Personenvervoer over de weg

Vrijwillig Vervroegde Uittreding 1996

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET PERSONENVERVOER OVER DE WEG

8503

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van het secretariaat van partijen betrokken bij de CAO inzake vrijwillig vervroegde uittreding voor het personenvervoer over de weg namens Taxivervoer Nederland als partij te ener zijde en namens de Vervoersbond FNV en de Vervoersbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de weg, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1996 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vrijwillig vervroegde uittreding voor het personenvervoer over de weg alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de weg, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Werkingssfeer

De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing op werkgevers en werknemers van elke in Nederland gevestigde onderneming die tegen vergoeding vervoer van personen verricht bij of krachtens een vergunning ingevolge de WAP, alsmede rouwvervoer tegen vergoeding en ambulancevervoer met uitzondering van:

  • de bedrijven waarop de CAO voor Autobusdienstondernemingen van toepassing is;

  • N.V. Gemengd Bedrijf Haagsche Tramweg Maatschappij;

  • de Gemeentelijke Vervoerbedrijven;

  • het KLM Autobusbedrijf v.o.f.

Artikel 3 Begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

Personenvervoer over de weg: Het tegen vergoeding vervoeren van personen bij of krachtens een vergunning ingevolge de WAP, alsmede rouwvervoer tegen vergoeding en ambulancevervoer, met uitzondering van:

  • de bedrijven waarop de CAO voor autobus dienstondernemingen van toepassing is;

  • N.V. Gemengd Bedrijf Haagsche Tramweg Maatschappij;

  • de Gemeentelijke Vervoerbedrijven;

  • het KLM Autobusbedrijf.

Taxibedrijf: Onderneming waarin tegen vergoeding met personenauto's vervoer van personen verricht wordt bij of krachtens een vergunning ingevolge de WAP en/of rouwvervoer.

Toerwagenbedrijf: Onderneming waarin met autobussen vervoer van personen verricht wordt bij of krachtens een vergunning ingevolge de WAP.

Ambulancevervoer: Vervoer per motorrijtuig als bedoeld in de Wet Ambulancevervoer.

Rouwvervoer: Vervoer voor de uitvoering van begrafenissen en van crematies, met inbegrip van het afhalen en terugbrengen van de deelnemers.

Seizoenmatige arbeid: Werkzaamheden in deze bedrijfstak die door een werknemer worden verricht gedurende een dienstverband dat slechts voor (een deel van) een seizoen met een werkgever is aangegaan.

Werkgever:

  • a. Iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens onderneming valt onder de werkingssfeer van deze overeenkomst.

Werknemer: Iedere werknemer in dienst van de werkgever met uitzondering van de directeur/grootaandeelhouder van een N.V. of B.V., echtgeno(o)t(e) en familieleden, die niet (meer) verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.

De Stichting: De Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de Weg.

Het reglement: Het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de Weg.

De administrateur: De door het stichtingsbestuur aangewezen administrateur van de regeling, te weten: PVF Nederland NV.

De deelnemer: De gewezen werknemer op wie deze CAO van toepassing is en wiens deelneming aan de regeling is aangevangen.

Ouderenregeling: Een door het bestuur van de stichting goedgekeurde regeling tussen werkgever en werknemers die onderdeel uitmaakt van een met de vakbonden c.q. de ondernemingsraad c.q. de werknemers uit het bedrijf overeengekomen sociaal plan.

Volgens deze regeling ontvangen werknemers vanaf 57,5 jaar na hun ontslag van hun werkgever een suppletie op hun loongerelateerde WW-uitkering indien zij op het moment dat zij aan de ouderenregeling gaan deelnemen voldoen aan de in artikel 3 lid 1 sub b van het reglement genoemde voorwaarden en hun loongerelateerde WW-uitkering minimaal tot de 61-jarige leeftijd zal duren.

Deze suppletie komt voor rekening van de werkgever tot de werknemer de leeftijd van 61 jaar bereikt. Daarna wordt de suppletie door het fonds aan de werkgever vergoed doordat de stichting de werkgever een solidariteitsaanvulling verstrekt. Na afloop van de loongerelateerde WW-uitkering van de werknemer doet het feit dat hij gebruik gemaakt heeft van de ouderenregeling geen afbreuk aan zijn recht gebruik te maken van de mogelijkheid van vervroegde uittreding.

Solidariteitsaanvulling: Een betaling door de stichting aan de werkgever die met zijn werknemers een ouderenregeling overeengekomen is. De stichting vergoed hierbij aan de werkgever de kosten van de suppletie die de werkgever in het kader van de ouderenregeling aan de werknemer betaalt, gedurende de periode vanaf het moment dat de werknemer de minimumleeftijd voor deelneming aan de vut-regeling heeft bereikt tot het moment dat de werknemer niet langer voor een loongerelateerde WW-uitkering in aanmerking komt. Voorwaarde voor de betaling is dat de werkgever een suppletie op de WW-uitkering aan de werknemer betaalt.

Overeenkomst inzake een solidariteitsaanvulling: Een overeenkomst die de Stichting met de werkgever sluit. In deze overeenkomst is vastgelegd dat de werkgever die zijn ex-werknemers in het kader van een ouderenregeling een suppletie verstrekt, een solidariteitsaanvulling van de Stichting ontvangt. Ook houden de werknemers het recht na het einde van hun loongerelateerde WW gebruik te maken van de mogelijkheid van vervroegde uittreding.

Artikel 4 Uitvoering

De uitvoering wordt opgedragen aan de stichting, die onder haar verantwoordelijkheid zulks kan delegeren aan de administrateur.

Deze uitvoering geschiedt volgens de statuten en het reglement van de stichting, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.

Artikel 5 Financiering en bijdrageheffing

  • 1. De totale bijdrage moet door de werkgever aan de stichting worden betaald. De hoogte van de bijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van het brutoloon SV gemaximeerd tot het maximum premieloon Werkloosheidswet van het jaar waarop de heffing van de bijdrage betrekking heeft. Het bijdrage-percentage bedraagt thans 1,7% op jaarbasis1

  • 2. In het taxibedrijf komt van de bijdrage 1,25% voor rekening van de werknemers en 0,45% van de bijdrage voor de rekening van de werkgevers. 0,45% van de bijdrage van de werknemers wordt betaald doordat de werknemers een ATV-dag inleveren, de rest van de bijdrage van de werknemers wordt ingehouden op het salaris van de werknemers.1

  • 3. In het toerwagenbedrijf komt van de bijdrage 1,3% voor rekening van de werknemers en 0,4% voor rekening van de werkgevers. 0,9% van de bijdrage van de werknemers wordt betaald doordat de werknemers twee werkgelegenheidsdagen inleveren, de rest van de bijdrage van de werknemers wordt ingehouden op het salaris van de werknemers.1

  • 4. In het ambulancevervoer komt van de bijdrage 0,45% voor rekening van de werknemers en 1,25% voor rekening van de werkgevers. De bijdrage van de werknemers wordt ingehouden op het salaris van de werknemers.1

Artikel 6 Rechten van de werknemers

Werknemers van 61 jaar of ouder die gebruik maken van een ouderenregeling hebben recht op een suppletie op hun WW-uitkering tot een fictief vut-niveau. De exacte hoogte en berekeningswijze van de suppletie wordt vastgesteld op de in een overeenkomst inzake een solidariteitsregeling met de werkgever van de werknemer afgesproken wijze.

Werknemers die 61 jaar of ouder zijn, kunnen onder nader bij reglement vast te stellen voorwaarden recht doen gelden op een uitkering gelijk aan 85% van het netto-bedrag van het salaris dat als basis dient voor de berekening van de uitkeringsgrondslag. De uitkeringsgrondslag wordt vastgesteld op de in het reglement omschreven wijze en met inachtneming van het aldaar vermelde minimum en maximum.

Artikel 7 Ziektekosten- en pensioenverzekeringen

De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten, ziektekostenverzekering(en) c.q. pensioenverzekering(en) word(t)en door de werkgever tot de pensioendatum onverkort voortgezet, alsof de deelnemer nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. Daarbij geldt als voorwaarde dat de deelnemer zijn eventuele bijdrage in de premiebetaling voortzet alsof hij in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.

De stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:

  • het werkgeversaandeel in de premie voor de ziekenfondsverzekering respectievelijk in de premie voor de ziektekostenverzekering, met dien verstande dat de vergoeding voor het werkgeversaandeel in de premie voor de ziektekostenverzekering niet hoger zal zijn dan de maximum werkgeversbijdrage in de premie voor de ziekenfondsverzekering zoals die voor werknemers geldt;

  • het werkgevers- en werknemersaandeel in de premie voor de verplichte regeling van het bedrijfspensioenfonds.

  • Indien de deelnemer niet verzekerd is bij het bedrijfspensioenfonds zal de stichting de premie ten behoeve van de voor hem geldende pensioenverzekering voor haar rekening nemen tot maximaal het bedrag dat aan premie verschuldigd zou zijn indien de deelnemer verzekerd was geweest volgens de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds.

Artikel 8 Aanmelding voor deelneming

  • 1. De werknemer die vervroegd wil uittreden dient zich daartoe tenminste drie maanden voor de gevraagde uittredingsdatum bij de werkgever aan te melden. Met de aanvang van de deelneming aan de regeling eindigt het dienstverband. Indien zijn verzoek om deelneming door de stichting niet wordt ingewilligd zal het dienstverband ongewijzigd worden voortgezet. De werkgever dient ervoor te zorgen dat het aanvraagformulier betreffende het verzoek om deelneming uiterlijk twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum bij de administrateur wordt ingediend.

  • Een afschrift van het aanvraagformulier dient door de werkgever aan de werknemer te worden uitgereikt.

  • 2. De deelneming kan uitsluitend aanvangen aan het begin van een kalendermaand.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel dienen werknemers die seizoenmatige arbeid verrichten zich tenminste drie maanden voor het einde van het dienstverband bij de werkgever aan te melden. Deze werknemers kunnen slechts een verzoek om uitkering indienen gedurende een periode waarin zij in de bedrijfstak werkzaam zijn. De deelneming voor deze werknemers vangt eerst aan op de eerste dag van de kalendermaand volgend op een tijdvak van 6 maanden na de datum van beëindiging van het laatste dienstverband.

Artikel 9 Inlichtingen verschaffen

De werkgever en werknemers zijn verplicht de inlichtingen te verschaffen die de stichting noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van de regeling. Indien de werkgever of de werknemers, ook na aanmaning niet aan deze verplichting voldoen, dan is de stichting bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.

Artikel 10 Ontheffing

  • 1. Ontheffing van het bepaalde bij deze vut-CAO kan op verzoek van een werkgever door het bestuur van de Stichting worden verleend indien op een werkgever ten behoeve van zijn werknemers een andere vervroegde uittredingsregeling van toepassing is, die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de regeling moet wat betreft de aanspraken die daaraan kunnen worden ontleend, als geheel genomen tenminste gelijkwaardig zijn aan de regeling van de Stichting;

    • b. bij wijziging van de regeling van de Stichting, is de betrokken werkgever verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn eigen regeling hieraan tenminste gelijkwaardig blijft.

  • 2. Werknemers van vrijgestelde werkgevers kunnen géén recht ontlenen aan het reglement van de Stichting.

  • 3. Het bestuur is bevoegd om – op verzoek van de vrijgestelde werkgever – een éénmaal verleende ontheffing weer in te trekken. De werkgever is alsdan verplicht een door het bestuur vast te stellen inkoopsom te voldoen.

Artikel 11

Het reglement en de daarbij behorende bijlage maken deel uit van de inhoud van deze CAO.

BIJLAGE I

STATUTEN STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET PERSONENVERVOER OVER DE WEG

Artikel 1 Naam en zetel

De stichting draagt de naam Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de weg, verder te noemen de stichting.

De stichting is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Doel

Het doel van de stichting is het bevorderen van de mogelijkheden van werknemers werkzaam in het Personenvervoer over de weg, vervroegd uit het arbeidsproces te treden door:

  • a. de bij reglement vast te stellen uitkeringen te doen aan de werknemers die gebruik maken van de mogelijkheid om vervroegd uit het arbeidsproces te treden die de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de weg biedt;

  • alsmede door

  • b. op in een overeenkomst inzake een solidariteitsregeling vast te leggen wijze aan werkgevers in wier bedrijf een door het bestuur van de stichting goedgekeurde ouderenregeling van kracht is, een solidariteitsaanvulling te verstrekken.

Artikel 3 Financiële middelen

De financiële middelen van de stichting bestaan uit:

  • 1. de door de werkgevers en werknemers betaalde en door werkgevers te storten bijdragen als bepaald in de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de weg;

  • 2. andere baten.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit 4 leden, waarvan worden aangewezen:

  • 1 lid door de Vervoersbond FNV, gevestigd te Utrecht;

  • 1 lid door de Vervoersbond CNV, gevestigd te Woerden;

  • 2 leden door Koninklijk Nederlands Vervoer, namens Busvervoer Nederland, Taxivervoer Nederland en Ambulancevervoer Nederland, gevestigd te 's-Gravenhage.

  • 2. De genoemde organisaties benoemen voor elk bestuurslid een plaatsvervangend lid dat zitting zal nemen in het bestuur bij ontstentenis van het zittend bestuurslid.

  • 3. De leden en de plaatsvervangende leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van vier kalenderjaren en zijn terstond opnieuw benoembaar. De eerste zitting eindigt op 31 december 1988.

  • 4. De in lid 1 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar aangewezen bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden te vervangen door anderen. Een lid of plaatsvervangend lid, dat is benoemd in een tussentijdse vacature heeft zitting gedurende de tijd, die het vervangende (plaatsvervangende) lid nog had te vervullen.

  • 5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:

    • a. bedanken;

    • b. vervanging overeenkomstig het bepaalde in lid 4 van dit artikel;

    • c. bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd.

Artikel 5 Ministerieel vertegenwoordiger

Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur van de stichting en de Minister een waarnemer toegelaten.

De waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangt de voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur en de secretaris

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.

  • 2. De funkties van voorzitter en plaatsvervangend secretaris worden in de even kalenderjaren vervuld door een werkgeverslid en in de oneven kalenderjaren door een werknemerslid.

  • Omgekeerd worden de funkties van secretaris en plaatsvervangend voorzitter in de oneven kalenderjaren vervuld door een werkgeverslid en in de even kalenderjaren door een werknemerslid.

  • 3. De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk de stichting in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van de stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de stichting.

  • 5. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.

  • 6. Het bestuur kan – te zijner beoordeling en onder nader te stellen voorwaarden – een overeenkomst tot vrijwillige aansluiting bij de stichting, sluiten met een werkgever die in zijn onderneming een bedrijf uitoefent dat verwant is aan het personenvervoer over de weg.

  • 7. Het bestuur kan – te zijner beoordeling en op in een overeenkomst inzake een solidariteitsregeling nader te regelen wijze – aan werkgevers in wier bedrijf een door het bestuur van de stichting goedgekeurde ouderenregeling van kracht is, een solidariteitsaanvulling verstrekken.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten, doch tenminste eenmaal per kalenderjaar.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste één van de door de werkgeversorganisaties aangewezen bestuursleden en één van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden, als genoemd in artikel 4, aanwezig zijn.

  • 2. De besluiten van het bestuur worden voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • Indien alle bestuursleden aanwezig zijn heeft elk bestuurslid één stem. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.

  • Indien niet alle bestuursleden aanwezig zijn heeft elk werkgeverslid evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft alsdan evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • 3. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd. Bij onzekerheid over de vraag of het om een zaak, respectievelijk om een persoon gaat, beslist in laatste instantie de voorzitter.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in de leden 2, eerste drie volzinnen, en 3, is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.

Artikel 9 Jaarstukken

  • 1. Jaarlijks na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van lasten en baten en verslag over de toestand van de stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de stichting ondertekend.

  • 2. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde stukken worden ter inzage van de bij de stichting betrokken (organisaties van) werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde stukken worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken (organisaties van) werkgevers en werknemers toegezonden tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 10 Beheer geldmiddelen

  • 1. Voor zover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij de algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 11 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten respectievelijk ontbinding van de stichting kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin tenminste twee/derde der bestuursleden aanwezig is.

  • 2. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo van de vereffening aan. Deze bestemming zal zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het doel van de stichting.

Artikel 12 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van toepassing.

Artikel 13 Deponering ter griffie

De in statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden als een volledig exemplaar van de statuten en het reglement alsmede van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 14 Slotbepalingen

In alle gevallen waarin de statuten niet voorzien beslist het bestuur.

BIJLAGE II

REGLEMENT VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET PERSONENVERVOER OVER DE WEG

Artikel 1 Begripsbepalingen

CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Personenvervoer over de weg.

Pensioendatum: De eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.

Bedrijfspensioenfonds: De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg.

S.V.-uitkering: Een uitkering krachtens de ZW, WAO/AAW of WW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW.

Ouderenregeling: Een door het bestuur van de stichting goedgekeurde regeling tussen werkgever en werknemers die onderdeel uitmaakt van een met de vakbonden c.q. de ondernemingsraad c.q. de werknemers uit het bedrijf overeengekomen sociaal plan.

Volgens deze regeling ontvangen werknemers vanaf 57,5 jaar na hun ontslag van hun werkgever een suppletie op hun loongerelateerde WW-uitkering indien zij op het moment dat zij aan de ouderenregeling gaan deelnemen voldoen aan de in artikel 3 lid 1 sub b van het reglement genoemde voorwaarden en hun loongerelateerde WW-uitkering minimaal tot de 61-jarige leeftijd zal duren.

Deze suppletie komt voor rekening van de werkgever tot de werknemer de leeftijd van 61 jaar bereikt. Daarna wordt de suppletie door het fonds aan de werkgever vergoed doordat de stichting de werkgever een solidariteitsaanvulling verstrekt. Na afloop van de loongerelateerde WW-uitkering van de werknemer doet het feit dat hij gebruik gemaakt heeft van de ouderenregeling geen afbreuk aan zijn recht gebruik te maken van de mogelijkheid van vervroegde uittreding.

De begripsbepalingen zoals vermeld in artikel 3 van de CAO zijn van toepassing.

Artikel 2 Vaststelling en betaling van de bijdrage

  • 1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de stichting bepaald de gegevens te verstrekken die de stichting nodig heeft om de door de werkgever volgens de CAO verschuldigde bijdrage vast te stellen.

  • Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de stichting verstrekt, is de stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen.

  • De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de stichting gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.

  • 2. De werkgever is verplicht de bijdrage over de periode waarover deze verschuldigd is bij vooruitbetaling te voldoen binnen 28 dagen na de dagtekening van de nota van de stichting. De stichting is bevoegd van de werkgever een voorschot te vorderen ter grootte van de bijdrage die vermoedelijk over het kalenderjaar verschuldigd zal zijn. Het voorschot moet, tenzij de stichting anders bepaalt, worden voldaan in ten hoogste vier gelijke kwartaaltermijnen, te betalen op de eerste van ieder kwartaal, met dien verstande dat de eerste termijn niet eerder vervalt dan 14 dagen na de dagtekening van de nota van de stichting.

  • Bij niet tijdige betaling van een voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota opeisbaar.

  • 3. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. De stichting is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.

  • De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in boek 6, de artikelen 119 en 120 van het Burgerlijk Wetboek.

  • De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 75,–.

  • 4. De bijdrage bedraagt per jaar1 1,7% van het brutoloon SV gemaximeerd tot het maximum premieloon Werkloosheidswet van het jaar waarop de heffing van de bijdrage betrekking heeft."

    • In het taxibedrijf komt van de bijdrage 1,25% voor rekening van de werknemers en 0,45% van de bijdrage voor de rekening van de werkgevers. 0,45% van de bijdrage van de werknemers wordt betaald doordat de werknemers een ATV-dag inleveren, de rest van de bijdrage van de werknemers wordt ingehouden op het salaris van de werknemers1;

    • In het toerwagenbedrijf komt van de bijdrage 1,3% voor rekening van de werknemers en 0,4% voor rekening van de werkgevers. 0,9% van de bijdrage van de werknemers wordt betaald doordat de werknemers twee werkgelegenheidsdagen inleveren, de rest van de bijdrage van de werknemers wordt ingehouden op het salaris van de werknemers1;

    • In het ambulancevervoer komt van de bijdrage 0,45% voor rekening van de werknemers en 1,25% voor rekening van de werkgevers. De bijdrage van de werknemers wordt ingehouden op het salaris van de werknemers1.

Artikel 3 Voorwaarden voor deelneming

  • 1. Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet betrokkene:

    • a. ten minste de leeftijd van 61 jaar bereikt hebben of bereiken in de maand met ingang waarvan hij gaat deelnemen;

    • b.

      • 1. onmiddellijk voorafgaande aan de aanvang van de deelneming gedurende 10 jaar onafgebroken als werknemer in dienst zijn geweest bij één of meer werkgevers als bedoeld in de CAO: danwel

      • 2. indien seizoenmatige arbeid werd verricht – laatstelijk 7 maanden voorafgaande aan de aanvang van de deelneming, gedurende 120 maanden in de bedrijfstak werkzaam zijn geweest en in elk van de vijf jaren direkt voorafgaande aan het einde van het dienstverband seizoenmatige arbeid hebben verricht.

    • c. bij de aanvang van de deelneming het dienstverband hebben beëindigd en

      • op die datum: niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering en/of geen recht hebben op doorbetaling van loon bij ziekte op grond van het Burgerlijk Wetboek;

      • niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling vallen.

    • Hieronder vallen ook de regeling Functioneel Leeftijdsontslag of een uitkering van de Stichting Vervroegde Uittreding Openbaar Vervoer.

  • Diensttijd doorgebracht bij een met toepassing van artikel 10 van de CAO vrijgestelde werkgever telt zowel bij b.1 als bij b.2 als onderbreking.

    • c. bij de aanvang van de deelneming het dienstverband hebben beëindigd en

      • op die datum: niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering en/of geen recht hebben op doorbetaling van loon bij ziekte op grond van het Burgerlijk Wetboek;

      • niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling vallen.

    • Hieronder vallen ook de regeling Functioneel Leeftijdsontslag of een uitkering van de Stichting Vervroegde Uittreding Openbaar Vervoer.

  • Van de onder b.1 en b.2 gestelde voorwaarden kan in gunstige zin door de stichting worden afgeweken, indien betrokkene als gevolg van bijzondere omstandigheden niet ten volle aan dat vereiste voldoet.

  • Van de onder b en c gestelde voorwaarden kan door de stichting in gunstige zin worden afgeweken indien betrokkene gebruik maakt van een ouderenregeling. Bij aanvang van de deelneming in de VUT-regeling dient betrokkene een getekende verklaring te overleggen dat hij voor de toekomst afziet van een WW-vervolguitkering.

  • 2. De werknemer die vervroegd wil uittreden dient zich daartoe ten minste drie maanden voor de gevraagde uittredingsdatum bij de werkgever te melden.

  • Met de aanvang van de deelneming aan de regeling eindigt het dienstverband.

  • Indien zijn verzoek om deelneming door de stichting niet wordt ingewilligd zal het dienstverband ongewijzigd worden voortgezet. De werkgever dient ervoor te zorgen dat het aanvraagformulier betreffende het verzoek om deelneming uiterlijk twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum bij de administrateur wordt ingediend. Een afschrift van het aanvraagformulier dient door de werkgever aan de werknemer te worden uitgereikt.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 dienen werknemers die seizoenmatige arbeid verrichten zich ten minste drie maanden voor het einde van het dienstverband bij de werkgever aan te melden. De deelneming van deze werknemers zal niet eerder aanvangen dan 6 maanden na de maand waarin het dienstverband wordt beëindigd.

Artikel 4 Uitkeringsgrondslag

  • 1. Als uitkeringsgrondslag in het toerwagenbedrijf geldt het vaste funktieloon over de 12 maanden direkt voorafgaande aan de uittredingsdatum, vermeerderd met vakantietoeslag, de onregelmatigheidstoeslag, de onderbrekingstoeslag, de diplomatoeslag en de ploegentoeslag.

  • Als uitkeringsgrondslag in het taxibedrijf geldt het feitelijke loon over de 12 maanden direkt voorafgaande aan de uittredingsdatum, exclusief incidentele toeslagen zoals fooien en beloningen voor overwerk.

  • Als uitkeringsgrondslag voor het personeel in het ambulancevervoerbedrijf geldt het vaste funktieloon over de 12 maanden direkt voorafgaande aan de uittredingsdatum vermeerderd met vakantietoeslag, de onregelmatigheidstoeslag en de vergoeding voor beschikbaarheidsdiensten zoals vermeld in de CAO voor het personeel in het ambulancevervoerbedrijf.

  • Hierbij zijn de definities van toepassing zoals vermeld in de bijlage die bij dit reglement is gevoegd.

  • Als grondslag voor de uitkeringen van werknemers die seizoenmatige arbeid verrichten geldt het laatstgenoten vaste funktieloon, voor zover van toepassing vermeerderd met de hiervoor genoemde toeslagen in het seizoen voorafgaand aan de uittredingsdatum, herleid tot een jaarbedrag.

  • 2. Indien betrokkene gebruik heeft gemaakt van een ouderenregeling geldt in afwijking van het in het eerste lid bepaalde als referteperiode de laatste 12 maanden, respectievelijk voor seizoenwerknemers het tijdstip direct voorafgaand aan de eerste dag van de maand waarin het ontslag plaatsgevonden heeft. Alsdan wordt bij de vaststelling van de uitkeringsgrondslag rekening gehouden met de algemene loonstijging in de voor betrokkene gegolden hebbende arbeidsvoorwaarden CAO tussen de datum van ontslag en de datum van aanvang van de deelneming.

  • 3. Indien de werknemer een vergoeding voor de arbeidsduurverkorting genoot ingevolge het besluit Taakverlichting alleenstaande werkenden/AAW (TAW) wordt de volgens de voorgaande leden berekende uitkeringsgrondslag vermenigvuldigd met de breuk:

  • a + b

  • –––––

  •   a

  • waarbij

    • a

      • = het direct voor uittreding bij de werkgever gewerkte uren per week, en

    • b

      • = het aantal uren arbeidsduurverkorting per week waarvoor een vergoeding ingevolge het besluit TAW werd gegeven.

  • Indien de vergoeding voor de arbeidsduurverkorting minder dan 12 maanden voor de uittredingsdatum is aangevangen, dan wordt de bovengenoemde breuk naar evenredigheid aangepast.

  • 4. Indien de uitkeringsgrondslag, vastgesteld volgens het eerste lid, meer zou bedragen dan 110% van het bedrag dat als uitkeringsgrondslag zou zijn vastgesteld, indien de datum van uittreding één jaar eerder zou liggen, wordt die grondslag tot dit maximale verhogingspercentage beperkt.

  • 5. „De uitkeringsgrondslag is maximaal gelijk aan het tot een jaarbedrag herleide maximum premiedagloon ingevolge de Werkloosheidswet, dat geldt op de uittredingsdatum."

  • Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur, wordt het naar evenredigheid verlaagd.

Artikel 5 Rechten van een deelnemer

  • 1. De stichting willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de stichting aan alle voorwaarden is voldaan. De deelneming zal steeds beginnen op de eerste van een kalendermaand, maar niet eerder dan op 1 april 1985.

  • 2.

    • a. De bruto-uitkering bedraagt bij de aanvang van de deelneming een percentage van de uitkeringsgrondslag, herleid tot een maandbedrag.

    • b. Het onder a bedoelde percentage – hierna te noemen het bruto-percentage – wordt als volgt bepaald:

    • Op 1 april 1985 en vervolgens telkens wanneer daartoe, gezien de geldende loonbelastingtarieven en sociale verzekeringspremies aanleiding bestaat, stelt de stichting een voor alle deelnemers gelijk bruto-percentage vast.

    • Dit bruto-percentage wordt zodanig vastgesteld dat de netto-uitkering bij de aanvang van de deelneming gelijk of nagenoeg gelijk is aan 85% van het netto-loon dat een deelnemer zou ontvangen als hij op dat tijdstip nog bij zijn laatste werkgever in dienst zou zijn met een bruto-loon gelijk aan 1/12 deel van de uitkeringsgrondslag.

    • c. Indien en zodra tijdens de looptijd van de uitkering de stichting krachtens lid 2, sub b, een gewijzigd bruto-percentage vaststelt, wordt de bruto-uitkering van de deelnemer gewijzigd door vermenigvuldiging met een breuk. De teller van deze breuk is gelijk aan het nieuwe bruto-percentage en de noemer is gelijk aan het tot dan toe geldende bruto-percentage.

  • 3. Het bestuur, zal na overleg met CAO-partijen, jaarlijks bezien of, en in hoeverre, de lopende uitkeringen zullen worden aangepast.

  • 4. De netto-uitkering bedraagt bij de aanvang en gedurende de gehele looptijd van de deelneming ten minste het voor de deelnemer geldende netto wettelijk minimumloon inclusief de netto-vakantietoeslag, dat geldt voor de bedrijfstak. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimum-uitkering in verhouding verlaagd.

Artikel 6 Inhoudingen

Door de stichting worden op de uitkeringen ingehouden:

  • de verschuldigde loonbelasting en de verschuldigde premies voor de AOW en de AWW en met ingang van 1 januari 1990 ook de verschuldigde premies voor de AAW en de AWBZ;

  • het werknemersaandeel in de premie voor de Ziekenfondswet respectievelijk de premie ziektekostenverzekering.

Artikel 7 Financiële verplichtingen

  • 1. De stichting neemt naast de uitkering de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:

    • het werkgeversaandeel in de premie voor de Ziekenfondsverzekering respectievelijk in de premie voor de ziektekostenverzekering, met dien verstande dat de vergoeding voor het werkgeversaandeel in de premie voor de ziektekostenverzekering niet hoger zal zijn dan de maximum werkgeversbijdrage in de premie voor de ziekenfondsverzekering zoals die voor werknemers geldt;

    • het werkgevers- en werknemersaandeel in de premie voor de verplichte regeling van het bedrijfspensioenfonds. Indien de deelnemer niet verzekerd is bij het bedrijfspensioenfonds zal de stichting de premie ten behoeve van de voor hem geldende pensioenverzekering voor haar rekening nemen tot maximaal het bedrag dat aan premie verschuldigd zou zijn indien de deelnemer verzekerd was geweest volgens de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds;

    • met ingang van 1 januari 1990 betaalt de stichting aan de deelnemer de overhevelingstoeslag ingevolge de Wet Overheveling Opslagpremies.

    • de stichting betaalt een solidariteitsaanvulling aan de werkgever met wie zij een overeenkomst inzake een solidariteitsregeling heeft gesloten, voor elke aan de ouderenregeling van de werkgever deelnemende werknemer, vanaf de datum waarop deze theoretisch van de VUT-regeling gebruikt had kunnen maken tot het einde van diens loongerelateerde WW-uitkering.

    • De hoogte van deze aanvulling wordt vastgesteld op de in de overeenkomst inzake een solidariteitsregeling bepaalde wijze.

Artikel 8 Tijdstip uitkering

De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen.

Voor werknemers die seizoenmatige arbeid verrichten geschiedt de eerste uitkering over de maand waarin de deelneming is begonnen, met dien verstande dat de deelneming niet eerder kan beginnen dan 6 maanden na het einde van het dienstverband.

Het tijdstip van de betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is.

Artikel 9 Vermindering, respectievelijk wijziging van rechten

Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een SV-uitkering dan dient hij zulks te melden aan de stichting.

De SV-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de stichting te verstrekken uitkering.

De deelnemer is verplicht elke wijziging in de SV-uitkering, direct aan de stichting te melden.

Artikel 10 Nevenwerkzaamheden

  • 1. Indien de deelnemer bij aanvang van de deelneming tegen beloning werkzaamheden verricht of na de uittredingsdatum gaat verrichten, is hij verplicht dit te melden aan de stichting.

  • 2. Neveninkomsten zijn binnen zekere grenzen toegelaten.

    • a. Neveninkomsten uit nevenwerkzaamheden die al bestaan voor de datum van uittreden zullen worden gekort op de uitkering, indien en voorzover de som van de bruto neveninkomsten en de bruto uitkering, op jaarbasis, de uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 4 overschrijdt;

    • b. Neveninkomsten die ontstaan na het uittreden, uit werkzaamheden die niet in loondienst worden verricht, zullen worden gekort op de uitkering, indien en voorzover de som van de bruto neveninkomsten en de bruto uitkering, op jaarbasis, de uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 4 overschrijdt;

    • c. Neveninkomsten die ontstaan na het uittreden en afkomstig zijn uit werkzaamheden in loondienst, worden volledig op de uitkering in mindering gebracht.

Artikel 11 Terugvordering, beëindiging

Indien teveel of ten onrechte uitkering is betaald, doordat de deelnemer niet voldeed aan zijn meldingsplicht op grond van artikel 9 en/of 10, kan deze te veel of ten onrechte uitbetaalde uitkering worden teruggevorderd.

Artikel 12 Controle

De stichting zal controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden.

Artikel 13 Beëindiging uitkering

Onverminderd het bepaalde in artikel 10 en 11 eindigt het recht op uitkering:

  • a. op de pensioendatum van de deelnemer;

  • b. op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer is overleden.

In het onder b bedoelde geval wordt aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 1639 l BW een overlijdensuitkering verstrekt.

Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogte van de vut-uitkering over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond.

Artikel 14 Hardheidsclausule

In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van de bepalingen van het reglement nemen.

Artikel 15 Verplichting tot opgave van gegevens

De werknemer, die ene verzoek tot vervroegde uittreding indient, en zijn werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvrage benodigde gegevens te verstrekken.

De werknemer, die een uitkering van de stichting geniet, is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van die gegevens, die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft.

Artikel 17 Slotbepaling

In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 1985, en is laatstelijk gewijzigd op 31 oktober 1985, met dien verstande dat de wijziging in artikel 7 is ingegaan op 1 januari 1995.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 14 maart 1996

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

A. van Dijk.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven