Slijterijen

inzake vervroegd Uittreden 1997/1998

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE SLIJTERIJEN INZAKE VERVROEGD UITTREDEN

AI Nr. 8925

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van Detam Pensioenservices namens de Verenigde Nederlandse Slijters-Wijnhandelaren, de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Alcoholhoudende en Alcoholvrije Dranken „VGAAD" als partijen te ener zijde mede namens de FNV Dienstenbond en de Dienstenbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Slijterijen, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1998 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Slijterijen alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vervroegd Uittreden Slijterijen, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1

Werkgevers die één of meer slijterijen – zijnde inrichtingen waarin volgens de Drank- en Horecawet het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend – exploiteren, met uitzondering van de leden van de Vereniging van Grootbedrijven in Levensmiddelen, zijn gehouden zich aan te melden bij de "Stichting Vervroegd Uittreden Slijterijen", gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en het reglement van voormelde Stichting is of wordt bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van deze Stichting.

Artikel 2

Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een percentage van het premieplichtig loon – bedoeld in artikel 1 van het reglement van de Stichting – van alle werknemers in de onderneming.

Deze bijdrage is tot 1 januari 1998 vastgesteld op 2,2% en ingaande 1 januari 1998 op 3,1%. De werkgever zal tot 1 januari 1998 maximaal 0,8% en ingaande 1 januari 1998 maximaal 1,1% verhalen op de bij hem werkzame werknemers door middel van inhoudingen bij elke loonbetaling.

Artikel 3

Vrijgesteld van de in artikel 1 bedoelde verplichting tot betaling van een bijdrage aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever:

  • in of voor wiens onderneming een pensioenregeling geldt op grond waarvan aan alle personeelsleden in de onderneming een ouderdomspensioen in uitzicht wordt gesteld, dat uiterlijk ingaat op de datum waarop voor het eerst aanspraak op een uitkering krachtens de regeling voor vervroegde uittreding van de Stichting kan worden gemaakt;

  • in of voor wiens onderneming een bij collectieve arbeidsovereenkomst voor het gehele personeel vóór 1 oktober 1979 ingestelde regeling voor vervroegde uittreding geldt, die, wat de aanspraken betreft welke daaraan ontleend kunnen worden, als geheel genomen, tenminste gelijkwaardig is aan de regeling van de Stichting.

Het vorenstaande geldt mede voor de werkgever die behoort tot een concern waarin een pensioenregeling respectievelijk een regeling voor vervroegde uittreding geldt die voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden.

Artikel 4

De statuten en het reglement zijn respectievelijk als bijlage I en II aan deze collectieve arbeidsovereenkomst toegevoegd en maken een integrerend deel uit van deze overeenkomst.

Artikel 5

De werknemers van 60 jaar en ouder kunnen aanspraak op een uitkering doen gelden terzake van vervroegd uittreden onder de voorwaarden als vermeld in artikel 4 van het bijbehorend reglement.

BIJLAGE I Bijlage als bedoeld in artikel 4 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Slijterijen inzake Vervroegd Uittreden.

STATUTEN VAN DE STICHTING VERVROEGD UITTREDEN SLIJTERIJEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De Stichting draagt de naam:

  • „Stichting Vervroegd Uittreden Slijterijen".

  • 2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. werknemer: degene die tot een werkgever als bedoeld onder 2 in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen.

  • Tevens wordt als werknemer beschouwd degene, die binnen drie maanden, nadat hij de status van werknemer heeft verloren, bij het bestuur de wens kenbaar heeft gemaakt, als werknemer beschouwd te blijven worden en daarna op door het bestuur te stellen voorwaarden als werknemer is toegelaten.

  • Voor vorenbedoelde voortzetting komt slechts in aanmerking degene wiens werknemerschap is geëindigd ten gevolge van het feit dat directeuren-grootaandeelhouder niet langer geacht worden in dienstbetrekking te staan in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

  • 2. werkgever: degene die één of meer slijterijen exploiteert, met uitzondering van de leden van de Vereniging van Grootbedrijven in Levensmiddelen;

  • 3. slijterij: iedere inrichting waarin volgens de Drank- en Horecawet het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend;

  • 4. stichting: de „Stichting Vervroegd Uittreden Slijterijen", gevestigd te Utrecht;

  • 5. bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur;

  • 6. administrateur: de in artikel 8 bedoelde administrateur;

  • 7. reglement: het in artikel 12 bedoelde reglement.

Artikel 3 Doel

De Stichting heeft ten doel overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en het reglement voor bepaalde groepen werknemers in slijterijen de mogelijkheid te openen tot vrijwillige vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, door het toekennen van een inkomensvervangende uitkering.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. het bij de oprichting afgezonderde bedrag van in totaal tweehonderd gulden (f 200,–);

    • b. bijdragen van werkgevers en werknemers;

    • c. de te kweken renten;

    • d. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitkeringen als bedoeld in artikel 3;

    • b. de overige uitgaven.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten:

    • a. de Verenigde Nederlandse Slijters-Wijnhandelaren, gevestigd te Eindhoven;

    • b. de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Alcoholhoudende en Alcoholvrije Dranken „VGAAD", gevestigd te Zoetermeer;

  • tezamen in onderling overleg;

  • en drie door de werknemersorganisaties, te weten:

    • a. de FNV Dienstenbond, gevestigd te Woerden;

    • b. de Dienstenbond CNV, gevestigd te Hoofddorp;

  • tezamen in onderling overleg.

  • Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie, die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.

  • 2. Het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, bedanken, overlijden, alsmede indien de betrokken organisatie de benoeming intrekt.

  • 3. Ieder jaar in de maand januari treedt één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers af volgens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk herbenoembaar.

  • 4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt. Een bestuurslid, casu quo plaatsvervangend bestuurslid, dat in zulk een vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.

  • 5. Door het bestuur kan aan de leden casu quo plaatsvervangende leden van het bestuur voor het bijwonen van vergaderingen of daarmede gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

  • 6. Het bestuur wijst een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als voorzitter optreden.

  • Het bestuur bepaalt wie voor het eerst als voorzitter zal optreden.

  • Bij ontstentenis van de fungerende voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op.

  • 7. Evenzo wijst het bestuur een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als secretaris optreden, met dien verstande, dat met de werkgeversvoorzitter de werknemerssecretaris en met de werknemersvoorzitter de werkgeverssecretaris fungeert. Bij ontstentenis van de fungerende secretaris treedt de andere secretaris als zodanig op.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging

  • 1. De voorzitter en secretaris van het bestuur vertegenwoordigen gezamenlijk het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen, daaronder begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt, te verrichten voorzover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of het reglement van de Stichting niet anders is bepaald.

  • 3. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de voorzitter en de secretaris getekend.

  • 4. Het bestuur is bevoegd om ook de administrateur tekeningsbevoegdheid te geven.

  • 5. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en het reglement.

  • 6. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de voorzitter en de secretaris of aan de administrateur.

  • De gedelegeerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen en besluitvorming

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of tenminste twee bestuursleden zulks wensen.

  • In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en binnen zes weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering waarin tenminste vier der bestuursleden aanwezig zijn, tenzij een der aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer tenminste vier der bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn.

  • Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na 10 dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.

  • In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.

  • De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes.

  • De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden.

  • Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

  • Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.

  • 7. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.

Artikel 8 Administrateur

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • Voor de eerste maal treedt als administrateur op de Bedrijfsvereniging voor Detailhandel, Ambachten en Huisvrouwen, gevestigd te Utrecht.

  • Ingaande 1 januari 1996 treedt als administrateur op Detam Pensioen Services B.V., gevestigd te Utrecht.

  • 2. De opdracht tot het voeren van het administratief en geldelijk beheer wordt schriftelijk verstrekt en door de administrateur schriftelijk aanvaard in een voor dit doel opgestelde administratie-overeenkomst. De rechten en verplichtingen die uit de administratie-overeenkomst voor beide partijen voortvloeien, worden overigens vastgelegd in deze administratie-overeenkomst.

  • 3. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur.

Artikel 9 Boekjaar

  • 1. Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december.

  • 2. Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van oprichting tot en met één en dertig december negentienhonderd tachtig.

Artikel 10 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid afgeleid.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant.

  • 3. Het verslag wordt ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administrateur

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag wordt toegezonden aan elk der in artikel 5, eerste lid genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 11 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging der statuten, alsook een besluit tot ontbinding van de Stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar tenminste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien tenminste twee/derde der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.

  • 2. Voorstellen tot ontbinding van de Stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties.

  • Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens één maand worden gegeven.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten treedt niet in werking alvorens een volledig exemplaar van de gewijzigde tekst, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het Kantongerecht te Utrecht.

Artikel 12 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering der verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de inkomensvervangende uitkering, zoals genoemd in artikel 3, zal worden verstrekt.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van het reglement.

  • 3. Bepalingen in het reglement welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

  • 4. Het bepaalde in artikel 11, lid 3 is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de vaststelling van en wijzigingen in het reglement.

Artikel 13 Verplichtingen werkgevers, werknemers en uitkeringsgenietenden

  • 1. De werkgevers, de werknemers, alsmede degenen die aan de bepalingen van deze statuten en het reglement aanspraak op uitkering ontlenen zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

Artikel 14 Vereffening

  • 1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding:

    • a. door werkgevers en werknemers geen premies meer verschuldigd zullen worden;

    • b. geen wijzigingen in de statuten en het reglement mogen worden aangebracht.

  • 3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de uitkeringen aan hen die uitkering genieten en de daarmee verband houdende financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet. Indien de voor bovenstaande gevallen beschikbare middelen niet toereikend zijn, worden de betreffende aanspraken naar evenredigheid verminderd.

  • Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 4. De slotrekening van de vereffening behoeft de goedkeuring van de werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, eerste lid.

Artikel 15 Beleggingen

  • 1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 4 lid 1 worden – voorzover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 2 van dat artikel – door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur.

  • De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 16 Vrijstelling van premiebetaling

  • 1. Vrijgesteld van de verplichting tot betaling van een bijdrage aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever:

    • in of voor wiens onderneming een pensioenregeling geldt op grond waarvan aan alle personeelsleden in de onderneming een ouderdomspensioen in uitzicht wordt gesteld, dat uiterlijk ingaat op de eerste dag van de maand waarin de uitkeringsgerechtigde leeftijd wordt bereikt;

    • in of voor wiens onderneming een bij collectieve arbeidsovereenkomst voor het gehele personeel vóór 1 oktober 1979 ingestelde regeling voor vervroegde uittreding geldt, die, wat de aanspraken betreft welke daaraan ontleend kunnen worden, als geheel genomen, tenminste gelijkwaardig is aan de regeling van de Stichting.

  • 2. Het in lid 1 bepaalde geldt mede voor de werkgever die behoort tot een concern waarin een pensioenregeling respectievelijk een regeling voor vervroegde uittreding geldt die voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden.

Artikel 17 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd ingeval van bijzondere hardheid of in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

Artikel 18 Ministeriële vertegenwoordiger

Indien door de Minister van Sociale Zaken de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer toegelaten. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Waarnemers ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze statuten treden in werking met ingang van 1 oktober 1979 en zijn laatstelijk gewijzigd bij notariële akte d.d. 21 december 1995.

BIJLAGE II Bijlage als bedoeld in artikel 4 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Slijterijen inzake Vervroegd Uittreden respectievelijk als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de statuten van de Stichting Vervroegd Uittreden Slijterijen.

REGLEMENT

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het bij artikel 9, eerste lid, juncto artikel 9a der Coördinatiewet Sociale Verzekering vastgestelde bedrag met het aantal dagen waarover door de werknemer in een kalenderjaar als zodanig loon is genoten, blijft buiten aanmerking.

Voor de berekening van het aantal dagen waarover door de werknemer loon is genoten, wordt het gemiddeld aantal dagen per week geacht niet meer dan vijf te bedragen.

Artikel 2 Hoogte der bijdragen

  • 1. De hoogte der bijdrage als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub b van de statuten is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming.

  • Deze bijdrage is tot 1 januari 1998 vastgesteld op 2,2% en ingaande 1 januari 1998 op 3,1%. De werkgever is verplicht deze bijdrage aan de stichting te voldoen.

  • De werkgever zal tot 1 januari 1998 maximaal 0,8% en ingaande 1 januari 1998 maximaal 1,1% verhalen op de bij hem werkzame werknemers door middel van inhoudingen bij elke loonbetaling.

  • 2. De Stichting deelt het te betalen bedrag der bijdrage schriftelijk aan de werkgever mede, met mededeling van de termijn waarbinnen betaling dient te geschieden.

  • 3. Het bestuur kan, zo dikwijls het zulks nodig acht, van de werkgever een voorschotbijdrage vorderen op basis van een geraamd jaarloon.

    • a. Betaling van deze voorschotbijdrage kan, indien een werkgever zulks wenst, plaatsvinden in gelijke kwartaaltermijnen met dien verstande dat het vervallen bedrag steeds op de eerste van het betreffende kwartaal in het bezit van de administrateur dient te zijn.

    • In afwijking van het voorgaande wordt een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van één der termijnen in gebreke is.

    • b. Voor werkgevers die zulks wensen kan betaling van de voorschotbijdrage ook plaatsvinden in gelijke maandtermijnen, steeds vervallende per de eerste van de maand, mits die werkgevers de administrateur machtigen tot maandelijkse afschrijving van de vervallen termijnen van hun rekening over te gaan.

    • Het in de vorige volzin bepaalde vervalt, indien op de rekening van de werkgever niet voldoende saldo aanwezig is om de afschrijving te realiseren, zodat het bepaalde onder a van dit lid ten aanzien van die werkgever weer van toepassing is.

  • 4. Hetgeen terzake van voorschotbijdrage door de werkgever is betaald, wordt verrekend met de bijdrage die de werkgever over dat jaar verschuldigd zal zijn.

  • 5. De werkgever die nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de Stichting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal voor elke ingaande maand verzuim wegens rentederving een percentage van het niet tijdig betaalde bedrag aan de Stichting verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • Het percentage is gelijk aan het percentage, vastgesteld op basis van artikel 14 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, zoals dit artikel luidde bij de inwerkingtreding van de Stichting.

  • 6. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de Stichting te betalen alle kosten, welke ter invordering van het verschuldigde zijn gemaakt.

Artikel 3 Realisering doelstelling

De Stichting realiseert het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het toekennen van een inkomensvervangende uitkering aan werknemers die zulks wensen, en die voldoen aan de in artikel 4 van dit reglement genoemde voorwaarden.

Artikel 4 Voorwaarden voor uitkering

Om voor een uitkering in aanmerking te kunnen komen, dient de werknemer op het tijdstip waarop de uitkering van kracht wordt, aan de navolgende voorwaarden te voldoen:

  • 60 jaar of ouder te zijn;

  • gedurende de laatste tien jaar onafgebroken in dienstverband werkzaam te zijn geweest bij één of meer werkgevers in de zin van artikel 2 lid 2 van de statuten.

  • Een korte onderbreking buiten zijn schuld kan – zulks ter beoordeling van het bestuur – buiten beschouwing worden gelaten;

  • Voor de bepaling van deze periode van tien jaar wordt mede in aanmerking genomen een tijdvak voorafgaande aan het huidig dienstverband in het slijtersbedrijf dat betrokkene als werknemer, bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het levensmiddelenbedrijf inzake vervroegd uittreden, werkzaam is geweest bij een werkgever als bedoeld in evengenoemde CAO;

  • niet in aanmerking te komen voor een volledige uitkering krachtens de Ziektewet (ZW), de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) c.q. de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Werkloosheidswet (WW);

  • niet voor een uitkering krachtens een afvloeiingsregeling, non-activiteitsregeling of wachtgeldregeling in aanmerking te komen;

  • het dienstverband te hebben beëindigd;

  • niet in het genot van pensioen uit hoofde van de laatste dienstbetrekking te zijn gesteld;

  • zich tot de Stichting te hebben verbonden tot de 65ste verjaardag niet in dienstbetrekking te zullen treden.

Artikel 5 Aanvragen van de uitkering

  • 1. De uitkering dient door degene die uitkering wenst te ontvangen schriftelijk te worden aangevraagd door inzending van door de Stichting vastgestelde en te verstrekken formulieren, onder bijvoeging van de naar het oordeel van het bestuur benodigde stukken.

  • 2. De aanvraag in het vorige lid bedoeld dient tenminste twee maanden vóór de gevraagde ingangsdatum van de uitkering in het bezit te zijn van de Stichting.

Artikel 6 Hoogte van de uitkering

  • 1. De uitkering bedraagt bruto 80% van de uitkeringsbasis. Als uitkeringsbasis geldt het laatstgenoten bruto-loon omgerekend naar jaarbasis, vermeerderd met een percentage gelijk aan dat van de in de CAO geregelde vakantietoeslag. Tot het loon behoort tevens: het bedrag aan vrij wonen of huurtoeslag, provisie, bonus of premie, berekend over de 12 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de uitkering.

  • Indien vóór de ingangsdatum van de uitkering op grond van het Besluit taakverlichting alleenstaande werkenden/AAW een vergoeding voor arbeidsduurverkorting werd verleend, wordt deze vergoeding mede tot de uitkeringsbasis gerekend.

  • Buiten beschouwing blijven: vergoedingen voor overwerk, reisuren, onkosten, alsmede gratificaties, winstdelingsregelingen, werkgeversbijdragen in premie-spaarregelingen en soortgelijke emolumenten.

  • Als maximum uitkeringsbasis geldt de premiegrens welke wordt gehanteerd voor de WAO en WW.

  • 2. De uitkering zal echter niet minder bedragen dan het voor de betrokken werknemer geldende wettelijk-minimumloon, verhoogd met de wettelijke vakantiebijslag en verminderd met het werknemersaandeel in de na uittreding niet meer verschuldigde sociale verzekeringspremies.

  • 3. De uitkeringen zullen worden verhoogd op de data en met de percentages c.q. bedragen waarmede de in de CAO voor slijterijen opgenomen lonen worden verhoogd.

  • 4. De vakantietoeslag is in de uitkering verwerkt.

  • 5. Indien het laatstgenoten brutoloon ten opzichte van het brutoloon in de overeenkomstige periode van het voorafgaande jaar meer is gestegen dan in de overeenkomstige referteperiode de salarissen volgens de CAO voor slijterijen zijn gestegen, kan het bestuur beslissen dat voor de bepaling van de uitkeringsbasis bedoeld in het eerste lid, het laatstgenoten brutoloon op een bedrag wordt gesteld dat ten opzichte van het brutoloon in de overeenkomstige periode van het voorafgaande jaar in dezelfde verhouding staat als waarmede de CAO-salarissen in de slijterijen sindsdien zijn gewijzigd.

  • 6. Naast de in lid 1 bedoelde bruto-uitkering wordt de overhevelingstoeslag als bedoeld in artikel 1 van de Wet Overhevelingstoeslag Opslagpremies toegekend.

Artikel 7 Wijze van uitbetaling

  • 1. De uitkering bedoeld in artikel 6 zal steeds aanvangen op de eerste van een kalendermaand, op zijn vroegst op de eerste van de kalendermaand waarin de uitkeringsgerechtigde leeftijd wordt bereikt.

  • 2. De uitkering wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, in gelijke maandelijkse termijnen uitbetaald en wel in de tweede helft van elke maand, waarover de uitkering plaatsvindt.

  • 3. De betaling van de uitkering geschiedt op een op naam van de uitkeringsgerechtigde staande giro- of bankrekening.

Artikel 8 Inhoudingen

Door de Stichting worden op de uitkering ingehouden:

  • de verschuldigde loonbelasting en de premies volksverzekeringen;

  • het werknemersaandeel in de pensioenpremie indien de werknemer bij een pensioenfonds is aangesloten dan wel voor hem een pensioenverzekering is afgesloten;

  • het werknemersaandeel in de premie ziekenfonds, dan wel in een collectieve ziektekostenverzekering.

Artikel 9 Financiële verplichtingen

  • 1. De Stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:

    • het werkgeversaandeel in de premie Ziekenfondswet dan wel het werkgeversaandeel in de premie voor een ziektekostenverzekering, doch ten hoogste een bedrag gelijk aan het maximum werkgeversaandeel in de premie Ziekenfondswet;

    • de premie voor het van toepassing zijnde bedrijfspensioenfonds, verminderd met het door de uitkeringsgerechtigde verschuldigde aandeel in de pensioenpremie. Indien voor de uitkeringsgerechtigde een bijzondere pensioenvoorziening werd getroffen, komt de premie voor die voorziening, verminderd met de bijdrage verschuldigd door de uitkeringsgerechtigde ten laste van de Stichting doch ten hoogste tot een bedrag gelijk aan het premiebedrag dat bij deelname aan de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Detailhandel door de Stichting voor de betrokken uitkeringsgerechtigde zou zijn verschuldigd.

    • Indien de premie voor de bijzondere pensioenvoorziening die bij voortzetting van het dienstverband ten laste van de werkgever zou zijn gekomen, hoger is dan de premie die bij vrijwillige uittreding ten laste van de Stichting komt, komt dit meerdere – zolang de uitkering bedoeld in artikel 6 wordt verleend – ten laste van de ex-werkgever.

  • 2. De ingehouden bedragen genoemd in artikel 8, alsmede de verplichtingen genoemd in het eerste lid van dit artikel worden door de Stichting afgedragen aan de betrokken uitvoeringsorganen respectievelijk instanties.

Artikel 10 Vermindering/Wijziging van de uitkering

  • 1. Wanneer de uitkeringsgerechtigde bij het begin van de uitkering in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de ZW of WAO/AAW, dan dient hij zulks te melden aan de Stichting. De door de Stichting te verstrekken uitkering zal dan worden gebaseerd op het laatstverdiende loon.

  • Indien laatstbedoelde uitkering en de ZW- of WAO/AAW-uitkering tezamen het voor de betrokken werknemer geldende wettelijk minimumloon, verhoogd met de wettelijke vakantiebijslag en verminderd met het werknemersaandeel in de na uittreding niet meer verschuldigde sociale verzekeringspremies, overschrijden, vindt het bepaalde in artikel 6 lid 2 geen toepassing.

  • Wanneer aan de uitkeringsgerechtigde tijdens de duur van de uitkering een uitkering krachtens de ZW of WAO/AAW wordt toegekend, dan dient hij zulks te melden aan de Stichting. Deze ZW- of WAO/AAW-uitkering wordt dan in mindering gebracht op de uitkering verstrekt door de Stichting.

  • De uitkeringsgerechtigde is verplicht elke wijziging in genoemde uitkeringen direct aan de Stichting te melden.

  • 2. Onverminderd het in artikel 4 bepaalde worden op de uitkering in mindering gebracht de inkomsten uit arbeid die de uitkeringsgerechtigde na de ingangsdatum van de uitkering ter hand heeft genomen. Hieronder wordt mede begrepen de uitbreiding van neven-inkomsten uit arbeid die reeds op de ingangsdatum van de uitkering elders werd verricht. Hij is verplicht de Stichting onverwijld en uit eigen beweging kennis te geven van deze inkomsten.

Artikel 11 Beëindiging van de uitkering

  • 1. Het recht op uitkering eindigt op de eerste dag van de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 2. Het recht op uitkering eindigt vóór de in het eerste lid van dit artikel bedoelde datum indien de uitkeringsgerechtigde:

    • a. een dienstbetrekking aanvaardt, en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is;

    • b. zich buiten Nederland vestigt, en wel met ingang van de dag volgende op die van zijn vertrek, tenzij het bestuur anders besluit;

    • c. indien en op het moment dat niet langer aan de voorwaarden voor uitkering wordt voldaan.

  • Betrokkene dient onverwijld aan de Stichting mededeling te doen van deze omstandigheden.

  • 3. Indien de werknemer tijdens het genot van de uitkering overlijdt wordt de uitkering tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald aan:

    • a. de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • Bij toepassing van het bepaalde in dit lid bedraagt de uitkering met ingang van de dag na het overlijden 100/80ste van de op het moment van overlijden geldende uitkering.

Artikel 12 Terugvordering

Indien teveel of ten onrechte uitkering is betaald doordat de uitkeringsgerechtigde niet voldeed aan de hem opgelegde meldingsplicht op grond van artikel 10 en 11 kan deze uitkering worden teruggevorderd.

Het bestuur is bevoegd om in deze gevallen de uitkering te verminderen of te beëindigen.

De uitkeringsgerechtigde kan in deze gevallen in beroep gaan bij het bestuur.

Artikel 13 Controle

De Stichting kan controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden door de uitkeringsgerechtigde.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op 1 oktober 1979 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 1998.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 23 december 1997

C. J. Meerhof.

Naar boven