Goedkeuring ontwerp-overeenkomst op grond van artikel 18 Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer

Particuliere Transport Coöperatie B.A. te Rotterdam

26 juni 1997

RVI/MV-1862

Directoraat-Generaal voor het Vervoer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelezen het verzoek van de Particuliere Transport Coöperatie B.A. (P.T.C.) te Rotterdam, daartoe schriftelijk gemachtigd door de opdrachtgever Northern Shipping Service te Antwerpen, hierna te noemen ’verzoeker’, om goedkeuring te verlenen aan een ontwerp-overeenkomst betrekking hebbend op artikel 18 onder d, f, g en h van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer,

Gelet op artikel 20 van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer,

Gezien het positieve advies van de Commissie van Onafhankelijke Deskundigen,

Overwegende,

dat de aanvraag van verzoeker betrekking heeft op het vervoer van c.a. 50.000 ton cokes vanaf Vlissingen naar Hoboken (B.);

dat verzoeker voor dit vervoer een beroep doet op toepassing van artikel 18 onder d, f, g en h van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer (TWNZ);

dat uit de door verzoeker overgelegde stukken het volgende naar voren is gekomen:

Onderdeel D en F

De P.T.C. B.A. bevracht bij iedere afroep just in time om de navolgende redenen:

Het gehele transport vindt plaats volgens P.T.C.-planning voor risico van de P.T.C. B.A. aanlevering op datum.

Bij het vaststellen van de losplanning dient met de volgende factoren rekening te worden gehouden:

- de beperkte opslagcapaciteit voor cokes 60/90;

- dat de overslag, op uitdrukkelijk verzoek van de ontvanger, moet plaatsvinden in een shift;

- dat ook wordt aangeleverd door andere transportmodi;

- de aanvoer voor dezelfde losplaats vanaf België (Antwerpen);

De planning van lossen wordt de week voorafgaand vastgesteld en is maatgevend voor de correcte uitvoering van het transport.

De P.T.C. is verantwoordelijk voor de gehele logistieke planning betreffende laden, vaartijd, lossen en overslag. Dit in overleg met zowel de verlader als de ontvanger.

De planning van laden wordt 48 uur voorafgaand vastgesteld, maar is tussentijds afhankelijk van diverse factoren.

- cokes bestemd voor Hoboken is een onderdeel van de laadcapaciteit van O.V.E.T.;

- de beladingsinstallatie wordt ook gebruikt voor laden andere producten.

Onderdeel G

De P.T.C. B.A. bevracht 1200 tot 1300 ton schipperskeuze, één schip.

Dit om het betreffende scheepstype zo optimaal mogelijk te benutten.

De n.v. Union Minière s.a. stelt bij de uitvoering van het cokes transport de eis dat uit efficiëntie overwegingen moet worden aangeleverd in loten van ong. 1250 ton, één schip.

Dat indien de ong. 1250 ton wordt aangeleverd in 2 schepen het rendement bij lossing aanzienlijk lager ligt waardoor naast ernstige logistieke problemen een belangrijke meerkost ontstaat.

Deze meerkost bestaat voornamelijk uit het moeten inhuren van een volledige extra losploeg om de lossing van de schepen te voltooien.

De n.v. Union Minière s.a. verzoekt om bij het bevrachtingsregime rekening te houden met hun logistieke eisen, omdat het transport anders voor de binnenvaart verloren dreigt te gaan.

Onderdeel H

Deze transporten worden momenteel uitgevoerd door gebruik te maken van twee transportmodi t.w. weg en water. Afhankelijk van het succes van bovenvermelde overeenkomst zal een verschuiving in de huidige modal split ten gunste van het wegtransport kunnen voorkomen.

Dat op grond van artikel 24 lid 2 onder d van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer goedkeuring van de ontwerp-overeenkomst kan worden geweigerd indien:

d. bij overwegingen van concurrentie met andere wijzen van transport: de opdrachtgever niet aannemelijk maakt dat door toepassing van artikel 18 van de wet lading vervoerd kan worden die zonder die toepassing niet in gelijke mate per binnenschip zou worden vervoerd;

Dat de Commissie van Onafhankelijke Deskundigen in haar advies d.d. 9 juni 1997 het beroep op artikel 18 onder h als volgt beoordeelt:

’De Commissie adviseert u op deze aanvraag positief te beslissen op grond van overwegingen van concurrentie met andere wijzen van transport. De commissie is van mening dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het onderhavige vervoer, voorzover het gaat om cokes die worden aangevoerd in Vlissingen over de weg zal worden afgewikkeld indien artikel 18 (onderdeel h) geen toepassing vindt.’

dat bij vervoer over de weg de afstand tussen de laad- en de losplaats ca. 90 km bedraagt;

dat de vrachtprijzen bij vervoer over de weg daardoor slechts weinig liggen onder het niveau van het tarief dat bij bevrachting met tussenkomst verschuldigd is, terwijl de lossingskosten vervallen;

dat het derhalve aannemelijk is dat door toepassing van artikel 18 lading vervoerd kan worden zonder die toepassing niet in gelijke mate per binnenschip zou worden vervoerd;

dat de commissie verder stelt:

’Verder leidt de commissie uit de toelichting bij de aanvraag af dat de goederen in Hoboken op een nauwkeurig bepaald tijdstip moeten worden aangeleverd in verband met de opslag- en overslagmogelijkheden op het bedrijf van de ontvanger.’;

dat de commissie daarbij kennelijk doelt op artikel 18 onder f, waarop door verzoeker eveneens een beroep wordt gedaan;

Dat op grond van artikel 24 lid 2 onder c van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer goedkeuring van de ontwerp-overeenkomst kan worden geweigerd indien:

c. bij het aanleveren van goederen op een precies overeengekomen tijdstip: in de overeenkomst niet is opgenomen:

1o een meldplicht van de vervoerder jegens de opdrachtgever ter zake van oponthoud, of

2o een sanctie op het voor rekening van de vervoerder niet nakomen van de verplichting tot aanleveren op de overeengekomen tijd en plaats;

dat uit de toelichting bij het verzoek, alsmede uit een door verzoeker overgelegde brief van de ontvanger n.v. Union Minière s.a. aannemelijk wordt dat het lossen te Hoboken binnen een strikt bepaalde periode moet geschieden, en dat afwijking voor de ontvanger financiële consequenties heeft;

dat deze beperking in de tijd voldoende grond oplevert om artikel 18 onder f van toepassing te verklaren;

dat verzoeker verder een beroep doet op artikel 18 onder d en g;

dat de commissie zich hierover niet uitlaat;

dat een beoordeling van artikel 18 onder d en g achterwege kan blijven, aangezien reeds is vastgesteld dat de ontwerp-overeenkomst kan worden goedgekeurd op grond van artikel 18 onder h en f;

dat verzoeker wenst dat telkenmale slechts één schip wordt bevracht;

dat verzoeker daarmee kennelijk beoogt dat artikel 13, eerste lid van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer geen toepassing vindt;

dat de commissie dienaangaande opmerkt:

Verzoeker vraagt tenslotte te worden ontheven van de splitsregeling zoals omschreven in art. 13 van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer. De commissie onthoudt zich van een oordeel over de wenselijkheid en mogelijkheid van de inwilliging van dit verzoek, aangezien deze regeling niet valt onder de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 18 van de wet.

dat artikel 18 van de wet luidt als volgt:

’In afwijking van artikel 15 en artikel 16, onderdeel c, zijn tarieven en voorwaarden vrijelijk overeen te komen, indien aanvragen om scheepsruimte betrekking hebben op: ’

dat artikel 18 dus slechts betrekking heeft op de voorwaarden die van de overeenkomst deel uitmaken, en geen mogelijkheid geeft af te wijken van hetgeen is bepaald

bij of krachtens artikel 16 onder a van de wet;

dat artikel 13 van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer gebaseerd is op artikel 16 onder a van de wet;

dat uit het voorgaande volgt dat op het verzoek om te worden ontheven van de splitsregeling zoals bedoeld in artikel 13 van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer niet kan worden ingegaan.

Besluit:

de door de Particuliere Transport Coöperatie B.A. te Rotterdam, daartoe gemachtigd door Northern Shipping Service N.V. te Antwerpen overgelegde ontwerp-overeenkomst op grond van artikel 18 onder h en f van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer, goed te keuren.


Rotterdam, 26 juni 1997. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze,
de Directeur-Generaal Goederenvervoer,
namens deze,
Het Hoofd van de Sector Marktordening,
J.A. Orta.

Belanghebbenden die het met deze beschikking niet eens zijn, kunnen binnen 6 weken na de dag waarop deze beschikking is verzonden, zijnde 26 juni 1997, een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift dient U te zenden aan de Rijksverkeersinspectie, Postbus 444, 7400 AK Deventer, t.a.v. de heer mr. M.W. van Heumen.

Tevens bestaat de mogelijkheid om tegelijkertijd een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Juliana van Stolberglaan 2-4 te Den Haag.

Naar boven