Vaststelling bedragen art. 81 WAUOO per 1-1-1997

«Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies»

18 december 1996

nr. SV/VP/96/5143

Directie Sociale Verzekeringen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gelet op de artikelen 81, derde, vierde, en vijfde lid, en 82, derde lid, van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies;

Besluit:

Artikel 1

1. De bedragen, die op grond van artikel 81, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies als overhevelingstoeslag worden beschouwd, worden als volgt vastgesteld:

a. voor ouderdomspensioen, bedoeld in:

artikel 9, tiende lid, onderdeel a, b, onderscheidenlijk c, van de Algemene Ouderdomswet: f 235,45, f 134,41, onderscheidenlijk f 241,66;

b. voor de toeslag, bedoeld in: artikel 9, elfde lid, van de Algemene Ouderdomswet: f 134,41 per maand;

c. voor nabestaandenuitkering, bedoeld in:

1. artikel 17, eerste lid van de Algemene Nabestaandenwet: f 550,79;

2. artikel 68, van die wet: f 658,06;

3. artikel 29, onderdeel a, b, onderscheidenlijk c, van die wet: f 176,25, f 264,38, onderscheidenlijk f 352,51.

d. voor de vakantie-uitkering, bedoeld in: artikel 29, onderdeel a, b, c, onderscheidenlijk d, van de Algemene Ouderdomswet: - f 5,33, - f 4,79, - f 3,74, onderscheidenlijk - f 2,66;

e. voor de vakantie-uitkering, bedoeld in:

1. artikel 31, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet: f 23,72;

2. artikel 72 van die wet: f 33,28;

3. artikel 31, derde lid, van die wet f 7,60, f 11,39 onderscheidenlijk f 15,19.

2. In afwijking van het eerste lid worden:

a. indien recht bestaat zowel op de uitkering, bedoeld in artikel 17, eerste lid als bedoeld in artikel 25 van de Algemene nabestaandenwet, wordt voor de som van deze uitkeringen als overhevelingstoeslag beschouwd: f 601,44;

b. indien recht bestaat op zowel de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 31, eerste lid, als bedoeld in het tweede lid van die wet, wordt voor de som van deze uitkeringen als overhevelingstoeslag beschouwd: f 30,51.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 december 1996.
De Staatssecretaris voornoemd,
F.H.G. de Grave.

Toelichting

In het kader van de zogenaamde ’Oort’-wetgeving tot vereenvoudiging van de belastingwetgeving is de premieplicht ingevolge de AWBZ en AAW in de situatie dat de premies volksverzekeringen worden geheven bij wijze van inhouding met ingang van 1 januari 1990 verschoven van de inhoudingsplichtige - de werkgever ten aanzien van loontrekkenden, een uitvoeringsorgaan op het terrein van de sociale zekerheid ten aanzien van gerechtigden op een sociale verzekeringsuitkering - naar degene die het loon of de uitkering ontvangt. De inhoudingsplichtige is verplicht ter compensatie van die premieverschuiving de betrokkene een overhevelingstoeslag te verlenen.

Artikel 2 van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies (WOO) bepaalt dat deze overhevelingstoeslag buiten beschouwing wordt gelaten bij de vaststelling van de omvang van rechten en verplichtingen tot betaling van loon of niet tot het loon behorende uitkeringen en verstrekkingen die aan de hoogte van het loon zijn gekoppeld. De werkingssfeer van dit artikel is beperkt tot de relatie tussen de verzekerde werknemer en zijn inhoudingsplichtige werkgever. Dit betekent ondermeer dat in loonafhankelijke pensioenregelingen geen stijging van het toegezegde pensioen optreedt.

Het komt daarnaast voor dat bij de bepaling van rechten en plichten rekening wordt gehouden met AOW- en Anw-uitkeringen. Dit is onder andere het geval bij pensioenovereenkomsten tussen werkgever en werknemer, maar ook andere vormen zijn denkbaar. Bij de verhoging van AOW- en (AWW-) Anw-uitkeringen is evenwel geen sprake van een overheveling van de opslagpremies van de inhoudings-plichtige naar de uitkeringsgerechtigde - in de vóór-Oortse situatie waren deze personen geen premies ingevolge de AOW en AWW verschuldigd en de inhoudingsplichtige derhalve ook geen opslagpremies - en om die reden is in de bruto uitkeringsniveaus geen overhevelingstoeslag afzonderlijk zichtbaar. Om eenzelfde materieel effect te bereiken als door de werking van artikel 2 van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies dient een gedeelte van de bruto AOW- en Anw-uitkeringen fictief als overhevelingstoeslag te worden bestempeld. Artikel 81, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies (WAUOO) strekken daartoe.

In de zogenoemde paraplubepaling terzake van de fictieve overhevelings-toeslag is opgenomen dat de bruto wijziging van het AOW-pensioen als gevolg van premieverhoging Zfw in het kader van de Wet verplichte ziekenfondsverzekering AOW-gerechtigden mede als fictieve overhevelingstoeslag wordt beschouwd.

Bij ministeriële regeling wordt bepaald welk gedeelte van de AOW- en Anw-bedragen buiten beschouwing blijft. In een aantal regelingen waarin vergelijkingen of verrekeningen van inkomensbestanddelen zijn vastgelegd is eveneens verwezen naar deze bedragen. Ook voor die regelingen geldt dat de bepaling van het inkomen exclusief overhevelingstoeslag moet geschieden. Voorzover AOW- en Anw-uitkeringen in het geding zijn moet de verhoging van de AOW- en Anw-uitkeringen eveneens buiten beschouwing blijven. Deze regeling strekt daartoe. Op grond van artikel 82 van die wet worden de niet bedoelde effecten van de Oortwetgeving in de relatie tussen de AOW- en Anw-uitkeringen tot de aanvullende pensioenregelingen ongedaan gemaakt voorzover er geen sprake (meer) is van een relatie werkgever-werknemer. Dit zal het geval zijn bij premievrije aanspraken en bij ingegane pensioenen.

Per 1 januari 1997 treedt er een wijziging op in de pensioen- en uitkeringsbedragen ingevolge de AOW en de Anw, waardoor tevens aanpassing nodig is van de bedragen ingevolge eerdergenoemd artikel 81 van de WAUOO.

stcrt-1996-250-p7-SC7973-1.gifstcrt-1996-250-p7-SC7973-2.gifstcrt-1996-250-p7-SC7973-3.gifstcrt-1996-250-p7-SC7973-4.gif

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F.H.G. de Grave.

Naar boven