter zake van arbeidsongeschiktheid een loongerelateerde uitkering ontvangt krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, doch ten hoogste 12 maanden.

  • 2. Onder netto-inkomen wordt in dit artikel verstaan inkomen waarin begrepen overwerk dat met een zekere regelmaat wordt verricht, waarbij het aantal uren per dag of per week kan variëren, en verondersteld mag worden dat het overwerk ook verricht zou zijn indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.

  • 3. Bij de vaststelling van het netto-inkomen kan worden uitgegaan van het gemiddelde van het inkomen plus overwerkvergoedingen in de 13 weken voorafgaande aan het moment waarop de arbeidsongeschiktheid begon.

  • 4. De aanvulling als bedoeld in lid 1 wordt voor handelsvertegenwoordigers berekend op basis van het inkomen over de laatste 12 maanden – of zoveel korter als de dienstbetrekking heeft geduurd – onmiddellijk voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid.

  • 5. Indien een handelsvertegenwoordiger op grond van de tussen hem en zijn werkgever gesloten overeenkomst tijdens zijn periode van arbeidsongeschiktheid aanspraak verwerft op provisie, blijft de in lid 1 bedoelde aanvulling achterwege, met dien verstande dat:

    • a. indien het provisiebedrag even groot of groter is dan de in lid 1 bedoelde aanvulling zou hebben bedragen, dit volle provisiebedrag wordt uitgekeerd;

    • b. indien het provisiebedrag kleiner is dan de aanvulling zou hebben bedragen, door de werkgever bovendien het verschil wordt bijbetaald.

Artikel 47 Geen aanspraak op uitkering bij arbeidsongeschiktheid

  • 1. De werknemer heeft geen aanspraken op de uitkeringen als bedoeld in artikel 46:

    • a. indien de verhindering tot het verrichten van arbeid het gevolg is van een ongeval ter zake waarvan op grond van wettelijke aansprakelijkheid rechten te zijnen behoeve geldend gemaakt kunnen worden;

    • b. indien de verhindering tot het verrichten van arbeid het gevolg is van een ongeval ter zake waarvan te ijnen behoeve een particuliere verzekering ter dekking van de ten gevolge van dat ongeval door de werknemer gederfde inkomsten is afgesloten. Indien de uitkering aan de werknemer krachtens een dergelijke verzekering lager is dan de uitkering waarop de werknemer krachtens artikel 46 tegenover de werkgever aanspraak zou kunnen maken, is de werkgever gehouden een aanvulling te verstrekken tot het bedrag van laatstgenoemde uitkering.

  • 2. Indien in het geval, bedoeld in het eerste lid onder a, de werknemer zijn rechten tegenover derden ter zake van schade uit het ongeval aan de werkgever cedeert, wordt hij alsnog in het genot gesteld van de overeenkomstig het in artikel 46 bepaalde, vastgestelde bedragen.

  • 3. Onder schade wordt voor de toepassing van lid 2 geen andere schade verstaan dan die, waarop de in dat lid bedoelde bedragen betrekking hebben.

  • 4. Indien de werkgever ter zake van de door voornoemde cessie verkregen rechten door middel van een rechtsgeding een burgerrechtelijke vordering wenst in te stellen zal hij de werknemer in de gelegenheid stellen om, in afwijking van het bepaalde in het derde lid, de cessie betrekking te doen hebben op de volledige door de werknemer geleden schade. Alsdan zal door de werkgever het meerdere, van de derden verkregen, aan de werknemer worden afgedragen. De kosten welke uit het rechtsgeding voortvloeien kunnen niet op de werknemer worden verhaald.

Artikel 48 Werkgeversbijdrage in ziektekostenverzekering

De werkgever zal aan werknemers, die niet verplicht verzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet, een bijdrage verstrekken in de premie voor een particuliere ziektekostenverzekering ter grootte van de helft van die premie met als maximum de maximale werkgeversbijdrage in de ziekenfondspremie.

Artikel 49 Verplichte aanbieding aanvullende WAO-verzekering

  • 1. De werkgever is verplicht een aanvullende WAO-verzekering aan te bieden aan alle werknemers jonger dan 58 jaar met een inkomen boven het wettelijk minimumloon.

  • 2. Alle werknemers van de in lid 1 genoemde categorie zijn verplicht zich via de werkgever aanvullend op de wettelijke WAO te verzekeren.

  • 3. De aanvullende verzekering dient tenminste te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. de dekking dient te geschieden tot 70% van het laatstgenoten inkomen tot het maximum van het WAO-dagloon;

    • b. de uitkering dient geïndexeerd te zijn met 2% per jaar;

    • c. de kosten van bovengenoemde verzekering komen voor rekening van de werknemer.

AFDELING 8

VUT EN UITKERING BIJ OVERLIJDEN

Artikel 50 Vrijwillig Vervroegde Uittreding

Op de regeling van het recht op vrijwillig vervroegd uittreden is de VUTECH-CAO van toepassing.

Artikel 51 Uitkering bij overlijden1

  • 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de nagelaten betrekkingen over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, een uitkering ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk toekwam.

  • 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan:

    • a. de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn.

  • 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid.

  • 5. De uitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel behoort niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voorzover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Deze vrijstelling geldt ook voor uitkeringen bij overlijden krachtens sociale verzekeringswetten.

AFDELING 9

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 52 Vaste Commissie

  • 1. Door de partijen bij deze CAO wordt een Vaste Commissie ingesteld, die tot taak heeft te beslissen:

    • a. over verzoeken tot dispensatie van deze CAO als bedoeld in artikel 8.

    • b. in de vorm van een advies in geschillen als bedoeld in artikel 53;

    • c. over verzoeken om vergunning tot afwijking van de bepalingen van deze CAO als bedoeld in artikel 54;

    • d. over verzoeken om goedkeuring van systemen van functieclassificatie met daarop gebaseerde beloningssystemen en van beloningssystemen als bedoeld in artikel 32;

  • 2. Indien binnen een onderneming de CAO à la Carte-regeling als bedoeld in artikel 55 van toepassing is, wordt hiervan mededeling gedaan aan de Vaste Commissie en wordt tevens medegedeeld op welke wijze de regeling wordt gebruikt.

  • 3. De samenstelling en werkwijze van de commissie is in het Reglement voor de Vaste Commissie nader geregeld, met dien verstande, dat een gelijk aantal leden door partij ter eenre zijde en partijen ter andere zijde wordt aangewezen. Het Reglement voor de Vaste Commissie is als Bijlage 1 bij deze CAO gevoegd en wordt geacht daarvan deel uit te maken.

Artikel 53 Geschillenregeling

  • 1. Geschillen, gerezen tussen een werkgever en een werknemer, over de uitlegging en/of toepassing van de bepalingen van deze CAO, worden aan de Vaste Commissie voorgelegd.

  • 2. Indien de Vaste Commissie van oordeel is dat een onderneming de CAO niet juist naleeft zal deze onderneming erop worden gewezen op welke punten de CAO niet wordt nageleefd.

Artikel 54 Afwijking van CAO-bepalingen

Indien de werkgever vergunning wenst tot afwijking van de bepalingen van deze CAO dient hij hiertoe een gemotiveerd schriftelijk verzoek in te dienen bij de Vaste Commissie. Bij de toepassing van dit artikel blijft het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden onverminderd van kracht.

Artikel 55 CAO à la Carte

  • 1. In afwijking van de bepalingen van deze CAO is de werkgever, in overleg met de werknemer, bevoegd een regeling te treffen welke voldoet aan het in de leden 2 en 3 gestelde. De werkgever is verplicht indien in de onderneming één of meer CAO à la Carte-regelingen zijn getroffen daarvan schriftelijk melding te maken aan de Vaste Commissie.

  • 2. De regeling, zoals bedoeld in lid 1, voldoet aan de volgende bestedingsdoelen:

    • a. vakantiedagen: er kunnen maximaal 10 extra vakantiedagen worden opgenomen, in welk geval het de voorkeur verdient de in artikel 43, lid 6, genoemde aaneengesloten periode te verlengen tot 4 weken;

    • c. studiefaciliteiten: er mogen maximaal 5 niet op functie gerichte studiedagen worden aangekocht;

    • d. premiespaarregeling: het totale bedrag dat kan worden gespaard, bedraagt maximaal het fiscaal toegestane bedrag;

    • e. eigen bijdrage kinderopvang;

    • f. eigen bijdrage ziektekostenverzekering;

    • g. premies collectieve bedrijfsverzekeringen..

  • 3. De regeling zoals bedoeld in de leden 1 en 2 heeft ter financiering de volgende bronnen:

    • a. roostervrije dagen: er mogen 6 roostervrije dagen als bron worden aangewend, waarbij de ruilwaarde van een dag 0,43% van het bruto jaarloon bedraagt;

    • b. vakantiedagen: er mogen maximaal 5 vakantiedagen als bron worden aangewend, waarbij de ruilwaarde van een dag 0,43% van het bruto jaarloon bedraagt;

    • c. vakantiegeld: 50% van het vakantiegeld kan worden gebruikt voor aankoop van één of meer van de in lid 2 genoemde doelen;

    • d. gratificatie: maximaal 50% van de gratificatie kan worden gebruikt voor aankoop van één of meer van de in lid 2 genoemde doelen.

  • 4. De regeling geldt telkens voor een periode van minimaal twaalf maanden.

HOOFDSTUK II ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 58 Algemene verplichtingen

Artikel 59 Veiligheid en gezondheid

  • 1. In de onderneming zullen maatregelen worden getroffen welke nodig zijn ter voorkoming van schade aan de gezondheid van werknemers voorzover deze schade direct of indirect het gevolg is van de aard van de werkzaamheden of de werkomstandigheden.

  • 2. De werkgever zal omtrent de aard van de risico's en de mogelijkheid of de onmogelijkheid tot beperking daarvan, alle werknemers informeren.

  • 3. Ter bevordering van de in lid 1 genoemde maatregelen hebben partijen bij de CAO een consulent aangesteld. Deze consulent dient als aanspreekpunt voor werkgevers en werknemers op het gebied van ziekteverzuimpreventie en arbeidsomstandigheden.

Artikel 60 Leeftijdsbewust personeelsbeleid

  • 1. Doelstelling van het leeftijdsbewust personeelsbeleid is om er toe bij te dragen dat een medewerker binnen de onderneming en/of in het arbeidsproces kan blijven participeren tot aan zijn VUT- of pensioengerechtigde leeftijd op een voor hem en de onderneming acceptabele manier. In het wervings- en selectiebeleid zal geen leeftijdsdiscriminatie mogen plaatsvinden. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever een degelijk beleid te ontwikkelen en uit te voeren en periodiek met de ondernemingsraad c.q. personeelsvertegenwoordiging het gevoerde beleid te evalueren.

  • 2. Voor het realiseren van de doelstelling van lid 1 zullen er regelmatig functioneringsgesprekken plaatsvinden welke met betrekking tot de werknemer onder andere zijn bedoeld om tijdig de problemen die de werknemer ondervindt bij het ouder worden in zijn/haar functioneren te onderkennen en in overleg met betrokkene die maatregelen te nemen die gericht zijn op zowel het voorkomen van de te verwachten problemen als op het oplossen van bestaande problemen.

  • 3. Indien en voor zover aanpassingen in de functie en/of de werktijden die in overleg met werknemer worden gerealiseerd, gevolgen hebben voor de van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden, waaronder de directe beloning en de pensioenafspraken, zal steeds in overleg een aanpassingsregeling worden getroffen.

Artikel 62 Wervingsbeleid

  • 1. Bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming dienen de werknemers van deze onderneming zoveel mogelijk eerst in de gelegenheid te worden gesteld daarnaar te solliciteren.

  • 2. Indien de vacatures niet binnen de eigen onderneming kunnen worden vervuld, zal in ieder geval het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening worden ingeschakeld.

Artikel 63 Werkgelegenheid en structuurwijziging

  • 2. Op ondernemingsniveau zullen de volgende uitgangspunten dienen te worden gehanteerd bij alle voorgenomen activiteiten, waarvan belangrijke gevolgen uitgaan voor de werkgelegenheid in kwantitatieve en kwalitatieve zin, dan wel die activiteiten die de bestaande rechtspositie van de werknemer aantasten.

    • a. In alle gevallen waarin voornemens ten aanzien van nieuwe investeringen, waaronder in het bijzonder die welke samengaan met automatiseringsprojecten of plannen tot afstoting van activiteiten, fusie met één of meer andere ondernemingen, verplaatsing van de onderneming of een deel daarvan, dan wel liquidatie van de onderneming, belangrijke gevolgen zullen hebben voor de werkgelegenheid in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin of een aantasting van de bestaande rechtspositie van een aantal werknemers met zich zullen brengen zal een zodanige tijdige melding van deze voornemens aan de vakverenigingen, noodzakelijk zijn, dat de gevolgen van het ten uitvoer brengen van deze voornemens voor de werkgelegenheid of de bestaande rechtspositie van de werknemer(s) in het bijzonder, door de vakverenigingen nog kunnen worden beïnvloed.

    • e. Ingeval een eerder genoemde activiteit leidt tot negatieve effecten op de werkgelegenheid zullen de werkgever en de vakverenigingen regelingen moeten uitwerken, die erop gericht zijn om de voor de werknemers uit deze activiteiten voortvloeiende nadelige gevolgen zoveel mogelijk te beperken. Van die regelingen dient het zoeken naar vervangende werkgelegenheid een onderdeel uit te maken.

    • f. Bij de toepassing van dit artikel blijft het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden en de Wet Melding Collectief Ontslag, alsmede het besluit van de Sociaal Economische Raad inzake fusie-gedragsregels onverminderd van kracht.

Artikel 64 Arbeidsmarkt- en Onderwijsbeleid

Om de groothandelsfunctie te kunnen blijven vervullen is het nodig dat in de toekomst voldoende goed gekwalificeerde werknemers beschikbaar komen voor de branche en dat de huidige werknemers goed gekwalificeerd blijven.

  • 2.Fonds Kollektieve Belangen Op de regeling van het FKB is de CAO, Statuten en Reglement inzake de Stichting Fonds Kollektieve Belangen voor de Groothandel in Technische Producten, Huishoudelijke Artikelen en Metalen van toepassing.

  • 3.Instroom leerlingen

  • In het kader van het leerlingwezen worden werknemers aangesteld op basis van leer- en arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, welke naar succesvolle beëindiging van de opleiding wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Beloning op de dagen dat arbeid wordt verricht volgens schaal 0 uit de CAO. Na het behalen van het diploma wordt deze werknemer nog één jaar beloond op basis van het salaris in de 0-schaal. De bijdragen staan vermeld in Bijlage 3.

  • 5.Stageplaatsen

  • In het kader van een betere afstemming van de primaire scholing op de behoeften van de arbeidsmarkt en meer specifiek op de voor de groothandel ontwikkelde kwalificatie-eisen zullen scholen en opleidingsinstituten een toenemend beroep doen op werkgevers voor stageplaatsen. Partijen bevelen een positieve benadering van deze verzoeken aan.

  • 6.Kinderopvang

  • Teneinde te bereiken dat het hebben van een kind of kinderen niet belemmerend werkt op het behoud van de dienstbetrekking dan wel belemmerend werkt op het gaan deelnemen aan het arbeidsproces, zijn partijen bij de CAO overeengekomen een experiment uit te voeren met betrekking tot de opvang van kinderen van nul tot vier jaar. Partijen stellen daartoe een subsidie van f 4.000,– per kindplaats beschikbaar. Via het Fonds Kollektieve Belangen, FKB, worden de regels ter uitvoering vastgelegd (via de administrateur van het FKB, PVF Nederland B.V.)

  • 7.Scholing werkenden

  • Partijen onderkennen de noodzaak van het op het vereiste peil houden van de kennis en vaardigheden van de huidige medewerkers. Door het FKB wordt jaarlijks in samenwerking met het SOG een cursuswijzer uitgebracht met voor de branche relevante opleidingen die voldoen aan onze kwaliteitseisen. De voorwaarden staan vermeld in Bijlage 3.

  • 9.Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers

  • Gelet op de Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers (WAGW) zullen werkgevers in deze contractperiode er naar streven hun personeelsbestand voor 4% uit gehandicapten te laten bestaan.1

  • 11.Uitvoering en administratie

  • De uitvoering van dit subsidiesysteem is gelegd bij de Stichting Fonds Kollektieve Belangen voor de Groothandel in Technische Producten, Huishoudelijke Artikelen en Metalen, waarvan het adres van het secretariaat luidt:

  • PVF Nederland NV

  • Postbus 9251

  • AG Amsterdam

  • Tel. 020 - 607 4062

  • Fax 020 - 607 4499

HOOFDSTUK III OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 65 Vakbondswerk in de onderneming

  • 1. Vakverenigingen hebben ook afzonderlijk het recht in der onderneming werkzame kaderleden aan te wijzen en te doen functioneren als contactperso(o)n(en) in die onderneming:

    • tot 25 werknemers: 1 per vakvereniging met een totaal maximum van 2

    • 25 – 50 werknemers: 2 per vakvereniging met een totaal maximum van 4

    • 50 – 100 werknemers: 2 per vakvereniging met een totaal maximum van 6

    • meer dan 100 werknemers: 3 per vakvereniging met een totaal maximum van 8

  • Indien een vakvereniging overgaat tot aanwijzing van een of meer contactperso(o)n(en) zal de leiding van de betrokken onderneming daarover onmiddellijk worden geïnformeerd.

  • 2. Contactpersonen onderhouden het dagelijks contact tussen de in de onderneming werkzame leden en de vakvereniging die zij vertegenwoordigen.

  • 3. In overleg met de leiding van de betrokken onderneming kunnen contactpersonen informatie van de vakvereniging betreffende de sector, de onderneming en/of de vakorganisatie in de onderneming verspreiden.

  • 4. Contactpersonen zullen niet als gevolg van hun werkzaamheden voor de vakvereniging in hun persoonlijke belangen worden geschaad. Indien zakelijke en/of bedrijfseconomische redenen nopen tot maatregelen, die ook contactpersonen treffen, zal de werkgever daarover in een vroegtijdig stadium overleg met de bezoldigde bestuurder(s) van de vakvereniging plegen.

  • 5. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een contactpersoon op initiatief van de leiding van de onderneming, kan slechts via en met toestemming van de kantonrechter plaatsvinden.

Artikel 66

  • 2. De uitoefening van de activiteiten in de onderneming van vakverenigingen en de toekenning en gebruikmaking van faciliteiten daartoe mogen de goede gang van zaken in de onderneming niet verstoren.

HOOFDSTUK IV AANBEVELINGEN VAN PARTIJEN BIJ DE CAO

  • A. Winstdelingsregeling/bedrijfsspaarregeling

  • Partijen bij de CAO bevelen die ondernemingen aan die nog geen winstdelingsregeling of bedrijfsspaarregeling hanteren of geen 13e maand salaris toekennen of geen gebruik maken van de fiscale faciliteit van maximaal f 300,- belastingvrij toe te kennen, een winstdelingsregeling en/of een bedrijfsspaarregeling in te voeren.

  • B. Spaarloonregeling/premiespaarregeling

  • Partijen bij de CAO bevelen ondernemingen aan over te gaan tot het invoeren van een spaarloonregeling en/of een premiespaarregeling. Het deelnemen aan een spaarloonregeling heeft voor werknemers gevolgen voor de hoogte van de uitkering ingeval de betrokken werknemers in de Ziektewet of de WAO komen of werkloos worden.

  • C. Pensioenregeling

  • De werkgever wordt aanbevolen om binnen de onderneming een collectieve pensioenregeling te treffen voor werknemers van 25 jaar en ouder. Deze werknemers zijn niet verplicht aan de regeling deel te nemen.

  • D. Algemene Nabestaandenwet

  • De werkgever wordt aanbevolen om binnen de onderneming een collectieve regeling te treffen inzake de gevolgen van de invoering van de Algemene Nabestaandenwet.

  • E. Stageplaatsen academici/HBO'ers

  • Partijen bij de CAO bevelen werkgevers aan werkervaringsplaatsen ter beschikking te stellen aan pas afgestudeerde academici en aan hen die recent een hogere beroepsopleiding hebben afgerond.

  • F. Milieu

  • Partijen bij de CAO bevelen ter zake van milieu-aangelegenheden aan in Ondernemingsraadverband overleg te voeren met het bestuur van de onderneming.

BIJLAGE 1 REGLEMENT VOOR DE VASTE COMMISSIE als bedoeld in artikel 52 lid 3 CAO

Artikel 1 Samenstelling

De Vaste Commissie, nader te noemen de „commissie", bestaat uit 6 leden, waarvan 3 leden worden aangewezen door de werkgeversorganisatie, partij bij de CAO ter eenre zijde, 3 leden aangewezen door de werknemerszijde, partijen bij de CAO ter andere zijde. Als plaatsvervanger van de werknemersvertegenwoordiger van De Unie wordt een vertegenwoordiger van de VHP benoemd.

Artikel 2 Voorzitterschap

  • 1. De commissie benoemt bij meerderheid van stemmen uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, met inachtneming van het gestelde in het navolgende lid van dit artikel.

  • 2. De functie van voorzitter wordt in de even jaren waargenomen door één der werkgevers- en in oneven jaren door één der werknemersleden. De functie van plaatsvervangend voorzitter wordt in even jaren waargenomen door één der werknemers- en in oneven jaren door één der werkgeversleden.

Artikel 3 Duur van lidmaatschap

  • 1. De leden der commissie hebben voor onbepaalde tijd zitting.

  • 2. In de vacatures wordt voorzien door de desbetreffende organisaties binnen 1 maand nadat zij zijn ontstaan.

Artikel 4 Beëindiging van het lidmaatschap

Het lidmaatschap van de commissie eindigt door:

  • a. bedanken;

  • b. overlijden;

  • c. verklaring van de organisatie, welke de benoeming deed, dat de betrokken niet langer als lid fungeert.

Artikel 5 Secretariaat

Het secretariaat van de commissie is gevestigd:

Adriaan Goekooplaan 5

2517 JX Den Haag

Tel. 070 - 358 58 07

Fax 070 - 351 27 77

Artikel 6 Beraadslaging en stemmen

  • 1. De commissie vergadert minimaal 1 maal per jaar.

  • 2. De commissie is slechts bevoegd tot het nemen van besluiten, indien tenminste 3 leden der commissie aanwezig zijn, waarvan tenminste één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde.

  • 3. Bij dispariteit in de aanwezigheid brengt elk der leden zoveel stemmen uit als van de andere partij leden aanwezig zijn.

  • 4. De commissie neemt haar besluit bij gewone meerderheid van stemmen en geeft haar adviezen schriftelijk en met redenen omkleed.

  • 5. Bij staking van stemmen, anders dan ten aanzien van een in een geschil uit te brengen advies, wordt de beslissing aangehouden tot de volgende vergadering. Bij staking van stemming ten aanzien van een in een geschil uit te brengen advies geldt het bepaalde in artikel 7, lid 8. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

  • 6. Indien één der leden van de commissie vraagt om mondelinge behandeling, dan belegt de commissie een vergadering.

Artikel 7 Behandeling van geschillen

  • 1. Geschillen als bedoeld in artikel 53 van de CAO worden door de meest gerede partij schriftelijk bij het secretariaat van de commissie aanhangig gemaakt.

  • 2. Dit schrijven dient te zijn voorzien van een behoorlijke toelichting waarin is vermeld de naam en het adres van de wederpartij, de feiten en omstandigheden die tot het geschil aanleiding hebben gegeven, de conclusies die daaruit naar de mening van de klager getrokken moeten worden en het advies dat op grond daarvan van de commissie wordt gevraagd.

  • 3. Het secretariaat stelt terstond de wederpartij op de hoogte van het geschil, door toezending van een afschrift van het schrijven van de klagende partij.

  • 4. De wederpartij is bevoegd binnen 14 dagen na verzending door het secretariaat van het in het voorgaande lid bedoelde schrijven, schriftelijk van zijn zienswijze kennis te geven, daarbij aangevende de gronden waarop het gevraagde advies wordt betwist.

  • 5. Het secretariaat zendt terstond een afschrift van het in het voorgaande lid bedoelde verweerschrift aan de partij die het geschil aanhangig heeft gemaakt.

  • 6. Partijen in het geschil zijn bevoegd na de wisseling van de in het voorgaande artikel bedoelde stukken nogmaals met inachtneming van de termijn van 14 dagen hun zienswijze aan het secretariaat kenbaar te maken, waarna de schriftelijke uiteenzetting van het wederzijdse standpunt wordt gesloten. Elk van de geschil hebbende partijen heeft recht binnen 14 dagen na de beëindiging van de uitwisseling van de schriftelijke stukken aan de commissie mede te delen, dat hij prijs stelt op een nadere mondelinge toelichting van het ingenomen standpunt. In dat geval stelt de commissie plaats, datum en uur voor de mondelinge behandeling vast. Het secretariaat geeft daarvan kennis aan beide partijen als mede aan de leden van de commissie.

  • 7. Elk van de partijen in het geschil is bevoegd een of meer getuigen en/of deskundigen bij de mondelinge behandeling van het geschil mee te brengen, opdat dezen door de commissie worden gehoord. De naam, woonplaats en functie van de mee te brengen getuigen of deskundigen dienen tenminste 7 dagen tevoren aan het secretariaat te worden bericht.

  • 8. De commissie is bevoegd, alvorens een advies te geven, nadere inlichtingen in te winnen van zowel partijen als derden. Zij is bevoegd partijen, getuigen en deskundigen ter nadere toelichting op te roepen om in haar vergadering te verschijnen. Een dergelijke oproep dient te geschieden met inachtneming van een termijn van een week.

  • 9. Uit de weigering van partijen om gevraagde inlichtingen te verstrekken of om ter vergadering te verschijnen zal de commissie de conclusies trekken welke haar geraden voorkomen.

  • 10. Een lid van de commissie dat rechtstreeks bij het geschil is betrokken neemt niet aan de behandeling van het geschil deel.

  • 11. Bij staking van stemmen wordt de zaak verdaagd tot de volgende vergadering. Indien ook bij de alsdan te houden nadere beraadslaging geen besluit kan worden genomen, onthoudt de commissie zich van advies en hebben partijen bij het geschil de bevoegdheid het geschil aan de burgerlijke rechter ter beslissing voor te leggen.

  • 12. De commissie is bevoegd afwijkingen toe te staan van de in de bovengenoemde termijnen.

Artikel 8 Advies

Het advies van de commissie wordt schriftelijk ter kennis aan partijen gebracht, ondertekend door de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris van de commissie. Een afschrift van het advies wordt toegezonden aan de leden van de commissie.

Artikel 9 Vergunningen tot dispensatie van de CAO of tot afwijking van de CAO-bepalingen

  • 1. Verzoeken tot dispensatie van de CAO als bedoeld in artikel 8 van de CAO of om vergunning tot afwijking van de bepalingen van deze CAO als bedoeld in artikel 54 van de CAO moeten bij het secretariaat van de commissie worden ingediend en worden voorzien van een toelichting aangevende de omstandigheden die aanleiding zijn voor het verzoek. Indien mogelijk dient een verzoek vergezeld te gaan van een advies van de ondernemingsraad.

  • 2. Wanneer de commissie aanleiding vindt een zodanig verzoek geheel of gedeeltelijk af te wijzen, dient deze afwijzing met redenen omkleed te geschieden.

Artikel 10 Goedkeuring beloningssysteem

Verzoeken om goedkeuring van beloningssystemen als bedoeld in artikel 32 van de CAO dienen tenminste twee maanden voor de invoering bij het secretariaat van de commissie te worden ingediend. Indien mogelijk dient een verzoek vergezeld te gaan van een schrijven van de ondernemingsraad waaruit blijkt dat de ondernemingsraad haar instemming aan het systeem verleent.

BIJLAGE 2 WETTELIJKE OPZEGTERMIJNEN

Conform artikel 18 van de CAO worden bij beëindiging van het dienstverband de wettelijke opzegtermijnen in acht genomen. Hieronder volgt een overzicht van de wettelijke opzegtermijnen van de artikelen 7:671 en 672 BW.

Tabel van opzegtermijnen, volgens de wet in acht te nemen

A. door de werkgever:
Leeftijd van de werknemer op de dag van beëindigingAantal jaren dat de dienstbetrekking op dag van beëindiging heeft geduurd (na de meerderjarigheid; per 1-1-'88 te rekenen vanaf 18 jaar; daarvoor vanaf 21 jaar)  
12345678910111213of meer
18 t/m 45 jaar12345678910111213 
46234567891011121314 
472456789101112131415 
4824678910111213141516 
49246891011121314151617 
503468101112131415161718 
513468101213141516171819opzeg-termijn in weken
523468101214151617181920 
533468101214161718192021 
543468101214161819202122 
553468101214161822212223 
563468101214161820222324 
573468101214161820242325 
58 of ouder3468101214161822242226 
B. door de werknemer:
Leeftijd van de werknemer op de dag van beëindigingAantal dienstjaren dat de arbeidsovereenkomst op de dag van beëindiging heeft geduurd (na de meerderjarigheid; per 1-1-'88 te rekenen vanaf 18 jaar; daarvoor vanaf 21 jaar)  
123456789101112 of meer
191            
2011           
21111         
221112         
2311122       
24111223     opzeg-termijn in weken
251112233      
26/27/28/1911122334    
30111223344    
311112233445  
3211122334455 
33111223344556
34 of ouder111223344556

* In 1996 hebben 27–29-jarigen maximaal 8 dienstjaren na de meerderjarigheid (1-1-1988)

BIJLAGE 3 ARBEIDSMARKT- EN ONDERWIJSBELEID

  • 2. Inzake Instroom leerlingen wordt door het FKB een subsidie verleend voor de kosten van lesmateriaal en boeken tot een maximum van f 500,– per leerling per kalenderjaar. Aan ondernemingen wordt door het FKB een subsidie verstrekt ter compensatie van de kosten voor extra begeleiding van de leerling van f 2.000,– per leerling per kalenderjaar.

  • 3. Inzake scholing werkenden kunnen werkgevers die hun werknemers de in lid 7 bedoelde cursussen willen laten volgen, op de cursuskosten en/of leermiddelen (dus niet de reis- of verblijfkosten, noch de loonderving) een subsidie van 33% tot een maximum van f 600,– per cursus per werknemer verstrekt krijgen.

  • In aanmerking voor deze subsidie komen slechts werknemers die tenminste 3 jaar in dienst zijn van de werkgever en die met die werkgever een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben. Per werknemer wordt slechts eenmaal in de 3 jaar een subsidie toegekend. De middelen hiervoor zijn beperkt tot het door het bestuur van het FKB gebudgetteerde bedrag.

  • Het FKB-bestuur maakt jaarlijks afspraken over de bijdrage die zal worden geleverd om de kennis op peil te houden.

  • Tot 1 september 1998 gelden bij subsidiëring scholing werkzoekenden 1997/1998 de volgende voorwaarden:

    • 1. In aanmerking komen alleen de aanvullende cursussen bij de basistaken en cursussen die opleiden voor de toegevoegde taken die vermeld zijn in de opleidingswijzer.

    • 2. De regeling geldt voor de directe kosten van leermiddelen en/of cursusgeld; dus niet voor reis- en verblijfkosten en ook niet voor loonderving.

    • 3. De regeling geldt voor werknemers die tenminste drie jaar in dienst zijn een bij het FKB aangesloten werkgever en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben.

    • 4. Per werknemer kan inde periode 1997/1998 slechts éénmaal een verzoek om subsidie worden ingediend.

    • 5. Het verzoek om subsidie moet vooraf worden ingediend; er wordt geen subsidie verstrekt voor opleidingen die reeds zijn gestart.

    • 6. De onderneming betaalt de opleiding.

    • 7. De onderneming ontvangt de subsidie achteraf aan de hand van de factuur van de opleidingsinstantie.

    • 8. Voor het scholingsjaar 1997/1998 is er een budget vastgesteld, hetgeen betekent dat het principe „op is op" geldt.

  • 4. De hoogte van bovengenoemde bijdragen en overige voorwaarden wordt jaarlijks door het bestuur van het FKB aan alle betrokkenen medegedeeld.

II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

III. Indien en voorzover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 23 december 1997

C. J. Meerhof.


XNoot
1

Deze bepalingen vinden geen toepassing wanneer, en voor zover het uitzendbureau gehouden is de (algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de) cao voor uitzendkrachten na te leven. Zie in dit verband artikel 15 van de CAO voor uitzendkrachten.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Het bepaalde in art 5.4 ATW blijft onverkort van toepassing.

XNoot
1

Artikel 7:674 BW is onverkort van toepassing.

XNoot
1

Ingevolge artikel 3 van de Wet arbeid gehandicapte werknemers kan een werkgever bij algemene maatregel van bestuur verplicht worden tussen de 3 en 7% gehandicapten in dienst te hebben.

Naar boven