Besluiten bijzondere opsporingsambtenaren

Parkeercontroleurs Dienst Parkeerbeheer Amsterdam

30 januari 1996

Nr. 96/6025-7734/Asd

Gerechtshof Amsterdam

De Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam;

Gelezen het verzoek van de Dienst Parkeerbeheer Amsterdam, d.d. 10 maart 1995;

Gelet op het besluit van de Minister van Justitie van 18 januari 1995, Nr. 477613/595/NE;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen werkzaam bij de Dienst Parkeerbeheer Amsterdam die de functie vervullen van:

Parkeercontroleur, Handhaving; Parkeercontroleur, Wegslepen; Controleur B, Handhaving; Controleur C, Handhaving; Parkeercontroleur, afdeling Parkeergebouwen; Verhoorambtenaar, Centrale Bonnenafhandeling; Chef Fiscale Controle, Handhaving; Chef Wegslepen; Kraanwagenchauffeur in de 3e fase, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

De hiervoor vermelde functies/functiebenamingen, zullen allen onder de zo door mij binnen de op grond van dit besluit uit te vaardigen ’Akten van beëdiging’ worden betiteld als de functie van parkeercontroleur.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

de Wegenverkeerswet 1994;

de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht;

de Parkeerverordening, resp. de Algemene Plaatselijke Verordening of andere verordeningen van de nagenoemde gemeente waarbinnen de buitengewoon opsporingsambtenaar dient functie van parkeercontroleur uitoefent, voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.

De toepassing van de hiervoor bedoelde bevoegdheden, dient zich te beperken tot stilstaand verkeer.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam.

Artikel 4

1. De direct toezichthouder als bedoeld in artikel 5 lid 2 van deze beschikking is namens mij bevoegd tot beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 160 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd worden.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Amsterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van de politieregio Amsterdam-Amstelland.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 7

1. De personen, vermeld op het overzicht welke als bijlage is gevoegd bij de aanvraag tot verlening van het categoriaal besluit, die de functie vervullen als bedoeld in artikel 2 van dit besluit en die op grond van de beschikking van de Minister van Justitie d.d. 25 januari 1990, Nr. 3352/90/Pol., voor 1 april 1994 als onbezoldigd ambtenaar van gemeentepolitie waren aangewezen en beëdigd, worden krachtens dit besluit tijdelijk aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar en behoeven niet opnieuw te worden beëdigd.

2. Aan de krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaar wordt tijdelijk de bevoegdheid toegekend als in dit besluit omschreven en tot het moment dat voor hem/haar door mij op grond van dit besluit een definitieve beslissing op de aanvraag tot verkrijging van een ’Akte van beëdiging’ is genomen.

3a Tot het moment van de definitieve beslissing op de aanvraag tot verkrijging van een ’Akte van beëdiging’ dient dit besluit mede te worden gelezen als een ’Akte van beëdiging’ t.n.v. de in artikel 7, eerste lid, bedoelde personen.

3b De werkgever van betrokkenen draagt zorg voor duplicatie en uitreiking van dit besluit aan de in artikel 7, eerste lid, bedoelde functionarissen.

3c Dit besluit geldt tevens als - tijdelijk - legitimatiebewijs.

4. De aanwijzing tot- en de toekenning van de bevoegdheden aan de buitengewoon opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 7, respectievelijk eerste en tweede lid, geldt niet de personen waarvan tussentijds als gevolg van omstandigheden de opsporingsbevoegdheid is ingetrokken/komen te vervallen.

Artikel 8

De directeur van de Dienst Parkeerbeheer Amsterdam, brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot bij die dienst in de functie van parkeercontroleur werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam, de Hoofdofficier van Justitie te Amsterdam en de Regiokorpschef Amsterdam-Amstelland, verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in dat jaar voor die Cito-toets zijn geslaagd.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Artikel 10

Dit besluit vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit BOA parkeercontroleurs Dienst Parkeerbeheer Amsterdam, Nr. 96/6025-7734/Asd, d.d. 30 januari 1996.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.


Amsterdam, 30 januari 1996.
De Procureur-Generaal,
C.R.L.R.M. Ficq.

Naar boven