Regeling aanvullende vergoeding opleidingen tot leraar basisonderwijs 1998

19 december 1997

nr. HBO/AS/1997/36522

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Gelet op artikel 5.9 van het Bekostigingsbesluit WHW en artikel 2.7a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Na overleg als bedoeld in artikel 1.2 van het Bekostigingsbesluit WHW;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. instelling: een bekostigde instelling voor hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek die een opleiding tot leraar basisonderwijs verzorgt;

c. besluit: het Bekostigingsbesluit WHW;

d. project: een project als bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, van het besluit;

e. ICT: informatie- en communicatie-technologie in het onderwijs;

f. ICT-plan: het informatie- en communicatietechnologiebeleidsplan, bedoeld in artikel 5.9, vijfde lid, van het besluit;

g. Prommitt: de commissie, bedoeld in de beschikking van de minister van 24 maart 1997, HBO/AS-97007414, tot instelling van de Tijdelijke commissie Committee on Multi Media in Teacher Training 2 (COMMITT 2);

h. PML: het Procesmanagement Lerarenopleidingen, bedoeld in het besluit van de HBO-Raad van 22 april 1996 tot instelling van een proces-management voor de lerarenopleidingen in het hoger beroepsonderwijs.

Artikel 2. Doelomschrijving

1. Het doel van deze regeling is de bevordering van de integratie van ICT in de opleidingen tot leraar basisonderwijs, zoals geschetst:

a. in het advies ’Teaching and Learning for the Future’ van COMMITT, aan de minister aan-geboden op 5 november 1996, en

b. in het actieplan ’Investeren in Voorsprong’ en het daarbij behorende implementatieplan, zoals door de minister bij brief van 23 mei 1997 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden.

Het doel van deze regeling is voorts de realisatie van de voornemens, zoals opgenomen in de overeenkomst tussen de HBO-Raad en de minister van 5 december 1995 aangaande de versterking van de lerarenopleidingen in het hoger beroepsonderwijs.

2. Het van de omschrijving in het eerste lid afgeleide doel is de toekenning voor het jaar 1998 van een aanvullende vergoeding aan instellingen waaraan een opleiding tot leraar basisonderwijs is verbonden, ten behoeve van de uitvoering van projecten.

Artikel 3. Bedrag aanvullende vergoeding

Het bedrag van de aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 5.9, vierde lid, van het besluit, voor het bekostigingsjaar 1998 is f 1170. In dit bedrag wordt een onderscheid gemaakt zoals aangegeven in artikel 4.

Artikel 4. Toekenning aanvullende vergoeding voor 1998

1. De minister kent met betrekking tot het jaar 1998 zonder aanvraag een aanvullende vergoeding toe van f 880 ten behoeve van een opleiding voor leraar basisonderwijs voor:

a. de aanschaf van multimediale computers, geschikt voor aansluiting op een netwerk met randapparatuur, besturingssysteem, programmatuur en ondersteuning,

b. de aanschaf van computer-servers,

c. de aanschaf en aanleg van lokale netwerken,

d. de vergoeding van de kosten voor exploitatie, beheer en vervanging in verband met de onderdelen a, b of c,

e. de ontwikkeling en aanschaf van educatieve software,

f. scholing in verband met ICT,

g. andere activiteiten gericht op de integratie van ICT in het onderwijs, en

h. activiteiten gericht op vernieuwing van het curriculum van de lerarenopleidingen, algemene professionalisering en samenwerking.

2. De minister kan met betrekking tot het jaar 1998 tevens op aanvraag een aanvullende vergoeding toekennen van ten hoogste f 290 ten behoeve van een opleiding tot leraar basisonderwijs voor de activiteiten, genoemd in het eerste lid onder a tot en met g bedoeld in artikel 5.

Artikel 5. Aanvullende criteria als bedoeld in artikel 5.9 van het besluit

Om in aanmerking te komen voor een aanvullende vergoeding als bedoeld in artikel 4, tweede lid, voor projecten gelden de volgende aanvullende criteria:

a. het ICT-plan bevat ICT-beleidsprioriteiten en vormt het kader voor investeringskeuzen,

b. het onder a genoemde plan wordt periodiek geactualiseerd en bijgesteld, mede op grond van ervaringen en inzichten van de instelling,

c. de instelling heeft een centrum voor leertechnologie, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, van het besluit, dan wel het instellingsbestuur heeft hiervoor een projectvoorstel ingediend, en

d. de instelling stemt voorgenomen projecten af op de behoeften van de scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, alsmede scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel 6. Vereisten voor het informatie- en communicatietechnologie-beleidsplan

Het ICT-plan omvat:

a. de visie en het kader van waaruit de instelling projecten wil realiseren, voortbouwend op het standpunt van de minister met betrekking tot het in artikel 2, eerste lid onder a, genoemde advies, welk standpunt de minister bij brief van 11 december 1996 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft aangeboden,

b. een plan voor de opzet en instandhouding van een centrum voor leertechnologie als bedoeld in artikel 5 onder c,

c. een overzicht van uitgaven die worden gedaan voor de aanleg en het gebruik van intra- en internetwerken, en

d. een overzicht van uitgaven die worden gedaan voor deskundigheidsbe-vordering en scholing.

Artikel 7. Berekeningsgrondslag

Over de hoogte van de aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 4, tweede lid, beslist de minister op basis van het advies van Prommitt, bedoeld in artikel 10, tweede lid, en op basis van het door de instelling bij de aanvraag gevoegde bestedingsplan bedoeld in artikel 9 tweede lid onder c.

Artikel 8. Begrotingsvoorbehoud

De toekenning van een aanvullende vergoeding geschiedt onder het voorbehoud van goedkeuring van de beschikbare middelen door de wetgever.

Artikel 9. Aanvraag om aanvullende vergoeding ICT

1. De instelling kan tot 1 maart 1998 een aan de minister gerichte aanvraag voor een aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 4, tweede lid, indienen bij Prommitt betreffende de onderwerpen, genoemd in artikel 4, eerste lid onder a tot en met g. Een aanvraag, die in tweevoud wordt ingediend, is ondertekend door het instellingsbestuur, namens hem door de centrale directie dan wel door het college van bestuur.

2. Een aanvraag omvat:

a. het ICT-plan,

b. een of meer projectvoorstellen met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, en

c. een bestedingsplan.

3. Een projectvoorstel bevat een concrete uitwerking van de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, en gespecificeerde begrotingen. Een projectvoorstel geeft reëel zicht op het proces van verwezenlijking van de doeleinden ervan.

4. De instelling zendt een afschrift van zijn aanvraag aan PML.

Artikel 10. Beoordeling projectvoorstel door Prommitt

1. Prommitt beoordeelt een projectvoorstel als bedoeld in artikel 9 aan de hand van de criteria, genoemd in artikel 5.

2. Prommitt brengt de minister binnen vier weken na de in artikel 9 genoemde datum advies uit over het projectvoorstel en geeft daarin een aanbeveling over de hoogte van de toe te kennen aanvullende vergoeding.

3. De commissie zendt een afschrift van haar advies aan de betrokken instelling en aan PML.

Artikel 11. Beslissing minister

De minister beslist binnen zes weken na de datum waarop Prommitt haar advies over een projectvoorstel als bedoeld in artikel 9, tweede lid, heeft uitgebracht, over de toekenning van de aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

Artikel 12. Besteding overeenkomstig doel

De aanvullende vergoeding wordt uitsluitend besteed aan de projecten waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 13. Informatie en rapportage

1. De instelling verschaft informatie over de voortgang van de projecten op het World Wide Web van Internet.

2. Terzake van de projecten die betrekking hebben op de onderwerpen, genoemd in artikel 4, eerste lid:

a. rapporteert de instelling in 1998 twee maal aan Prommitt en houdt daarbij rekening met eventuele aanwijzingen van Prommitt

b. beoordeelt Prommitt de voortgangsrapportage en informeert de minister binnen drie weken na ontvangst van de rapportage over haar oordeel.

3. De instelling zendt een afschrift van de in het tweede lid bedoelde rapportages aan PML.

Artikel 14. Verslag en verantwoording

1. De instelling legt verantwoording af over de inzet van de aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 4, tweede lid. Deze verantwoording wordt afzonderlijk herkenbaar opgenomen in het verslag, bedoeld in artikel 2.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

2. De in het eerste lid bedoelde verantwoording wordt zodanig ingericht dat kan worden beoordeeld of het bereikte resultaat in overeenstemming is met de doelstelling waarvoor de aanvullende vergoeding is verstrekt.

Artikel 15. Bekendmaking

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 17. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende vergoeding opleidingen tot leraar basisonderwijs 1998.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J.M.M. Ritzen.

Toelichting

Op 5 december 1995 is tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de HBO-Raad een overeenkomst gesloten aangaande de versterking van lerarenopleidingen in het hbo.

De overeenkomst heeft betrekking op het beleid beschreven in de nota Vitale Lerarenopleidingen zoals dat met de Tweede Kamer is overeengekomen. Zoals vermeld in de overeenkomst zijn criteria, zoals de mate van samenwerking en vernieuwing op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT), opgesteld voor de beschikbaarstelling van middelen teneinde die versterking te realiseren.

Dit betekent voor de instellingen die een lerarenopleiding basisonderwijs verzorgen, dat zij met die middelen projecten kunnen financieren gericht op invoering van ICT, en projecten ten behoeve van activiteiten op het gebied van een gezamenlijk curriculum, professionalisering en samenwerking. De realisatie van deze doelen komt tot uitdrukking in de afspraken over de indiening van projectvoorstellen Prommitt, neergelegd in een brief van 3 september 1997, kenmerk HBO/AS/1997/18362, en de besluitvorming naar aanleiding van het Plan van Aanpak van het Procesmanagement Lerarenopleidingen. Dit impliceert onder meer dat voor de besteding van de gehele zgn. Pabo-up regionale samenwerking een belangrijk criterium zal zijn. In het eerstvolgend activiteitenplan van het Procesmanagement Lerarenopleidingen zal dit nader worden geoperationaliseerd , een plan dat door de HBO-Raad aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ter goedkeuring zal worden voorgelegd. Deze procedure waarborgt dat bij de toetsing van de vernieuwingsplannen de mate van samenwerking door de instellingen mede kan worden beoordeeld.

In het Staatsblad 1997, 543 met uitgiftedatum 25 november 1997 is de wijziging van het Bekostigingsbesluit gepubliceerd. In onderhavige regeling worden de aanvraagprocedure en criteria voor toekenning van middelen, ten behoeve van invoering van ICT bij de opleidingen tot leraar basisonderwijs in het begrotingsjaar 1998, geregeld.

De bedragen genoemd in deze regeling zijn gemeten per onderwijsvragende student voor de desbetreffende opleiding, overeenkomstig artikel 3.7, tweede lid van het Bekostigingsbesluit WHW en het daarmee samenhangende artikel 5.9 van het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 2, tweede lid:

De soorten projecten zijn vermeld in artikel 5.9, eerste lid, van het besluit:

- een project gericht op de vernieuwing van de opleiding tot leraar basisonderwijs met behulp van informatie- en communicatietechnologie;

- een project gericht op de algemene vernieuwing van het gemeenschappelijk curriculum voor de opleiding tot leraar basisonderwijs.

In de eerste plaats gaat het daarbij om instellingsprojecten zoals die ook zijn voorzien voor lerarenopleidingen in het VO, welke, tezamen met andere projecten voor opleidingen tot leraar basisonderwijs en voortgezet onderwijs, zijn geregeld in de Regeling ICT in de HBO-lerarenopleidingen (Uitleg OCenW-Regelingen 1997,310).

Instellingsprojecten richten zich op een ingrijpende vernieuwing van de opleiding met behulp van informatie- en communicatietechnologie, waarbij een concentratie plaatsvindt op de volgende onderdelen:

1. Deskundigheidsbevordering van docenten en management, bijvoorbeeld ten aanzien van mogelijkheden en basisvaardigheden.

2. Connectivity: aanleg en gebruik van intra- en internetwerken.

3. Een centrum voor leertechnologie aan elke instelling; het centrum heeft een taak in het ondersteunen van leraren bij de integratie van informatie- en communicatietechnologie in het leerproces.

4. Emerging Practices: nieuwe leerpraktijken die bestaan uit een nieuwe combinatie van inhoud, werkvorm - bijvoorbeeld de rollen van docent en student -, lesmateriaal èn infrastructuur.

In de tweede plaats gaat het om activiteiten die onder auspiciën van het Procesmanagement Lerarenopleidin-gen worden verricht ten aanzien van curriculumontwikkeling, professionalisering en samenwerking.

Artikel 3

Het genoemde bedrag is het bedrag per onderwijsvragende student.

Voor 1999 wordt een nieuwe regeling vastgesteld waarin ook de hoogte van dit bedrag opnieuw wordt bepaald.

In het bedrag bedoeld in artikel 3 is een aandeel gereserveerd voor vernieuwingsprojecten gericht op integratie van informatie- en communicatietechnologie. Dit aandeel bedraagt f 290 (25%) van de aanvullende vergoeding; de instellingen kunnen echter een groter deel dan 25% aan deze projecten besteden. Vanaf 1999 wordt telken jare een verhoging van dit percentage voorzien tot tenminste 50%.

Artikel 4

Voor een deel van de toe te kennen bijdrage moet een projectaanvraag worden ingediend, namelijk voor projecten ter invoering van ICT voor een bedrag van tenminste 25% van het in totaal toe te kennen bedrag. Deze vernieuwingsprojecten kunnen betrekking hebben op nieuwe leerpraktijken ’emerging practices’), een centrum voor leertechnologie, computernetwerken, en deskundigheidsbevordering voor personeel.

Het overige deel van het bedrag wordt in het begrotingsjaar 1998 toegekend zonder voorafgaande toetsing van projectaanvragen. Uit deze laatstgenoemde middelen kunnen activiteiten worden verricht die zijn gericht op de algemene vernieuwing van het curriculum van de lerarenopleidingen Basisonderwijs zoals beoogd in de nota Vitale Lerarenopleidingen; daarnaast kunnen de middelen worden ingezet voor de hiervoor genoemde activiteiten ter invoering van ICT. Over al deze activiteiten dient een informerend gesprek te worden gevoerd met het Procesmanagement Lerarenopleidin-gen. Teneinde een integraal overzicht te verkrijgen is het eveneens noodzakelijk dat bij de projectaanvraag als bedoeld in de eerste alinea, aan Prommitt inzicht wordt gegeven in de wijze waarop alle overige activiteiten worden opgezet.

Met ingang van het begrotingsjaar 1999 zullen de hogescholen voorafgaand aan hun begrotingsopstelling voor het betreffende jaar overleg voeren met het Procesmanagement Lerarenopleidingen over de besteding van het deel van de aanvullende vergoeding dat ingezet wordt op de algemene vernieuwing van het curriculum van de lerarenopleidingen Basisonder-wijs. In dit overleg wordt aangegeven welke activiteiten en welke aanpak, o.a. betreffende samenwerking tussen hogescholen, gewenst zijn. Vervolgens stellen de hogescholen hun begroting op en informeren het Procesmanage-ment Lerarenopleidingen over de projecten zoals die in de begroting zijn opgenomen. Het Procesmanagement Lerarenopleidingen adviseert de hogescholen en informeert de minister over eventuele knelpunten. Indien het Procesmanagement Lerarenopleidingen naar aanleiding van de begroting van de hogescholen van opvatting is dat er zwaarwegende knelpunten zijn bij de besteding van de aanvullende vergoeding, kan dit voor de minister een overweging zijn om de toekenning voor de betreffende hogeschool lager vast te stellen. Voorafgaand aan een beslissing in die zin zal overleg met de betreffende hogeschool plaatsvinden.

In de rekening en verantwoording zal uiteindelijk dienen te blijken dat de hogescholen de activiteiten conform de begroting hebben uitgevoerd. Indien dat niet het geval is, volgt een passende sanctie.

Artikel 5

Om in aanmerking te komen voor instellingsprojecten gericht op invoering van informatie- en communicatietechnologie moet de instelling een integraal informatie- en communica-tietechnologie-beleidsplan indienen, dat een basis geeft aan de voorstellen voor instellingsprojecten.

Het ICT-plan moet voldoende vertrouwen bieden (haalbaarheid, blijvend draagvlak, consistentie van de investeringskeuzen enz.) om op grond daarvan beslissingen te nemen ten aanzien van alle daarin opgenomen voorstellen voor instellingsprojecten.

Artikel 8 Begrotingsvoorbehoud

Naast het genoemde begrotingsvoorbehoud kan worden opgemerkt dat op het bedrag bedoeld in artikel 3, de factor uit artikel 3.7, derde lid van het besluit van overeenkomstige toepassing is; tevens is op dit bedrag van overeenkomstige toepassing de wachtgeldfactor die voor verdeling van het wettelijk deel als bedoeld in artikel 3.8c, tweede lid van het besluit wordt gehanteerd.

Artikel 9, vierde lid

Het adres van het Procesmanagement Lerarenopleidingen luidt:

het Procesmanagement Lerarenoplei-dingen, Jan Evertstraat 1a, 2514 BS Den Haag.

Artikel 13

Het instellingsbestuur moet twee maal per jaar, schriftelijk of met gebruik van elektronische communicatietechnologie, aan Prommitt rapporteren.

Artikel 14

Voor de inrichting van dit verslag verwijs ik naar de Richtlijn verslag hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J.M.M. Ritzen.

Naar boven