Beschikking Instantloterij 1996

«Wet op de kansspelen»

19 december 1997

Nr. L.O. 870/0181/828.4

De Staatssecretaris van Justitie en de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

In overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 14b, 14c en 34 van de Wet op de kansspelen (Stb. 1964,483);

Gelezen het advies van het College van toezicht op de kansspelen van 22 september 1997;

Besluiten:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de kansspelen;

b. de ministers: de Minister van Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

c. de stichting: de Stichting Nationale Instantloterij, gevestigd te ’s-Gravenhage;

d. de Lotto: de Stichting de Nationale Sporttotalisator, gevestigd te ’s-Gravenhage;

e. het college: het College van toezicht op de kansspelen als bedoeld in artikel 33 van de wet;

f. instantloterij: een loterij als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, van de wet;

g. verkooppunt: een inrichting als bedoeld in artikel 14c, tweede lid, onderdeel b. van de wet;

h. uitgifte van deelnamebewijzen: het door de stichting afgeven van deelnamebewijzen aan de verkooppunten;

i. prijzenreserve: een reservering die is opgebouwd uit niet geïnde prijzen.

Artikel 2

1. Aan de stichting wordt voor de duur van vijf jaren, te rekenen van 1 mei 1996 tot en met 30 april 2001, vergunning verleend tot het organiseren van instantloterijen.

2. Aan de in het eerste lid bedoelde vergunning worden de in artikel 3 tot en met artikel 20 vervatte voorschriften verbonden.

Artikel 3

1. De stichting spant zich in voor de inachtneming van de vergunningsvoorschriften, de statuten en de reglementen van de stichting.

2. De statuten en reglementen van de stichting, alsmede wijziging daarvan, behoeven de voorafgaande goedkeuring van de ministers.

3. De reglementen behelzen in ieder geval bepalingen inzake de deelnemingsvoorwaarden, de wijze waarop de prijzenreserve kan worden benut, de voorschriften en vergoedingen voor de verkooppunten, alsmede de bestemming van de netto-opbrengst van de instantloterijen.

4. De statuten bevatten in ieder geval de bepaling dat één door het bestuur van de Stichting Exploitatie Nederland-se Staatsloterij aan te wijzen persoon deel zal uitmaken van het bestuur van de stichting. Bepalingen in de statuten die betrekking hebben op de vertegenwoordiging van de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij in het bestuur van de stichting, behoeven tevens de voorafgaande goedkeuring van de Minister van Financiën.

Artikel 4

1. De stichting belast De Lotto met de uitvoeringsorganisatie van de instantloterijen.

2. De stichting zorgt voor een doelmatige administratie, organisatie en uitvoering van de instantloterijen.

3. De stichting treft alle noodzakelijke maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de naleving van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en de op grond daarvan opgestelde reglementen door de organisaties en personen die op enigerlei wijze bij de administratie, organisatie en uitvoering van de instantloterijen zijn betrokken.

Artikel 5

1. De stichting ziet erop toe dat de verkooppunten niet in strijd handelen met het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder b, of artikel 14d, eerste lid, van de wet.

2. De stichting geeft met het oog op het in het eerste lid bedoelde toezicht een door de ministers aangewezen onafhankelijke instelling opdracht tot het opstellen en uitvoeren van een plan tot controle van de verkooppunten.

3. In de door de stichting met de verkooppunten te sluiten overeenkomsten wordt de bepaling opgenomen dat indien het verkooppunt in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder b, of artikel 14d, eerste lid, van de wet, de stichting met onmiddellijke ingang de overeenkomst voor een periode van ten minste één jaar beëindigt.

4. Indien met het verkooppunt na de uitsluitingsperiode een nieuwe overeenkomst is aangegaan en het verkooppunt handelt binnen een periode van drie jaar andermaal in strijd met een van de in het voorgaande lid genoemde artikelen, dan wordt de overeenkomst voor een periode van ten minste vijf jaar beëindigd.

5. Van het ingevolge het eerste lid gehouden toezicht en van de ingevolge het derde lid en vierde lid genomen maatregelen wordt mededeling gedaan in het in artikel 16, eerste lid, bedoelde jaarverslag.

6. Van de ingevolge het tweede lid gehouden controles wordt per kwartaal mededeling gedaan aan de ministers en wordt mededeling gedaan aan het college en in het jaarverslag.

Artikel 6

1. Het aantal per kalenderjaar te houden instantloterijen en het aantal per instantloterij uit te geven deelnamebewijzen wordt bepaald door de stichting, met dien verstande dat per kalenderjaar in totaal ten hoogste 120 miljoen loten mogen worden uitgegeven.

2. Per instantloterij wordt van de bruto-opbrengst ten minste 47,5 % en ten hoogste 50 % bestemd voor uitkering van de prijzen.

3. De inleg bedraagt ten minste f 2,50 en ten hoogste f 5,00 per lot.

Artikel 7

Voor de toepassing van artikel 38 van de wet ontstaan aanspraken, voortvloeiende uit de deelneming aan een instantloterij, op de dag waarop een aanvang wordt gemaakt met de uitgifte van de deelnamebewijzen van de betreffende instantloterij.

Artikel 8

1. Het aantal verkooppunten van de instantloterijen bedraagt ten hoogste 5.000.

2. Uitgesloten als verkooppunt zijn:

a. inrichtingen waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfsschap Horeca;

b. inrichtingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (Stb. 1964, 386);

c. inrichtingen waar activiteiten worden ontplooid welke in belangrijke mate zijn gericht op personen beneden de leeftijd van achttien jaren.

3. Aan de verkooppunten wordt een vergoeding voor verrichte werkzaamheden toegekend van ten hoogste 10% van de bruto-opbrengst van de door deze verkooppunten verkochte loten.

Artikel 8a

De stichting is gerechtigd tot het organiseren van instantloterijen ten behoeve van derden, onder de volgende voorwaarden:

a. de volledige oplaag van de desbetreffende loterij wordt tegen de daarvoor verschuldigde inleg aan die derden ter beschikking gesteld;

b. de loten worden door deze derde om niet uitgegeven;

c. de loten mogen door deze derde niet worden uitgegeven via de inrichtingen als genoemd in artikel 8, tweede lid.

Artikel 9

1. De stichting zorgt voor een evenwichtig beleid op het gebied van de preventie van kansspelverslaving en treft de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen die nodig zijn om onmatige deelneming aan de instantloterij zo veel mogelijk te voorkomen.

2. De stichting ziet erop toe dat de verkooppunten onmatige deelneming aan de instantloterij tegengaan. In de door de stichting op te stellen voorschriften voor de verkooppunten worden daartoe nadere regels gegeven.

3. In de door de stichting met de verkooppunten te sluiten overeenkomsten wordt de bepaling opgenomen dat indien het verkooppunt in strijd heeft gehandeld met de in het voorgaande lid bedoelde regels, de stichting met onmiddellijke ingang de overeenkomst voor een periode van ten minste één jaar beëindigt.

4. Indien met het verkooppunt na de uitsluitingsperiode een nieuwe overeenkomst is aangegaan en het verkooppunt handelt binnen een periode van drie jaar andermaal in strijd met de in het tweede lid genoemde regels dan wordt de overeenkomst voor een periode van ten minste vijf jaar beëindigd.

5. De stichting geeft met het oog op het in het tweede lid bedoelde toezicht een door de ministers aangewezen onafhankelijke instelling opdracht tot het opstellen en uitvoeren van een plan tot controle van de verkooppunten.

6. Van de ingevolge het tweede lid gehouden toezicht en de ingevolge het vijfde lid gehouden controles wordt per kwartaal mededeling gedaan aan de ministers en aan het college en wordt mededeling gedaan in het jaarverslag.

7. De deelnamebewijzen zijn aan de voorzijde voorzien van de duidelijk leesbare tekst: ’Voorkom gokverslaving - Speel met mate’.

8. De stichting zorgt voor een evenwichtig beleid op het gebied van de wervings- en reclameactiviteiten en neemt daarbij de haar door de ministers gegeven aanwijzingen in acht.

Artikel 10

1. De stichting garandeert een zodanige kwaliteit van de deelnamebewijzen dat redelijkerwijze fraude en misbruik wordt uitgesloten.

2. Tekens, voorstellingen of opschriften op de deelnamebewijzen die de winstmogelijkheden aangeven, mogen niet misleidend zijn of anderszins aanleiding kunnen geven tot misvatting.

Artikel 11

1. De mechanische, elektrische en elektronische processen die gebezigd worden bij de deelneming, prijsbepaling en vaststelling van de winnaars van de krachtens deze vergunning georganiseerde kansspelen, zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring en periodieke controle door een door de ministers aangewezen onafhankelijke deskundige of instelling.

2. Het onderzoek door de overeenkomstig het eerste lid aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling geschiedt met het oog op de controle en het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden en de voorschriften met betrekking tot het voorkomen van fraude en misbruik.

3. De door de stichting opgestelde produktspecificaties van een te houden instantloterij behoeven, alvorens opdracht wordt gegeven tot produktie van de loten voor de betreffende loterij de goedkeuring van de overeenkomstig het eerste lid aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.

4. De overeenkomstig het eerste lid aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling controleert de conformiteit van de desbetreffende instantloterij met de in het derde lid bedoelde specificaties.

5. Het verslag van de bevindingen van de overeenkomstig het eerste lid aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling wordt uiterlijk binnen twee maanden na afloop van een kalenderjaar door de stichting ter kennis gebracht van de ministers en het college.

Artikel 12

Prijzen tot ten hoogste f 1000,- (duizend gulden) kunnen betaalbaar worden gesteld bij de verkooppunten. De overige prijzen worden betaalbaar gesteld ten kantore van de stichting.

Artikel 13

1. Binnen één maand na afloop van elk kwartaal wordt 5% van de in dat kwartaal gerealiseerde bruto-opbrengst van de instantloterijen afgedragen aan de Minister van Financiën.

2. De in het eerste lid bedoelde afdracht vindt voor de laatste maal plaats over de bruto-opbrengst van het vierde kwartaal van 1996.

3. In de in artikel 17, eerste lid, bedoelde jaarrekening worden de afdrachten ingevolge het eerste lid apart opgenomen.

Artikel 14

1. De netto-opbrengst van de krachtens deze vergunning georganiseerde instantloterijen wordt gevormd door het verschil tussen de bruto-opbrengst, zijnde het totaal van de door de deelnemers bijeengebrachte inleg, en de som van de voor prijzen bestemde bedragen, de vergoeding voor de verkooppunten, de afdrachten aan de Minister van Financiën ingevolge artikel 13, eerste lid, en de kosten die door de Lotto ten behoeve van de exploitatie van de instantloterijen worden gemaakt.

2. Als exploitatiekosten als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend aangemerkt de kosten die rechtstreeks verband houden met het organiseren van de kansspelen krachtens deze vergunning en die redelijkerwijs gerekend kunnen worden tot de normale bedrijfskosten. Andere kosten van de stichting kunnen niet als exploitatiekosten worden aangemerkt dan na goedkeuring door de ministers.

3. Onder de netto-opbrengst wordt mede begrepen de anders dan uit de krachtens deze vergunning georganiseerde kansspelen verworven inkomsten.

Artikel 15

1. De netto-opbrengst dient geheel te worden besteed ter verwezenlijking van doeleinden van algemeen belang, gelegen op het terrein van de sport en de lichamelijke vorming, alsmede van het maatschappelijk welzijn, de volksgezondheid en de cultuur.

2. Gerekend over een kalenderjaar komt de netto-opbrengst:

a. voor 35% ten goede aan instellingen en personen werkzaam op het gebied van de cultuur, het maatschappelijk welzijn en de volksgezondheid, die beneficianten zijn van de Stichting Algemene Loterij Nederland of de Lotto;

b. voor 65% aan het fonds sport en lichamelijke vorming van de Lotto, ten einde daaruit structurele of incidentele uitkeringen te verstrekken aan instellingen en personen werkzaam op het terrein van de sport en de lichamelijke vorming.

3. Uiterlijk binnen twee maanden na afloop van een kalenderjaar dient de stichting de gehele netto-opbrengst over dat kalenderjaar te hebben afgedragen aan de in het tweede lid genoemde instellingen. Daarvan wordt verslag gedaan in de in artikel 17, eerste lid, bedoelde jaarrekening.

Artikel 16

De stichting zendt binnen één maand na het einde van elk kwartaal aan de ministers, de minister van Financiën en het college een verslag betreffende het financiële verloop, alsmede andere door de ministers noodzakelijk geachte gegevens, over dat kwartaal.

Artikel 17

1. De stichting stelt een jaarrekening en een jaarverslag op welke voldoen aan de eisen gesteld in Boek 2, Titel 9, van het Burgerlijk Wetboek. De ministers kunnen, aanwijzingen geven omtrent de inrichting van de jaarrekening en het jaarverslag.

2. De stichting verleent aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opdracht tot onderzoek van de jaarrekening. De uitslag van dit onderzoek wordt weergegeven in een verslag en een verklaring als bedoeld in onderscheidenlijk het vierde en het vijfde lid van artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het onderzoek dient mede betrekking te hebben op de naleving door de stichting van het bepaalde in deze beschikking.

3. De stichting voert een zodanig beheer dat een goedkeurende verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kan worden afgegeven.

4. Binnen vier maanden na afloop van een kalenderjaar zendt de stichting de jaarrekening met het verslag en de verklaring, alsmede het jaarverslag aan de ministers, aan de Minister van Financiën en aan het college.

Artikel 18

1. De stichting verleent in overeenstemming met de ministers aan een onafhankelijke instelling opdracht tot het gedurende een periode van ten minste vier jaren verrichten van longitudinaal onderzoek naar het gedrag van deelnemers aan de instantloterij.

2. De in het eerste lid bedoelde instelling rapporteert jaarlijks aan de ministers en aan het college.

Artikel 19

De kosten verbonden aan de controle ingevolge artikel 5, tweede lid, de goedkeuring en controle ingevolge artikel 11, eerste lid, het onderzoek als bedoeld in artikel 17, tweede lid en het onderzoek als bedoeld in artikel 18, eerste lid, zijn voor rekening van de stichting.

Artikel 20

1. De door de ministers aangewezen ambtenaren en andere personen zijn bevoegd inlichtingen van de stichting te vorderen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren en andere personen zijn bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden van de stichting, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs van ontvangst.

Artikel 21

Na de inwerkingtreding van deze beschikking berusten de krachtens de Beschikking instantloterij 1996 (Stcrt. 1996, 92) vastgestelde besluiten op deze beschikking.

Artikel 22

De Beschikking instantloterij 1996 (Stcrt. 1996, 92) wordt ingetrokken.

Artikel 23

Deze Beschikking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 24

Deze beschikking wordt aangehaald als: Beschikking instantloterij 1996.


’s-Gravenhage, 19 december 1997. De Staatssecretaris van Justitie,
E.M.A. Schmitz. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Terpstra.

Toelichting

De onderhavige beschikking vervangt de beschikking van 26 april 1996 (Stcrt. 1996, 92), zoals sedertdien gewijzigd. Het ontwerp van de laatstgenoemde beschikking werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 83/189/EEG van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109)1. Om alsnog aan de verplichting tot notificatie te kunnen voldoen, is de onderhavige beschikking als ontwerp aan de Commissie genotificeerd (zie ook Kamerstukken 1996-1997, 25 389). Als technisch voorschrift in de zin van de richtlijn kan worden beschouwd artikel 11.

Artikel 11, eerste lid, is opgenomen voor het geval de trekking niet handmatig gebeurt, maar met behulp van een mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, zoals bijvoorbeeld een computer. Het vaststellen van de keuringseisen wordt, gezien het technische karakter ervan, overgelaten aan een onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling. De keuring dient uitsluitend om het toevalskarakter van de trekking te garanderen en op die manier fraude en misbruik te kunnen uitsluiten. Het derde lid van artikel 11 dient hetzelfde doel als het eerste lid. De Stichting Nationale Instantloterij is vrij in het opstellen van de produktspecificaties, maar moet alvorens over te gaan tot produktie van de loten de goedkeuring van een deskundige of keuringsinstelling verkrijgen. De loten worden beoordeeld op eigenschappen die van belang zijn voor het tegengaan van fraude en misbruik en de series worden beoordeeld op een toevallige verdeling van de winnende loten.

De tekst en de artikelnummering van de onderhavige beschikking zijn geheel identiek aan de tekst van de beschikking Instantloterij 1996, zoals sedertdien gewijzigd. Alleen de - wetstechnische - artikelen 21 tot en met 24 zijn nieuw.

Het ontwerp van deze beschikking is op 30 juli 1997 gemeld aan de Commissie ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de bovenvermelde richtlijn. Het ontwerp is op 27 augustus 1997 tevens gemeld aan het Secreta-riaat van de Wereld Handelsorgani-satie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech totstandgekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994,235). Een aankondiging van het ontwerp van de beschikking is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 171.

De standstill periode is verstreken op 3 november 1997.

De Staatssecretaris van Justitie,

E.M.A. Schmitz.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Terpstra.

1 Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.

Naar boven