Besluiten bijzondere opsporingsambtenaren

Parkeercontroleurs gemeente Utrecht/Regiopolitie Utrecht

30 januari 1996

Nr. 96/6025-7562/Asd

Gerechtshof te Amsterdam

De Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam;

Gelezen op het op 10 februari 1995 ontvangen verzoek van de gemeente Utrecht/regiopolitie Utrecht, d.d. 27 januari 1995;

Gelet op het besluit van de Minister van Justitie van 18 januari 1995, Nr. 477613/595/NE;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen werkzaam voor- en binnen de gemeente Utrecht, die vallen onder de regie en het beheersmatig toezicht van de regiopolitie Utrecht en de functie vervullen van parkeercontroleur, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

de Wegenverkeerswet 1994;

de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht;

de Parkeerverordening, resp. de Algemene Plaatselijke Verordening of andere verordeningen van de gemeente Utrecht, voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan daartoe is aangewezen

De toepassing van de hiervoor bedoelde bevoegdheden, dient zich te beperken tot stilstaand verkeer.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Utrecht.

Artikel 4

1. De direct toezichthouder als bedoeld in artikel 5 lid 2 van deze beschikking is namens mij bevoegd tot beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 75 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd worden.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Utrecht.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van de politieregio Utrecht.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 7

1. De personen, vermeld in het overzicht welke als bijlage is gevoegd bij de aanvraag tot verlening van het categoriaal besluit, die de functie vervullen als bedoeld in artikel 2 van dit besluit en voor 1 april 1994 als onbezoldigd ambtenaar van gemeentepolitie in deze functie waren aangewezen en beëdigd, worden krachtens dit besluit tijdelijk aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar en behoeven niet opnieuw te worden beëdigd.

2. Aan de krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaar wordt tijdelijk de bevoegdheid toegekend als in dit besluit omschreven en tot het moment dat voor hem/haar door mij op grond van dit besluit een definitieve beslissing op de aanvraag tot verkrijging van een ’Akte van beëdiging’ is genomen.

3a Tot het moment van de definitieve beslissing op de aanvraag tot verkrijging van een ’Akte van beëdiging’ dient dit besluit mede te worden gelezen als een ’Akte van beëdiging’ t.n.v. de in artikel 7, eerste lid, bedoelde personen.

3b De werkgever van betrokkenen draagt zorg voor duplicatie en uitreiking van dit besluit aan de in artikel 7, eerste lid, bedoelde functionarissen.

3c Dit besluit geldt tevens als - tijdelijk - legitimatiebewijs.

4. De aanwijzing tot- en de toekenning van de bevoegdheden aan de buitengewoon opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 7, respectievelijk eerste en tweede lid, geldt niet de personen waarvan tussentijds als gevolg van omstandigheden de opsporingsbevoegdheid is ingetrokken/komen te vervallen.

Artikel 8

Het hoofd van de parkeercontroleurs in de gemeente Utrecht, brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de binnen zijn verantwoording opererende buitengewoon opsporingsambtenaren die de functie vervullen van parkeercontroleur, verslag uit aan de Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam, de Hoofdofficier van Justitie te Utrecht en de Regiokorpschef Utrecht, over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in dat jaar voor die Cito-toets zijn geslaagd.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Artikel 10

Dit besluit vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit BOA parkeercontroleurs gemeente Utrecht, Nr. 96/6025-7562/Asd, d.d. 30 januari 1996;

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.


Amsterdam, 30 januari 1996 .
De Procureur-Generaal,
C.R.L.R.M. Ficq.

Naar boven