Beschikking Casinospelen 1996

«Wet op de kansspelen»

19 december 1997

Nr. 671200/DBZ/97

De Staatssecretaris van Justitie en de Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 27h, 27i, 30g en 34 van de Wet op de kansspelen, en artikel 8 van het Speelautomatenbesluit;

Gelezen het advies van het College van toezicht op de kansspelen van 22 september 1997;

Besluiten:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. de Wet: de Wet op de kansspelen;

b. de ministers: de Minister van Justitie en de Minister van Economische Zaken;

c. het college: het College van toezicht op de kansspelen als bedoeld in artikel 33 van de wet;

d. de stichting: de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland, handelende onder de naam ’Holland Casino’s’, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage;

e. speelcasino: een inrichting als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet;

f. speelzaal: een zich binnen een speelcasino bevindende ruimte bestemd voor de organisatie van casinospelen of de opstelling van kansspelautomaten;

g. kansspelautomaat: een toestel als bedoeld in artikel 1 van het Speelautomatenbesluit;

h. spelreglement: reglement als bedoeld in artikel 4, tweede lid;

i. huisreglement: reglement als bedoeld in artikel 10, tweede lid.

Artikel 2

1. Aan de stichting wordt voor onbepaalde duur vergunning verleend tot:

a. het organiseren van een speelcasino in de gemeenten Zandvoort, Valkenburg,’s-Gravenhage, Breda, Groningen, Nijmegen, Rotterdam, Amsterdam, Eindhoven, Utrecht, Enschede en Haarlemmermeer;

b. het aanwezig hebben van kansspelautomaten in de onder a. bedoelde speelcasino’s.

2. Aan de in het eerste lid bedoelde vergunning worden de in artikel 3 tot en met artikel 26 vervatte voorschriften verbonden.

Artikel 3

1. De stichting spant zich in voor de inachtneming van de vergunningsvoorschriften, de statuten, het huisreglement en het spelreglement van de stichting in de speelcasino’s.

2. De statuten, het huisreglement en het spelreglement van de stichting, alsmede wijziging daarvan, behoeven de voorafgaande goedkeuring van de ministers.

3. De ministers benoemen de voorzitter en de leden van de raad van commissarissen van de stichting. De raad van commissarissen heeft onder meer tot taak te waken tegen het bestaan van met het belang van de stichting strijdige belangen van bestuurs- en personeelsleden.

4. Van de voorgenomen benoeming van de voorzitter en de leden van het bestuur van de stichting wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de ministers. De benoeming vindt slechts plaats indien de ministers binnen een periode van veertien dagen na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daartegen geen bezwaar hebben gemaakt.

5. Activiteiten van de stichting die geen verband houden met het organiseren van speelcasino’s in Nederland, dienen vooraf te worden gemeld aan de ministers, in afschrift aan het college, behoudens in geval deze activiteiten van beperkte omvang zijn en het karakter van de stichting niet wijzigen. Voor zover deze nevenactiviteiten een omvang hebben van meer dan f 450.000 per jaar kunnen zij slechts worden ondernomen indien binnen een periode van veertien dagen na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen, daartegen door de ministers geen bezwaar is gemaakt.

Activiteiten van de stichting die betrekking hebben op buitenlandse casino’s behoeven de voorafgaande goedkeuring van de ministers.

6. Voorzieningen in het speelcasino ten behoeve van de bezoekers die geen verband houden met het organiseren van de casinospelen, dienen vooraf te worden gemeld aan de ministers en in afschrift aan het college, behoudens in geval deze voorzieningen van beperkte omvang zijn en het karakter van het speelcasino niet wijzigen.

Artikel 4

1. In een speelcasino worden uitsluitend de volgende casinospelen aangeboden:

a. Franse roulette;

b. Amerikaanse roulette;

c. Black jack;

d. Baccara/chemin de fer;

e. (mini/midi) Punto banco;

f. Twin roulette;

g. Sic bo;

h. Big wheel;

i. Red dog;

j. Keno;

k. Poker.

2. De stichting stelt een spelreglement op betreffende de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde casinospelen worden gespeeld.

3. In een speelcasino kan, voor een periode van ten hoogste een jaar, één ander casinospel dan de in het eerste lid genoemde casinospelen worden georganiseerd ten einde de exploitatiemogelijkheden hiervan te beproeven. Van de voorgenomen proefopstelling wordt door de stichting mededeling gedaan aan de ministers, in afschrift aan het college.

4. Binnen een maand na afloop van de in het derde lid genoemde periode wordt door de stichting aan de ministers en in afschrift aan het college verslag gedaan van de bevindingen inzake de proefopstelling.

5. De stichting beëindigt de proefopstelling op aanwijzing daartoe van de ministers.

6. De in het derde lid bedoelde periode kan door de ministers met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

Artikel 5

1. De inzet per speelkans bij de in artikel 4, eerste lid, bedoelde casinospelen bedraagt ten hoogste f 20.000,-.

2. De stichting draagt in elk speelcasino afzonderlijk zorg voor een voldoende aanbod van casinospelen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, waarbij de minimuminzet niet meer dan f 5,- bedraagt.

Artikel 6

1. De stichting treft alle noodzakelijke maatregelen en voorzieningen voor een eerlijk spelverloop van de casinospelen en treft alle noodzakelijke maatregelen en voorzieningen om fraude en misbruik tegen te gaan.

2. De stichting garandeert in ieder geval:

a. het toezicht op de inzetten en uitbetaalde bedragen;

b. dat het spelmateriaal, de speelpenningen daaronder begrepen, veilig, betrouwbaar en doeltreffend is;

c. een deugdelijke controle op de transacties met geld en speelpenningen, de bewaring daarvan, alsmede op de registratie van de bewaring;

d. bij iedere speeltafel een zodanig aantal personeelsleden dat een vlotte spelafwikkeling is gewaarborgd;

e. te allen tijde dat zij tijdens de openingsuren van de speelzaal in het speelcasino vertegenwoordigd is door een daartoe aangewezen persoon, welke bevoegd is namens haar beslissingen te nemen.

3. De procedurehandboeken betreffende de administratieve organisatie en interne controle bevatten ten minste regels inzake:

a. kwaliteit, bewaring en onbruikbaar maken van het spelmateriaal;

b. speeltafelvoorschotten, transacties en tellingen;

c. de inzet van personeel, de onderlinge controle en het toezicht.

Artikel 7

1. De mechanische, elektrische en elektronische processen die gebezigd worden bij de deelneming, prijsbepaling en vaststelling van de winnaars van de krachtens deze vergunning georganiseerde casinospelen, zijn onderworpen aan een voorafgaande goedkeuring en periodieke controle door een door de ministers aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.

2. Het onderzoek van de overeenkomstig het eerste lid aangewezen deskundige of keuringsinstelling geschiedt met het oog op de controle en het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden en voorschriften met betrekking tot het voorkomen van fraude en misbruik en dient er mede op te zijn gericht dat de grootst mogelijke garantie wordt geboden tegen aantasting van het toevalskarakter van de door de stichting aangeboden spelen.

3. Het verslag van bevindingen betreffende de periodieke controle door de overeenkomstig het eerste lid aangewezen deskundige of keuringsinstelling wordt uiterlijk twee maanden na afloop van een kalenderjaar door de stichting ter kennis gebracht van de ministers en het college.

Artikel 8

1. In een speelcasino worden uitsluitend kansspelautomaten opgesteld waarvan het model zodanig is geconstrueerd dat:

a. het toevalskarakter van het spel dat de kansspelautomaat aanbiedt voortdurend gewaarborgd is;

b. structurele weigering van het uitbetalingsmechanisme de automaat buiten werking stelt;

c. het spelproces in werking wordt gesteld doordat of nadat, al naar gelang de spelsoort, de speler de inworp heeft gedaan;

d. de inworp slechts gedaan kan worden in de vorm van geldige Nederlandse munten, speelpenningen of vreemde munten;

e. de inworp ten minste f 0,25 en ten hoogste f 5,- is en de inzet per inzetmogelijkheid ten hoogste f 30,-;

f. binnen één spel maximaal 10 inzetmogelijkheden kunnen worden benut;

g. de totale waarde van de aan spelers uit te keren prijzen ten minste gelijk is aan 80% van de totale waarde van de inzetten;

h. de tijd die verstrijkt tussen de start van het spel en het moment waarop het eindresultaat van dat spel vaststaat en tevens een nieuw spel gestart kan worden, ten minste drie seconden bedraagt;

i. het spelproces, nadat het in werking is gesteld, kan verlopen zonder beïnvloeding door de speler, anders dan nodig is voor het maken van de keuze tussen beëindiging en onbeïnvloede voortzetting van het spel;

j. de uitbetaling van prijzen slechts kan plaatsvinden in de vorm van Nederlandse munten, speelpenningen of vreemde munten;

k. indien een kredietmeter aanwezig is, deze de omvang van een gewonnen prijs onmiddellijk door middel van de kredietmeter toont en de uitbetaling plaatsvindt zodra de speler het uitbetalingsmechanisme in werking stelt;

l. indien geen kredietmeter aanwezig is, een gewonnen prijs onmiddellijk ter beschikking van de speler wordt gesteld;

2. Ten aanzien van het model van een kansspelautomaat is artikel 6 van de Speelautomatenregeling van toepassing.

3. Elke kansspelautomaat dient de inzetten, de uitbetalingen en het aantal gespeelde spellen te registreren, al dan niet met behulp van een centraal computersysteem.

4. Het is de stichting toegestaan door middel van het onderling verbinden van twee of meer kansspelautomaten een voor die spelen gezamenlijke hoofdprijs aan te bieden.

5. Het is de stichting toegestaan een aanvangsbedrag voor de gemeenschappelijke hoofdprijs vast te stellen, zonder dat dit bedrag is opgebouwd door de inzetten.

6. Het is de stichting toegestaan de winnaar van een hoofdprijs de vrije keus te laten tussen de geldprijs zoals aangegeven op het winplan, een prijs in natura, of een combinatie daarvan.

7. Meerdere kansspelautomaten kunnen worden bestuurd door één centraal computersysteem, waarbij het proces door de speler in werking wordt gesteld.

8. De in deze beschikking bedoelde kansspelautomaten mogen, volgens door de stichting op te stellen regels, worden aangeboden in toernooivorm. Deze regels zijn ter inzage voor de bezoekers van het speelcasino en dienen ter kennisneming te worden toegezonden aan het college.

Artikel 9

1. De stichting onderbreekt het spel of de uitbetaling indien dat noodzakelijk is voor het controleren of doen controleren van de juiste werking van de kansspelautomaat.

2. De niet opgeëiste prijzen of de op een kredietmeter achtergebleven bedragen vervallen na het einde van de speeldag aan de stichting.

Artikel 10

1. De stichting treft de maatregelen en voorzieningen die noodzakelijk zijn voor een behoorlijk toezicht op de toegang tot het speelcasino en die noodzakelijk zijn voor het handhaven van de orde en rust in de speelzaal. Voor zover hiervoor gebruik wordt gemaakt van beveiligingsbeambten zijn deze gediplomeerd overeenkomstig artikel 16, eerste lid, van de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties (Stcrt. 1992, 232).

2. De stichting stelt een reglement op met regels die door bezoekers in acht moeten worden genomen bij de toegang tot het speelcasino en het verblijf in de speelzaal.

3. Het huisreglement bevat ten minste regels inzake:

a. de openingsuren van de speelcasino’s;

b. de entreebewijzen;

c. het opleggen van entreebeperkingen en entreeverboden;

d. de kledingvoorschriften;

e. de orde en rust in de speelzaal;

f. het ordelijk spelverloop, zodanig dat fraude en misbruik door de spelers zoveel mogelijk wordt tegengegaan;

g. de veiligheid van personeel en bezoekers;

h. de afgescheiden gedeelten van het speelcasino waar casinospelen worden aangeboden met hogere minimuminzetten dan de minimuminzetten in de overige speelzalen.

Artikel 11

Het entreebewijs wordt door de stichting slechts afgegeven nadat de identiteit en de leeftijd van de bezoeker op deugdelijke wijze zijn vastgesteld en na betaling van het verschuldigde entreebedrag.

Artikel 12

1. De stichting weigert de toegang tot het speelcasino aan personen:

a. die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt;

b. uit wier gedragingen of uitlatingen redelijkerwijs valt op te maken dat zij in een zodanige toestand verkeren dat zij hun wil niet in vrijheid kunnen bepalen;

c. die niet voldoen aan de in het huisreglement gestelde regels inzake de toegang, dan wel uit wier gedragingen of uitlatingen redelijkerwijs valt op te maken dat zij de in het huisreglement gestelde regels niet in acht zullen nemen;

d. die weigeren mee te werken aan de controle op de naleving van de bepalingen van het huisreglement; of

e. die kennelijk beroeps- of bedrijfsmatig bemiddeling aanbieden of verlenen bij het deelnemen aan casinospelen.

2. De stichting kan de verdere toegang tot het speelcasino ontzeggen aan personen die de bepalingen van het huisreglement niet in acht nemen, dan wel de bepalingen van het spelreglement overtreden.

3. De stichting zorgt ervoor dat het publiek zich kan informeren omtrent de bepalingen van het eerste en tweede lid en de bepalingen van het huisreglement, door deze bij de ingang van het speelcasino op een duidelijk zichtbare plaats te vermelden.

Artikel 13

1. Van het persoonlijk dan wel via tussenpersonen deelnemen aan de door de stichting georganiseerde spelen zijn uitgesloten:

a. personen in dienst van de stichting;

b. personen in dienst van derden die zijn tewerkgesteld in het speelcasino;

c. adviseurs van de stichting;

d. de door de ministers overeenkomstig artikel 7, eerste lid, aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling, alsmede de personen in dienst van de keuringsinstelling die zijn belast met goedkeuring en controle als bedoeld in artikel 7, tweede lid;

e. de instelling aangewezen bij beschikking van 25 april 1989, Stcrt.82, en de personen aangewezen bij beschikking van 1 juni 1989, Stcrt. 214;

f. de voorzitter en de leden van de raad van commissarissen, alsmede van het bestuur van de stichting.

2. Het is de in het eerste lid bedoelde personen en de stichting niet toegestaan geldleningen te verstrekken aan spelers of van deze geldleningen te ontvangen.

3. De stichting ziet toe op de naleving van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Artikel 14

1. De stichting ziet erop toe dat het speelzaalpersoneel geen aansporingen doet tot onmatige deelneming aan de door de stichting georganiseerde kansspelen.

2. De stichting ziet erop toe dat het speelzaal- en kassapersoneel geen aansporingen doet tot het geven van fooien.

Artikel 15

1. De stichting draagt zorg voor een evenwichtig beleid op het gebied van de kansspelverslaving en treft de maatregelen en voorzieningen die nodig zijn om onmatige deelneming aan de door de stichting georganiseerde kansspelen zoveel mogelijk te voorkomen.

2. De stichting draagt zorg voor een evenwichtig beleid op het gebied van de wervings- en reclameactiviteiten en neemt daarbij de haar door de ministers gegeven aanwijzingen in acht.

Artikel 16

1. De stichting zorgt voor een doelmatige administratie, organisatie en uitvoering van de door haar georganiseerde speelcasino’s.

2. De stichting treft alle noodzakelijke maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de naleving van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en de op grond daarvan opgestelde reglementen door de organisaties en personen die op enigerlei wijze bij de administratie, organisatie en uitvoering van de door haar georganiseerde speelcasino’s zijn betrokken.

Artikel 17

1. De netto-opbrengst van de krachtens deze vergunning georganiseerde speelcasino’s wordt gevormd door het verschil tussen de bruto-opbrengst, zijnde het totaal van de door de deelnemers bijeengebrachte inleg, en de som van de voor prijzen bestemde bedragen en de exploitatiekosten van de stichting.

2. Onder de netto-opbrengst wordt mede begrepen de anders dan uit de krachtens deze vergunning georganiseerde speelcasino’s verworven inkomsten.

Artikel 18

1. Onder de in artikel 17 bedoelde netto-opbrengst van de speelcasino’s worden mede begrepen de door het speelzaalpersoneel ontvangen fooien.

2. In de administratie van het betrokken speelcasino wordt een afzonderlijke rekening aangehouden voor de vermelding van het volledig bedrag van de ontvangen en aan het speelzaalpersoneel uitbetaalde fooien.

3. De fooien worden, op een in de arbeidsovereenkomsten vastgelegde wijze, verdeeld onder het personeel van de stichting.

Artikel 19

Uit de netto-opbrengst van de gezamenlijke speelcasino’s kan ten behoeve van de continuïteit van de exploitatie een reservering betreffende het eigen vermogen worden gevormd. De omvang van deze reservering behoeft de goedkeuring van de Minister van Economische Zaken en van de Minister van Financiën.

Artikel 20

1. De aan de Staat toekomende netto-opbrengst van de gezamenlijke speelcasino’s, waarin de resultaten van de onderscheiden speelcasino’s zijn gecompenseerd, wordt voor zover de liquiditeit zulks toelaat, binnen zes weken na het einde van elk kwartaal afgedragen.

2. De stichting zendt binnen één maand na het einde van elk kwartaal aan de ministers, aan de Minister van Financiën en aan het college, een verslag betreffende het financiële verloop, alsmede andere door de ministers noodzakelijk geachte gegevens, over dat kwartaal.

Artikel 21

1. De stichting verstrekt desgevraagd aan de ministers alle gevraagde inlichtingen, desgewenst voorzien van een accountantsverklaring.

2. Het verschil tussen de netto-opbrengst volgens de vastgestelde jaarrekening en de op dat kalenderjaar betrekking hebbende kwartaalafdrachten ingevolge artikel 20, eerste lid, wordt uiterlijk binnen één maand na de goedkeuring van de jaarrekening afgedragen.

Artikel 22

1. De stichting stelt een jaarrekening en een jaarverslag op welke voldoen aan de eisen gesteld in Boek 2, Titel 9, van het Burgerlijk Wetboek. De stichting volgt de aanwijzingen van de ministers op omtrent de inrichting van de jaarrekening en het jaarverslag.

2. De stichting verleent aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opdracht tot onderzoek van de jaarrekening. De uitslag van dit onderzoek wordt weergegeven in een verslag en een verklaring als bedoeld in onderscheidenlijk het vierde en het vijfde lid van artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

3. De stichting voert een zodanig beheer dat een goedkeurende verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kan worden afgegeven.

4. Binnen vier maanden na afloop van een kalenderjaar zendt de stichting de jaarrekening met het verslag en de verklaring, alsmede het jaarverslag aan de ministers, de Minister van Financiën en het college.

Artikel 23

De stichting stelt een sociaal jaarverslag op. Binnen vier maanden na afloop van een kalenderjaar zendt de stichting het sociaal jaarverslag aan de ministers en het college.

Artikel 24

1. De stichting stelt voor aanvang van een kalenderjaar een exploitatie- en investeringsbegroting op die zij ter kennis brengt aan de Minister van Economische Zaken. De stichting volgt terzake de aanwijzingen van de Minister van Economische Zaken op.

2. Indien verschillen van mening bestaan tussen de Minister en de stichting ten aanzien van het door de stichting te voeren beleid, waaronder het financieel beleid, volgt de stichting de aanwijzingen van de Minister van Economische Zaken op.

Artikel 25

De kosten verbonden aan goedkeuring, controle en onderzoek ingevolge de artikelen 7 en 22, tweede lid, zijn voor rekening van de stichting.

Artikel 26

1. De door de ministers aangewezen ambtenaren en andere personen zijn bevoegd inlichtingen van de stichting te vorderen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren en andere personen zijn bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden van de stichting, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

3. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

4. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 27

Na de inwerkingtreding van deze beschikking berusten de krachtens de Beschikking casinospelen 1996 (Stcrt. 1996, 92) vastgestelde besluiten op deze beschikking.

Artikel 28

De Beschikking casinospelen 1996 (Stcrt. 1996, 92) wordt ingetrokken.

Artikel 29

Deze Beschikking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 30

Deze Beschikking wordt aangehaald als: Beschikking casinospelen 1996.


’s-Gravenhage, 19 december 1997. De Staatssecretaris van Justitie,
E.M.H. Schmitz. De Minister van Economische Zaken,
H. Wijers.

Toelichting

De onderhavige beschikking vervangt de beschikking van 22 april 1996, houdende vergunning tot het het houden van een speelcasino aan de Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland, alsmede voorschriften inzake het organiseren van speelcasino’s (Stcrt. 1996, 92). Het ontwerp van de laatstgenoemde beschikking werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 83/189/EEG van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109)1.

Om alsnog aan de verplichting tot notificatie te kunnen voldoen, is de onderhavige beschikking als ontwerp aan de Commissie genotificeerd (zie ook kamerstukken 1996/1997, 25 389). Als technische voorschriften in de zin van de richtlijn kunnen worden beschouwd de artikelen 7 en 8.

Voor een toelichting op de achtergronden van deze beschikking zij verwezen naar de toelichting bij de oorspronkelijke beschikking Casinospelen 1996 (Stcrt. 1996, 92).

De tekst en de artikelnummering van de onderhavige beschikking zijn geheel identiek aan de tekst van de oorspronkelijke beschikking Casinospelen. De -wetstechnische- artikelen 27 tot en met 30 zijn nieuw. Het huidige artikel 27 vervalt omdat het inmiddels is uitgewerkt.

Het ontwerp van deze beschikking is op 25 juli 1997 gemeld aan de Commissie ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de bovenvermelde richtlijn. Het ontwerp is op 27 augustus 1997 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech totstandgekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van het ontwerp van de beschikking is gepubliceerd in Stcrt. 1997,171.

De standstill periode is verstreken op 31 oktober 1997.

De Staatssecretaris van Justitie,

E.M.H. Schmitz.

De Minister van Economische Zaken,

H. Wijers.

1 Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.

Naar boven