Regeling routeringssysteem Noord Hinder - Duitse Bocht

Regeling houdende vaststelling van een verplicht routeringssysteem voor tankers van Noord Hinder naar de Duitse Bocht en vice versa

3 november 1997

Nr. DGG/G/J-97008795

Directoraat-Generaal Goederenvervoer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 2 van het Besluit routerings- en meldingssystemen voor schepen in volle zee voor de Nederlandse kust;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. olietankschip: een schip dat is gebouwd voor of aangepast aan voornamelijk het vervoer van olie in bulk in zijn laadruimten, daaronder begrepen combinatietankschepen en elk chemicaliëntankschip indien dit schip een gehele of gedeeltelijke lading olie vervoert;

b. chemicaliëntankschip: een schip dat is gebouwd voor of aangepast aan voornamelijk het vervoer van schade-lijke vloeistoffen in bulk, daaronder begrepen een olietankschip indien dit schip een gehele of gedeeltelijke lading schadelijke vloeistoffen in bulk vervoert;

c. gastankschip: een vrachtschip dat is gebouwd voor of aangepast aan en dat wordt gebruikt voor het vervoer in bulk van lading bestaande uit vloeibaar gemaakt gas;

d. routeringssysteem: het routeringssysteem, bedoeld in artikel 3.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op kapiteins van de volgende schepen:

a. olietankschepen van 10.000 ton gross tonnage (GT) of groter die olie vervoeren zoals vermeld in Aanhangsel I van Bijlage I, behorend bij het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1975, 147 en 1978, 187), gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag (Trb. 1978, 188);

b. chemicaliëntankschepen van 5.000 ton gross tonnage (GT) of groter die vloeibare bulkladingen vervoeren vallend onder de categorieën A en B zoals vermeld in de Aanhangsels I en II van Bijlage II, behorend bij het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1975, 147 en 1978, 187), gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag (Trb. 1978, 188);

c. chemicaliëntankschepen van 10.000 ton gross tonnage (GT) of groter die vloeibare bulkladingen vervoeren vallend onder de categorieën C en D zoals vermeld in de Aanhangsels I en II van Bijlage II, behorend bij het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1975, 147 en 1978, 187), gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag (Trb. 1978, 188);

d. gastankschepen van 10.000 ton gross tonnage (GT) of groter die vloeibaar gas in bulk vervoeren.

Artikel 3 Routeringssysteem Noord Hinder - Duitse Bocht

Het gebruik van het volgende routeringssysteem is verplicht:

Beschrijving van het routeringssysteem.

A. Diepwaterroute van Noord Hinder naar verkeersscheidingsstelsel ’Nabij de Bruine Bank’.

De diepwaterroute, begrensd door een lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-1.gif

B. Verkeersscheidingsstelsel ’Nabij de Bruine Bank’.

a. De scheidingszone, begrensd door een lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-2.gif

b. De verkeersbaan voor noordgaand verkeer, ingesteld tussen de scheidingszone, bedoeld onder a, en de lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-3.gif

c. De verkeersbaan voor zuidgaand verkeer, ingesteld tussen de scheidingszone, bedoeld onder a, en de lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-4.gif

C. Diepwaterroute van verkeersscheidingsstelsel ’Nabij de Bruine Bank’

naar verkeersscheidingsstelsel ’West Friesland’.

De diepwaterroute, begrensd door een lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-5.gif

D. Verkeersscheidingsstelsel ’West Friesland’.

a. De scheidingszone, begrensd door een lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-6.gif

b. De verkeersbaan voor noordoostgaand verkeer, ingesteld tussen de scheidingszone, bedoeld onder a, en de lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-7.gif

c. De verkeersbaan voor zuidwestgaand verkeer, ingesteld tussen de scheidingszone, bedoeld onder a, en de lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-8.gif

E. Voorzorgsgebied ’Friesland’.

Het voorzorgsgebied, ingesteld direct ten noorden van het verkeersscheidingsstelsel ’West-Friesland’ en begrensd door een lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-9.gif

F. Verkeersscheidingsstelsel ’Oost Friesland’.

a. De scheidingszone, begrensd door een lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-10.gif

b. De verkeersbaan voor noordoostgaand verkeer, ingesteld tussen de scheidingszone, bedoeld onder a, en de lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-11.gif

c. De verkeersbaan voor zuidwestgaand verkeer, ingesteld tussen de scheidingszone, bedoeld onder a, en de lijn die de volgende geografische posities verbindt:

stcrt-1997-220-p9-SC11270-12.gif

Artikel 4 Gebruik van het routerings-systeem

Het routeringssysteem of een deel daarvan wordt gebruikt indien wordt gevaren:

a. van Noord Hinder naar de Baltische of Noordzeehavens van Noorwegen, Zweden, Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland of Nederland ten noorden van de drieënvijftigste Noorderbreedtegraad en omgekeerd;

b. tussen Noordzeehavens van Nederland of de Bondsrepubliek Duitsland, tenzij het aangrenzende havengebieden betreft;

c. tussen het Verenigd Koninkrijk of continentale Noordzeehavens ten zuiden van de drieënvijftigste Noorderbreedtegraad en de Scandinavische of Baltische havens; en

d. tussen Noord Hinder, het Verenigd Koninkrijk of continentale Noordzeehavens ten zuiden van de drieënvijftigste Noorderbreedtegraad en laad- en losinstallaties voor olie op zee en aan de wal in het Noordzeegebied.

Artikel 5 Gedragsregels bij het gebruik van het routeringssysteem

Bij gebruikmaking van het routeringssysteem:

a. worden de juiste verkeersbanen van de verkeersscheidingsstelsels die onderdeel zijn van het routeringssysteem gebruikt;

b. wordt de in de zeekaarten met opengewerkte streeppijlen aangegeven aanbevolen richting van de verkeersstroom in het voorzorgsgebied gevolgd; en

c. wordt de stuurboordzijde van de diepwaterroutes die onderdeel zijn van het routeringssysteem, voor zover dit naar het oordeel van de kapitein uitvoerbaar is, gevolgd.

Artikel 6 Binnenvaren of verlaten van het routeringssysteem

Het binnenvaren of verlaten van het routeringssysteem geschiedt op het punt dat het dichtst bij de vertrek- of bestemmingshaven ligt en dat tevens zodanig is gelegen dat een veilige vaart van of naar die haven mogelijk is.

Artikel 7 Niet te bevaren zeegebied

Het zeegebied tussen het routerings-systeem en de aangrenzende kust van de Waddeneilanden wordt niet bevaren, tenzij het routeringssysteem wordt binnengevaren of verlaten.

Artikel 8 Vrijstelling

1. De schepen, bedoeld in artikel 2, die vanwege hun diepgang het zuidelijk deel van het routeringssysteem, omschreven in artikel 3, onderdeel A en B, onder a en b, niet op veilige wijze kunnen bevaren, zijn vrijgesteld van het verplichting om dit deel van het routeringssysteem te gebruiken.

2. De schepen, bedoeld in het eerste lid, kunnen gebruik maken van de westelijke route van het in de Bekendmaking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 november 1990, nr. S/J 32.053/90 (Stcrt. 1990, 233) omschreven ’routeringssysteem ter hoogte van Friesland’.

3. Indien gebruik wordt gemaakt van de route, bedoeld in het tweede lid, maakt de kapitein hiervan een aan-tekening in het scheepsjournaal.

Artikel 9 Slotbepaling

Bekendmaking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 november 1990, nr. S/J 32.053/90 (Stcrt. 1990, 233) wordt ingetrokken voor zover deze betrekking heeft op de daarin omschreven aanbevolen route voor tankers van Noord Hinder naar de Duitse Bocht en vice versa.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 1997.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling routeringssysteem Noord Hinder - Duitse Bocht.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,A. Jorritsma-Lebbink.

Toelichting

Ter uitvoering van artikel 2, eerste lid, van het Besluit routerings- en meldingssystemen voor schepen in volle zee voor de Nederlandse kust wordt in de onderhavige regeling een verplicht routeringssysteem van Noord Hinder naar de Duitse Bocht en vice versa vastgesteld.

Bij de definiëring van het begrip olietankschip, bedoeld in artikel 1, onder a, is aangesloten bij de omschrijving van dit begrip in bijlage I van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL). Wat betreft de in artikel 1, onderdeel b en c, omschreven begrippen chemicaliëntankschip en gastankschip is aansluiting gezocht bij Hoofdstuk VII van het Internationaal Verdrag ter beveiliging van mensen-levens op zee, 1974 (SOLAS).

De omschrijving van het routeringssysteem vindt krachtens Resolutie A.826(19) van de Internationale

Maritieme Organisatie plaats in artikel 3.

In artikel 2 wordt bepaald op welke schepen het verplichte routeringssysteem van toepassing is.

Deze regeling bevat voorts in artikel 4 en 5 bepalingen betreffende het gebruik van het routeringssysteem.

In artikel 6 wordt bepaald op welk punt de route dient te worden binnengevaren of verlaten. Daarbij is het van belang dat de kapitein van een schip bij het binnenvaren of verlaten van de route zich ervan bewust is dat olie- en gasproduktie-installaties en mobiele boorinstallaties kunnen worden ontmoet in de nabijheid van de route, waarbij veiligheidszones met een straal van 500 meter (0,27 zeemijl) zijn ingesteld rond alle installaties.

Schepen met een grote diepgang zijn ingevolge artikel 8 vrijgesteld van de verplichting om gebruik te maken van het zuidelijk deel van het verplichte routeringssysteem. Deze schepen kunnen gebruik maken van een alternatieve westelijke route. De alternatieve route maakt deel uit van het in Bekendmaking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 november 1990, nr. S/J 32.053/90 (Stcrt. 1990, 233) omschreven ’routeringssysteem ter hoogte van Friesland’ en wordt gevormd door de volgende routeringsmaatregelen:

a) de diepwaterroute van Noord Hinder naar de ’Indefatigable Bank’ via DR1 lichtboei;

b) het verkeersscheidingsstelsel ’Ter hoogte van Botney Ground’; en

c) de diepwaterroute van verkeersscheidingsstelsel ’Ter hoogte van Botney Ground’ naar het voorzorgsgebied ’Friesland’.

Verder worden schepen waarop het onderhavige verplichte routeringssysteem van toepassing is, geacht uitvoering te geven aan Resolutie A.486(XII) van 19 november 1981, betreffende de ’Aanbeveling betreffende het gebruik van in voldoende mate gekwalificeerde certificaatloodsen op de Noordzee, in het Kanaal en in het Skagerak’.

Voor de schepen waarop de onderhavige regeling van toepassing is verdient het aanbeveling een doeltreffend elektronisch plaatsbepalingsinstrument, dat geschikt is voor het in deze regeling omschreven gebied, aan boord te hebben.

Tenslotte zij vermeld dat een aantal offshore installaties, die zich binnen de grenzen van de scheidingszones en/of in de nabijheid van de route bevinden, zijn uitgerust met een X- en S-band RACON’s.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven