Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet

«Meststoffenwet»

19 december 1997

Nr. J. 9713738

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 13ak, aanhef en onderdelen d, e en f, en 13al, aanhef en onderdelen f en g, van de Meststoffenwet voor zover het betreft de paragrafen 1, 2 en 6 van deze regeling, gelet op artikel 13al, aanhef en onderdelen c en d, van de Meststoffenwet voor zover het betreft de paragrafen 1, 3 en 6 van deze regeling, gelet op artikel 13x, tweede lid, van de Meststoffenwet voor zover het betreft de paragrafen 1, 4 en 6 van deze regeling, en gelet op de artikelen 2, derde lid, 6, eerste lid, 8, eerste en tweede lid, 12, zesde lid, en 13, derde lid juncto 8, eerste en tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet voor zover het betreft de paragrafen 1, 5 en 6 van deze regeling.

Besluit:

Paragraaf 1. Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: Meststoffenwet;

b. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. bureau: Bureau Heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te Assen;

d. besluit: Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet;

e. dieren: dieren van de onderscheiden diersoorten, onderverdeeld in categorieën per soort, die zijn opgenomen in bijlage A bij de wet.

Paragraaf 2. Regels over de administratie van dieren en grond

Artikel 2

1. De heffingplichtige, bedoeld in artikel 13, onderscheidenlijk 13h van de wet, houdt per bedrijf een administratie bij van het aantal gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren, door gebruik te maken van het formulier met toelichting, opgenomen in bijlage 1, en van de tot het bedrijf behorende oppervlakte grond door gebruik te maken van het formulier met toelichting, opgenomen in bijlage 2.

2. De administratie wordt binnen de in de bijlagen, bedoeld in het eerste lid, aangegeven termijnen en overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze volledig en naar waarheid bijgehouden.

3. In zoverre in afwijking van het eerste en tweede lid wordt voor de invulling van het formulier, opgenomen in bijlage 1, als beginaantal dieren behorend tot de diercategorie die in bijlage A bij de wet wordt aangeduid met nummer 210, aangemerkt het aantal dieren dat bij aanvang van de op 1 januari lopende mestperiode is opgezet, verminderd met het van dit aantal sindsdien verkochte en gestorven aantal dieren, en worden tegelijk met de laatste aflevering voor de slacht van de hennen van een mestperiode ook de hanen van die mestperiode aangemerkt als afgeleverd voor de slacht.

4. In de plaats van de formulieren, bedoeld in het eerste lid, kunnen andere gegevensdragers als administratie worden gebruikt indien deze tenminste dezelfde gegevens bevatten en deze gegevens op vergelijkbare wijze zijn gerangschikt en berekend als voorgeschreven bij gebruik van het betreffende formulier.

5. Voorzover de administratie, bedoeld in het eerste lid, door een derde wordt bijgehouden, maakt de heffingplichtige steeds binnen 14 dagen aantekening van elke wijziging in de aantallen dieren en beschikt hij steeds binnen een maand na afloop van een kalendermaand over een afschrift van de tot en met die kalendermaand bijgewerkte administratie.

Artikel 3

1. Ten aanzien van een bedrijf waarop artikel 13x, eerste lid, van de wet van toepassing is, wordt een administratie bijgehouden van het aantal gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren door gebruik te maken van het formulier met toelichting, opgenomen in bijlage 3, en van de tot het bedrijf behorende oppervlakte grond door gebruik te maken van het formulier met toelichting, opgenomen in bijlage 2.

2. In de plaats van het formulier met toelichting, opgenomen in bijlage 3, kan de administratie van het aantal gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren worden bijgehouden door gebruik te maken van het formulier met toelichting, opgenomen in bijlage 1.

3. Artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op een bedrijf waarvan in het betreffende kalenderjaar de gemiddelde veebezetting niet groter is dan drie grootvee-eenheden en de gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond niet groter is dan drie hectaren.

Artikel 4

1. Indien dieren worden ingeschaard, onderscheidenlijk uitgeschaard of elders ter weiding worden ondergebracht, onderscheidenlijk aangenomen, wordt het formulier, opgenomen in bijlage 4, overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze volledig en naar waarheid ingevuld en ondertekend door de inschaarder en de uitschaarder, onderscheidenlijk door degene die de dieren elders ter weiding onderbrengt en degene die deze dieren ter weiding aanneemt.

2. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, wordt door de uitschaarder, onderscheidenlijk degene die de dieren elders ter weiding onderbrengt, vóór 1 februari van het eerstvolgende jaar overgelegd aan het bureau.

3. De inschaarder en de uitschaarder, onderscheidenlijk degene die de dieren elders ter weiding onderbrengt en degene die deze dieren ter weiding aanneemt, nemen beiden een afschrift van het formulier op in hun administratie.

Artikel 5

1. Voor de vaststelling van de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 13y, tweede lid, wordt uitgegaan van het gemiddelde aantal in het betreffende kalenderjaar gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren vastgesteld door de som van de aantallen op de eerste dag van elke kalendermaand gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren onderscheiden naar diercategorie te delen door 12.

2. Artikel 2, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. In afwijking van het eerste lid wordt wat dieren behorend tot de in bijlage A bij de wet met nummer 312 aangeduide diercategorie betreft, het gemiddelde aantal in het betreffende kalenderjaar gehouden dieren vastgesteld door de som van de aantallen op de eerste en vijftiende dag van elke kalendermaand gehouden dieren te delen door 24.

Paragraaf 3. Regels voor deelname aan het systeem van verfijnde mineralenheffingen

Artikel 6

1. De aanmelding, bedoeld in artikel 13h van de wet, geschiedt door middel van indiening bij het Hoofd van het bureau van het volledig ingevulde en ondertekende formulier, zoals opgenomen in bijlage 5.

2. De aanmelding geschiedt vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het eerste kalenderjaar waarop de aanmelding betrekking heeft en geldt voor onbepaalde tijd.

3. Indien 1998 het eerste jaar is waarop de aanmelding betrekking heeft, geschiedt deze in afwijking van het tweede lid vóór 1 februari 1998.

4. Indien de aanmelding betrekking heeft op een nieuw bedrijf dat voordien niet als zodanig was geregistreerd bij het bureau, kan de aanmelding in afwijking van het tweede en derde lid binnen een maand na het ontstaan van dit bedrijf geschieden door middel van indiening bij het bureau van het volledig ingevulde en ondertekende formulier, zoals opgenomen in bijlage 5.

5. De aanmelding komt te vervallen door een daartoe strekkende schriftelijke mededeling van de heffingplichtige aan het bureau door middel van indiening van een volledig ingevuld en ondertekend door de minister daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 7

Een bedrijf komt niet in aanmerking voor de in artikel 13h van de wet bedoelde mogelijkheid indien ten aanzien van het betreffende kalenderjaar niet wordt voldaan aan de artikelen 2 en 4.

Paragraaf 4. Regels ten aanzien van de vrijstelling van de mineralenheffingen

Artikel 8

1. Voor de toepassing van artikel 13x, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet wordt uitgegaan van het gemiddelde aantal in het betreffende kalenderjaar gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

2. Artikel 5, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

1. De vrijstelling, bedoeld in artikel 13x, eerste lid, van de wet, geldt voor andere bedrijven dan die bedoeld in artikel 3, vierde lid, slechts indien ten aanzien van het betreffende kalenderjaar wordt voldaan aan de artikelen 3, eerste, tweede en derde lid, 4, 10, eerste tot en met vierde lid, en 11, eerste lid.

2. De vrijstelling, bedoeld in artikel 13x, eerste lid, van de wet, geldt voor de bedrijven, bedoeld in artikel 3, vierde lid, slechts indien ten aanzien van het betreffende kalenderjaar wordt voldaan aan de artikelen 4 en 10, eerste tot en met vierde lid.

Artikel 10

1. Het bedrijf is vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar aangemeld door middel van indiening bij het bureau van het volledig ingevulde en ondertekende formulier, zoals opgenomen in bijlage 5.

2. Indien 1998 het jaar is waarop de aanmelding betrekking heeft, geschiedt deze in afwijking van het eerste lid vóór 1 februari 1998.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de aanmelding op enig tijdstip in de periode van 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar tot 1 oktober van het betreffende kalenderjaar geschieden indien in het betreffende kalenderjaar tot het tijdstip van die aanmelding is voldaan aan alle bij of krachtens de wet gestelde regels ten aanzien van de forfaitaire of de verfijnde mineralenheffingen. De aanmelding geschiedt door middel van indiening bij het Hoofd van het bureau van een volledig ingevuld en ondertekend door de minister daartoe vastgesteld formulier.

4. Indien de aanmelding betrekking heeft op een nieuw bedrijf dat voordien niet als zodanig was geregistreerd bij het bureau, kan de aanmelding in afwijking van het eerste, tweede en derde lid binnen een maand na het ontstaan van dit bedrijf geschieden door middel van indiening bij het bureau van het volledig ingevulde en ondertekende formulier, zoals opgenomen in bijlage 5.

5. De aanmelding geldt voor één kalenderjaar.

6. In afwijking van het vijfde lid geldt de aanmelding voor onbepaalde tijd indien deze een bedrijf, bedoeld in artikel 3, vierde lid, betreft. Deze aanmelding komt te vervallen door een daartoe strekkende schriftelijke mededeling van de heffingplichtige aan het bureau door middel van indiening van een volledig ingevuld en ondertekend door de minister daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 11

1. Vóór 1 september van het jaar volgend op het betreffende kalenderjaar wordt aan het bureau opgave gedaan van de in het betreffende kalenderjaar gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte grond, het in dat kalenderjaar gemiddelde aantal gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren en de hoeveelheid aangevoerde dierlijke, onderscheidenlijk overige organische meststoffen, een en ander door middel van indiening van een overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze volledig ingevuld en ondertekend door de minister daartoe vastgesteld formulier.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de bedrijven, bedoeld in artikel 3, vierde lid.

Paragraaf 5. Regels op grond van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet

Artikel 12

1. Gebruikers van meststoffen die een bedrijf voeren ten aanzien waarvan de forfaitaire of verfijnde mineralenheffingen worden geheven, houden een administratie bij van de aan hen afgeleverde andere meststoffen die fosfaat bevatten, zodanig dat daaruit te allen tijde de in het betreffende kalenderjaar afgeleverde hoeveelheid fosfaat in andere meststoffen duidelijk blijkt.

2. De hoeveelheid fosfaat in andere meststoffen die in een kalenderjaar zijn aangevoerd op een bedrijf ten aanzien waarvan de forfaitaire of verfijnde mineralenheffingen worden geheven, wordt na afloop van het betreffende kalenderjaar door de gebruiker van die meststoffen op de door het bureau aangegeven wijze medegedeeld aan het bureau.

Artikel 13

De administratie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit, bevat de gegevens en wordt opgemaakt overeenkomstig artikel 2 van deze regeling indien ten aanzien van het bedrijf van de producent de forfaitaire of verfijnde mineralenheffingen worden geheven, en overeenkomstig artikel 3, indien op het bedrijf van de producent artikel 13x, eerste lid, van de wet van toepassing is.

Artikel 14

1. De producent van dierlijke meststoffen op wie artikel 2, eerste lid, van het besluit van toepassing is, verstrekt vóór 1 september van het jaar volgend op het betreffende kalenderjaar aan het bureau gegevens over de in het betreffende kalenderjaar gehouden aantallen dieren en de in dat kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte grond. 2. De verstrekking van deze gegevens geschiedt door middel van indiening van een overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze volledig ingevuld en ondertekend door de minister daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 15

1. De leverancier en de afnemer van dierlijke en overige organische meststoffen kunnen elkaar ter zake van het ondertekenen van een afleveringsbewijs machtigen mits zij gebruik maken van het machtigingsformulier, en mits zij voldoen aan de in dit formulier gestelde voorwaarden.

2. Het machtigingsformulier, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 6 bij deze regeling.

Artikel 16

1. Het afleveringsbewijs voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 7 bij deze regeling.

2. Het kwartaaloverzicht, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het besluit, wordt opgesteld overeenkomstig een door de minister daartoe vastgesteld model.

3. Het afleveringsbewijs voor overige organische meststoffen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het besluit wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 8 bij deze regeling.

Paragraaf 6. Overige bepalingen

Artikel 17

De bijlagen bij deze regeling liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij alsmede bij de Dienst Landelijke service bij regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 18

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd.


’s-Gravenhage, 19 december 1997. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J.J. van Aartsen

Toelichting

1. Inleiding

Met ingang van 1 januari 1998 wordt een stelsel van regulerende mineralenheffingen ingevoerd. Dit heffingenstelsel is uitgewerkt in de wet van 2 mei 1997, houdende wijziging van de Meststoffenwet (Stb. 360). De heffingen hebben betrekking op landbouwbedrijven en intermediaire ondernemingen.

In het kader van het stelsel van regulerende mineralenheffingen zijn de aantallen dieren op een bedrijf om diverse redenen van belang. De hoeveelheid geproduceerde meststoffen op een bedrijf ten aanzien waarvan de forfaitaire mineralenheffingen, bedoeld in artikel 13 van de Meststoffenwet, worden geheven, wordt ingevolge artikel 13c van die wet vastgesteld op basis van onder meer het gemiddelde aantal dieren op dat bedrijf in het betreffende kalenderjaar. Dieren die worden afgenomen, onderscheidenlijk afgeleverd door bedrijven ten aanzien waarvan de verfijnde mineralenheffingen, bedoeld in artikel 13h van de Meststoffenwet worden geheven, worden ingevolge artikel 13k, eerste en tweede lid, juncto bijlage D bij die wet aangemerkt als aanvoerpost, onderscheidenlijk afvoerpost. Ook zijn de aantallen dieren van belang in het kader van het Besluit stikstofcorrectie Meststoffenwet en het Besluit voorraden Meststoffenwet met de bijbehorende Regeling voorraden Meststoffenwet. De tot het bedrijf behorende oppervlakte grond is voor de zogenoemde forfaitaire bedrijven onder meer van belang voor de toepassing van de onttrekkings- en verliesnormen van de artikelen 13d en 13e van de Meststoffenwet, en voor de zogenoemde verfijnde bedrijven onder meer voor de toepassing van de verliesnormen van artikel 13l van de wet.

Deze oppervlakte is ook relevant in het kader van de vrijstellingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 13x, eerste lid, van de Meststoffenwet en voor de toepassing van het Besluit stikstofcorrectie Meststoffenwet. Paragraaf 2 van de onderhavige regeling geeft voorschriften voor het bijhouden van een administratie van de aantallen dieren en de oppervlakte grond. Deze administratie is voorts, ingevolge artikel 13 van paragraaf 5 van deze regeling, van belang voor de handhaving van het uitbreidings- en omwisselingsverbod, zoals neergelegd in artikel 14 van de Meststoffenwet.

Om - als alternatief voor de forfaitaire heffingen - in aanmerking te komen voor deelname aan het systeem van verfijnde heffingen dient een bedrijf ingevolge artikel 13h van de Meststoffenwet te worden aangemeld. Op grond van artikel 13al, aanhef en onderdelen c en d, van die wet kunnen regels gesteld worden over die aanmelding en kunnen nadere voorwaarden worden gesteld voor deelname aan het verfijnde heffingensysteem. Paragraaf 3 van de regeling bevat dergelijke regels, onderscheidenlijk voorwaarden.

Artikel 13x, tweede lid, van de Meststoffenwet biedt de mogelijkheid om aanvullende voorwaarden te stellen waaraan een bedrijf moet voldoen om vrijgesteld te zijn van de forfaitaire en verfijnde mineralenheffingen. Paragraaf 4 van de regeling voorziet hierin.

Het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet dat regels bevat omtrent de productie, het gebruik en het verhandelen van meststoffen, verwijst op diverse plaatsen naar bij ministeriële regeling te stellen regels. In paragraaf 5 van de regeling wordt uitvoering gegeven aan de artikelen 2, derde lid, 6, eerste lid, 8, eerste en tweede lid, 12, zesde lid, en 13, derde lid juncto 8, eerste en tweede lid, van dit besluit. De bepalingen van deze paragraaf worden strafrechtelijk gehandhaafd.

In deze regeling is uitgegaan van de nummering van voornoemde wet van 2 mei 1997, houdende wijziging van de Meststoffenwet. Zodra de artikelen van de Meststoffenwet doorlopend zijn genummerd, zal artikel 13 zijn genummerd: 14, artikel 13d: 18, artikel 13e: 19, artikel 13h: 22, artikel 13k: 25, artikel 13l: 26, artikel 13x: 38, artikel 13ak: 52 en artikel 13al: 53.

2. Controle en handhaving

De in paragraaf 2 van deze regeling opgenomen voorschriften omtrent het bijhouden van een administratie ten behoeve van de mineralenheffingen laten de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen daaromtrent onverlet en kunnen worden aangemerkt als een nadere precisering daarvan. Ingevolge deze wet wordt het overtreden van deze bepalingen aangemerkt als een strafbaar feit.

Indien ten aanzien van een bedrijf de in paragraaf 3 gestelde voorwaarden voor deelname aan het verfijnde heffingensysteem niet worden nageleefd, worden ten aanzien van dat bedrijf niet de verfijnde maar in plaats daarvan de forfaitaire heffingen geheven. Evenzo geldt de vrijstelling niet indien wordt geconstateerd dat in een jaar aan een in paragraaf 4 opgenomen voorwaarde voor vrijstelling van de heffingen niet wordt voldaan. In een en ander is derhalve een prikkel gelegen om de desbetreffende voorwaarden van de onderhavige regeling in acht te nemen.

De voorschriften van paragraaf 5 van deze regeling zijn gebaseerd op het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet en worden door middel van het strafrecht gehandhaafd.

De Algemene Inspectiedienst is op grond van artikel 26 van de Meststoffenwet belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften van de onderhavige regeling. De in dit kader te houden controles zal de Algemene Inspectiedienst zoveel mogelijk combineren met de controle-activiteiten op andere onderdelen van het mest- en ammoniakbeleid.

De gekozen systematiek ten aanzien van deelname aan het verfijnde heffingensysteem en van de vrijstelling van de heffingen houdt in dat bedrijven zich van tevoren dienen aan te melden bij het Bureau Heffingen. Dit maakt het mogelijk dat reeds in de loop van het betreffende heffingsjaar gerichte controles op de aangemelde bedrijven plaatsvinden.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Dit artikel geeft bepalingen voor de bedrijven ten aanzien waarvan de forfaitaire of verfijnde mineralenheffingen worden geheven.

De heffingplichtigen ten aanzien van deze bedrijven dienen ingevolge het eerste lid een zogenoemde veesaldokaart en een grondkaart bij te houden.

Op deze kaarten met bijbehorende toelichtingen staat aangegeven binnen welke termijnen en op welke wijze de invulling dient plaats te vinden. Op grond van het tweede lid dienen deze aanwijzingen in acht te worden genomen.

In het derde lid is een aparte regeling opgenomen voor de administratie van de aantallen vleeskalkoenen. Bij vleeskalkoenen is de gebruikelijke handelwijze dat, indien de hennen van een mestronde worden afgeleverd voor de slacht, de hanen van die ronde nog enige tijd op het bedrijf blijven. Deze hanen zijn dan tegelijk met de in het kader van een nieuw aangevangen mestperiode op het bedrijf aangevoerde hennen en hanen aanwezig. De forfaitaire normen voor vleeskalkoenen zijn evenwel vastgesteld uitgaande van de situatie dat de hennen en hanen van een mestronde tegelijkertijd voor de slacht worden afgeleverd waarbij de langere verblijfperiode van de hanen is verdisconteerd in de hoogte van de normen. De veesaldokaart dient in overeenstemming daarmee te worden ingevuld. Het derde lid schrijft in dat verband voor dat wordt uitgegaan van het aantal dieren dat bij aanvang van de mestperiode waarbinnen 1 januari valt, is opgezet. Dit aantal verminderd met de dieren van die mestronde die vóór 1 januari zijn verkocht of gestorven, vormt het op de veesaldokaart te vermelden beginaantal. Voor het bijhouden van de mutaties geldt dat de hanen van een mestronde dienen te worden genoteerd als afgeleverd op dezelfde dag als waarop de laatste hennen van die ronde zijn afgeleverd, ondanks het feit dat die hanen nog wat langer op het bedrijf verblijven.

Het bijhouden van de administratie van de aantallen dieren is, indien sprake is van een bedrijf met dieren van veel verschillende diercategorieën en met veel mutaties in de aantallen dieren, niet heel eenvoudig. Om die reden staat het vierde lid in de plaats van de veesaldo- en grondkaarten andere gegevensdragers toe. Daarmee is het mogelijk gebruik te maken van de door het Bureau Heffingen speciaal ontwikkelde diskette of bestaande managementsprogramma’s. Om te voorkomen dat de gegevens minder toegankelijk zijn dan bij gebruik van het formulier, bepaalt het vierde lid dat de gegevens op vergelijkbare wijze worden gerangschikt als bij gebruik van het formulier.

Niet ongebruikelijk is dat een veehouder zijn gegevens ter verwerking en administratie aanlevert aan een accountants- of boekhoudbureau. Met name in verband met controlemogelijkheden voor de Algemene Inspectiedienst schrijft het vijfde lid voor deze situatie voor dat de heffingplichtige in dat geval steeds binnen een maand na afloop van een kalendermaand de beschikking krijgt over een afschrift van de tot en met die maand bijgewerkte administratie. De op de veesaldokaart vermelde verplichting voor de veehouder om steeds binnen 14 dagen elke wijziging van de aantallen dieren te noteren geldt ingevolge het vijfde lid ook in de hier bedoelde situatie.

Artikel 3

Het eerste lid bevat een met artikel 2, eerste lid, overeenkomende bepaling voor de van de heffingen vrijgestelde bedrijven. Daarbij is de voorgeschreven grondkaart dezelfde als die dient te worden gebruikt door forfaitaire en verfijnde bedrijven, maar is de zogenoemde diertelkaart wat eenvoudiger dan de veesaldokaart.

Gelet op het aan deze bedrijven verbonden beperkte milieurisico en vanuit het oogpunt de administratieve lasten niet zwaarder te maken dan strikt noodzakelijk, mogen deze bedrijven volstaan met het tellen van de dieren op 12 teldata, met uitzondering van vleeskuikens, waarvoor 24 teldata gelden.

Het ontmoet geen bezwaren indien een vrijgesteld bedrijf in de plaats van de voor vrijgestelde bedrijven voorgeschreven diertelkaart de voor forfaitaire en verfijnde bedrijven voorgeschreven veesaldokaart bijhoudt. Het tweede lid voorziet daarin.

Voor bedrijven met een zeer gering aantal dieren en een zeer geringe oppervlakte grond wordt het bijhouden van een administratie ten aanzien van de aantallen dieren en de oppervlakte grond niet noodzakelijk geacht. Het vierde lid zondert de bedrijven met een gemiddelde veebezetting van in totaal niet meer dan 3 grootvee-eenheden en met gemiddeld in totaal niet meer dan 3 hectaren landbouwgrond dan ook uit van de administratieplicht.

Artikel 5

Zoals gezegd gaat de diertelkaart voor de vrijgestelde bedrijven uit van 12, onderscheidenlijk 24 teldata. De aantallen dieren op deze teldata zijn de basis voor de berekening van de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 13y, tweede lid. Daartoe wordt de som van deze aantallen gedeeld door 12, onderscheidenlijk 24 en worden de aldus verkregen gemiddelde aantallen vermenigvuldigd met de forfaitaire omrekennormen die zijn opgenomen in bijlage C bij de Meststoffenwet.

In het derde lid is uitsluitend sprake van gehouden dieren aangezien de daar bedoelde vleeskuikens niet plegen te worden uitgeschaard of elders ter weiding ondergebracht.

Artikel 6

De aanmelding voor deelname aan het systeem van verfijnde mineralenheffingen behoeft ingevolge het tweede lid niet jaarlijks te geschieden. Wel dienen de uiterste aanmelddata opgenomen in het tweede en derde lid in acht te worden genomen. Dit zal echter veelal niet mogelijk zijn indien in de loop van een jaar een nieuw bedrijf ontstaat. Bij het ontstaan van een nieuw bedrijf kan gedacht worden aan de overdracht van een bedrijf, het samenvoegen van bedrijven, het splitsen van een bedrijf, maar ook nieuwvestiging. Het vierde lid bepaalt voor deze situatie dat de aanmelding kan geschieden binnen een maand na het ontstaan van het nieuwe bedrijf. Indien van deze mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt, gelden ook voor het hier bedoelde bedrijf de reguliere termijnen van het tweede en derde lid.

Indien met betrekking tot enig jaar wordt geconstateerd dat een bedrijf niet aan alle voorwaarden voor deelname aan het verfijnde spoor voldoet, komt een eenmaal gedane aanmelding daardoor niet te vervallen. Indien de heffingplichtige zijn aanmelding niet langer wenst te handhaven, kan hij dit schriftelijk laten weten aan het Bureau Heffingen en komt zijn aanmelding ingevolge het vijfde lid te vervallen.

Artikel 7

Ingevolge artikel 13h van de Meststoffenwet worden ten aanzien van een bedrijf alleen dan -als alternatief voor de forfaitaire mineralenheffingen- de verfijnde heffingen geheven indien aan alle overige ter zake bij of krachtens deze wet gestelde regels wordt voldaan.

Gelet daarop zou het strikt genomen niet noodzakelijk zijn om deze regels nader aan te duiden. Om evenwel elke mogelijke onduidelijkheid uit te sluiten, wordt in artikel 7 de naleving van de artikelen 2 en 4 voorgeschreven als voorwaarde om in aanmerking te komen voor deelname aan het systeem van verfijnde mineralenheffingen.

Artikel 8

De aantallen dieren op de 12, onderscheidenlijk 24 teldata van de diertelkaart zijn ook de basis voor de berekening van de gemiddelde veebezetting, bedoeld in artikel 13x, onderdeel a. Daartoe wordt de som van deze aantallen gedeeld door 12, onderscheidenlijk 24 en worden de aldus verkregen gemiddelde aantallen omgerekend naar grootvee-eenheden. Door de som van deze aantallen grootvee-eenheden te delen door de gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond wordt de gemiddelde veebezetting per hectare uitgedrukt in grootvee-eenheden verkregen.

Artikel 10

Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling, bedoeld in artikel 13x, eerste lid, van de wet, dient het bedrijf tijdig te worden aangemeld. De aanmelding dient in beginsel te geschieden vóór de in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid gestelde datum. Denkbaar is dat ten aanzien van een bedrijf een tijdige aanmelding achterwege is gelaten omdat betrokkene in de veronderstelling verkeerde dat ten aanzien van zijn bedrijf de forfaitaire of verfijnde mineralenheffingen zouden worden geheven. Het bedrijf zou dan niet vrijgesteld zijn doordat geen tijdige aanmelding heeft plaatsgevonden, ook indien in de loop van het betreffende jaar zou blijken dat wordt voldaan aan alle overige voorwaarden voor de vrijstelling. In het derde lid is hiervoor een voorziening getroffen door een aanmelding toe te staan tot 1 oktober van het jaar waarop die aanmelding betrekking heeft. Voorwaarde daarvoor is wel dat tot het tijdstip van die aanmelding is voldaan aan alle regels die voor een forfaitair bedrijf gelden dan wel aan alle regels die voor een verfijnd bedrijf gelden. Zo dient onder meer een veesaldokaart te zijn bijgehouden en dient terzake van een verfijnd bedrijf een tijdige aanmelding te hebben plaatsgevonden. Vanaf het tijdstip van de aanmelding dient betrokkene te voldoen aan alle regels die gelden voor de vrijgestelde bedrijven.

Voor een toelichting op het vierde lid zij verwezen naar de toelichting op artikel 6, vierde lid.

Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling dient het betreffende bedrijf jaarlijks te worden aangemeld. Slechts de zogenoemde hobbybedrijven kunnen ingevolge het zesde lid volstaan met een eenmalige aanmelding.

Artikel 11

De vrijgestelde bedrijven doen geen aangifte voor de heffingen, maar dienen in de plaats daarvan een jaaropgave in. De daarop vermelde gegevens worden gebruikt voor de controle op het voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.

Ingevolge het tweede lid geldt ook de verplichting tot het indienen van een jaaropgave niet voor de zogenoemde hobbybedrijven.

Artikel 12

Ingevolge artikel 13am van de Meststoffenwet wordt de hoeveelheid fosfaat in andere meststoffen vooralsnog buiten beschouwing gelaten bij de berekening van de heffingen. Het is wel gewenst dat deze mineralenstroom wordt geadministreerd door de gebruikers ervan en wordt medegedeeld aan het Bureau Heffingen. Het voornemen is om deze mededeling te doen plaatsvinden op het aangifteformulier voor de mineralenheffingen.

Artikel 13

Op grond van de artikelen 2 en 3 van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet zijn producenten van dierlijke meststoffen, indien de gemiddelde veebezetting op hun bedrijf groter is dan 3 grootvee-eenheden en de gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond meer dan 3 hectaren is, verplicht een administratie bij te houden met betrekking tot de door hen geproduceerde mest, de tot het bedrijf behorende oppervlakte grond, en hun aantallen dieren. Deze administratie is van belang voor de handhaving van het uitbreidings- en omwisselingsverbod, zoals neergelegd in artikel 14 van de Meststoffenwet. Zoals in de Nota van Toelichting bij het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet is aangegeven, hoeven de heffingplichtige bedrijven en de op grond van artikel 13x van de Meststoffenwet vrijgestelde bedrijven geen dubbele administratie bij te houden. Nu in het kader van de forfaitaire en verfijnde mineralenheffingen, alsmede in het kader van de vrijstelling van deze heffingen, in respectievelijk artikel 2 en 3 van deze regeling reeds voldoende eisen worden gesteld aan de administratie, wordt aan artikel 2, derde lid, onderdelen a en b, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet uitvoering gegeven door in artikel 13 te verwijzen naar de artikelen 2 en 3 van deze regeling.

Artikel 14

Wat betreft artikel 2, derde lid, onderdeel c, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, is in artikel 14 van deze regeling opgenomen dat de producenten van dierlijke meststoffen op wie artikel 3 van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet niet van toepassing is, verplicht zijn na afloop van een kalenderjaar een zogenaamd afsluitformulier aan het Bureau Heffingen te doen toekomen.

Artikel 15

In artikel 15 wordt uitvoering gegeven aan artikel 8, tweede lid, en aan artikel 13, derde lid, juncto artikel 8, tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet. In beginsel kunnen de leverancier en de afnemer van dierlijke en overige organische meststoffen elkaar ter zake van het ondertekenen van een afleveringsbewijs niet machtigen. Artikel 15 maakt op dit verbod een uitzondering voor de gevallen waarin het in dit artikel genoemde machtigingsformulier wordt gebruikt en de daarin opgenomen voorwaarden worden nagekomen.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen.

Naar boven