Wijziging verplichtstelling deelname in een beroepspensioenregeling

Fysiotherapeuten

Bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 januari 1997, nrs. DGSZ/SV/O-93/4583, Arbeidsinspectie, Centraal Kantoor, Afdeling Vergunningen en Collectieve Regelingen, is krachtens artikel 2, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 maart 1978, nr. 40.360, Stcrt. 1978, nr. 66, zodanig gewijzigd, dat de deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten zoals in het besluit is bepaald onder II, is verplicht gesteld voor:

de fysiotherapeuten die als zodanig in Nederland werkzaam zijn en, de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de 65ste verjaardag valt, nog niet hebben bereikt. Waar een fysiotherapeut werkzaam is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

De verplichtstelling geldt niet voor de fysiotherapeuten die

1. uitsluitend werkzaam zijn in dienstverband, uit hoofde waarvan de in de Algemene burgerlijke pensioenwet vervatte regeling, dan wel een andere pensioenvoorziening welke ten minste gelijkwaardig is aan voormelde beroepsregeling, van toepassing is, mits betrokkenen daartoe - met inachtneming van ter zake in genoemd pensioenreglement gestelde voorschriften van administratieve aard - schriftelijk aan genoemde stichting de wens te kennen geven;

2. één of meer - vóór 1 maart 1975 - anders dan ter inlossing van een uit hypothecaire lening voortvloeiend schuld - gesloten verzekeringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het Levensverzekeringbedrijf (Stb. 1922, 716) in stand houden, indien ingevolge die overeenkomsten door hen premies zijn verschuldigd welke in het betreffende kalenderjaar meer bedragen dan 10 procent van hun belastbaar inkomen voor de heffing van de inkomstenbelasting over het kalenderjaar, onmiddellijk voorafgaande aan het laatstverstreken kalenderjaar, mits betrokkenen daartoe - met inachtneming van ter zake in genoemd pensioenreglement gestelde voorschriften van administratieve aard - binnen drie maanden na dagtekening van de Nederlandse Staatscourant waarin van deze verplichtstelling mededeling wordt gedaan, schriftelijk aan genoemde stichting de wens te kennen geven.

3. vóór 24 januari 1976:

a. persoonlijk en schriftelijk aan de Minister van Sociale Zaken verklaard hebben bezwaar te maken tegen inwilliging van het aan deze verplichting ten grondslag liggende verzoek, dan wel

b. naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken geacht worden persoonlijk verklaard te hebben bezwaar te maken tegen inwilliging van het onder a. bedoelde verzoek,

mits betrokkenen daartoe binnen drie maanden na dagtekening van de Nederlandse Staatscourant waarin van deze verplichtstelling mededeling wordt gedaan, bij aangetekend schrijven aan genoemde stichting de wens te kennen geven; als fysiotherapeuten, bedoeld onder a. en b. worden aangemerkt de fysiotherapeuten, wier naam is vermeld op een door de Minister van Sociale Zaken aan genoemde stichting verstrekte gewaarmerkte lijst.

Ten deze wordt onder ’fysiotherapeut’ verstaan: degenen die als fysiotherapeut of als heilgymnast-masseur valt onder de in artikel 6, eerste lid, van de Wet op de paramedische beroepen verplichting tot inzending van zijn bewijs van bevoegdheid bij de betrokken inspecteur van de volksgezondheid.

Dit besluit treedt in werking twee dagen na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.


’s-Gravenhage, 16 januari 1997. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Staatssecretaris,
De Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie,
P.J. Huijzendveld.

Naar boven