Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Korps Spoorwegpolitie 1997

Besluit houdende aanwijzing van werknemers bij NS Korps Spoorwegpolitie tot buitengewoon opsporingsambtenaar

9 september 1997

Nr. 649209/597/NE

De Minister van Justitie,

Handelend in overeenstemming met de Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Algemene Zaken, van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken, van Defensie, van Financiën, van Economische Zaken, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelezen het verzoek van de Raad van bestuur van de NV Nederlandse Spoorwegen van 25 februari 1997, kenmerk NSBS/Dir/Sct/kw, en de aanvullende informatie van 7 april 1997, 20 mei 1997 en 30 juli 1997;

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten juncto artikel 142, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993, artikel 3a, derde lid, van de Wet wapens en munitie en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder

buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

Nederlandse Spoorwegen: de NV Nederlandse Spoorwegen en haar dochterondernemingen;

spoorwegpolitie: NS Korps Spoorwegpolitie van de NV Nederlandse Spoorwegen;

corporate security: het onderdeel corporate security van de concernstaf Algemene en Juridische zaken van de NV Nederlandse Spoorwegen.

Artikel 2

De personen werkzaam bij de spoorwegpolitie en corporate security, voor zover zij zijn belast met toezicht, controle en opsporing, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied in gebruik of beheer bij de Nederlandse Spoorwegen en voor het overige grondgebied van Nederland waarover een onderzoek van strafbare feiten zich uitstrekt voor zover die strafbare feiten

a. zijn gepleegd op, in of aan terreinen, gebouwen en objecten toebehorend aan of in beheer of gebruik bij de Nederlandse Spoorwegen, of

b. samenhangen met de bedrijfsvoering van de Nederlandse Spoorwegen of met de taakuitvoering van het personeel van de Nederlandse Spoorwegen.

3. De opsporingsbevoegdheid geldt voorts voor het grondgebied van Nederland, indien en voor zover de buitengewoon opsporingsambtenaar in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast met de opsporing van strafbare feiten, gepleegd buiten het in het tweede lid genoemde grondgebied voor de duur van dat onderzoek.

Artikel 4

1. De procureur-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam is bevoegd tot beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen voor de hierna te noemen onderdelen van de Nederlandse Spoorwegen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd zijn:

a. bij de spoorwegpolitie maximaal 525 personen;

b. bij corporate security maximaal 5 personen.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Utrecht.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 6

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar bij de spoorwegpolitie is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De in het eerste lid genoemde buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar uitgerust zijn met:

a. een korte wapenstok van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken goedgekeurd merk en type;

b. een semi-automatisch pistool van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken goedgekeurd merk en type en

c. handboeien van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken goedgekeurd merk en type en

d. een politiesurveillancehond als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de in het eerste lid genoemde Ambtsinstructie.

Artikel 7

De directie van de spoorwegpolitie en het hoofd van de concernstaf Algemene en Juridische Zaken brengen jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij de spoorwegpolitie en corporate security;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor de door de minister van Justitie goedgekeurde examen, hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd en op welke wijze is voorzien in het in artikel 8, eerste lid, onder d, genoemde systeem van periodieke toetsing of bijscholing.

Artikel 8

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar beschikt over een ontheffing van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, onder de navolgende voorwaarden:

a. de buitengewoon opsporingsambtenaar is bekwaam indien hij met goed gevolg het diploma agent Spoorwegpolitie heeft behaald of de eerste fase van de opleiding tot agent Spoorwegpolitie, te weten de opleiding voor het Certificaat Spoorwegpolitie heeft afgerond. Het Certificaat Spoorwegpolitie omvat ten minste de eindtermen zoals vastgesteld bij circulaire van de minister van Justitie van 9 december 1994, kenmerk 471416/594/NE;

b. door middel van een systeem van periodieke toetsing of bijscholing wordt gewaarborgd dat het door de buitengewoon opsporingsambtenaar verworven kennisniveau blijft gehandhaafd en

c. de toetsing van de buitengewoon opsporingsambtenaar geschiedt door een onafhankelijke examencommissie waarin een lid van het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar die in het bezit is van een van de diploma’s genoemd in Bijlage B bij het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar dan wel het diploma Basisopleiding medewerker politiezorg is bekwaam onder de voorwaarde dat door middel van een systeem van periodieke toetsing of bijscholing wordt gewaarborgd dat zijn verworven kennisniveau blijft gehandhaafd.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar die in het bezit is van een certificaat Spoorwegpolitie is bekwaam voor een periode van 18 maanden, te rekenen vanaf de datum van het behalen van dat certificaat.

Artikel 9

1. Het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Beveiliging Services 1995 wordt ingetrokken.

2. De akten van beëdiging die zijn afgegeven op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Beveiliging Services 1995 worden geacht te zijn gebaseerd op dit besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, werkt terug tot 1 juli 1997 en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambte-naar NS Korps Spoorwegpolitie 1997.

Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.


’s-Gravenhage, 9 september 1997.
De Minister van Justitie,
namens de Minister,
de directeur Strafrechtelijke Handhaving.
A. Rook.

Binnen 6 weken na publicatie van dit besluit kan de belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Toelichting

In verband met de gewijzigde positionering binnen de NV Nederlandse Spoorwegen van de onderdelen Spoorwegpolitie, centrale meldkamer en corporate security welke in de loop van 1997 zijn beslag heeft gekregen is het noodzakelijk gebleken het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Beveiliging Services 1995 te vervangen door een nieuw besluit conform de thans bestaande situatie. Aanpassing van het bestaande besluit zou leiden tot een onduidelijk en minder werkbaar besluit. Het thans voorliggende besluit wijkt alleen op de organisatorische punten af van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar NS Beveiliging Services 1995; de overige bepalingen van het ingetrokken besluit zijn ongewijzigd overgenomen. In de reikwijdte van opsporingsbevoegdheid zoals toegekend in 1995 verandert derhalve niets en ook de overige in 1995 toegekende bevoegdheden blijven in stand.

De organisatorische wijzigingen hebben betrekking op de buitengewoon opsporingsambtenaren die werkzaam waren bij het onderdeel NS Beveiliging Services en die thans werkzaam zijn bij verschillende bedrijfsonderdelen. Het onderdeel spoorwegpolitie is omgevormd tot het Korps NS Spoorwegpolitie, waarvan de centrale meldkamer onderdeel is gaan uitmaken. Het onderdeel corporate security is opgehangen aan de concernstaf Algemene en Juridische Zaken. Daarnaast blijft NS Beveiliging Services als een aparte BV (NS Beveiliging Services BV) onder de NS groep voortbestaan.

Ten behoeve van de akten van beëdiging die reeds waren afgegeven op basis van het oude besluit is een overgangsbepaling opgenomen.

’s-Gravenhage, 9 september 1997.

De Minister van Justitie,

namens de Minister,

de directeur Strafrechtelijke Handhaving,

A. Rook.

Naar boven