Uitspraken Centraal Medisch Tuchtcollege

Pub. 167

Het Centraal Medisch Tuchtcollege heeft het navolgende overwogen en beslist op het door S., klaagster/appellante, wonende te O., ingestelde hoger beroep van de beslissing van het Medisch Tuchtcollege te Eindhoven van 5 februari 1996, door appellanten ontvangen op 6 maart 1996 waarbij haar klacht tegen U., tandarts, wonende te O., als kennelijk ongegrond zonder nader onderzoek ter terechtzitting is afgewezen.

1. Het Centraal Medisch Tuchtcollege heeft kennis genomen van de stukken van eerste aanleg; van de beslissing waarvan beroep; het beroepschrift, ingekomen op 1 april 1996; het verweerschrift in beroep, ingekomen op 6 mei 1996.

2. Het beroep is tijdig ingesteld.

3. Op 13 februari 1995 heeft klaagster met haar 6 jaar oude dochter G. de tandarts geconsulteerd in verband met pijnklachten aan een kies van G.. De tandarts oordeelde extractie noodzakelijk vanwege ernstige cariës aan de kies. G. huilde steeds harder gedurende de toediening van anesthesie en de extractie. Na de extractie diende de tandarts nog wondtoilet uit te voeren, doch het hevige huilen van G. verhinderde dat. De tandarts heeft bereikt dat G. even ophield met huilen - volgens de tand-arts door het geven van een tik tegen G.’s wang, volgens klaagster door het geven van 3 klappen in haar gezicht - waarna de tandarts de behandeling bij G. kon afronden. Klaagster heeft aangifte tegen de tandarts gedaan bij de politie terzake van mishandeling. De aangifte heeft niet tot strafvervolging geleid.

4. De klacht in eerste aanleg houdt in dat de tandarts G. heeft mishandeld tijdens de behandeling op 13 maart 1995.

5. Het College van eerste aanleg heeft deze klacht afgewezen, overwegende dat het het College niet erg aannemelijk lijkt dat de tandarts met de vlakke hand in het gezicht geslagen heeft omdat het uiterst onwaarschijnlijk is dat daardoor vingerafdrukken in G.’s gezicht zouden zijn achtergebleven zoals door klaagster is gesteld. Meer waarschijnlijk moet worden geacht dat de lezing van de tandarts dat hij een pedagogische tik heeft gegeven juist is.

Omdat afronding van de behandeling door het geven van wondtoilet noodzakelijk was en het noch aan de moeder noch aan de tandarts gelukte om G. langs de weg van overreding tot beda-ren te brengen is het naar het oordeel van het College van eerste aanleg geen vertrouwensondermijnende handeling geweest dat hij een pedagogische tik tegen de wang heeft gegeven.

6. In beroep heeft klaagster haar klacht van eerste aanleg herhaald.

7. Het Centraal Medisch Tuchtcollege overweegt als volgt:

Wat ook zij van de vraag of de lezing van klaagster of die van verweerder meer aannemelijk is, is het Centraal College van oordeel dat in beginsel het slaan van of het toedienen van een tik aan een patiënt, hoe gering ook, ondermijnend is voor het aanzien van de stand der geneeskundigen, ongeacht de leeftijd van de patiënt.

Dit zal slechts anders zijn wanneer een voor de gezondheid van de patiënt noodzakelijk handeling verricht dient te worden, die zonder een dergelijke tik onmogelijk te verric hten valt.

Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken. Wondtoilet was weliswaar gewenst, maar lijkt op grond van de stukken onvoldoende reden voor de handelwijze van de tandarts te zijn geweest.

Het Centraal Medisch Tuchtcollege is dan ook van oordeel dat de zaak terugverwezen dient te worden naar het College van eerste aanleg om te worden hervat in de stand waarin deze zich bevindt.

Voorts acht het Centraal Medisch Tuchtcollege publicatie om redenen van het algemeen belang gewenst met inachtneming van het bepaalde in artikel 13B, 1e lid van de Medische Tuchtwet op de hierna aangewezen wijze geboden.

8. Het Centraal Medisch Tuchtcollege beslist mitsdien als volgt:

Rechtdoende in hoger beroep:

Vernietigt de beslissing waarvan beroep en wijst de zaak terug naar het College van eerste aanleg om te worden hervat in de stand waarin deze zich bevindt. Bepaalt dat deze beslissing met inachtneming van het in artikel 13B, 1e lid van de Medische Tuchtwet bepaalde wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Nederlandse Staatscourant en door toezending aan Medisch Contact, het Tijdschrift voor Tandheelkunde, het Nederlands Tandartsenblad en het tijdschrift voor Gezond-heidsrecht met verzoek tot plaatsing.

Aldus gegeven in Raadkamer op 5 september 1996 door: mr. J.J.R. Bakker, voorzitter; J. van den Enk, dr. J.M. Onland, leden-tandartsen; dr. J.J. Hamming, mw. dr. C. Hermann, leden-geneeskundigen; in tegenwoordigheid van mr. H.J. Sluyters-Hamburger, secretaris.

Naar boven