Woninginrichting

Vervroegd Uittreden 1996/1999

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE WONINGINRICHTING INZAKE VERVROEGD UITTREDEN

8553

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de DETAM namens de Centrale Branchevereniging Wonen als partij te ener zijde mede namens de FNV Dienstenbond en de Dienstenbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Woninginrichting inzake Vervroegd Uittreden, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bezwaren zijn ingebracht door IKEA Nederland B.V. te Amsterdam en Inter Ikea Systems te Delft (hierna te noemen IKEA). Dat de bezwaren van IKEA als volgt kunnen worden samengevat:

IKEA maakt bezwaar tegen inwilliging van het verzoek om Algemeen verbindend verklaring van de cao voor de Woninginrichting inzake Vervroegd Uittreden, voor zover een dergelijk besluit zich zou uitstrekken tot IKEA.

Dit vanwege het feit, dat IKEA bij besluit d.d. 12 januari 1993 onder meer gedispenseerd is van de bepalingen van de cao's Detailhandel in Meubelen en Woningtextiel en het Woninginrichtingsbedrijf inzake Vervroegd Uittreden, waarbij tevens is aangegeven dat de besluiten tot algemeen verbindend verklaring ook na 1 maart 1993 niet op IKEA van toepassing zijn, indien uiterlijk op 1 maart 1993 een collectieve arbeidsovereenkomst, waarbij IKEA partij is, ingevolge artikel 4 van de Wet op de Loonvorming bij I-SZW is aangemeld. Sinds 1993 is IKEA partij bij een ondernemingscao. Ook verzoekt IKEA in de toekomst geen dispensatieverzoeken meer te hoeven in te dienen, zolang zij partij is bij een ondernemingscao.

Overwegende dienaangaande,

dat bij besluit van 16 april 1992 bepalingen van de cao Woninginrichting inzake Vervroegd Uittreden algemeen verbindend verklaard zijn tot en met 31 december 1994. In dat besluit is in een dictum bepaald dat het besluit tot 1 januari 1993 niet van toepassing zou zijn op IKEA. De dispensatietermijn is bij besluit van 12 januari 1993, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, voor IKEA verlengd tot 1 maart 1993, teneinde IKEA in de gelegenheid te stellen alsnog een ondernemingscao af te sluiten. In dit besluit is tevens bepaald dat de AVV-besluiten van 16 april 1992 ook na 1 maart 1993 niet op IKEA van toepassing zouden zijn, indien uiterlijk op die datum IKEA partij zou zijn bij een cao die ingevolge artikel 4 van de Wet op de Loonvorming zou zijn aangemeld. Deze dispensatietermijn eindigde derhalve op 31 december 1994.

Overwegende tevens,

dat bij besluit van 13 maart 1995 (Stcrt. 1995, nr. 56) bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Woninginrichting inzake vervroegd Uittreden algemeen verbindend zijn verklaard tot en met 31 december 1999 en dat gezien de aard van de werkzaamheden, IKEA onder de werking van dit AVV-besluit valt. Het huidige verzoek om AVV heeft slechts betrekking op een tussentijdse wijziging van de cao. Derhalve bestaat uitsluitend nog de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze gewijzigde bepalingen.

Overwegende voorts,

dat het op basis van de huidige wetgeving niet mogelijk is een regeling te treffen die voorziet in dispensatie van een ondernemingscao voor langere duur. Dit, omdat alle besluiten tot AVV aan een tijdslimiet zijn gebonden, waardoor ook een besluit tot dispensatie aan deze tijdslimiet is gebonden. Bovendien bepaalt art. 2 Wet AVV dat een besluit tot AVV geldt voor alle werkgevers en werknemers ten aanzien van arbeidsovereenkomsten die naar de aard van de arbeid waarop zij betrekking hebben, onder de cao vallen of zouden vallen, behalve in de gevallen door de minister uitgezonderd. De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing slaat krachtens deze wettelijke bepaling op ieder afzonderlijk besluit.

Uit de brief van IKEA kan echter worden opgemaakt, dat de bezwaren niet expliciet gericht zijn tegen de huidige wijzigingen.

Overwegende tenslotte,

dat genoemde bezwaren van IKEA inwilliging van het AVV-verzoek niet in de weg staan. Overigens zij opgemerkt dat in artikel 6 van de VUT-cao is geregeld op welke wijze IKEA vrijstelling verleend kan worden van de VUT-cao en dat IKEA zich op grond van deze cao-bepaling met een verzoek om dispensatie tot cao-partijen kan richten.

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluit van 13 maart 1995 (Stcrt. 1995, nr. 56), waarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Woninginrichting inzake Vervroegd Uittreden, alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vervroegd Uittreden voor de Woninginrichting, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1999 de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Woninginrichting inzake Vervroegd Uittreden, alsmede de daarbij behorende stukken en het reglement van de Stichting Vervroegd Uittreden voor de Woninginrichting, eerder algemeen verbindend verklaard bij besluit van 13 maart 1995 (Stcrt. 1995, nr. 56), zulks met inachtneming van de navolgende wijzigingen en hetgeen onder IV en V is bepaald:

BIJLAGE I STATUTEN VAN DE STICHTING VERVROEGD UITTREDEN VOOR DE WONINGINRICHTING

Artikel 5: Het eerste lid wordt gelezen als volgt:

„Artikel 5

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisatie, te weten:

  • de Centrale branchevereniging Wonen, gevestigd te Bilthoven;

  • en drie door de werknemersorganisaties, te weten:

    • a. twee door de FNV Dienstenbond, gevestigd te Woerden;

    • b. één door de Dienstenbond CNV, gevestigd te Hoofddorp;

  • Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd."

Artikel 7

In het vijfde lid wordt het woord „vijf" vervangen door „vier".

Artikel 11

In het eerste lid wordt het woord „vijf" vervangen door: „vier".

Artikel 8 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 8 Administrateur

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • Voor de eerste maal treedt als administrateur op de Bedrijfsvereniging voor Detailhandel, Ambachten en Huisvrouwen, gevestigd te Utrecht.

  • Ingaande 1 januari 1996 treedt als administrateur op Detam Pensioen Services B.V., gevestigd te Utrecht.

  • 2. De opdracht tot het voeren van het administratief en geldelijk beheer wordt schriftelijk verstrekt en door de administrateur schriftelijk aanvaard in een voor dit doel opgestelde administratie-overeenkomst.

  • De rechten en verplichtingen die uit de administratie-overeenkomst voor beide partijen voortvloeien, worden overigens vastgelegd in deze administratie-overeenkomst.

  • 3. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur."

Artikel 10: Het tweede lid wordt gelezen als volgt:

  • „2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant."

BIJLAGE II REGLEMENT VAN DE STICHTING VERVROEGD UITTREDEN VOOR DE WONINGINRICHTING

Artikel 4a wordt gelezen als volgt:

„Artikel 4a 58-jarigenregeling

In afwijking van het gestelde achter het eerste gedachtenstreepje van artikel 4, kan de werknemer vanaf de 58-jarige leeftijd in aanmerking komen voor een uitkering, indien hij gedurende 40 jaar in dienstverband werkzaam is geweest, waarvan 30 jaar als werknemer in de zin van artikel 2 lid 4 van de statuten, mits voldaan is aan de overige voorwaarden genoemd in artikel 4.

Voor de bepaling van de periode van 30 jaar wordt mede in aanmerking genomen een tijdvak voorafgaand aan het huidig dienstverband in het woninginrichtingsbedrijf, dat betrokkene als werknemer in de zin van de CAO regelende de vrijwillig vervroegde uittreding in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven werkzaam is geweest, met dien verstande dat dit tijdvak slechts dan wordt meegeteld, indien de verandering van werknemer in de zin van de cao regelende de vrijwillig vervroegde uittreding in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven naar werknemer in de zin van artikel 2 lid 4 van de Statuten, veroorzaakt is door omstandigheden die geheel buiten de invloedssfeer van betrokken werknemer liggen.

De tweede en derde volzin achter het tweede gedachtenstreepje van artikel 4 zijn eveneens van toepassing bij de bepaling of aan de in de eerste volzin achter het tweede gedachtenstreepje opgenomen voorwaarde wordt voldaan."

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 26 april 1996

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

A. van Dijk.

Naar boven