Besluit mandaat, volmacht en machtiging OPTA

Besluit van het college, onderscheidenlijk de voorzitter van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 4 augustus 1997 houdende mandatering, volmacht en machtiging van bevoegdheden van het college aan ambtenaren in dienst van het college

4 augustus 1997

OPTA/D/97/5

Het college, onderscheidenlijk de voorzitter van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,

Overwegende dat het wenselijk kan zijn voor de uitvoering van hun wettelijk opgedragen taken de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen dan wel andere handelingen te verrichten, neer te leggen bij een of meer ambtelijke functionarissen binnen het bureau van de OPTA,

Besluiten:

Paragraaf 1: Algemene bepaling

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. college: het college genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;

b. secretaris: de secretaris van het college genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;

c. mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college besluiten te nemen;

d. volmacht: de bevoegdheid om in naam van het college privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

e. machtiging: de bevoegdheid om in naam van het college handelingen te verrichten die noch een publiekrechtelijke rechtshandeling, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Paragraaf 2: Algemene mandatering van bevoegdheden, volmacht en machtiging

Artikel 2

Aan de onderscheiden leden van het college wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van aangelegenheden die tot hun portefeuille behoren en die naar hun aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het college behoren te worden afgedaan.

Artikel 3

Aan de secretaris van het college wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van aangelegenheden die tot zijn werkterrein behoren en die naar hun aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het college behoren te worden afgedaan.

Artikel 4

1. De aan de secretaris verleende bevoegdheden worden eveneens verleend aan de plaatsvervangend secretaris.

2. De plaatsvervangend secretaris maakt van de aan hem verleende bevoegdheden slechts gebruik bij afwezigheid van de secretaris.

Artikel 5

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 7 worden de aan de secretaris verleende bevoegdheden eveneens verleend aan:

a. het hoofd van de afdeling markttoegang;

b. het hoofd van de afdeling toezicht;

c. het hoofd van het bedrijfsbureau;

d. het hoofd van het bureau juridische zaken;

e. het hoofd van het bureau interconnectie;

f. het hoofd van het bureau nummertaken;

g. het hoofd van het bureau vergunningverlening;

h. de plaatsvervangers van de hoofden, genoemd onder a tot en met g.

2. De aan de secretaris verleende machtiging om het college in rechte te vertegenwoordigen wordt eveneens verleend aan de medewerkers van het bureau juridische zaken.

3. De aan het hoofd van het bureau nummertaken verleende bevoegdheden tot het verlenen van beschikkingen ten aanzien van zogenaamde gratis, koop- of tariefnummers als bedoeld in het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten, wordt eveneens verleend aan de adviseur van het bureau nummertaken, voorzover deze beschikkingen een totaal van 50 nummers per beschikking niet te boven gaan.

4. De in het eerste tot en met derde lid genoemde functionarissen maken van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik voorzover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun werkterrein en die naar hun aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door een hogergeschikte.

5. Plaatsvervangers, met uitzondering van de plaatsvervanger van het hoofd van de afdeling toezicht, maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik bij afwezigheid van de functionaris waaronder zij rechtstreeks ressorteren.

Paragraaf 3: Bijzondere mandaat- en volmachtbepalingen

Artikel 6

1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Ambtenarenwet wordt de bevoegdheid tot aanstelling en ontslag van ambtenaren die zijn tewerkgesteld bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 5, uitsluitend aan de secretaris verleend.

2. De secretaris maakt van deze bevoegdheid alleen gebruik indien een aangelegenheid terzake naar zijn aard of inhoud niet een zodanig gewicht heeft dat deze door het college behoort te worden afgedaan, en met inachtneming van de besluiten van het college met betrekking tot de personeelsformatie, het personeelsbeleid en de begroting.

Artikel 7

1. De uitoefening van bevoegdheden, waardoor namens het college financiële verplichtingen worden aangegaan, is in afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 5 voorbehouden aan de secretaris en, tot een bedrag van f 100.000, het hoofd van het bedrijfsbureau.

2. De secretaris en het hoofd van het bedrijfsbureau maken van deze bevoegdheden alleen gebruik indien een besluit terzake naar zijn aard of inhoud niet een zodanig gewicht heeft dat het door het college behoort te worden afgedaan, en met inachtneming van de besluiten van het college met betrekking tot de begroting en het financieel beleid.

Paragraaf 4: Bijzondere bepalingen

Artikel 8

Aan het college is voorbehouden:

1. het nemen van een besluit:

a. betreffende de rechtspositie van de secretaris;

b. op een bezwaarschrift, gericht tegen een besluit dat is genomen door de secretaris;

c. tot vaststelling van de begroting, de meerjarenraming, het tarievenvoorstel aan de minister;

d. het jaarverslag, de jaarrekening en eventuele halfjaarrapportages;

e. tot het opleggen van een boete, het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom;

2. aangelegenheden betreffende:

a. de hoofdlijnen van het personeelsbeleid, waaronder begrepen:

- het vaststellen van kaders voor het te voeren arbeidsvoorwaardenbeleid;

- het vaststellen van kaders voor het te voeren sociaal beleid;

b. de hoofdlijnen van de internationale betrekkingen;

c. de hoofdlijnen van het algemeen communicatiebeleid, waaronder begrepen de bekendmaking van belangrijke (voorgenomen) besluiten en de daarmee verband houdende communicatiestrategieën;

d. de hoofdlijnen van het formatiebeleid, alsmede de verdeling van de personele middelen;

3. de afdoening en ondertekening van stukken:

a. gericht aan ministers en staatssecretarissen;

b. gericht aan de Algemene Rekenkamer;

c. gericht aan de Nationale Ombudsman.

Paragraaf 5: Ondertekening

Artikel 9

1. Het in een document vastleggen van een besluit, een privaatrechtelijke rechtshandeling of een andere handeling door of namens het college, dient te geschieden op briefpapier van het college met het hoofd ’ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT’.

2. Een document als bedoeld in het eerste lid, vastgesteld door het college zelf, wordt ondertekend door de voorzitter en vermeldt aan het slot:

’HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,’

gevolgd door de handtekening en de naam van de voorzitter en de toevoeging: ’, voorzitter.’

3. Bij ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter kan de secretaris in spoedeisende gevallen een door het college genomen besluit in een document vastleggen door ondertekening onder vermelding aan het slot van:

’HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,

overeenkomstig een door het college genomen besluit,’ gevolgd door de handtekening en naam van de secretaris en de toevoeging ’, secretaris’.

4. Een document als bedoeld in het eerste lid, vastgesteld overeenkomstig artikel 2 door een lid van het college, vermeldt aan het slot:

’HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,

namens het college,’

gevolgd door de handtekening en naam van het betrokken lid.

5. Een document als bedoeld in het eerste lid, vastgesteld

door een functionaris als bedoeld in de artikelen, 3, 4, 5, 6 en 7 vermeldt aan het slot:

’HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,

namens het college,’

gevolgd door de functieaanduiding, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris alsmede, bij toepassing van artikel 4 of artikel 5, eerste lid onder h., de toevoeging: ’(plv.)’ na de functieaanduiding.

Paragraaf 6: Slotbepalingen

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 1997.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging OPTA.


’s-Gravenhage, 4 augustus 1997.
De voorzitter van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,
alsmede
Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,
namens het college,
J.C. Arnbak, voorzitter.

Naar boven