Beleidsregel verlichting bemanningsverblijven

Beleidsregel nr. S 1997/1 omtrent de toepassing van artikel 53, eerste lid, van het Schepelingenbesluit (Beleidsregel verlichting bemanningsverblijven)

juni 1997

Nr. DGG/J-97003815

Directoraat-Generaal Goederenvervoer

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,

Gelet op artikel 53, eerste lid, van het Schepelingenbesluit;

Besluit:

Artikel 1

Verblijven van schepelingen zijn voor de toepassing van artikel 53, eerste lid, van het Schepelingenbesluit behoorlijk verlicht, indien de verlichtingssterkte van:

a. de algemene verlichting in dagverblijven, ontspanningsruimten en nachtverblijven ten minste 50 lux bedraagt;

b. de algemene verlichting in lees- en schrijfruimten, in sanitaire ruimten en wasplaatsen en in eetruimten ten minste 100 lux bedraagt;

c. bedleeslampen en bijzondere verlichting van tafels en bureaus in dagverblijven, ontspanningsruimten, nachtverblijven en eetruimten ten minste 150 lux bedraagt, en

d. bijzondere verlichting van schrijfbureaus in lees- en schrijfruimten en van spiegels in nachtverblijven, sanitaire ruimten en wasplaatsen ten minste 200 lux bedraagt.

Artikel 2

1. De verlichtingssterkte van de algemene verlichting, bedoeld in artikel 1, onderdelen a en b, wordt gemeten op een hoogte van 1 meter boven de vloer, op de verticale lijn door de navolgende punten:

a. op de helft van alle afstanden tussen opeenvolgende lichtpunten in een bepaalde ruimte;

b. op de helft van de afstand tussen elk lichtpunt en de dichtstbijzijnde wand waarvoor dat lichtpunt het dichtstbijzijnde lichtpunt is, en

c. op de helft van alle afstanden tussen de afgeschermde gedeelten van een bepaalde ruimte en de wanden waarvan door weerkaatsing van licht indirecte verlichting van de desbetreffende gedeelten wordt verkregen.

2. De verlichtingssterkte van bedleeslampen, bureaulampen en van bijzondere verlichting als bedoeld in artikel 1, onderdelen c en d, wordt gemeten op het te verlichten vlak.

Artikel 3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verlichting bemanningsverblijven.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba worden geplaatst.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.

Toelichting

Algemeen

Artikel 53, eerste lid, van het Schepelingenbesluit bepaalt dat verblijven van schepelingen behoorlijk dienen te zijn verlicht, 'een en ander ter beoordeling van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie'. Door middel van onderhavige beleidsregel geeft het Hoofd van de Scheepvaartinspectie te kennen, aan de hand van welke criteria hij beoordeelt, of de bemanningsverblijven 'behoorlijk' zijn verlicht. Indien de verlichting van de bemanningsverblijven aan die criteria voldoet, mag degene die gehouden is tot naleving van artikel 53, erop vertrouwen dat de verlichting van die verblijven 'behoorlijk' is, en dat dus naar behoren aan de verplichting van artikel 53 is voldaan.

Het feit dat het Hoofd van de Scheepvaartinspectie van oordeel is dat de verlichting van de bemanningsverblijven 'behoorlijk' is, indien aan de criteria van onderhavige beleidsregel wordt voldaan, sluit in beginsel niet uit dat onder bepaalde omstandigheden wellicht ook met geringere verlichtingssterkten kan worden volstaan. Degene die verplicht is tot naleving van artikel 53, zal dan echter moeten aantonen dat de bemanningsverblijven ook met deze geringere verlichtingssterkten behoorlijk kunnen worden verlicht.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1 wordt voor een aantal soorten van verlichting de minimale verlichtingssterkte gegeven, die naar het oordeel van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie nodig is voor een behoorlijke verlichting van de bemanningsverblijven. In het artikel wordt onderscheid gemaakt tussen de algemene verlichting van verblijven en de bijzondere verlichting van bepaalde objecten, zoals bureaus en tafels. De hogere verlichtingssterkten die gelden voor de bijzondere verlichting, hangen samen met het feit dat bepaalde activiteiten een extra inspanning van de ogen vergen.

Artikel 2 geeft aan, op welke punten in de te verlichten ruimte de verlichtingssterkten van algemene en bijzondere lichtbronnen moeten worden gemeten. De verlichtingssterkten die op die punten worden gemeten, zijn bepalend voor de vraag of aan artikel 1 is voldaan.

Artikel 4 geeft de officiële citeertitel van deze beleidsregel. In de praktijk zal hij echter ook aan de hand van zijn nummer kunnen worden geïdentificeerd, dat bestaat uit de letter S ('scheepvaart'), het jaartal waarin de beleidsregel is vastgesteld, en een volgnummer.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,

H.G.H. ten Hoopen.

Naar boven