Intensivering van de uitwisseling van inlichtingen tussen de bevoegde fiscale autoriteiten van Nederland en België

Regeling tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en België van 25 september 1997, nr. AFZ97/3531 M Overeenkomst tussen Nederland en België inzake wisseling van renvooien tussen de Nederlandsche en Belgische administratiën van 24 mei 1845 Artikel 6 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

De bevoegde autoriteiten van Nederland en België regelen, na overleg,

op basis van de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1977, gewijzigd door de Richtlijn 79/1070/EEG van de Raad van 6 december 1979 en de Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992, betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-staten op het gebied van de directe en de indirecte belastingen en meer in het bijzonder van de artikelen 2, 3, 4 en 9, hierna ’Richtlijn’ genoemd en van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing en van het Protocol van 19 oktober 1970, meer in het bijzonder van artikel 27, hierna ’Overeenkomst’ genoemd,

en

gelet op de wens van beide Staten om de wederzijdse bijstand tussen Nederland en België te intensiveren en onverminderd het bepaalde van de Belgisch - Nederlandse Overeenkomst van 24 mei 1845 inzake wisseling van renvooien1

de uitwisseling van inlichtingen die in één van beide of in beide Staten van nut kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belastingen naar het inkomen en het vermogen en van de belasting over de toegevoegde waarde, als volgt:

1. De automatische uitwisseling van inlichtingen als bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn heeft betrekking op:

A. Inzake belastingen naar het inkomen en het vermogen:

a. de salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen als bedoeld in artikel 15 en 19 van de Overeenkomst;

b. de tantièmes, presentiegelden en andere beloningen als bedoeld in artikel 16 van de Overeenkomst;

c. de inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars als bedoeld in artikel 17 van de Overeenkomst;

d. de pensioenen en de andere soortgelijke beloningen als bedoeld in artikel 18 en 19 van de Overeenkomst;

e. pensioenen en uitkeringen betaald krachtens het sociale zekerheidsstelsel, brugpensioenen, particuliere pensioenen en afkoopsommen daarvan, pensioenen van gewezen zelfstandigen, onderhoudsuitkeringen, renten, kapitalen en afkoopwaarden als bedoeld, naar gelang het geval, in artikel 15, 18 of 22 van de Overeenkomst;

f. bezit van onroerende goederen;

g. de opgaven van de totale vastgestelde winst en van de totale grondoppervlakte - uitgesplitst per Staat - van een in één van de Staten gevestigde landbouwonderneming indien een deel van de gronden op het grondgebied van de andere Staat is gelegen met vermelding van het vrijgestelde inkomen.

B. Inzake belasting over de toegevoegde waarde:

a. teruggaven aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen de teruggaven van belasting over de toegevoegde waarde, verkregen op grond van de toepassing van de Richtlijn 79/1072/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 december 1979;

b. leveringen van nieuwe vaartuigen en luchtvaartuigen de intracommunautaire leveringen, door andere dan onder c) hierna, genoemde incidentele belastingplichtigen, van nieuwe vaartuigen en luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 28bis, lid 2, van de Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1977 aan niet voor BTW-doeleinden geïdentificeerde personen;

c. leveringen van nieuwe vervoermiddelen door incidentele belastingplichtigen de intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen als bedoeld in artikel 28bis, lid 2, van de Richtlijn 77/388/EEG door incidentele belastingplichtigen als bedoeld in artikel 28bis, lid 4, van de Richtlijn 77/388/EEG, waarvoor zij een recht op aftrek van BTW uitoefenen.

2. De intensivering van de spontane uitwisseling van inlichtingen zoals bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Richtlijn heeft betrekking op:

A. Inzake belastingen naar het inkomen en het vermogen:

a. commissielonen, honoraria, courtages en andere beloningen alsmede kredietnota’s;

b. de wijzigingen van woonplaats van personen van één van de Staten naar de andere Staat.

B. Inzake belasting over de toegevoegde waarde:

a. drempeloverschrijding bij verkopen

op afstand het overschrijden van de omzetdrempel inzake verkopen op afstand, zoals bedoeld in artikel 28ter, B, lid 2, van de Richtlijn 77/388/EEG;

b. diensten met een vermoedelijk onregelmatig karakter

het verrichten van diensten als bedoeld in artikel 6, van de Richtlijn 77/388/EEG, in de gevallen waarin er in de Staat die de inlichtingen verstrekt een vermoeden bestaat dat de handelingen in de andere Staat niet zijn aangegeven, een fictief karakter hebben, niet aan de werkelijke afnemer zijn gefactureerd of andere onregelmatigheden vertonen;

c. intracommunautaire leveringen zonder vrijstelling

intracommunautaire leveringen van goederen zonder toepassing van de vrijstelling van de BTW als bedoeld in artikel 28quater, A, van de Richtlijn 77/388/EEG aan een in de andere Staat gevestigde belastingplichtige;

d. diplomatieke en consulaire betrekkingen e.d.

de toepassing van de vrijstelling van BTW op grond van artikel 15, lid 10, van de Richtlijn 77/388/EEG;

e. intracommunautaire verwervingen de gevallen waarbij gegevens

zoals meegedeeld op grond van artikel 4, lid 3, van Verordening (EEG) Nr. 218/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 januari 1992, beduidend afwijken van het bedrag van de aangegeven intracommunau-taire verwervingen;

f. nieuwe belastingplichtigen nieuwe belastingplichtigen die onmiddellijk intracommunautaire transacties van beduidende omvang verrichten;

g. BTW-identificatienummers

de individuele BTW-identificatienummers die zijn toegekend aan belastingplichtigen die niet in de inlichtingenverstrekkende Staat gevestigd zijn;

h. keuze van de plaats van levering bij verkopen op afstand

de opties inzake verkopen op afstand als bedoeld in artikel 28ter, B, lid 3, van de Richtlijn 77/388/EEG;

i. intracommunautaire leveringen van landvoertuigen

de op grond van artikel 28quater, A, van de Richtlijn 77/388/EEG van de BTW vrijgestelde intracommunautaire leveringen van landvoertuigen door andere dan de onder punt 1. B. c. genoemde incidentele belastingplichtigen die in de Staat van vertrek tijdelijk worden ingeschreven in het wegverkeer met het oog op hun overbrenging naar de Staat van aankomst.

3. De bevoegde autoriteiten van beide Staten verbinden er zich eveneens toe de uitwisseling van inlichtingen op verzoek alsook de spontane uitwisseling van inlichtingen, die hiervoor niet specifiek worden opgesomd, te intensiveren.

4. Ten aanzien van de geheimhouding en de begrenzing van de uitwisseling van inlichtingen wordt verwezen naar het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van de Richtlijn en artikel 27 van de Overeenkomst.

5. De inlichtingen als bedoeld in punten 1, 2 en 3 zullen indien mogelijk geautomatiseerd en op digitale wijze worden verstrekt.

6. Indien mocht blijken dat de gegevens die in het kader van de automatische en spontane inlichtingenuitwisseling zijn verstrekt onjuist of onvolledig zijn, zijn de bevoegde autoriteiten gehouden hierover zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten van de andere Staat.

7. De bevoegde autoriteiten stellen elkaar in kennis van de instanties waaraan de inlichtingen worden toegestuurd.

8. De inlichtingen als bedoeld in punt 1 met betrekking tot een bepaald kalenderjaar of tijdvak zullen zo spoedig mogelijk na de beëindiging van dat jaar of tijdvak worden toegestuurd.

9. Deze regeling is wat de uitwisseling van inlichtingen ten aanzien van de hiervoor bedoelde groepen van gevallen en omschreven situaties betreft voor de eerste maal van toepassing op gegevens die betrekking hebben op het jaar 1997.

10. De bevoegde autoriteiten komen overeen vóór 1 januari 2000 een aanpassing van deze regeling te onderzoeken.

11. Deze regeling zal worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.

12. Opgemaakt in tweevoud te Den Haag op 25 september 1997.


Aan Nederlandse zijde:
De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze,
De Directeur-Generaal der Belastingen,
J.N. van Lunteren.
De Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken,
D.E. Witteveen.
Aan Belgische zijde:
voor de Minister van Financiën:
De Adjunct-administrateur-generaal van belastingen,
J.-M. Delporte.

1 Tekst hierna opgenomen

Overeenkomst tussen Nederland en België inzake de wisseling van renvooien tussen de Nederlandsche en Belgische administratiën van 24 mei 1845

Art. I. Er zal, tusschen de ontvangers van de registratie en domeinen, eene wisseling plaats hebben van alle bescheiden en inlichtingen, welke de volledige en regelmatige heffing kunnen bevorderen van de rechten bij de, in beide Staten in werking zijnde wetten vastgesteld, of in verband staande met de belangen van de domeinen, beide wederkeeriglijk betreffende.

Art. II. Men zal bepaaldelijk overzenden:

1e. afschriften van de registratie van akten van verkoop; van beloften van verkoop, wederzijdsche verbintenissen daarstellende; van schenkingen; van aanneming van schenking; van scheidingen en licitatiën; van ruilingen, dading en volmachten tot verkoop; van huur en van kwitantiën van betaalde huurpenningen van onroerende goederen, en, in het algemeen, van alle overeenkomsten overdracht, aanwijzing of toewijzing bevattende van eigendom, vruchtgebruik of genot van onroerende goederen, geheel of gedeeltelijk gelegen in de uitgestrektheid van den Staat, vreemd aan het land, alwaar de overeenkomst is geregistreerd of verleden;

2e. idem van alle gerechtelijke of buiten gerechtelijke akten, - afstand, wederafstand, ontbinding van contracten van eigendomsovergang (hetzij onder bezwarenden titel hetzij om niet) bevattende; - of welke op het spoor kunnen brengen van onderhandsche of mondelinge overeenkomsten van eigendomsovergang van onroerende goederen, voor zoover, ten aanzien van derzelver ligging, gelijk geval bestaat;

3e. idem van huwelijks-contracten, wanneer de echtgenooten, of een hunner, geboren of woonachtig zijn in een land, vreemd aan dat, waar het contract is verleden of geregistreerd, of wanneer, ten aanzien der goederen ten huwelijk aangebracht of geschonken, wat derzelver ligging betreft, geheel of gedeeltelijk, gelijk geval plaats heeft.

Idem van de geregistreerde testamenten, mitsgaders opgaven van de ongeregistreerde, uit de repertoria getrokken, wanneer de akte verleden of geregistreerd is in een der beide rijken, en de testateur woonachtig is, of de goederen, waarover hij beschikt heeft, gelegen zijn in het andere; eindelijk alle eventueele beschikkingen of akten, wier uitwerking van sterfgevallen afhankelijk is, wanneer zij, in het eene rijk verleden, onroerende goederen betreffen mochten, in het andere gelegen;

4e. Uittreksels uit de aangiften voor het recht van successie van nalatenschappen van ingezetenen van een der beide rijken, wat betreft de onroerende goederen in de uitgestrektheid van het andere rijk gelegen.

Uittreksels uit aangiften voor het recht van eigendomsovergang bij overlijden, in het eene rijk gedaan, wanneer de overledene ingezeten was van het andere, of als zoodanig, voor de toepassing der wet van 27 December 1817, moet gehouden worden;

5e. Uittreksels uit de lijsten der sterfgevallen, of uit andere akten of aangiften, waarin dezelve voorkomen, ingeval de overledene gestorven is, in het eene rijk, of dat zijn overlijden, hoezeer in de koloniën of buitenslands voorgevallen, aldaar mocht zijn gebleken, hoezeer de overledene zijn domicilie mocht gehad hebben in het andere, of wel, dat hij, hoezeer gedomicilieerd in het land, alwaar hij is overleden, op het tijdstip van zijn overlijden, bevonden of geacht wordt roerende of onroerende goederen in het andere rijk, te hebben bezeten.

Afschriften van de registratiën van volmachten tot aanvaarding, of toeëigening van nalatenschappen, opengevallen in een ander rijk dan dat, alwaar de akten zijn geregistreerd;

6e. Uittreksels uit de inventarissen na doode opgemaakt in het eene rijk, wanneer daarin de vermelding of omschrijving voorkomt van eigendomsbewijzen van roerende of onroerende goederen, door den overledene binnen het andere bezeten;

7e. Afschriften van de registratie van openbare verkoopingen van roerende goederen, van houtgewas, van veldvruchten, na doode gehouden, wanneer die verkoopingen hebben plaats gehad buiten het rijk, alwaar de goederen gelegen zijn;

8e. Idem van akten, houdende vestiging van renten en schuldvorderingen, ingeval zij betaalbaar zijn, of de schuldeischer woonachtig is buiten het rijk, alwaar de akten zijn verleden; mitsgaders van akten van krediet-opening of van verstrekking der daarbij toegezegde penningen, verleden buiten het rijk, alwaar partijen zijn gedomicilieerd.

Idem van aflossing van renten of inschulden, boedels betreffende, welke in een der beide rijken zijn opengevallen;

9e. Afschriften van inschrijvingen van hypotheken, ten behoeve van personen, vreemd aan het land, alwaar de inschrijvingen zijn genomen, en gedomicilieerd in den anderen Staat.

Idem van de doorhalingen van en de subrogatiën in hypotheken. Behalve de gewone opgaven, moeten de uitttreksels uit de inschrijvingen het kapitaal der schuldvordering vermelden, en, ingeval van renten, of deze altoosdurend, dan voor het leven gevestigd zijn.

De doorhalingen en subrogatiën moeten den datum en den aard der akten, of, in rechten bevolen zijnde, van het vonnis behelzen;

10e. Opgaven van de vereenigingen van het vruchtgebruik met den blooten eigendom (geheel of gedeeltelijk), in de gevallen, bij de artt. 5 en 20 der wet van 27 December 1817 voorzien, indien de nalatenschap opengevallen is in het eene rijk, en het te niet gaan van het vruchtgebruik aangegeven of gebleken is in het andere.

Art. III. Gedurende het vierde kwartaal van 1845 zullen wederkeerig overgemaakt worden, van de Belgische zijde, uitttreksels uit het memoriaal der grondbelasting, en, van de Nederlandsche zijde, uittreksels uit de registers van het kadaster, aanwijzende: den aard, de uitgestrektheid, ligging en belastbare waarde der eigendommen, toebehoorende aan inwoners van den naburigen Staat, of voor zoodanig gehouden wordende.

Op het einde van ieder volgend jaar zullen lijsten opgezonden worden van alle veranderingen, in de voormelde eigendommen voorgevallen, mitsga-ders van alle verkrijgingen, door dezelfde eigenaren, of van andere ingezetenen van den naburigen Staat gedaan.

Deze uittreksels en lijsten, te zamen met de renvooien verzonden, zullen gebracht worden op een register ad hoc, in ieder kantoor, waaronder het domicilie des eigenaars behoort.

Wanneer een der eigenaren overleden is, zal de ontvanger uit de sterflijsten een uittreksel maken voor ieder kantoor, waaronder goederen gelegen zijn.

Deze uittreksels, in margine van welke kortelijk melding zal worden gemaakt van den inhoud en de ligging der goederen, zullen in de op te maken renvooien begrepen zijn.

Art. IV. Indien afschriften van akten of oorkonden worden verlangd, zullen dezelve deugdelijk verklaard en kosteloos geleverd worden, door de ambtenaren ter plaatse alwaar de stukken berusten.

Zoo dikwerf het noodig bevonden wordt door notarissen, griffiers of andere openbare en ministrieele ambtenaren, afschriften te doen uitleveren van akten of van uittreksels uit registers onder hen berustende, zullen de kosten van de expeditiën, door den ambtenaar, die ze verlangt, betaald worden naar de gewone tarieven, vastgesteld bij de wetten of reglementen van het land, alwaar de uitgifte plaats heeft.

Art. V. Alle renvooien, uittreksels of afschriften, zoomede de briefwisseling, in den, voor de ambtenaren in de beide landen, aangenomen vorm, zullen aan de respectieve provinciale of arrondissements-directeurs gezonden worden, welke dezelve aan het hoofdbestuur te Brussel of te ’s-Gravenhage opzenden.

Art. VI. De renvooien, in art. II vermeld, zullen om de drie maanden overgezonden worden. De eerste afzending zal geschieden in den loop der maand November 1845, voor het kwartaal van Juli van dat jaar. Zij zal tevens bevatten alle renvooien, welke, sedert 1 juli 1830, niet zijn opgemaakt.

De renvooien van hypothecaire inschrijvingen zullen echter beperkt zijn:

a. tot die inschrijvingen, welke in België na de wet van 12 Augustus 1842 zijn genomen;

b. in den Nederlanden, tot die sedert de invoering van het nieuwe hypotheekstelsel genomen of overgebracht.

Art. VII. De briefwisseling, het beheer der domeinen betreffende, in de Belgische provinciën Limburg, Antwerpen en Oost-Vlaanderen, te eener zijde en, in de provinciën Zeeland, Noord-Brabant en Nederlandsch-Limburg, ter andere zijde, zal, tusschen de directeurs der aan elkander grenzende gewesten onderling rechtstreeks kunnen geschieden.

Art. VIII. In gevallen van dringenden aard, zullen de ontvangers en verdere beambten, in de beide rijken, elkander onderling schrijven kunnen: behoudens, dat de Nederlandsche of Belgische ambtenaar zijne brieven frankeere: de vracht daarvan, zoowel als van het antwoord, moet hem, door zijne administratie, worden in rekening geleden.

Art. IX. De uitdeeling der renvooien en uittreksels, door iedere der beide administratiën, en de maatregel van uitvoering, die daarvan het gevolg moeten zijn, zullen bij bijzondere instructiën geregeld worden.

Art. X. De artikelen 4, 7 en 8 der overeenkomst, uitsluitend voor Limburg, op den 12den October 1839 gesloten, worden ingetrokken.

Art. XI. Deze overeenkomst zal, met wederzijdsch overleg, voor die toevoegingen en wijzigingen vatbaar zijn, wier nut later zal zijn gebleken.

Naar boven