Vaststelling Besluit stimulering investeringen varkenshouderij en intrekking van de Complementaire regeling voor investeringen in landbouwbedrijven

Bestuursbesluit nr. 486

Het bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw;

Gelet op artikel 3 van de statuten;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. stichting: Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw;

b. bestuur: bestuur van de stichting;

c. voorzitter: voorzitter van het bestuur;

d. landbouw: akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande met uitzondering van bosbouw;

e. landbouwbedrijf: geheel van de produktie-eenheden in Nederland bestaande uit één of meer gebouwen of gedeelten daarvan en daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van de landbouw;

f. bruto standaardsaldi: maatstaf voor de bepaling van de produktieomvang van een landbouwbedrijf, vastgesteld bij de op het tijdstip van het indienen van de aanvraag van kracht zijnde Regeling landbouwtelling;

g. Nederlandse grootte-eenheid: aantal bruto standaardsaldi vastgesteld bij de op het tijdstip van het indienen van de aanvraag van kracht zijnde Regeling landbouwtelling;

h. volle arbeidskracht: arbeidskracht aan wie een arbeidsbelasting ten behoeve van het landbouwbedrijf van 40 Nederlandse grootte-eenheden kan worden toegerekend;

i. rechtspersoon: rechtspersoon, anders dan een publiekrechtelijke rechtspersoon;

j. probleemgebied: gebiedsdeel in Nederland dat is vermeld op de in artikel 2 van Richtlijn 75/268/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de landbouw in bergstreken en sommige probleemgebieden (PbEG L 128), bedoelde communautaire lijst van agrarische probleemgebieden;

k. subsidiabele investeringen: investeringen in duurzame produktiemiddelen vermeld op de lijst, opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I;

l. keurmerk Groen Label: keurmerk door het bestuur van de stichting Groen Label toegekend aan emissie-arme stalsystemen welke voldoen aan de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vastgestelde criteria;

m. investeringsbedrag: totaal van de in de aanvraag opgenomen goedgekeurde investeringskosten, berekend volgens de normbedragen, genoemd in de lijst, opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I, of, indien de daadwerkelijke kosten van een investeringen lager zijn dan het normbedrag, berekend op basis van de daadwerkelijke kosten;

n. LASER : Dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

o. varkenseenheid: verhoudingsgetal, berekend om een vergelijking tussen verschillende categorieën varkens mogelijk te maken, waarbij een fokzeugplaats overeenkomt met 2,7 varkenseenheden, een mestvarkensplaats overeenkomt met 1,0 varkenseenheden en een biggenplaats overeenkomt met 0,45 varkenseenheden.

Artikel 2

Het bestuur kan ter stimulering van de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur op grond van de volgende bepalingen aan landbouwbedrijven een subsidie verstrekken voor investeringen in de varkenshouderij.

Artikel 3

1. Een subsidie kan slechts worden verstrekt aan een natuurlijke persoon indien hij:

a. als bedrijfshoofd het landbouwbedrijf uitoefent waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

b. de landbouw als hoofdberoep uitoefent;

c. beschikt over voldoende agrarische vakbekwaamheid; te dien einde bezit hij ten minste een getuigschrift van een erkende landbouwkundige opleiding of van een opleiding van een hiermee gelijkwaardig niveau of is hij ten minste drie jaren op een landbouwbedrijf werkzaam geweest;

d. een boekhouding voert die ten minste voldoet aan de volgende voorwaarden:

- het boeken van ontvangsten en uitgaven, met bewijsstukken, en

- het opstellen van een jaarbalans betreffende de stand van de activa en passiva van het bedrijf.

2. Indien meer dan één natuurlijke persoon gezamenlijk een landbouwbedrijf exploiteert kan een subsidie slechts worden verstrekt indien ten minste één van hen voldoet aan de in het eerste lid, onderdelen a, b en c, gestelde voorwaarden en indien zij gezamenlijk voldoen aan de in het eerste lid, onderdeel d gestelde voorwaarde.

3. Een subsidie kan slechts worden verstrekt aan een rechtspersoon indien:

a. hij blijkens de statuten de exploitatie van een landbouwbedrijf ten doel heeft;

b. hij voldoet aan de voorwaarde, genoemd in artikel 5;

c. hij voldoet aan de voorwaarde, genoemd in het eerste lid, onderdeel d;

d. de arbeidsduur van het door de rechtspersoon aangewezen bedrijfshoofd voor werkzaamheden ten behoeve van het landbouwbedrijf ten minste de helft uitmaakt van zijn totale arbeidsduur en

e. het door de rechtspersoon aangewezen bedrijfshoofd voldoet aan de voorwaarde, genoemd in het eerste lid, onderdeel c.

4. Op grond van dit besluit kan geen subsidie worden verstrekt aan landbouwbedrijven die onderdeel uitmaken van een rechtspersoon die onder meer is gericht op de recreatie, het doen van onderzoek of het geven van onderwijs.

Artikel 4

1. Een natuurlijke persoon oefent de landbouw als hoofdberoep uit indien:

a. zijn arbeidsduur voor werkzaamheden binnen het landbouwbedrijf ten minste de helft van zijn totale arbeidsduur uitmaakt en

b. het in artikel 4 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bedoelde onzuiver inkomen gemiddeld over de drie kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag voor ten minste de helft afkomstig is uit het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

2. Indien de aanvrager op het tijdstip van het indienen van de aanvraag:

a. minder dan drie jaar is gevestigd op het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend, is in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, het onzuiver inkomen van de aanvrager:

- gemiddeld over de laatste twee volledige kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag of

- indien de gegevens over de in het eerste streepje bedoelde periode niet voorhanden zijn, in het laatste volledige kalenderjaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag,

- voor ten minste de helft afkomstig uit het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

b. minder dan achttien maanden is gevestigd op het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend, is het onzuiver inkomen van de aanvrager echter:

- in het laatste volledige kalenderjaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag of

- indien de gegevens over de in het eerste streepje bedoelde periode niet voorhanden zijn, in het volledige kalenderjaar van de aanvraag,

voor ten minste de helft afkomstig uit het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 5

1. Een subsidie kan slechts worden verstrekt aan een rechtspersoon indien de in artikel 7, derde lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 bedoelde winst, vermeerderd met het bedrag dat voor de bedrijfsleiding van de rechtspersoon ten titel van beloning voor verrichte arbeid op deze winst in mindering is gebracht, gemiddeld over de drie kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag voor ten minste de helft afkomstig is uit het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

2. Indien de rechtspersoon:

a. minder dan drie jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag is opgericht, is in afwijking van het eerste lid de daar bedoelde winst van de rechtspersoon:

- gemiddeld over de twee volledige kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag of

- indien de gegevens over de in het eerste streepje bedoelde periode niet voorhanden zijn, in het laatste volledige kalenderjaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag,

voor ten minste de helft afkomstig uit het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

b. minder dan 18 maanden voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag is opgericht, is de in het eerste lid bedoelde winst van de rechtspersoon echter:

- in het laatste volledige kalenderjaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag of

- indien de gegevens over de in het eerste streepje bedoelde periode niet voorhanden zijn, in het volledige kalenderjaar van de aanvraag,

voor ten minste de helft afkomstig uit het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 6

1. De subsidie kan worden verstrekt in de kosten, niet zijnde voorbereidingskosten, financieringskosten en BTW, van de investeringen die zijn opgenomen in de in bijlage I bij dit besluit opgenomen lijst.

2. De subsidie wordt slechts verstrekt voor investeringen:

a. waarvan de aanvrager de eerste gebruiker is;

b. die geheel of nagenoeg geheel op het landbouwbedrijf worden benut;

c. die zich op het tijdstip van het indienen van de opleveringsverklaring, bedoeld in artikel 12, in het vermogen van de aanvrager bevinden en

d. die niet dienen ter vervanging van reeds tot het vermogen van de aanvrager behorende produktiemiddelen die voldoen aan de omschrijving van de betrokken investering zoals die is opgenomen in bij dit besluit behorende bijlage.

3. De aanvrager verplicht zich de door het bestuur goedgekeurde investeringen binnen achttien maanden na het tijdstip van de goedkeuring van de aanvraag op het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend, uit te voeren.

Artikel 7

Een subsidie in de kosten van subsidiabele investeringen kan slechts worden verstrekt indien:

a. een investering niet tot gevolg heeft dat het aantal varkensplaatsen stijgt, waarbij een plaats voor een fokzeug overeenkomt met 6,5 plaatsen voor mestvarkens;

b. na de uitvoering van de door het bestuur goedgekeurde investeringen meer dan 40 varkenseenheden per hectare cultuurgrond aanwezig zijn.

Artikel 8

1. De subsidie bedraagt het percentage van het bij de betrokken investering behorende normbedrag dat wordt genoemd in de lijst, opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I.

2. Indien het landbouwbedrijf van de aanvrager geheel of gedeeltelijk is gelegen in een probleemgebied en de aanvrager voor ten minste 4 hectaren van de in het probleemgebied gelegen gronden van het landbouwbedrijf:

a. een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 18, eerste lid, of artikel 56, eerste lid, van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, artikel 3, eerste lid, of artikel 70, eerste lid, van de Regeling beheersovereenkomsten 1993, in artikel 6 van de Beschikking bijdragen probleemgebieden of in artikel 2 van de Beschikking beheersovereenkomsten 1983,

b. een pachtovereenkomst heeft gesloten met een particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie of

c. ten behoeve van wie een beheersplan als bedoeld in artikel 14 van de Natuurbeschermingswet is vastgesteld,

en indien de investeringen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd betrekking hebben op de in het probleemgebied gelegen grond, worden de subsidie-percentages, genoemd in de lijst,

opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I, met 5 procentpunten verhoogd.

3. Geen subsidie wordt verstrekt voor investeringen met de uitvoering waarvan een aanvang is gemaakt alvorens de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd. Onder het maken van een aanvang met de uitvoering van een investering wordt in elk geval verstaan het aangaan van verplichtingen.

4. Indien door het investeringsbedrag het in artikel 10 bedoelde maximuminvesteringsbedrag wordt overschreden, worden slechts die investeringen goedgekeurd die er niet toe leiden dat het maximuminvesteringsbedrag wordt overschreden. Voor de toepassing van dit lid worden als eerste in aanmerking genomen de investeringen waarvoor het hoogste subsidiepercentage geldt, tenzij de aanvrager een andere volgorde aangeeft.

Artikel 9

1. Indien de aanvrager:

a. op het tijdstip van het indienen van de aanvraag jonger is dan 35 jaar,

b. zich minder dan 5 jaar voor het tijdstip van het indienen van de aanvraag heeft gevestigd op het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend en

c. niet eerder een landbouwbedrijf heeft geëxploiteerd,

wordt de subsidie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, in voorkomend geval na toepassing van de in artikel 8, tweede lid, bedoelde verhoging, verhoogd met 25%.

2. Als vestiging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt mede beschouwd een bedrijfsovername na ontbinding van een maatschap indien de aanvrager maat is geweest in de ontbonden maatschap en bij de ontbinding van de maatschap ten minste 50% van de in de maatschap ingebrachte kapitaalgoederen in eigendom op de aanvrager is overgegaan.

3. Indien meer dan één natuurlijke persoon gezamenlijk een landbouwbedrijf exploiteert, wordt de verhoging van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, slechts verstrekt indien elk van hen aan de in het eerste lid, onderdelen a en c, gestelde voorwaarden voldoet en zij gezamenlijk voldoen aan de voorwaarde, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, juncto het tweede lid.

Artikel 10

1. De subsidie wordt ten hoogste verstrekt over een investeringsbedrag, behorende bij de in de goedgekeurde opleveringsverklaring, bedoeld in artikel 12, voorkomende investeringen, van f 190.000,- per volle arbeidskracht en van f 380.000,- per landbouwbedrijf voor een periode van zes jaar. Deze periode vangt aan op het tijdstip van de goedkeuring van de aanvraag.

2. Op grond van deze regeling kan onverminderd het eerste lid, per landbouwbedrijf ten hoogste driemaal een subsidie worden verkregen in een periode van zes jaar. Deze periode vangt aan op het tijdstip van de goedkeuring van de eerste aanvraag.

3. Subsidies die zijn verkregen op grond van het Besluit structuurverbetering landbouwbedrijven, de Complementaire regeling voor investeringen in landbouwbedrijven en het Besluit stimulering duurzame landbouwbedrijven worden bij de toepassing van het eerste en het tweede lid meegerekend.

4. Geen subsidie wordt verstrekt indien het investeringsbedrag minder dan f 20.000,- bedraagt.

Artikel 11

1. De aanvraag voor een subsidie wordt door de aanvrager ingediend bij LASER.

2. Voor de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, maakt de aanvrager gebruik van een daartoe vanwege LASER vastgesteld formulier.

3. Door het indienen van het aanvraagformulier verplicht de aanvrager zich tot nakoming van de in het onderhavige besluit en in het aanvraagformulier gestelde voorwaarden en verplichtingen.

4. Het aanvraagformulier gaat vergezeld van de bescheiden die in het aanvraagformulier worden genoemd.

5. Indien de aanvraag door het bestuur wordt goedgekeurd, ontstaat het recht op de subsidie op het tijdstip van goedkeuring van de aanvraag.

6. In afwijking van het vierde en het vijfde lid vindt in geval van artikel 4, tweede lid, onderdeel b, tweede streepje, of artikel 5, tweede lid, onderdeel b, tweede streepje, goedkeuring van de aanvraag pas plaats indien blijkens de daar genoemde bescheiden wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden, welke bescheiden worden ingediend binnen achttien maanden na het tijdstip van het indienen van de aanvraag.

Artikel 12

1. De aanvrager zendt binnen achttien maanden na het tijdstip van de goedkeuring van de aanvraag een opleveringsverklaring aan LASER, waarin de aanvrager onder meer verklaart dat de door het bestuur goedgekeurde investeringen zijn uitgevoerd en betaald.

2. De opleveringsverklaring gaat vergezeld van:

a. bewijzen waaruit blijkt dat de door het bestuur goedgekeurde investeringen daadwerkelijk zijn uitgevoerd en betaald,

b. een verklaring van een accountant of een accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de investeringen waarop de opleveringsverklaring betrekking heeft, zijn uitgevoerd overeenkomstig de door het bestuur goedgekeurde aanvraag alsmede dat de aanvrager met betrekking tot deze investeringen geen verplichtingen is aangegaan voordat de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd, en

c. in voorkomend geval, een verklaring van de gemeente waarin het landbouwbedrijf van de aanvrager is gevestigd, waaruit blijkt dat de door de aanvrager uitgevoerde investering een investering betreft waaraan het keurmerk Groen Label is toegekend.

3. Per goedkeuring kan slechts eenmaal een opleveringsverklaring worden ingediend.

Artikel 13

De subsidie wordt in één keer uitbetaald nadat de opleveringsverklaring, bedoeld in artikel 12, door het bestuur is goedgekeurd.

Artikel 14

De aanvrager verplicht zich de met het toezicht op de naleving van de in dit besluit gestelde voorschriften belaste ambtenaren toegang tot zijn landbouwbedrijf te verschaffen, inzage te geven in alle relevante boeken en bescheiden en voor het overige alle medewerking te verlenen en alle door hen gevraagde inlichtingen te verstrekken, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 15

1. Het recht op de subsidie vervalt indien de aanvrager de uit dit besluit of uit het aanvraagformulier voortvloeiende verplichtingen niet nakomt.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de subsidie voor het voltooide gedeelte van het aantal door het bestuur goedgekeurde investeringen met 10% verlaagd indien na inzending van de in artikel 12 bedoelde opleveringsverklaring blijkt dat de aanvrager minder dan 100% doch ten minste 70% van de door het bestuur goedgekeurde investeringen, heeft voltooid.

3. Reeds uitbetaalde bedragen worden door de aanvrager aan de stichting op eerste vordering en zonder dat ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist, terugbetaald.

Artikel 16

Indien op grond van enige wettelijke of administratiefrechtelijke bepaling een subsidie is of zal worden verkregen voor door het bestuur goedgekeurde investeringen, wordt deze subsidie in mindering gebracht op de op grond van dit besluit verkregen subsidie.

Artikel 17

De voorzitter kan besluiten:

a. de lijst, opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I uit te breiden met subsidiabele investeringen in milieu-onderdelen van varkensstalsystemen waaraan het keurmerk Groen Label is toegekend;

b. investeringen in milieu-onderdelen van varkensstalsystemen waarvan het keurmerk Groen Label is ingetrokken, van de lijst, opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I te verwijderen.

Hij geeft kennis van deze besluiten in de Staatscourant.

Artikel 18

De voorzitter kan besluiten dat geen aanvragen meer kunnen worden ingediend indien de som van de op basis van deze regeling aangevraagde subsidies de beschikbare middelen overschrijdt of dreigt te overschrijden. Hij geeft kennis van dit besluit in de Staatscourant.

Artikel 19

1. De Complementaire regeling voor investeringen in landbouwbedrijven wordt ingetrokken.

2. Aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit zijn ingediend, worden afgehandeld op grond van de in het eerste lid genoemde regeling.

Artikel 20

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop het Besluit stimulering duurzame landbouwbedrijven in werking treedt.

Artikel 21

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit stimulering investeringen varkenshouderij.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Aldus vastgesteld op 18 maart 1996.


G. van der Lely, voorzitter.
F.H. de Haan, secretaris.

Bijlage I: Lijst met subsidiabele inves-teringen behorende bij het Besluit stimu-lering investeringen varkenshouderij

Onderdeel I: Investeringen ter bescherming en verbetering van het milieu en de daarbij behorende normbedragen (excl. b.t.w.)

A Investeringen gericht op vermindering van ammoniak-stankemissie

A 11: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 93.03.001; Mestschuif met gecoate keldervloer in een biggenopfokstal.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit stallen door met een schuif (tandheugel- of getrokken systeem) de mest over een gladde vlakke vloer onder de rooster de stal uit te schuiven.

Bestaande uit: Schuif, aandrijfmechanisme, vloeren, een ondiepe put onder de roosters, mestafvoersysteem.

Normbedrag: f 500,- per m2 vloeroppervlakte stal.

Subsidiepercentage: 25%

Onroerende zaak.

A 14: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 93.06.010;

Mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof bij vleesvarkens.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit vleesvarkensstallen door de vaste mest en de urine op te vangen in aangezuurde mestvloeistof die aanwezig is in het mestkanaal.

Bestaande uit: Een zuurbestendig mestkanaal en een spoelsysteem.

Normbedrag: f 75.000,- per installatie plus f 75,- per vleesvarkensplaats.

Subsidiepercentage: 25%

Onroerende zaak.

A 17: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 93.11.011; Mestopvang in beluchte mest en vervanging hiervan via een rioleringssysteem in vleesvarkensstallen.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie door de verse mest op te vangen in een vloeistoflaag van beluchte mest van ca. 10 cm., waarbij het mengsel dagelijks d.m.v. een rioleringssysteem uit de stal wordt verwijderd.

Bestaande uit: Een mestkanaal en een behandelingssysteem voor het mengsel verse mest/beluchte mest.

Normbedrag: f 100,- per vleesvarkensplaats plus

f 100.000,- per bedrijf.

Subsidiepercentage: 25%

Onroerende zaak.

A 18: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 93.11.012; Spoelgotensysteem met dunne mest bij kraamzeugen.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit stallen door de verse mest op te vangen in een gotensysteem onder de roosters en deze mest twee keer per dag met de dunne mestfractie uit de stal te spoelen.

Bestaande uit: Een het gehele roosteroppervlak omvattend gotensysteem

inclusief afsluiters, bezinkput met

pompen.

Normbedrag:f 900,- per kraamzeugenplaats.

Subsidiepercentage: 25%

Onroerende zaak.

A 20: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 94.02.014; Kunststofschijnvl oer met schuif onder de roosters voor kraamzeugen (met biggen).

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit stallen door het frequent en restloos verwijderen van mest uit de kraamstal met behulp van een mestschuif.

Bestaande uit: Een gladde kunststofbak onder de roosters, een goot voor afvoer van de gier, een R&R mestschuif en de afvoer naar de gesloten mestopslag.

Normbedrag: f 1.500,- per kraamzeugenplaats.

Subsidiepercentage: 25%

Onroerende zaak.

A 22: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 94.04.018; Mestschuif met gecoate keldervloer in een kraamzeugenstal met biggen tot spenen.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit stallen door het frequent en restloos verwijderen van mest uit de kraamstal met behulp van een mestschuif.

Bestaande uit: Een ondiepe put onder de roosters, mestschuif, vlak afgewerkte vloer met daarop aangebracht een waterafstotende epoxyhars coating.

Normbedrag: f 500,- per m2 vloeroppervlakte stal.

Subsidiepercentage: 25%

Onroerende zaak.

A 23: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 94.06.019; Mestschuif met gecoate, hellende keldervloer en giergoot in een kraamzeugenstal met biggen tot spenen.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit stallen door het frequent en restloos verwijderen van mest uit de kraamstal met behulp van een mestschuif.

Bestaande uit: Schuif, aandrijfmechanisme, vloer met vloercoating, een ondiepe put onder de roosters en een mestafvoersysteem.

Normbedrag: f 1.200,- per kraamzeugenplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 24: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 94.06.021; Spoelgotensysteem met dunne mest bij gespeende biggen.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit stallen door de verse mest op te vangen in een gotensysteem onder de roosters en deze mest twee keer per dag met de dunne mestfractie uit de stal te spoelen.

Bestaande uit: Goten van glad materiaal onder het gehele roosteroppervlak, afsluiters, verzamelpunt(en) en afvoerleidingen.

Normbedrag: f 55,- per biggenplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 25: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 94.06.022; Mestgoot met ontmestingssysteem in kraamzeugenstal met biggen tot spenen.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit stallen door de mest op te vangen in een mestgoot onder de roosters en deze mest éénmaal per twee dagen uit de stal te verwijderen naar een rioleringssysteem.

Bestaande uit: Schuine plaat (vervaardigd van glad materiaal), afsluiters en aan- en afvoerleidingen.

Normbedrag: f 550,- per kraamzeugenplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 27: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 95.04.023: Koeldeksysteem in vleesvarkensstallen.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie door de laag mest bovenin het mestkanaal te koelen met behulp van drijvende koelelementen.

Bestaande uit: Zuig-, pers- en afvoerleiding, pompen, sensoren en regelapparatuur, zelfdrijvende koelelementen, afsluiters en metalen roosters.

Normbedrag: f 95,- per vleesvarkensplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 28: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 95.02.025; Mestopvang in NH3-arme vloeistof (met behulp van formaldehyde oplossing) in vleesvarkensstallen.

Bestemd voor: De beperking van de NH3-emissie uit stallen door het emiterend mestoppervlak te beperken tot maximaal 0,45 m2 per vleesvarkensplaats en de mest op te vangen in een formaldehyde oplossing waarbij het mengsel regelmatig middels een rioleringssysteem uit het mestkanaal wordt verwijderd. De mestkanalen worden voorzien van een metalen roostervloer.

Bestaande uit: Aan- en afvoerleidingen, scheidingsinstallatie, opvangput voor mest, bezinkput, doseerunit voor formaldehydeoplossing met voorraadtank, sensoren, afsluiters, regelunit en metalen roosters.

Normbedrag: f 200,- per vleesvarkensplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 30: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 95.02.027; Smalle ondiepe mestkanalen met metalen driekant

roostervloer en rioleringssysteem voor guste en dragende zeugen.

Bestemd voor: De vermindering van de NH3-emissie door uitsluitend het vloergedeelte te onderkelderen waar de zeugen mesten, en dit mestkanaal te voorzien van metalen driekantroosters en een rioleringssysteem.

Bestaande uit: Ondiep mestkanaal, rioleringssysteem en metalen driekantroosters.

Normbedrag: f 125,- per guste en

dragende zeugenplaats

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 31: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 95.06.028; Mestgoot met combinatie-rooster en frequente ontmesting voor guste en dragende zeugen.

Bestemd voor: De vermindering van de NH3-emissie door de mest op te vangen in een mestgoot onder de roosters en deze mest d.m.v. een rioleringssysteem frequent uit de stal te verwijderen.

Bestaande uit: Schuine plaat (vervaardigd van glad materiaal), afsluiters, aan- en afvoerleidingen en een combinatierooster.

Normbedrag: f 325,- per guste en

dragende zeugenplaats

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 32: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 95.10.029; Mestopvang in water in combinatie met metalen driekantrooster voor vleesvarkens.

Bestemd voor: De vermindering van de NH3-emissie uit stallen door de mestkanalen te voorzien van een metalen driekantrooster en het emitterend oppervlak te beperken tot maximaal 0,45 m2 per vleesvarkensplaats. De mest wordt opgevangen in water en de verdunde mest wordt d.m.v. een rioleringssysteem regelmatig uit het mestkanaal afgevoerd.

Bestaande uit: Aan- en afvoerleidingen, opvangput voor verdunde mest, sensoren, afsluiters, regelunit en metalen driekantroosters.

Normbedrag:f 200,- per vleesvarkensplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 33: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 95.10.030; Spoelgotensysteem met dunne mest voor guste en dragende zeugen.

Bestemd voor: De vermindering van de NH3-emissie door de verse mest op te vangen in een gotensysteem onder de roosters en deze tweemaal per dag met de dunne fractie uit de stal te spoelen.

Bestaande uit: Goten van glad materiaal onder het gehele roosteroppervlak, afsluiters, verzamelpunt(en) en afvoerleidingen.

Normbedrag:f 325,- per guste en dragende zeugenplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 34: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 95.12.031; Mestgoot met schuine wand en ontmestingssysteem bij gespeende biggen.

Bestemd voor: De vermindering van de NH3-emissie door de verkleining van het mestoppervlak, verdunning van de mest en door regelmatige mestafvoer.

Bestaande uit: Schuine plaat (vervaardigd van glad materiaal), niveauschakelaars, afsluiters, aan- en afvoerleidingen.

Normbedrag: f 50,- per biggenplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

A 35: Milieu-onderdeel van Groen Labelstalsysteem hoofdnummer BB 95.12.032; Ondiepe kelders met water- en mestkanaal voor kraamzeugen.

Bestemd voor: De vermindering van de NH3-emissie door de ondiepe mestkelders onder de roosters d.m.v. een muurtje te splitsen in een waterkanaal en een mestkanaal onder de achterzijde van de zeug.

Bestaande uit: Scheidingsmuurtjes, niveauschakelaar en aanvoerleidingen.

Normbedrag:f 200,- per kraamzeugenplaats.

Subsidiepercentage: 30%

Onroerende zaak.

C Investeringen gericht op de verbetering van de kwaliteit van de mest

C 09: Rioolaansluiting voor veehouderijbedrijven.

Bestemd voor: De directe afvoer van afvalwater uit stallen naar Riool Water Zuiverings Installatie of afvoer van kalvergier naar Kalvergier voorzuiveringsinstallaties.

Bestaande uit: Aansluitkosten, inclusief de te overbruggen afstand van het bedrijf tot het punt waar de aansluiting op het riool tot stand komt.

Normbedrag: f 20.000,- algemene aansluitkosten plus f 40,- per meter afstand tussen het bedrijf en de aansluiting op het riool.

Subsidiepercentage: 25%

Onroerende zaak.

Toelichting

De instelling van het onderhavige besluit (SIV) alsmede de intrekking van de Complementaire regeling voor investeringen in landbouwbedrijven (CRL) vloeit voort uit de vaststelling van het Besluit stimulering duurzame landbouwbedrijven (SDL). Het lag in de bedoeling de bestaande investeringsregelingen SVL en CRL te vervangen door één nieuw besluit, de SDL. De samenvoeging was mogelijk gemaakt door Verordening (EG) nr. 2843/94, houdende wijziging van de aan de SVL en CRL ten grondslag liggende Verordening (EEG) nr. 2328/91.

Om de samenvoeging geheel te laten slagen was op grond van artikel 6, vierde lid, laatste volzin, van de aldus gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2328/91 toestemming van de Commissie van de Europese Gemeenschappen vereist om af te mogen wijken van de zogenoemde 35%-voederclausule ten aanzien van subsidies voor de kosten van investeringen in de varkenshouderij ter vermindering van emissies afkomstig van dierlijke uitwerpselen en voor de verwijdering van mest van de bestaande bedrijven. Deze 35%-voederclausule houdt in dat een overheidssubsidie voor de kosten van investeringen in de varkenshouderij slechts geoorloofd zijn indien op het bedrijf na uitvoering van de gesubsidieerde investeringen ten minste 35% van het door de varkens verbruikte voeder op het bedrijf kan worden geproduceerd.

De Commissie heeft deze toestemming echter niet verleend. Derhalve heeft het bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw de SIV ingesteld. Doelstelling van dit besluit is de stimulering van investeringen op varkenshouderijen die na uitvoering van de gesubsidieerde investeringen niet aan bovengenoemde 35%-voederclausule voldoen. Varkenshouderijen die hier wel aan voldoen kunnen voor subsidie terecht bij de SDL.

De 35%-voederclausule is uitgewerkt in artikel 7, onderdeel b. Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor bedrijven waarop na de uitvoering van de gesubsidieerde investeringen meer dan 40 varkenseenheden per hectare cultuurgrond aanwezig zijn. Het begrip varkenseenheid dient om de verschillende soorten varkens met elkaar te kunnen vergelijken. Met biggenplaats in de definitie van dit begrip wordt gedoeld op een big een biggenopfokbedrijf waar geen fokzeugen aanwezig zijn.

Afgezien van de doelgroep is de SIV voor het grootste gedeelte gelijkluidend aan de SDL. Het enige verdere verschil is dat in de SDL nog wordt getoetst aan het zogenoemde arbeidsinkomen; deze toets vindt in de SIV niet plaats. Voor een toelichting op de SIV wordt dan ook verwezen naar de relevante passages in de toelichting van de SDL.

G. van der Lely, voorzitter.

F.H. de Haan, secretaris.

Naar boven