Regeling Tarieven Rijksluchtvaartdienst 1998

«Luchtvaartwet»

17 december 1997

Nr. DGRLD/LI/BEZ/97.950130

Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 76, tweede lid, van de Luchtvaartwet en artikel 159, eerste lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart;

Besluit:

Artikel 1 Algemeen

De vergoeding van de kosten, welke voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van de Luchtvaartwet en uitvoeringsmaatregelen, worden berekend naar de in de volgende artikelen genoemde tarieven.

Artikel 2 Certificatie

1. Voor de volgende werkzaamheden in het kader van certificatie wordt een tarief van f 225 per uur in rekening gebracht:

a. het onderzoek benodigd voor de afgifte van een typecertificaat voor een luchtvaartuig dan wel een aanvulling daarop;

b. het onderzoek benodigd voor de goedkeuring van een typewijziging aan een luchtvaartuig;

c. het onderzoek benodigd voor de goedkeuring van in Nederland ontwikkelde of vervaardigde onderdelen en uitrustingsstukken, die bedoeld zijn voor gebruik in een luchtvaartuig.

2. De kosten zoals bedoeld in het eerste lid worden achteraf per kwartaal in rekening gebracht. De kosten worden vastgesteld door vermenigvuldiging van het genoemde tarief met het aantal werkelijk bestede uren. Na beëindiging van het onderzoek vindt de eindafrekening plaats.

3. Indien naar het oordeel van de directeur-generaal, bij het onderzoek is gebleken dat een aanvraag tot de afgifte van een typecertificaat, een aanvulling daarop dan wel een goedkeuring van een typewijziging door schuld van de aanvrager niet kan worden ingewilligd, vervalt de aanvraag. De kosten tot dat moment, als bedoeld in het eerste lid, komen voor rekening van de aanvrager.

Artikel 3 Vergunning tot Vluchtuitvoering

Voor de werkzaamheden in het kader van de vergunning tot vluchtuitvoering, als bedoeld in artikel 104 van de Regeling Toezicht Luchtvaart, gelden de volgende tarieven:

1. Een basisvergunning tot vluchtuitvoering wordt afgegeven ten behoeve van operaties met één type vliegtuig, binnen één regio zonder speciale operaties. Afhankelijk van de maximale startmassa (MTOW) van een vliegtuigtype zijn er twee categorieën te onderscheiden.

stcrt-1997-249-p19-SC12061-1.gif

2. Voor de initiële afgifte van een basisvergunning bedraagt het tarief:

stcrt-1997-249-p19-SC12061-2.gif

3. De kosten van wijziging van een vergunning tot vluchtuitvoering op verzoek van de houder worden vastgesteld op basis van de aan de wijziging bestede uren, waarbij een tarief van f 185 per uur wordt gehanteerd.

Onder wijziging van een vergunning tot vluchtuitvoering wordt mede verstaan de behandeling van additionele operationele wensen met betrekking tot de vlucht-uitvoering, die niet behoren tot de basisvergunning. Tevens wordt hieronder begrepen de behandeling van aanvragen voor toestemming voor het onderhoud door bedrijven die niet volgens JAR 145 zijn erkend, dan wel door bedrijven buiten het JAA-gebied die niet door de JAA zijn geaccepteerd.

4. Voor verlenging van een vergunning tot vluchtuitvoering bedraagt het tarief:

stcrt-1997-249-p19-SC12061-3.gif

5. De jaarlijkse kosten verbonden aan een vergunning tot vluchtuitvoering worden vastgesteld op basis van het standaard audit-programma en bedragen voor:

a. Controle operationele administratie:

stcrt-1997-249-p19-SC12061-4.gif

b. Voor controle van opleidings- en trainingsprogramma’s bedraagt het tarief f 800 per vliegtuigtype.

c. Voor inspectie uitvoering opleiding en training bedraagt het tarief per type:

stcrt-1997-249-p19-SC12061-5.gif

d. Inspectie vluchtuitvoering:

stcrt-1997-249-p19-SC12061-6.gif

e. Controle van de organisatie van het onderhoud:

stcrt-1997-249-p19-SC12061-7.gif

6.a. De kosten zoals bedoeld in het tweede en vierde lid van dit artikel dienen gelijktijdig met de aanvraag te worden betaald.

b. De kosten zoals bedoeld in het derde en vijfde lid van dit artikel worden achteraf per kwartaal in rekening gebracht. De kosten voor de wijziging van de vergunning tot vluchtuitvoering worden bepaald door vermenigvuldiging van het in het derde lid genoemde tarief met het aantal werkelijk bestede uren. De kosten verbonden aan de werkzaamheden in het vijfde lid worden bepaald door vermenigvuldiging van de in het vijfde lid genoemde tarieven met verrichte werkzaamheden.

Artikel 4 Erkenningen

1. Voor de volgende werkzaamheden in het kader van de erkenning van bedrijven ingevolge artikel 93 Regeling Toezicht Luchtvaart, verordening EEG nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991, dan wel JAR 21, subpart G en subpart J en de erkenning van natuurlijke personen ingevolge de regeling van 8 september 1959, nr. LI/14533, Staatscourant 1959, 177, wordt een tarief van f 185 per uur in rekening gebracht:

a. behandeling eerste aanvraag;

b. behandeling aanvraag wijziging erkenning;

c. toezicht en herafgifte erkenning.

2. Voor de afgifte of verlenging van een bewijs van erkenning, ingevolge artikel 13 van de regeling vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht wordt een tarief van f 200 in rekening gebracht.

3. De kosten zoals bedoeld in het eerste lid worden achteraf per kwartaal in rekening gebracht. De kosten worden vastgesteld door vermenigvuldiging van het genoemde tarief met het aantal werkelijk bestede uren.

4. Indien bij het onderzoek is gebleken dat de in het eerste lid genoemde behandelingen van de eerste aanvraag, wijziging en herafgifte door schuld van de aanvrager niet kan worden ingewilligd, vervalt de aanvraag. De kosten tot dat moment, zoals bedoeld in het eerste lid, komen voor rekening van de aanvrager.

Artikel 5 Examens

1. Voor de theorie examens en herexamens van de bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen en de praktijkexamens geluidseinen en radiotelefonie wordt een tarief van f 90 per vak berekend.

2. Voor het praktijk examen van de volgende bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen wordt een tarief van f 500 berekend:

- beperkt vliegbewijs A;

- vliegbewijs A;

- bevoegdverklaring voor klasse/type vliegtuig A-bewijs;

- vliegbewijs ballonvaarder;

- bevoegdverklaring wolkenvliegen;

- bevoegdverklaring spuitvliegen;

- bewijs van gelijkstelling privé vliegbewijs.

3. Voor het praktijk examen van de volgende bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen wordt een tarief van f 750 berekend:

- vliegbewijs B3;

- vliegbewijs B3 + bevoegdverklaring blindvliegen;

- bevoegdverklaring voor klasse/type vliegtuig B-bewijs;

- bewijs van gelijkstelling beroepsvliegbewijs;

- bewijs van bevoegdheid boordwerktuigkundige;

- bevoegdverklaring blindvliegen;

- bevoegdverklaring vliegonderricht.

Artikel 6 Bewijzen van bevoegdheid

1. Voor de afgifte van het oefenbewijs voor vleugel- en hefschroefvliegtuigen wordt een tarief van f 150 berekend.

2. Voor de afgifte van de volgende bewijzen van bevoegdheid wordt een tarief van f 300 berekend:

- beperkt vliegbewijs A;

- vliegbewijs A;

- vliegbewijs ballonvoerder;

- zweefvliegbewijs;

- zweefvliegtechnicus.

3. Voor de afgifte van de volgende bewijzen van bevoegdheid wordt een tarief van f 420 berekend:

- vliegbewijs B1;

- vliegbewijs B2;

- vliegbewijs B3;

- boordwerktuigkundige;

- grondwerktuigkundige.

4. Voor de afgifte van het bewijs van gelijkstelling van een elders afgegeven bewijs van bevoegdheid wordt een f 600 berekend.

5. Voor het vernieuwen van bewijzen van bevoegdheid wordt een tarief van f 50 berekend.

Artikel 7 Bewijzen van inschrijving

1. Voor de afgifte van een bewijs van inschrijving en een bewijs van inschrijving in geval van overschrijving wordt een tarief van f 270 berekend.

2. Voor het vernieuwen van bewijzen van inschrijving wordt een tarief van f 50 berekend.

Artikel 8 Bewijzen van luchtwaardigheid, gelijkstelling en deugdelijkheid

1. Voor een bewijs van luchtwaardigheid bedragen de tarieven:

stcrt-1997-249-p19-SC12061-8.gif

2. Voor de afgifte van een bewijs van gelijkstelling wordt een tarief van f 70 berekend.

3. Voor het vernieuwen van bewijzen van luchtwaardigheid en bewijzen van gelijkstelling wordt een tarief van f 50 berekend.

4. Voor de afgifte en de verlenging van een bewijs van deugdelijkheid wordt een tarief van f 60 berekend.

Artikel 9 Keuringsrapporten

1. Voor werkzaamheden in het kader van het opstellen van een keuringsrapport, bij de import van een luchtvaartuig zonder geldig exportbewijs van luchtwaardigheid of zonder bewijs van luchtwaardigheid niet ouder dan 60 dagen, wordt een tarief in rekening gebracht van f 185 per uur.

2. Voor werkzaamheden in het kader van het opstellen van een keuringsrapport, ten behoeve van vliegtuigtypen die niet voorkomen in het erkenningenbereik (scope of approval) van enig erkend bedrijf in Nederland, wordt een tarief in rekening gebracht van f 185 per uur.

3. De kosten zoals bedoeld in het eerste en tweede lid worden achteraf per kwartaal in rekening gebracht. De kosten worden vastgesteld door vermenigvuldiging van het genoemde tarief met het aantal werkelijk bestede uren.

Artikel 10 Onderhoud in het buitenland

1. Voor werkzaamheden in het kader van het verlenen en verlengen van toestemming om onderhoud, revisie en herstellingen van luchtvaartuigen en onderdelen daarvan buiten Nederland te laten uitvoeren door niet volgens de geldende JAA-procedures erkende onderhoudsbedrijven, zoals geregeld in artikel 4 van de regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 11 september 1990, nr. LI/7121 Rijksluchtvaartdienst, Staatscourant 1990, 198, wordt een tarief in rekening gebracht van f 185 per uur.

2. De kosten zoals bedoeld in het eerste lid worden achteraf per kwartaal in rekening gebracht. De kosten worden vastgesteld door vermenigvuldiging van het genoemde tarief met het aantal werkelijk bestede uren.

Artikel 11 Ontheffingen

1. Het tarief voor een ontheffing van het verbod, genoemd in de Luchtvaartwet onder:

a. artikel 4, eerste lid, onder a, om de luchtvaart uit te oefenen met een luchtvaartuig, dat niet is voorzien van een geldig bewijs van inschrijving, bedraagt f 75;

b. artikel 4, eerste lid, onder b, om de luchtvaart uit te oefenen met een luchtvaartuig dat niet is voorzien van een nationaliteitskenmerk en een voorgeschreven inschrijvingskenmerk, bedraagt f 75;

c. artikel 4, eerste lid, onder c, om de luchtvaart uit te oefenen met een luchtvaartuig dat niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid of gelijkstelling, bedraagt f 110;

d. artikel 8, eerste lid, om een luchtvaartuig te bedienen zonder geldig bewijs van bevoegdheid, bedraagt f 175;

e. artikel 14, eerste lid, om met een luchtvaartuig van of op een niet als luchtvaartterrein aangewezen terrein op te stijgen respectievelijk te landen of dit terrein in te richten voor het opstijgen of landen van luchtvaartuigen, bedraagt f 385;

f. artikel 31, eerste lid, om bouwwerken of roerende zaken op een luchtvaartterrein op te richten of te hebben, of om graafwerk te verrichten, bedraagt f 500;

g. artikel 33, eerste lid, om een luchtvaartterrein te gebruiken in strijd met de bepalingen en voorwaarden zoals deze bij de aanwijzing zijn gesteld, bedraagt f 200;

h. artikel 97, om in een luchtvaartuig gevaarlijke stoffen te vervoeren of te doen vervoeren, bedraagt f 300.

2. Het tarief voor een vereiste toestemming, genoemd in de Luchtvaartwet onder:

a. artikel 17, eerste lid, voor het houden van een luchtvaartvertoning met maximaal 6 onderdelen of een luchtvaartwedstrijd, bedraagt f 280;

b. artikel 17, eerste lid, voor het houden van een luchtvaartvertoning met meer dan 6 onderdelen, bedraagt f 750;

c. onder een onderdeel, zoals genoemd in lid a en b, wordt verstaan één demonstratietoestel, één formatie van demonstratietoestellen en meerdere demonstratietoestellen van hetzelfde type van: zeilvliegtuigen, valschermzweeftoestellen, valschermen, modelvliegtuigen en kabelvliegers.

3. Indien één ontheffing zoals genoemd in het eerste lid onder e van dit artikel wordt afgegeven tegelijkertijd met één toestemming zoals genoemd in tweede lid van dit artikel wordt alleen het hoogst verschuldigde tarief in rekening gebracht.

Artikel 12 Aanwijzing luchtvaartterreinen

Het tarief voor het aanwijzen van een luchtvaartterrein, bedoeld in de artikelen 18 tot en met 30 van de Luchtvaartwet bedraagt f 2333.

Artikel 13 Reis- en verblijfkosten

Indien, in verband met de in dit besluit genoemde werkzaamheden ingevolge de aanvrager het daarbij betrokken Rijkspersoneel in het buitenland werkzaam moet zijn, komen de reis- en verblijfkosten in het buitenland van dit Rijkspersoneel ten laste van de aanvrager. Bij het vaststellen van de reis- en verblijfkosten moeten de bepalingen van het geldende Reisbesluit in acht worden genomen.

Artikel 14 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan door de Minister van Verkeer en Waterstaat gehele of gedeeltelijke ontheffing worden verleend van de in deze regeling vastgestelde tarieven.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 16 Publicatie

Deze regeling zal worden geplaatst in de Staatscourant.

Artikel 17 Intrekking

Het Tarievenbesluit 1995 Rijksluchtvaartdienst wordt ingetrokken.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Tarieven Rijksluchtvaartdienst 1998.

’s-Gravenhage, 17 december 1997.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,A. Jorritsma-Lebbink.

Toelichting

Naar aanleiding van de aanbevelingen uit het, in 1996, door BDO CampsObers uitgebrachte, onderzoeksrapport ’tarieven en efficiency Luchtvaartinspectie’ is waar mogelijk het tot dusver gehanteerde tarievenstelsel en de daaraan ten grondslag liggende kostprijsberekeningssystematiek aangepast. Dit heeft geleid tot de volgende zaken:

- Het introduceren van normen voor de kostprijsberekening.

In verband met het ontbreken van een meerjarig referentiekader zijn op basis van analyse van de uitkomsten van voorgaande jaren, alsmede procesanalyse, ’startnormen’ vastgesteld. Deze normen zullen in de komende jaren verder verfijnd worden.

- Het ontwikkelen van een referentiekader ten behoeve van nacalculatie.

Er is een gestructureerde voor- en nacalculatiemethodiek opgezet. Uiteindelijk dient dit het meerjarige referentiekader ten behoeve van onder andere normbepaling op te leveren.

- Onderscheiden van primaire- en ondersteunende functies.

Er is onderzoek gedaan naar de omvang van de ondersteunende functies. Met name op het gebied van secretariaatswerkzaamheden is een beeld verkregen van de omvang. In de kostprijsberekening zijn deze kosten duidelijker zichtbaar geworden.

Verder is duidelijker afgebakend wat wordt verstaan onder ’direct’, ’indirect’ en ’overhead’.

- Het ontwikkelen van een normverhouding tussen indirecte en directe uren.

Door onderzoek naar het onderscheid tussen primaire- en ondersteunende functies is het mogelijk geworden een norm te introduceren voor de verhouding tussen indirecte- en directe uren. Deze norm zal de komende jaren verder worden fijn geslepen.

- Het onderzoeken van de totale overheadkosten.

Ten opzichte van de oude systematiek is de omvang van deze kosten in de kostprijsberekening duidelijker zichtbaar geworden.

- Het ontwikkelen van standaarden voor toezichtactiviteiten.

Dit heeft betrekking op de diensten ’certificatie’, ’vergunning tot vluchtuitvoering’ en ’bedrijfserkenningen’. Op dit moment is behalve voor de ’vergunning tot vluchtuitvoering’ geen reële mogelijkheid gevonden om standaarden te ontwikkelen. Derhalve zijn de uurtarieven voor deze activiteiten gehandhaafd.

- Het declareren van de werkelijke kosten van toezichtactiviteiten.

De facturering van de werkelijk bestede uren in het kader van ’wijziging vergunning tot vluchtuitvoering’, ’certificatie’ en ’erkenningen’ blijft gehandhaafd. Daarbij zullen voortaan de toezichtactiviteiten in het kader van ’specifiek toezicht vergunning tot vluchtuitvoering’ gevoegd worden. In plaats van een vooraf vastgesteld programma in rekening te brengen zullen voortaan de werkelijk uitgevoerde toezichtactiviteiten in rekening worden gebracht.

De tarieven zijn ten opzichte van het Tarievenbesluit 1995 Rijksluchtvaartdienst, waar nodig, verder aangepast in het kader van het streven van de Rijksoverheid naar volledige dekking van de kosten van, door de Overheid ten behoeve van derden, verrichte diensten.

Bij de invulling van dit streven zijn de volgende beleidsuitgangspunten gehanteerd:

- Bij de vaststelling van tarieven bedraagt de dekking van de hieraan ten grondslag liggende kosten niet méér dan 100%;

- Indien de aan een tarief ten grondslag liggende kosten nog niet voor 100% zijn gedekt, zal de toename van de dekking, ten opzichte van het Tarievenbesluit 1995 Rijksluchtvaartdienst, maximaal 25% bedragen.

- De tarieven, waarbij de berekeningssystematiek ongewijzigd blijft, mogen, ten opzichte van het Tarievenbesluit 1995 Rijksluchtvaartdienst, met niet méér dan 100% stijgen.

Met ingang van deze regeling wordt bij de tarieven voor ’afgifte bewijs van luchtwaardigheid’ en ’verlenging bewijs van luchtwaardigheid’ nog maar onderscheid gemaakt in een drietal gewichtsklassen voor wat betreft het Maximum Take Off Weight (MOTW), te weten <= 2000 kg, > 2000 en <= 5700 kg en > 5700 kg. Voor de afgifte van een bewijs van gelijkstelling wordt geen onderscheid meer gemaakt naar gewichtsklasse en wordt dan ook een vast bedrag gerekend.

Met de introductie van deze indeling wordt gestreefd naar een eenvoudige systematiek met een aantoonbaar en redelijk verband tussen de door de Overheid geleverde inspanning en de in rekening te brengen kosten. Dit naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State in deze zin in 1993.

Inlichtingen over deze regeling kunnen ingewonnen worden bij: Directie Luchtvaartinspectie, stafafdeling bedrijfseconomische zaken, postbus 575, 2130 AN Hoofddorp. Bezoekadres: Saturnusstraat 71 te Hoofddorp. Telefoonnummer 023-5663315, telefaxnummer 023-5629013.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven