Besloten Busvervoer

Fonds Scholing en Ordening 1996/2000

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST FONDS SCHOLING EN ORDENING VOOR HET BESLOTEN BUSVERVOER

8547

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van partijen betrokken bij de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Scholing en Ordening voor het Besloten Busvervoer zijnde Busvervoer Nederland als partij te ener zijde mede namens en de Vervoersbond FNV en de Vervoersbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Scholing en Ordening voor het Besloten Busvervoer, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluit van 22 april 1994 (Stcrt. 1994, nr. 81), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindend verklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Scholing en Ordening voor het Besloten Busvervoer, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 2000 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Scholing en Ordening voor het Besloten Busvervoer alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Fonds Scholing en Ordening voor het Besluiten Busvervoer, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Werkingssfeer

Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers in dienst van werkgevers van elke in Nederland gevestigde onderneming, die vergunningplichtig vervoer met een autobus verricht, krachtens de Wet Personenvervoer voorzover het betreft besloten busvervoer anders dan door de Haagse Tramweg Maatschappij, de gemeentelijke openbaar vervoerbedrijven en de ondernemingen op welke de Collectieve Arbeidsovereenkomst Openbaar Vervoer van toepassing is.

Onder werknemers wordt niet verstaan de directeur/grootaandeelhouder van een NV of een BV, echtgeno(o)t(e) en familieleden, die niet (meer) verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.

Artikel 2 Stichting FSO

Er is een Stichting Fonds Scholing en Ordening voor het besloten busvervoer, afgekort FSO, welke is opgericht door partijen bij deze CAO en waarvan de statuten en reglement aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.

Artikel 3 Verplichtingen werkgever

De werkgever is per kalenderjaar ten behoeve van de Stichting Fonds Scholing en Ordening voor het Besloten Busvervoer een jaarlijkse bijdrage verschuldigd over de bruto loonsom sociale verzekeringen van het lopend jaar met dien verstande dat de heffingsgrondslag per werknemer maximaal gelijk is aan het voor dat jaar geldende tot een jaarbedrag herleide maximum premiedagloon ingevolge de Werkloosheidswet.

Ingaande 1 januari 19961 is de werkgever een jaarlijkse bijdrage van 1,2% van voornoemd loon verschuldigd.

Artikel 4 Vaststelling en betaling bijdrage

  • 1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald, de gegevens te verstrekken die de Stichting nodig heeft om de door de werkgever volgens de CAO verschuldigde bijdrage vast te stellen.

  • 2. De werkgever is verplicht de over een kalenderjaar verschuldigde bijdrage te voldoen binnen 4 weken na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting.

  • 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke. De Stichting is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.

  • De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke interesten, bedoeld in BW 6:119, die gelden op de datum waarop de rente door het fonds wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden vastgesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 75,–.

Artikel 5 Inhoudingsplicht, inning en administratie en kosten gerechtelijke invordering

  • 1. Een gedeelte van de bijdrage, ter grootte van 0,425% van het premieplichting loon komt voor rekening van de werknemer. De werkgever houdt bij de loonbetalingen aan de werknemer op het loon in het aandeel in de bijdrage.

  • 2. Het geldelijk en administratief beheer van de stichting en het secretariaat zijn, onder verantwoordelijkheid van het bestuur, opgedragen aan PVF Nederland nv te Amsterdam.

Artikel 6 Besteding ontvangen gelden

De op grond van artikel 3 ter beschikking gekomen gelden worden aangewend voor:

  • 1. 0,41% het geven van bijdragen volgens nader omschreven regels aan werknemers die een vakopleiding volgen bij een instelling, instituut of bedrijf, dat naar het oordeel van het bestuur van de Stichting een adequate opleiding verzorgt, alsmede de financiering van de kosten verband houdende met de ontwikkeling en/of instandhouding van een leerlingstelsel Besloten Busvervoer.

  • 2. 0,04%

    • a. de instandhouding van de Stichting FSO;

    • b. inning van de in artikel 3 bedoelde bijdrage;

    • c. gezamenlijke voorlichting terzake van arbeidsvoorwaarden.

  • 3. 0,25% voor de financiering van de kosten verbonden aan de werkzaamheden van de Stichting voor Informatie en Ordening van de bedrijfstak voor het Besloten Busvervoer (STO).

  • 4. 0,10% ter financiering van ten laste van de Vervoersbond FNV en de Vervoersbond CNV komende kosten terzake van vorming, scholing, opleiding en onderwijs van casu quo ten behoeve van in beginsel elke werknemer vallende onder de werkingssfeer van de CAO, in een verdeling van FNV (⅔) en CNV (⅓).

  • 5. 0,10% ter financiering van de ten laste van Busvervoer Nederland komende kosten ter zake van de ontwikkeling en instandhouding van het leerlingstelsel Besloten Busvervoer en activiteiten op het gebied van vorming, scholing, opleiding en onderwijs.

  • 6. 0,30% ter financiering van de kosten verbonden aan de bedrijfsgezondheidszorg.

BIJLAGE 1

STATUTEN

STICHTING FONDS SCHOLING & ORDENING VOOR HET BESLOTEN BUSVERVOER

Artikel 1 Definities

cao: de collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Scholing en Ordening voor het Besloten Busvervoer;

werkgever: iedere werkgever bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst;

werknemer: iedere werknemer bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst;

stichting: de stichting Fonds Scholing & Ordening voor het Besloten Busvervoer;

werkgeversorganisaties: de werkgeversorganisaties bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst;

werknemersorganisaties: de werknemersorganisaties bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 2 Naam en duur

De stichting is genaamd: „Stichting Fonds Scholing & Ordening voor het Besloten Busvervoer".

Zij is gevestigd te 's-Gravenhage.

De stichting is voor onbepaalde tijd opgericht.

Artikel 3 Doel

  • 1. De stichting heeft ten doel het innen en beheren van gelden:

    • a. benodigd voor bijdragen aan werknemers die een vakopleiding volgen bij een instelling, instituut of bedrijf, dat naar het oordeel van het bestuur van de stichting een adequate opleiding verzorgt, alsmede voor de financiering van de kosten verband houdende met de ontwikkeling en/of instandhouding van een leerlingstelsel Besloten Busvervoer;

    • b. benodigd voor het financieren van:

      • a. het sociaal overleg;

      • b. gezamenlijke voorlichting ter zake van arbeidsvoorwaarden;

    • c. benodigd voor de financiering van de kosten verbonden aan de werkzaamheden van de Stichting voor informatie en ordening van de bedrijfstak besloten busvervoer (STO);

    • d. benodigd voor de financiering van ten laste van de werknemersorganisaties komende kosten terzake van vorming, scholing, opleiding en onderwijs van casu quo ten behoeve van in beginsel elke werknemer;

    • e. benodigd voor de financiering van ten laste van de werkgeversorganisatie komende kosten terzake van de ontwikkeling en instandhouding van het leerlingenstelsel Besloten Busvervoer en activiteiten op het gebied van vorming, scholing, opleiding en onderwijs;

    • f. benodigd voor de financiering van de kosten verbonden aan de bedrijfsgezondheidszorg.

  • 2. Kosten van activiteiten genoemd in lid 1 van dit artikel, waarvan in enige wet of de cao is bepaald op welke wijze deze bestreden worden, kunnen niet ten laste van de stichting worden gebracht.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit acht leden, waarvan vier leden worden benoemd door de werkgeversorganisaties en vier leden door de werknemersorganisaties.

  • 2. De bedoelde organisaties benoemen voor elk van de door hen benoemde bestuursleden een plaatsvervangend lid dat zitting zal nemen in het bestuur bij ontstentenis van het zittend bestuurslid.

  • 3. De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van twee jaar en zijn terstond herbenoembaar. De eerste zittingsperiode eindigt op éénendertig december negentienhonderdachtenzeventig.

  • 4. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien, met in achtneming van het in lid 1 van dit artikel bepaalde.

  • 5. Een bestuurslid en een plaatsvervangend bestuurslid kan te allen tijde door de organisatie(s) die hem benoemde(n) worden vervangen. Een bestuurslid of plaatsvervangend bestuurslid, dat is benoemd in een tussentijdse vacature, treedt af op de datum waarop degene die hij vervangt zou zijn afgetreden.

  • 6. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaastsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris.

  • 7.

    • a. De funkties van voorzitter en plaatsvervangend secretaris worden in de even jaren vervuld door een werknemerslid en in de oneven jaren door een werkgeverslid.

    • b. De funkties van secretaris en plaatsvervangend voorzitter worden in de even jaren vervuld door een werkgeverslid en in de oneven jaren door een werknemerslid.

  • 8. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij verhindering van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt voor hem in de plaats de plaatsvervangend voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend secretaris.

  • 9. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de minister een waarnemer benoemd. De waarnemer is gerechtigd alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen. De waarnemer ontvangt alle door het bestuur te behandelen stukken.

Artikel 5 Dagelijks bestuur

Er is een dagelijks bestuur, bestaande uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris.

Artikel 6 Bevoegdheden bestuur en dagelijks bestuur

  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van de stichting en het beheer van haar vermogen: het bestuur is bevoegd om met inachtneming van het in deze statuten bepaalde over het vermogen van de stichting te beschikken.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, daaronder met name begrepen de handelingen bedoeld in artikel 291 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met het uitvoeren van besluiten en met hetgeen hem door het bestuur is opgedragen.

  • 4. Het administratief en geldelijk beheer van de stichting alsmede het secretariaat, worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door de administrateur.

    • De administrateur woont de vergaderingen van het bestuur bij, doch heeft daarin slechts een adviserende stem.

Artikel 7 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste één maal per jaar.

  • 2. Een vergadering van het bestuur wordt gehouden in alle gevallen waarin de voorzitter zulks nodig acht, dan wel op schriftelijk verzoek van tenminste drie bestuursleden. Dit verzoek dient per aangetekend schrijven aan de secretaris te worden gericht.

  • 3. Een vergadering, uitgeschreven op verzoek van de overige bestuursleden, zal binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek door de secretaris belegd moeten worden.

Artikel 8 Besluitvorming in bestuur en dagelijks bestuur

  • 1. Het bestuur kan geen geldige besluiten nemen indien niet tenminste twee van de door de werkgeversorganisaties aangewezen bestuursleden en twee van de door werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden aanwezig zijn. Het dagelijks bestuur kan slechts geldige besluiten nemen in vergaderingen waarin tenminste drie leden aanwezig zijn.

  • 2. De leden van het bestuur en van het dagelijks bestuur hebben in de vergaderingen van deze besturen ieder één stem, indien de aantallen van de ter vergadering aanwezige werkgeversleden en werknemersleden even groot zijn.

    • Is dit niet het geval, dan brengt ieder van de werkgevers- respectievelijk werknemersleden van deze besturen evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn.

  • 3. Voor de totstandkoming van een besluit is de meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen.

  • Bij de bepaling van het aantal uitgebrachte stemmen blijven blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing.

  • 4. Stemming over personen geschiedt schriftelijk; stemming over zaken kan mondeling geschieden.

  • 5. Indien in een vergadering van het bestuur bij een voorstel over zaken de stemmen staken, wordt zo spoedig mogelijk – doch in elk geval binnen één maand – een nieuwe vergadering belegd, waarin dat voorstel wordt behandeld. Staken de stemmen opnieuw, dan wordt het voorstel als verworpen beschouwd.

  • 6. Indien bij stemming over personen bij eerste stemming geen meerderheid wordt verkregen, zal een herstemming plaatsvinden tussen de twee personen die bij de eerste stemming de meeste stemmen hebben verworven. Staken dan de stemmen, dan beslist het lot.

  • 7. Indien in een vergadering van het dagelijks bestuur bij een voorstel de stemmen staken, wordt dit als verworpen beschouwd.

  • 8. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen.

    • Voor de totstandkoming van het besluit is een meerderheid van stemmen vereist.

    • Indien de stemmen staken of niet alle bestuursleden een stem uitbrengen dan dient het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde te worden gesteld.

Artikel 9 Geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen ingevolge de desbetreffende bepaling uit de cao.

      • Krachtens het bepaalde in de cao zijn, naast de werkgevers, ook de werknemers verplicht bij te dragen aan de stichting.

      • De hoogte van deze bijdrage is vastgelegd in het reglement van de stichting.

    • b. giften, subsidies, erfstellingen en legaten.

    • c. andere inkomsten.

  • 2. De stichting kan geen andere bijdragen heffen dan die welke zijn vastgesteld krachtens de van toepassing zijnde cao.

Artikel 10 Boekjaar

Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar, met dien verstande dat het boekjaar dat is ingegaan op 1 september 1984 eindigt op 31 december 1984.

Artikel 11 Begroting

  • 1. Uiterlijk in de maand augustus biedt het dagelijks bestuur aan het bestuur de begrotingen van inkomsten en uitgaven voor het eerstvolgende boekjaar aan.

  • 2. De begroting van inkomsten vermeldt in elk geval de geraamde opbrengst van de bijdragen, bedoeld in artikel 9 lid 1, sub a.

  • 3. De begroting van uitgaven vermeldt in elk geval ramingen terzake van:

    • a. de kosten van de stichting;

    • b. de kosten van inning van de bijdragen, bedoeld in artikel 9 lid 1, sub a;

    • c. de bijdrage bedoeld in artikel 3 lid 1, sub a;

    • d. het bedrag bestemd voor de financiering van de activiteiten bedoeld in artikel 3 lid 1, sub b, c en d;

    • e. de kosten voor de financiering, bedoeld in artikel 3, lid 1, sub e.

Artikel 12 Jaarstukken

  • 1. Jaarlijks na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van lasten en baten en verslag over de toestand van de stichting vast.

    • Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde stukken worden ter inzage van de bij de stichting betrokken (organisaties van) werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op één of meer door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde stukken worden op aanvraag toegezonden aan de bij de stichting betrokken (organisaties van) werkgevers en werknemers tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 13 Goedkeuring van de jaarstukken

De in lid 1 van artikel 12 aangeduide jaarstukken treden niet eerder in werking, dan nadat tenminste een maand is verstreken sinds het bestuur de stukken heeft vastgesteld en heeft gezonden aan de bij de stichting betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties.

Artikel 14 Inning van de bijdrage

  • 1. De methoden van inning en administratie worden geregeld bij bestuursbesluit.

  • 2. Tot gerechtelijke invordering van de bijdragen wordt niet overgegaan dan krachtens besluit van het bestuur. Besluiten tot eventuele gerechtelijke invordering van de bijdragen kunnen namens het bestuur worden genomen door de administrateur. Over door de administrateur genomen besluiten tot gerechtelijke invordering wordt het bestuur geïnformeerd op door het bestuur te bepalen tijdstippen en wijze.

  • 3. Het bestuur verstrekt aan de werkgevers- en werknemersorganisaties alle gewenste, met de inning verband houdende inlichtingen.

Artikel 15 Besteding van de geldmiddelen

  • 1. De stichting draagt aan de „Stichting voor informatie en ordening van de bedrijfstak besloten busvervoer" de gelden af, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, sub c, welke zijn overeengekomen in de cao.

  • 2.

    • a. Het bestuur bepaalt eens per half jaar het bedrag dat beschikbaar is voor de financiering van de kosten, bedoeld in artikel 3, lid 1, sub a, b, d, e en f.

    • b. Het bestuur doet het bedrag bedoeld in lid 2, sub a, voor de financiering van de kosten bedoeld in artikel 3, lid 1, sub b (met uitzondering van de secretariaatskosten door de „Vereniging Busvervoer Nederland", onderdeel van „Koninklijk Nederlands vervoer" gemaakt ten behoeve van het cao-overleg in de bedrijfstak Besloten Busvervoer) en d, – na opgave van de bestemming van de gelden door betrokkenen – uitbetalen aan de werknemersorganisaties waarbij als berekeningsbasis voor de uit te betalen bedragen geldt de verhouding zoals die is vastgelegd in artikel 6, lid 4, van de cao.

    • c. Het bestuur doet het bedrag bedoeld in lid 2, sub a, voor de financiering van de kosten bedoeld in artikel 3, lid 1, sub a, – voor zover het gaat om bijdragen aan werknemers die een vakopleiding volgen en na opgave van bestemming van de gelden door de betrokkenen – uitbetalen aan de betreffende werknemer.

    • d. De stichting draagt aan de „Vereniging Busvervoer Nederland", onderdeel van „Koninklijk Nederlands Vervoer" de gelden af zoals bedoeld in lid 2, sub a ter dekking van de kosten bedoeld in artikel 3, eerste lid, sub b, voor zover het betreft de secretariaatskosten door deze organisatie gemaakt met betrekking tot de uitvoeringswerkzaamheden ten behoeve van de cao in de bedrijfstak Besloten Busvervoer.

    • e. Het bestuur doet het bedrag bedoeld in lid 2, sub a, voor de financiering van de kosten bedoeld in artikel 3, lid 1, sub e, – na opgave van de bestemming van de gelden van de betrokkene – uitbetalen aan de werkgeversorganisatie.

    • f. Het bestuur doet het bedrag bedoeld in lid 2, sub a, voor de financiering van de kosten bedoeld in artikel 3, lid 1, sub f, ten behoeve van cao-partijen gezamenlijk uitbetalen aan de „Vereniging Busvervoer Nederland" onderdeel van „Koninklijk Nederlands vervoer".

  • 3. Met betrekking tot de besteding van de gelden kan vooraf door het bestuur een begroting worden verlangd. De toewijzing van gelden geschiedt telkens voor één jaar. Voorts zal jaarlijks aan het bestuur van de stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen middelen worden afgelegd.

  • 4. Voorzover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 5. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. Effekten en andere geldwaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 6. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening vaststellen.

Artikel 16 Reis- en verblijfkosten bestuursleden en vakatiegeld

Reis- en verblijfkosten, door de bestuursleden in hun functie gemaakt, worden vergoed. vergoeding geschiedt volgens door het bestuur vastgestelde regels.

Het bestuur kan voorts besluiten de bestuursleden voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vakatiegeld toe te kennen.

Artikel 17 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak één of meer reglementen vaststellen.

  • 2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde reglementen mogen geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met deze statuten.

  • 3. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling en/of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 18, lid 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.

  • 2. Een besluit tot wijziging van de statuten treedt niet eerder in werking dan nadat een maand is verstreken sinds de dag waarop het voorstel door het bestuur is goedgekeurd en is toegezonden aan de organisaties betrokken bij de stichting.

Artikel 19 Deponering ter griffie

Reglementen, als bedoeld in artikel 17 en wijzigingen daarvan, alsmede wijzigingen van statuten zullen eerst in werking treden als een volledig exemplaar van de tekst daarvan, ondertekend door de voorzitter en de secretaris, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te 's-Gravenhage.

Artikel 20 Ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.

  • 2. Een besluit tot ontbinding van de stichting wordt niet genomen dan nadat een maand is verstreken sinds de dag, waarop het in lid 1 van dit artikel bedoelde voorstel is toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties.

  • 3. Een besluit tot ontbinding kan slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin het voltallige bestuur aanwezig is.

Artikel 21 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het dagelijks bestuur.

  • 2. De stichting blijft na de ontbinding voortbestaan, voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten, de reglementen en de besluiten voor zover mogelijk en nodig van kracht.

  • 4. Het dagelijks bestuur bepaalt welke bestemming na betaling van de schulden aan de overgebleven bezittingen van de stichting zal worden gegeven, met dien verstande dat het saldo zal worden bestemd voor een doel dat het doel van de stichting zoveel mogelijk nabijkomt.

Artikel 22 Slotbepaling

In alle gevallen waarin de statuten of de reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE 2

REGLEMENT

STICHTING FONDS SCHOLING & ORDENING VOOR HET BESLOTEN BUSVERVOER

Artikel 1 Definities

In dit reglement gelden de definities als omschreven in artikel 1 van de statuten van de Stichting Fonds Scholing & Ordening voor het Besloten Busvervoer.

Artikel 2 Hoogte, vaststelling en betaling van de bijdrage

  • 1. De werkgever is aan de stichting een jaarlijkse bijdrage verschuldigd over de bruto loonsom sociale verzekeringen van het lopende jaar met dien verstande dat de heffingsgrondslag per werknemer maximaal gelijk is aan het voor dat jaar geldende tot een jaarbedrag herleide maximum premiedagloon ingevolge de Werkloosheidswet. Met ingang van 1 januari 1996 bedraagt de bijdrage 1,2% van bovenbedoeld loon.

  • 2. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de stichting bepaald, de gegevens te verstrekken die de stichting nodig heeft om de door de werkgever volgens de cao verschuldigde bijdrage vast te stellen.

    • Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de stichting verstrekt, is de stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de stichting gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.

  • 3. De werkgever is verplicht de over een kalenderjaar verschuldigde bijdrage te voldoen binnen 4 weken na dagtekening van de desbetreffende nota van de stichting.

  • 4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. De stichting is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, sub c, van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.

    • De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 75,–.

Artikel 3 Inhoudingsplicht

De werkgever houdt – overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de CAO – bij elke loonbetaling 0,425% in op het premieplichtig loon van de werknemer.

Artikel 4 Verplichtingen werkgevers en werknemers

  • 1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

III. Indien er voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage,

's-Gravenhage, 18 april 1996

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

A. van Dijk.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven