Regeling betreffende maatregelen ter voorkoming van overbrenging besmetting

«Gezondheids- en welzijnswet voor dieren»

12 maart 1996

J. 962222

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 17 en 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Gezien het advies van de Raad voor dierenaangelegenheden, het Landbouwschap, het Produktschap Vee en Vlees, Produktschap voor Pluimvee en Eieren, het Bedrijfschap voor de handel in vee, het Bedrijfschap voor de pluimveehandel en industrie en de Stichting voor Gezelschapsdieren;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder wet: de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Artikel 2

Indien honden ingevolge een bevel als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet moeten zijn voorzien van een muilkorf, dient de muilkorf te zijn ingericht naar een model dat beantwoordt aan de onderstaande omschrijving:

een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de hond geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat, en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Artikel 3

Het is verboden een rund dat na 28 februari 1991 is geënt tegen mond- en klauwzeer te vervoeren.

Artikel 4

De Entingsregeling runderen mond- en klauwzeer 1987 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop artikel 17 van de wet in werking treedt.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling betreffende maatregelen ter voorkoming van overbrenging besmetting.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 12 maart 1996. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J.J. van Aartsen.

Toelichting

Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) kan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij hetzij voor heel Nederland, hetzij

voor bepaalde gedeelten daarvan, bevelen dat dieren die door een besmettelijke dierziekte kunnen worden aangetast, daartegen op een door hem te bepalen wijze voorbehoedend worden behandeld, worden gemerkt, worden opgesloten of aangelijnd, dan wel voor die dieren andere maatregelen bevelen ter voorkoming van overbrenging van besmetting. De onderhavige regeling strekt ter vervanging van de op de Veewet gebaseerde Regeling muilkorven voor honden bij hondsdolheid (Stcrt. 1988, 148) en de Entingsregeling runderen mond- en klauwzeer 1987 (Stcrt. 1991, 36).

Indien zich een geval van hondsdolheid voordoet, kan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bevelen dat honden moeten zijn voorzien van een muilkorf. In artikel 2 van de onderhavige regeling wordt de inrichting van deze muilkorf voorgeschreven, waarbij rekening is gehouden met de huidige inzichten omtrent het welzijn van de aldus gekorfde dieren. Een dergelijke regeling bestaat reeds op basis van artikel 60 van de Veewet, op grond waarvan de burgemeester kan bevelen dat alle in de gemeente aanwezige honden moeten zijn voorzien van een muilkorf. Deze regeling komt door het intrekken van artikel 60 Veewet te vervallen.

In Nederland is 1 maart 1991 op een niet-vaccinatiebeleid tegen mond- en klauwzeer overgegaan teneinde uitvoering te geven aan Richtlijn nr. 90/423/EEG (PbEG L 224).

Dientengevolge is in de op de Veewet gebaseerde Entingsregeling runderen mond en klauwzeer 1987 een bepaling opgenomen dat het verboden is na 28 februari 1991 runderen die zijn geënt tegen mond- en klauwzeer te vervoeren. Wanneer namelijk tijdens het vervoer bij deze runderen anti-lichamen tegen mond- en klauwzeer worden aangetroffen, vormt dit een belemmering voor het handelsverkeer binnen de EU.

Daarom is dit verbod, dat is gebaseerd op artikel 30 GWWD, tevens in artikel 4 van de onderhavige regeling overgenomen. In noodsituaties, zoals wanneer na een uitbraak besloten wordt tot enting tegen mond- en klauwzeer, kan de minister van dit verbod op basis van artikel 107 GWWD een vrijstelling of ontheffing verlenen. Een belanghebbende kan hiertoe een verzoek indienen. De Entingsregeling runderen mond- en klauwzeer 1987 wordt in artikel 6 expliciet ingetrokken, omdat het Veewetartikel waarop deze regeling is gebaseerd nog niet komt te vervallen.

De regeling is ingevolge artikel 110, vijfde lid, GWWD voor advies gestuurd naar de Raad voor dierenaangelegenheden, het Landbouwschap, het Produktschap Vee en Vlees, het Bedrijfschap voor de handel in vee, het Bedrijfschap voor de Pluimveehandel en -industrie, het Produktschap voor Pluimvee en Eieren en de Stichting voor Gezelschapsdieren. Deze instanties hebben aangegeven met de inhoud van de regeling te kunnen instemmen. Ingevolge artikel 17, tweede lid, GWWD is de onderhavige regeling opgesteld in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen.

Naar boven