Regeling beleggingsvoorschriften ontvlechting bedrijfsverenigingen-uitvoeringsinstellingen

Regeling houdende regels met betrekking tot de bijzondere beleggingsvoorschriften in verband met de ontvlechting van bedrijfsverenigingen en uitvoeringsinstellingen per 1 januari 1996 (Regeling beleggingsvoorschriften ontvlechting bedrijfsverenigingen-uitvoeringsinstellingen)

1 juli 1997

Nr. A&O/97/1811

Directie Analyse en Onderzoek

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 13, derde lid, en 72 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. decentraal fonds: een wachtgeldfonds als bedoeld in artikel 102 van de Werkloosheidswet;

b. centraal fonds: de fondsen, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, 1o tot en met 4o, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

c. Beleidsregels: de Beleidsregels met betrekking tot goedkeuring van statuten van uitvoeringsinstellingen (Stcrt. 1995, 226);

d. bedrijfsvereniging: een bedrijfsvereniging als bedoeld in hoofdstuk V van de Organisatiewet sociale verzekeringen, zoals deze luidde op de datum vóór inwerkingtreding van de Organi-satiewet sociale verzekeringen 1997.

Artikel 2

1. De volgende leden zijn van toepassing op leningen die door het Landelijk instituut sociale verzekeringen zijn of worden verstrekt aan:

a. de uitvoeringsinstellingen, waarmee de bedrijfsverenigingen per 1 januari 1996 administratie-overeenkomsten hadden gesloten als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen, zoals deze op dat tijdstip luidde;

b. rechtspersonen en vennootschappen als bedoeld in punt 13, onderdelen b en c, van de Beleidsregels, die op 1 januari 1996 deel uitmaakten van de in punt 2 van de Beleidsregels bedoelde vennootschap/holding die aandelen houdt in de onder a bedoelde uitvoeringsinstelling, ter financiering van materiële activa, niet zijn onroerende zaken, die:

1o. vermeld zijn in de slotbalans per 31 december 1995 van een bedrijfsvereniging of van een tot 1 januari 1996 erkende uitvoeringsinstelling, en

2o. in het kader van de ontvlechting per 1 januari 1996 zijn overgedragen aan de betrokken uitvoeringsinstelling onderscheidenlijk de betrokken andere rechtspersoon of vennootschap, en

3o. vermeld worden in de openingsbalans per 1 januari 1996 van laatstbedoelde uitvoeringsinstelling, betrokken andere rechtspersoon of vennootschap en door deze in hoofdzaak worden gebruikt ten behoeve van de betrokken uitvoeringsinstelling.

2. De in het eerste lid bedoelde leningen kunnen niet worden verstrekt over een periode van langer dan drie jaar en moeten zijn afgelost uiterlijk op 31 december 1998.

3. Over het geleende bedrag wordt rente betaald.

4. De hoogte van de lening is afgestemd op de waarde van de overgedragen activa en op de wijze van financiering van die activa per 31 december 1995.

5. De maximale hoogte van elke lening alsmede de wijze van aflossing en de hoogte van de rente worden bepaald door het Landelijk instituut sociale verzekeringen onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen.

Artikel 3

1. De volgende leden zijn van toepassing op de eenmalige achtergestelde, renteloze lening die het Landelijk instituut sociale verzekeringen zijn of worden verstrekt aan de stichting als bedoeld in paragraaf 2 van de Beleids-

regels, die overeenkomstig de Beleids-regels betrokken is bij de uitvoerings-instelling, waarmee de bedrijfsvereniging per 1 januari 1996 een administratie-overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen, zoals deze op dat tijdstip luidde.

2. De lening kan slechts zijn afgesloten ten behoeve van de storting door de betrokken stichting op haar aandelen in de betrokken uitvoeringsinstelling of op haar aandelen A in de in punt 2 van de Beleidsregels bedoelde vennootschap/holding die aandelen houdt in de betrokken uitvoeringsinstelling.

3. Het bedrag dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen aan de daarbij genoemde stichtingen ten hoogste als lening mag verstrekken, staat vermeld in de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel 4

1. Indien een bedrijfsvereniging op 1 januari 1996 onroerende zaken bezat, die op grond van artikel 5 van de Invoeringswet sociale verzekeringen 1997 zijn overgegaan op het Landelijk instituut sociale verzekeringen, kan het Landelijk instituut sociale verzekeringen gelden uit de door haar beheerde decentrale fondsen aanwenden tot financiering van die onroerende zaken.

2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan gelden uit de door haar beheerde decentrale onderscheidenlijk centrale fondsen aanwenden voor het verstrekken van een lening ter financiering van onroerende zaken, die op 1 januari 1996 in het bezit waren van een tot 1 januari 1996 erkende uitvoeringsinstelling.

3. De maximale hoogte van de betrokken bedragen alsmede de wijze van aflossing en de hoogte van de rente worden bepaald door het Landelijk instituut sociale verzekeringen, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen.

Artikel 5

De Regeling van 15 december 1995, houdende bijzondere beleggingsvoorschriften in verband met de ontvlechting bedrijfsverenigingen-uitvoeringsinstellingen (Stcrt. 248) wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 1997.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beleggingsvoorschriften ontvlechting bedrijfsverenigingen-uitvoeringsinstellingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 juli 1997.
De Staatssecretaris voornoemd,
F.H.G. de Grave.

Toelichting

Conform de erkenningsvoorwaarden die gelden voor uitvoeringsinstellingen mogen de uitvoeringsinstellingen deel uitmaken van een (holding-)structuur waarin ook private ondernemingen zijn gesitueerd. Een van de centrale uitgangspunten bij de ontvlechting was de scheiding van publieke en private geldstromen. In de structurele situatie dient buiten de geldstroom die samenhangt met de in de administratie-overeenkomst overeengekomen administratiekostenvergoeding, geen financiële band meer te bestaan tussen de toenmalige bedrijfsvereniging en de uitvoeringsinstelling.

Door de technische werkgroep ontvlechting (eindrapport september 1995) werd geconstateerd, dat in 1995 deze financiële banden wel nog bestonden en dat deze niet op korte termijn konden worden verbroken. Bij ministeriële regeling van 15-12-1995 werd aan het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming (Tica) en de bedrijfsverenigingen de mogelijkheid geboden leningen te verstrekken aan de uitvoeringsinstellingen of de groep waartoe deze behoren, dan wel aan de tot 1-1-1996 tijdelijk erkende uitvoeringsinstellingen. Voor dit doel wordt een verruiming mogelijk gemaakt van de voor de sector geldende beleggings-voorschriften. Het gaat hierbij om een aantal specifieke situaties, waarvoor leningen worden toegestaan:

- Ter financiering van activa, niet zijnde onroerende zaken, die op 1-1-1996 zijn overgedragen aan een uitvoeringsinstelling waarmee per 1-1-1996 een administratie-overeenkomst was afgesloten door een bedrijfsvereniging;

- Ter financiering van activa, niet zijnde onroerende zaken, die op 1-1-1996 zijn overgedragen aan rechtspersonen en vennootschappen die deel uit maken van het private deel van de holding en welke activa primair worden ingezet ten bate van de uitvoeringsinstelling waarmee een bedrijfsvereniging per 1-1-1996 een administratie-overeenkomst heeft afgesloten;

- Ter verstrekking van het eigen vermogen aan de verschillende per

1-1-1996 erkende uitvoeringsinstellingen, via de stichting die de aandelen van de uitvoeringsinstelling beheert;

- Ter financiering van onroerende zaken die bij de tot 1-1-1996 tijdelijk erkende uitvoeringsinstellingen in bezit waren op zowel 31-12-1995 als

1-1-1996.

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 op 1 maart 1997 zijn de bedrijfsverenigingen opgeheven. De rechtsopvolger van de bedrijfsverenigingen is het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Tot 1 maart 1997 waren er nog geen leningen, ter financiering van activa niet zijnde onroerende zaken verstrekt, omdat de hoogte van deze leningen diende te zijn afgestemd op de waarde van de overgedragen activa, zoals die vermeld is in de slotbalansen per 31 december 1995 en de openingsbalansen per 1 januari 1996, en deze slot- en openingsbalansen eerst begin 1997 beschikbaar zijn. Als gevolg hiervan wordt in de onderhavige regeling voor een overgangsperiode alsnog toegestaan dat door het Lisv leningen worden verstrekt uit de centrale en decentrale fondsen.

De leningsvoorwaarden hangen af van de aard van de aanwending van de lening. Met betrekking tot de financiering van de activa niet zijnde onroerende zaken, geldt een maximale leentermijn van drie jaar (te rekenen vanaf 1-1-1996) en een hierop afgestemd aflossingsschema en tegen deze achtergrond marktconforme voorwaarden met betrekking tot het rentepercentage. Het Lisv stelt hieromtrent nadere regels vast onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv). De hoogte van de lening is gemaximeerd op de waarde van de overgedragen activa per 1-1-1996, zoals deze zijn opgenomen in de slotbalans per 31-12-1995 en de openingsbalans per 1-1-1996 van de verschillende betrokken instanties.

Met betrekking tot het eigen vermogen betreft het een achtergestelde renteloze lening, waarbij het maximum is aangegeven in de bijlage behorende bij artikel 3, derde lid. In deze maxima zijn ook begrepen de bedragen die reeds door de bedrijfsverenigingen en het Tica zijn verstrekt. Het karakter van de lening impliceert dat deze niet opeisbaar is en dat er geen aflossingsplicht bestaat. De lening zal bij liquidatie van de uitvoeringsinstelling pas dan worden terugbetaald nadat alle andere schulden zijn voldaan.

In de onderhavige regeling wordt het tevens toegestaan dat gelden worden aangewend ter financiering van onroerende zaken. Indien dit leningen betreft, worden deze verstrekt onder marktconforme voorwaarden. Ook worden de nadere voorwaarden bepaald door het Lisv onder goedkeuring van het Ctsv en is de hoogte van de lening gemaximeerd tot de in de slot- en openingsbalans 1995-1996 weergegeven waarde van de onroerende zaken verminderd met de reeds aanwezige externe financiering.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F.H.G. de Grave.

Bijlage bij artikel 3 lid 3

Verdeling vermogensinbreng in Stichtingen A per bedrijfsvereniging en per fonds

stcrt-1997-125-p8-SC9811-1.gif
Naar boven