Wijziging Bevoegdhedenverordening registerloodsen 1995

De ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie;

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 15 en 16 van de Loodsenwet (Stb.1988, 353);

Besluit:

Artikel I

De Bevoegdhedenverordening registerloodsen 1995 wordt gewijzigd als volgt:

A. artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1o. in het tweede en derde lid, wordt de zinsnede ’daarvandaan naar’ vervangen door:

tussen die gebieden of plaatsen en;

2o. het negende lid komt te luiden:

9. Tot het regionaal loodsstation Terneuzen behoren de scheepvaartwegen genoemd in de bijlage bij de Scheepvaartverkeerswet, onderdeel A, onder punt IV, nummer 2, met inbegrip van de rede van Vlissingen tot de meridiaan over het lichtopstand van Margarethapolder, en nummer 3;

B. in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt ’85’ vervangen door: 90;

C. artikel 6, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1o. in onderdeel a, wordt ’80’ vervangen door: 90;

en wordt ’35’ vervangen door: 40;

2o. onderdeel b vervalt;

3o. de onderdelen c, d en e worden aangeduid als b onderscheidenlijk c onderscheidenlijk d;

D. artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1°. in onderdeel a wordt ’80’ vervangen door: 95;

2°. in onderdeel b wordt ’100’ vervangen door: 110;

E. artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1°. a. R-loods; op de scheepvaartwegen gelegen in de gebieden 2 en 3, op de Oude Maas bovenstrooms de Spijkenisserbrug tot aan de Dordtse bruggen, de Krabbengeul, het Mallegat, de Dordtse Kil, het Holland Diep tot aan de Sassenplaat en het Zuid-Hollands Diep voor schepen met een lengte tot 125 m; op de Oude Maas bovenstrooms de Spijkenisserbrug tot aan de Dordtse bruggen, de Krabbengeul en het Mallegat met een diepgang tot 70 dm; op de Dordtse Kil, het Hollands Diep tot aan de Sassenplaat en het Zuid-Hollands Diep met een diepgang tot 65 dm en op de overige scheepvaartwegen in gebied 1 voor zover die niet tevens zijn gelegen in de gebieden 2 en 3, voor schepen met een lengte over alles tot 100 m, of met een diepgang tot 60 dm;

2°. het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. vanaf 9 maanden na inschrijving in het register, voor schepen met een lengte over alles tot 100 m;

3°. in het achtste lid wordt toegevoegd:

c. vanaf 18 maanden na plaatsing in deze bevoegdheidscategorie, voor schepen met een lengte over alles tot 200 m.

4°. het negende lid komt te luiden:

9. De registerloods die gedurende ten minste 9 maanden over de bevoegdheid, genoemd in onderdeel c van het achtste lid, beschikt kan in de bevoegdheidscategorie S-loods worden geplaatst met de bevoegdheid voor schepen met een lengte over alles van 200 m en meer.

Alsdan is de registerloods op de tot deze bevoegdheidscategorie behorende scheepvaartwegen bevoegd:

a. vanaf plaatsing, voor schepen met een lengte over alles tot 225 m;

b. vanaf 9 maanden na die plaatsing, voor schepen met een lengte over alles tot 250 m;

c. vanaf 18 maanden na die plaatsing, voor schepen met een lengte over alles tot 275 m;

d. vanaf 27 maanden na die plaatsing, voor schepen met een lengte over alles tot 300 m;

e. vanaf 36 maanden na die plaatsing, voor schepen met een lengte over alles tot 325 m;

f. vanaf 45 maanden na die plaatsing, voor alle schepen.

F. artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1°. in het eerste lid, onderdeel a, wordt ’85’ vervangen door: 100;

2°. in het eerste lid, onderdeel b, wordt ’115’ vervangen door: 125;

3°. het tweede lid komt te luiden:

2. Voor de registerloods als bedoeld in het eerste lid zijn de specialisaties:

a. op de scheepvaartwegen die behoren tot de Buitenhaven Vlissingen, schepen met een lengte over alles van 210 m of meer of een diepgang van 100 dm of meer;

b. op de scheepvaartwegen die behoren tot:

1°. de Sloehaven/Totalsteiger Borssele; of

2°. de Sloehaven-Kaloothaven;

schepen met een lengte over alles van 235 m of meer of een diepgang van 125 dm of meer;

c. op de scheepvaartwegen die behoren tot de Everingen, schepen met een lengte over alles van 300 m of meer of met een diepgang van 125 dm of meer;

d. op de scheepvaartwegen die behoren tot:

1°. de Braakmanhaven;

2°. de Westbuitenhaven Terneuzen; of

3°. het Kanaal van Gent naar Terneuzen;

schepen met een lengte over alles van 225 m of meer of een diepgang van 115 dm of meer, alsmede autoschepen waaraan voor de vaart door de bevoegde autoriteit bijzondere eisen zijn gesteld;

e. op de scheepvaartwegen die behoren tot:

1o. de Put van Terneuzen;

2°. de Schelde te Antwerpen;

schepen met een lengte over alles van 235 m of meer of een diepgang van 115 dm of meer.

4°. het derde lid vervalt.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van plaatsing in de Staatscourant.

Aldus vastgesteld in de ledenvergadering van de Nederlandse loodsencorporatie op 13 mei 1997 te Utrecht.

Goedgekeurd door de Minister van Verkeer en Waterstaat bij besluit van 28 mei 1997, kenmerk DGG/J-97004398.

Toelichting

Op de scheepvaartwegen die behoren tot het regionale loodsstation Harlingen/Terschelling onderscheidenlijk het regionale loodsstation Den Helder zijn de betreffende registerloodsen op loodsreizen over de verschillende trajecten over de Waddenzee thans slechts in één richting bevoegd.

Dit is zowel voor de scheepvaart als voor de dienstverlening van de loodsen inefficient, zeker terwijl de betreffende registerloodsen wel bevoegd zijn op die scheepvaartwegen, zij het in één richting. De wijziging van artikel 2, tweede en derde lid, maakt het mogelijk dat de betreffende registerloodsen voortaan in beide richtingen hun diensten kunnen verlenen.

De in de wijziging van artikel 2, negende lid, opgenomen omschrijving sluit beter aan bij het in de praktijk geldende werkgebied van de registerloodsen te Terneuzen, alsmede bij het admittage-gebied waarop het regionale loodsexamen is gericht. De eventuele uitbreiding van het admittage-gebied geschiedt, zoals gebruikelijk, op grond van artikel 3, tweede lid, onderdeel b, en het Reglement voor de aanvullende opleiding uitbreiding admittage-gebied in de regio Scheldemonden.

Door de geleidelijke schaalvergroting in de scheepvaart is in relatie tot het betreffende bevoegdheidsgebied in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, de lengtegrens en in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, de lengtegrens en de diepgang aangepast aan de feitelijke ervaringsmogelijkheden van de registerloodsen. In het laatste geval is dit gepaard gegaan met het stellen van de ervaringseis van een jaar in plaats van de ervaringseis van twee keer een half jaar.

Met het van kracht worden van het Loodsplichtbesluit 1995 is door het verhogen van de ondergrens van de loodsplicht en het opheffen van het onderscheid tussen verscherpte en niet verscherpte loodsplicht het aantal loodsreizen in de eerste bevoegdheidscategorie aanzienlijk gedaald. Debet aan deze daling is eveneens de zich nog voortzettende schaalvergroting in de zg. ’kleine zeescheepvaart’.

Immers gelden voor deze schepen de volgende lengtematen:

Denemarkenvaarders: L < 80 meter.

Binnen-buitenschepen: L < 110 meter.

Lage kruiplijncoaster: L < 110 meter.

Rijnschip: L < 110 meter.

Met betrekking tot het vastgestelde beleid van de bevoegde autoriteit in het Amsterdam/IJmond gebied inzake het opleggen van ad hoc loodsplicht en het verlenen van ontheffingen wordt bij het opleggen van de ad hoc loodsplicht een lengte van 110 meter als een criterium beschouwd en bij het verlenen van vrijstelling binnen een havenbekken een lengte van 125 meter.

Met onderhavige wijziging wordt dus zowel aansluiting verkregen bij de huidige gebruikspraktijk als bij de van kracht zijnde loodsplichtregelgeving.

De wijzigingen in artikel 9 betreffen het volgende.

Na wijzigingen in het profiel van de Dordtse Kil en het Zuid-Hollands Diep ten gevolge van baggerwerkzaamheden kan een aanpassing plaatsvinden ten aanzien van de beperkende maatregelen voor registerloodsen die in die gebieden werkzaam zijn.

Met de wijziging van de opbouw in de eerste drie jaren na inschrijving in het register wordt een meer evenwichtige inzet voorzien die beter is afgestemd op het beschikbare scheepvaartaanbod. Daarbij ligt de vermelde opbouw van bevoegdheden meer voor de hand.

Met de wijziging in de plaatsingsmogelijkheid binnen gebied 2 wordt een analoge opbouw als binnen gebied 3 voorzien.

In artikel 10, eerste lid, onderdeel a, is de aanvangslengte aangepast aan de ontwikkelingen in de zeescheepvaart, met name de lengtetoename van coasters, en daarmee aan het ervarigsgebied van de adsprirant-registerloodsen. De aanpassing in onderdeel b is daarbij als volgende bevoegdheidscategorie eveneens aangepast. Bovendien wordt hiermee een identieke bevoegdheids-opbouw verkregen als die voor de Vlaamse loodsen.

De wijzigingen in het tweede lid van artikel 10 zijn gericht op meer specifieke specialisatie-eisen in samenhang met de betreffende scheepvaartwegen.

Naar boven