Uitvoering artikelen 3 en 5 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges

19 december 1997

nr. DJZ/BR-1158

De Minister van Buitenlandse Zaken,

gelet op de artikelen 4, 6, eerste lid, en 34 van de Kaderwet adviescolleges en gelet op de artikelen 3 en 5 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges;

Besluit:

Artikel 1

De voorzitters van de Voorlopige commissie van advies inzake vrede en veiligheid, de Voorlopige commissie van advies inzake de rechten van de mens, de Voorlopige commissie van advies inzake Europese integratie en de Voorlopige commissie van advies inzake ontwikkelingssamenwerking, ontvangen voor de periode van 10 juli 1997 tot en met 31 december 1997 een vergoeding van f 26.250.

Artikel 2

De vice-voorzitters van de Voorlopige commissies als bedoeld in artikel 1 van deze regeling ontvangen voor de periode van 10 juli 1997 tot en met 31 december een vergoeding van f 11.670.

Artikel 3

Voorzitters van werkgroepen uit de Voorlopige commissies als bedoeld in artikel 1 van deze regeling ontvangen een vergoeding van f 400 per vergadering.

Artikel 4

De leden van de Voorlopige commissies als bedoeld in artikel 1 van deze regeling ontvangen een vergoeding van f 200 per vergadering.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 10 juli 1997 en vervalt met ingang van 31 december 1997.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 19 december 1997. De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.A.F.M.O. van Mierlo.

Toelichting

De Voorlopige commissie van advies inzake vrede en veiligheid, de Voorlopige commissie van advies inzake de rechten van de mens, de Voorlopige commissie van advies inzake Europese integratie en de Voorlopige commissie van advies inzake ontwikkelingssamenwerking zijn ingesteld bij ministeriële regeling van 20 december 1996, ter voorkoming van de ongewenste situatie dat tot het tijdstip dat de wet tot de instelling van de Adviesraad internationale vraagstukken in werking treedt geen advisering op de betreffende gebieden kan plaatsvinden.

Bij de nu voorliggende ministeriële regeling wordt, gelet op de artikelen 4, 6, eerste lid, en 34 van de Kaderwet adviescolleges samen met de artikelen 3 en 5 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges, bepaald dat de voorzitters, de vice-voorzitters en de leden van de genoemde Voorlopige commissies een vaste vergoeding dan wel een vergoeding per vergadering ontvangen. Tevens wordt bepaald waaruit deze vergoeding bestaat. De vaste vergoeding van de voorzitters en de vice-voorzitters van de Voorlopige commissies als bedoeld in artikel 1 van deze regeling wordt gebaseerd op de salariëring 45, respectievelijk 20 dagen overeenkomstig salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. Gelet op het feit dat de Adviesraad internationale vraagstukken in oprichting vanaf 10 juli 1997 functioneert, bedraagt de vergoeding voor 1997 van de voorzitters van de commissies als bedoeld in deze regeling 7/12 deel van f 45.000 = f 26.500, en van de vice-voorzitters van de bedoelde commissies 7/12 deel van f 20.000 = f 11.666,67, welk bedrag is afgerond op f 11.670.

De vaste vergoeding van f 400 per vergadering voor voorzitters van werkgroepen uit de commissies als bedoeld in deze regeling geldt niet voor diegenen die als voorzitter van een werkgroep optreden èn als vice-voorzitter van een van de Voorlopige commissies als bedoeld in deze regeling, reeds op grond van artikel 2 van deze regeling een vaste vergoeding ontvangen.

Deze ministeriële regeling vervalt met ingang van 31 december 1997, samen met de ministeriële regeling waarbij de Voorlopige commissies zijn ingesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H.A.F.M.O. van Mierlo.

Naar boven