Goedkeuring Controlevoorschriften WAO-conforme uitkering FAOP en Controlevoorschriften AAW-conforme voorzieningen FAOP

11 december 1996

nr. 965681

Het College van toezicht sociale verzekeringen,

Gelezen een verzoek van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel;

Gelet op de artikelen 27 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en 18 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, juncto artikel 32 van de Wet privatisering ABP;

Besluit:

Goed te keuren de bijgevoegde besluiten van het bestuur van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel:

a. van 21 december 1995, zoals gewijzigd op 11 december 1996 tot vaststelling van controlevoorschriften voor de uitvoering van de WAO-conforme uitkering; en

b. van 21 december 1995 tot vaststelling van controlevoorschriften voor de uitvoering van de AAW-conforme voorzieningen.


Zoetermeer, 11 december 1996.
College van toezicht sociale verzekeringen,
A. Geurtsen, voorzitter.

Toelichting

Ingaande 1 januari 1996 is de Wet privatisering ABP in werking getreden. Deze wet voorziet erin dat op overheidswerknemers, en onder bepaalde voorwaarden ook gewezen overheidswerknemers, een groot aantal bepalingen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) (zoals de bepalingen over het arbeidsongeschiktheidscriterium, de hoogte, grondslag en duur van de uitkering, de sancties en verplichtingen en de reïntegratiemaatregelen), alsmede de voorzieningenbepalingen van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van overeenkomstige toepassing zijn.

De uitvoering van de WAO-(en AAW-) conforme regeling geschiedt door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering (FAOP) en de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO). Het FAOP heeft hierbij een vergelijkbare rol als de bedrijfsvereniging en het USZO een rol die vergelijkbaar is met een uitvoeringsinstelling. Dit betekent bijvoorbeeld dat indien een bedrijfsvereniging op grond van de WAO of de AAW regels of voorschriften mag vaststellen, deze bevoegdheid in het kader van de uitvoering van de WAO- (en AAW-) conforme regeling eveneens toekomt aan het FAOP.

Ter voorbereiding van de inwerkingtreding van de Wet privatisering ABP heeft het FAOP vóór 1 januari 1996 controlevoorschriften vastgesteld voor de uitvoering van de WAO-conforme uitkering en voor de AAW-conforme voorzieningen, die op die datum in werking zijn getreden, zonder dat deze voorschriften door het College zijn goedgekeurd.

In het wetsvoorstel Aanpassingswet privatisering ABP (Kamerstukken II, 1995/96, 24 441, nr. 7) wordt voorgesteld in de Wet privatisering ABP alsnog een overgangsregeling op te nemen in verband met de vereiste goedkeuring door het College. Op grond van de voorgestelde overgangsbepaling worden besluiten die het FAOP heeft genomen vóór 1 januari 1996 geacht de goedkeuring van het College te hebben tot 1 januari 1997, of tot het tijdstip waarop goedkeuring feitelijk wordt verleend. Gelet hierop verleent het College thans alsnog zijn goedkeuring aan de onderhavige controlevoorschriften van het FAOP.

Zoetermeer, 11 december 1996.

College van toezicht sociale verzekeringen,

A. Geurtsen, voorzitter.

Bijlage

Controlevoorschriften AAW-conforme voorzieningen FAOP

Het Bestuur van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidsper-soneel, gelet op artikel 18 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet juncto artikel 32 Wet privatisering ABP, besluit de volgende controlevoorschriften vast te stellen:

§ 1. Definities

Artikel 1

In deze controlevoorschriften wordt verstaan onder:

a. FAOP: Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;

b. Bestuur: het Bestuur van het onder a. genoemde fonds;

c. AAW: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

d. voorziening: een voorziening, vergoeding, respectievelijk toelage, als bedoeld in de artikelen 57, 57a respectievelijk 58 van de AAW;

e. voorzieningsgerechtigde: de persoon aan wie overeenkomstig artikel 57 en/of 58 AAW een voorziening is toegekend;

f. voorzieningsgerechtigde werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie overeenkomstig artikel 57a AAW een voorziening is verleend ten behoeve van (de) bij hem in dienst zijnde werknemer(s);

g. inkomen: inkomsten van de voorzieningsgerechtigde, diens echtgenoot, daaronder begrepen degene bedoeld in artikel 44 van de AAW die mede als echtgenoot wordt aangemerkt, dan wel, indien de voorzieningsgerechtigde nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, van diens ouders, respectievelijk pleegouders, uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroeps-leven als bedoeld in artikel 2 tot en met 6 van het Inkomensbesluit AAW of inkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede lid van het Besluit inkomensgrens vervoersvoorzieningen buitenshuis/AAW.

§ 2. De aanvraag van een voorziening

Artikel 2

1. Degene die een voorziening aanvraagt is verplicht een schriftelijke aanvraag in te dienen door middel van een door het Bestuur beschikbaar gesteld formulier waarop de voor het beoordelen van de aanvraag door het Bestuur gewenste gegevens zijn vermeld en dat door de aanvrager is ondertekend.

2. Degene die een voorziening heeft aangevraagd dient desgevraagd het hem door het Bestuur toegezonden vragenformulier binnen de door het Bestuur vastgestelde termijn terug te sturen.

3. Degene die een voorziening heeft aangevraagd is verplicht te voldoen aan een verzoek van het Bestuur of een daartoe door het Bestuur of een daartoe door het Bestuur gemachtigd persoon om ten behoeve van de uitvoering van de AAW:

a. op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

b. mondeling of schriftelijk en in het laatste geval binnen een gestelde termijn inlichtingen te geven;

c. inzage te verlenen in en desgevraagd afschrift te verstrekken van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover deze betekenis hebben voor het vaststellen van het recht dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.

§ 3. Controlevoorschriften tijdens de duur van de verstrekking van de voorziening

Artikel 3.1

1. De voorzieningsgerechtigde is verplicht te voldoen aan een verzoek van het Bestuur of een daartoe schriftelijk door of vanwege het Bestuur gemachtigd persoon om ten behoeve van de uitvoering van de AAW:

a. op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

b. mondeling of schriftelijk en in het laatste geval binnen een gestelde termijn inlichtingen te geven;

c. inzage te verlenen in en desgevraagd afschrift te verstrekken van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zo ver deze betekenis hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald;

d. controle door personen, die daarmee door of namens het Bestuur zijn belast en die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren, mogelijk te maken; daartoe dient hij hetzij op zijn woon- of verblijfadres bereikbaar te zijn, dan wel er zorg voor te dragen dat de met de controle belaste personen kunnen vernemen waar hij bereikbaar is;

e. op door of namens het Bestuur aan te wijzen dagen c.q. uren thuis te zijn en de door of namens het Bestuur aangewezen personen gelegenheid te geven tot controle.

2. Degene aan wie een voorziening is toegekend waarbij het inkomen betekenis kan hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald is verplicht een aan hem door het Bestuur toegezonden vragenformulier volledig ingevuld en ondertekend binnen een door het Bestuur bepaalde termijn terug te sturen.

3. Degene die arbeid verricht in het bedrijfs- of beroepsleven of in een zelfstandig beroep en aan wie een voorziening is toegekend waarbij het inkomen betekenis kan hebben voor het vaststellen van het recht op danwel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald dient vóór een door het Bestuur vastgesteld tijdstip een kopie van de balans en de winst- en verliesrekening over het jaar voorafgaande aan het jaar van beoordeling over te leggen.

4. Degene aan wie een voorziening is toegekend die op declaratiebasis uitbetaald wordt en waarbij een declaratieperiode is vastgesteld door het Bestuur dient na afloop van de declaratieperiode binnen een door het Bestuur vastgestelde termijn een declaratie in te dienen.

Artikel 3.2

1. De voorzieningsgerechtigde werkgever is verplicht te voldoen aan een verzoek van het Bestuur of een daartoe schriftelijk door of vanwege het Bestuur gemachtigd persoon om ten behoeve van de uitvoering van de AAW:

a. op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

b. mondeling of schriftelijk en in het laatste geval binnen een gestelde termijn inlichtingen te geven;

c. inzage te verlenen in en desgevraagd afschriften verstrekken van boeken, bescheiden en andere stukken, voorzover deze betekenis hebben voor het vaststellen van het recht of dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald;

d. controle door personen, die daarmee door of namens het Bestuur zijn belast en die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren, mogelijk te maken; daartoe dient hij er zorg voor te dragen dat de met de controle belaste personen kunnen vernemen waar hij bereikbaar is;

e. op door of namens het Bestuur aan te wijzen dagen c.q. uren op de plaats waar de voorziening is getroffen aanwezig te zijn en de door of namens het Bestuur aangewezen personen gelegenheid te geven tot controle.

2. De voorzieningsgerechtigde werkgever is verplicht een aan hem door het Bestuur toegezonden formulier, waarin gevraagd wordt naar het inkomen uit dienstbetrekking van de werknemer(s) ten behoeve van wie de voorziening is verleend, volledig ingevuld en ondertekend binnen een door het Bestuur bepaalde termijn terug te sturen.

3. De voorzieningsgerechtigde werkgever die op declaratiebasis uitbetaald wordt en waarbij een declaratieperiode is vastgesteld door het Bestuur dient na afloop van de declaratieperiode binnen een door het Bestuur vastgestelde termijn een declaratie in te dienen.

§ 4. Mededelingsplicht tijdens de duur van de voorziening

Artikel 4.1

1. Tijdens de duur van de voorziening is de voorzieningsgerechtigde verplicht op een door het Bestuur aangewezen adres onverwijld mededeling te doen van:

a. voor werkvoorzieningen overeenkomstig artikel 57 AAW: het tijdstip van de aanvang van de werkzaamheden in het bedrijf of zelfstandig uitgeoefende beroep dan wel al dan niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden of van de uitbreiding of vermindering of beëindiging van door hem reeds verrichte zodanige werkzaamheden;

b. verhogingen en verlagingen van inkomen als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, die betekenis kunnen hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald;

c. veranderingen in de gezondheidstoestand waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op de noodzaak van de voorziening;

d. opname in of vertrek uit een verpleeginrichting;

e. wijziging in woon- of verblijfadres;

f. alle overige feiten en omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.

2. De voorzieningsgerechtigde die van plan is een periode langer dan drie maanden naar het buitenland te gaan is verplicht hiervan tenminste twee maanden voor het vertrek mededeling te doen aan het Bestuur.

3. De mededeling, als bedoeld in de voorgaande leden, dient schriftelijk plaats te vinden.

Artikel 4.2

1. De voorzieningsgerechtigde werkgever is tijdens de periode waarop de voorziening betrekking heeft verplicht op een door het Bestuur aangewezen adres onverwijld mededeling te doen van:

a. het tijdstip van de aanvang van de werkzaamheden van de werknemer(s) voor wie de voorziening is verstrekt, of van de uitbreiding of vermindering of beëindiging van zodanige werkzaamheden;

b. verandering in de gezondheidstoestand van de werknemer(s) ten name van wie de voorziening is verstrekt, indien die zodanig is dat dit gevolgen kan hebben voor de noodzaak van de voorziening;

c. wijziging van de plaats waar het bedrijf gevestigd is dan wel de plaats waar de voorziening is getroffen;

d. alle overige feiten en omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.

2. De mededeling, als bedoeld in het eerste lid, dient schriftelijk plaats te vinden.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 5

Het bepaalde in paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op de wettelijke vertegenwoordiger van de voorzieningsgerechtigde of voorzieningsgerechtigde werkgever.

Artikel 6

Deze voorschriften treden in werking met ingang van de datum waarop artikel 32, eerste lid, Wet privatisering ABP in werking treedt en worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 7

Deze voorschriften worden aangehaald als ’Controlevoorschriften AAW-conforme voorzieningen FAOP’.

Aldus vastgesteld door het bestuur op 21 december 1995.

Toelichting

Algemeen

Het FAOP is onder meer belast met de uitvoering van de WAO-conforme regeling, de overeenkomstige uitvoering van de AAW-voorzieningsregeling, alsmede de fictieve uitvoering van de AAW.

De onderhavige voorschriften betreffen uitsluitend de AAW-voorzieningsregeling.

Bij het opstellen van de controlevoorschriften heeft het bestuur van het FAOP zich gehouden aan de bepaling dat de controlevoorschriften slechts voorschriften mogen bevatten welke niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de AAW-voorzieningsregeling. Daarbij is zoveel mogelijk uitgegaan van het model controlevoorschriften, opgenomen in de Circulaire van 22 april 1994, nr. 93.04 van de voormalige Federatie van Bedrijfsverenigingen.

Artikelsgewijs

§ 1. Definities

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definitiebepalingen. Om het onderscheid in administratieve handelingen tussen de aanvraag van uitkering en de voortzetting van de uitkering tot uitdrukking te brengen is in de definitiebepalingen het begrip ’voorzieningsgerechtigde’ geïn-troduceerd.

§ 2. De aanvraag van een voorziening

Artikel 2

In dit artikel wordt de aanvraag van een voorziening AAW geregeld. De aanvraag om een voorziening als bedoeld in art. 57 en 58 AAW wordt doorgaans gedaan op een zogenaamde ’melding AAW’. Voor het aanvragen van een vergoeding als bedoeld in art. 57a wordt een afzonderlijk formulier gebruikt. Het Bestuur kan vervolgens gebruik maken van vragenformulieren zoals bijvoorbeeld een inkomensformulier om het recht op de voorziening vast te kunnen stellen.

In dit artikel wordt voorts de medewerking gevorderd van de aanvrager aan het inwinnen van inlichtingen door het Bestuur en de mogelijkheid tot de verificatie van de door hem verstrekte gegevens. De aanvrager dient daartoe desgevraagd te verschijnen en inlichtingen te verstrekken alsmede inzage te geven in en gelegenheid te geven tot het maken van afschrift van bescheiden. Dit laatste kan mede een verificatiedoel hebben.

§ 3. Controlevoorschriften tijdens de duur van de verstrekking van de voorziening

Artikel 3.1

Nadat de voorziening AAW is toegekend breekt een nieuwe fase in het voorzieningsproces aan, de zogenaamde beheersfase. In deze fase ligt de nadruk in de controle op de vraag of de voorziening bij voortduring nog rechtmatig wordt verstrekt. Om deze vraag te kunnen beantwoorden beschikt het Bestuur enerzijds over informatie uit eigen bronnen dan wel van andere uitvoeringsorganen en anderzijds over informatie van de voorzieningsgerechtigde zelf. Voor het beoordelen van het recht op en de hoogte van het recht op een voorziening is naast uiteraard de sociaal medische indicatie met name bepalend de vraag of er inkomen uit of in verband met arbeid wordt genoten en of er andere kosten wegens ziekte of gebrek worden gemaakt.

lid 1 Onder a. is geregeld dat de voorzieningsgerechtigde op een aangegeven plaats en tijd kan worden gevraagd te verschijnen.

Onder b. is geregeld dat de voorzieningsgerechtigde desgevraagd binnen een door het Bestuur gestelde termijn inlichtingen moet geven.

Onder c. is geregeld dat het Bestuur inzage kan krijgen in en desgewenst kan beschikken over een uitgebreid scala aan noodzakelijk geachte (merendeels schriftelijke) stukken, zoals bijv. loonstroken, balans en winst- en verliesrekening, kasboeken, ziekenfondsinschrijvingspapieren, loonbelastingverklaring, aangifte voor de Inkomstenbelasting, etc.

Onder d. en e. is als complement op de bepaling onder a. geregeld dat een bezoek bij de voorzieningsgerechtigde ook thuis kan worden afgelegd.

Controle thuis heeft een meerwaarde in vergelijking met een controle ten kantore van het Bestuur. Anders dan bij een bezoek aan het kantoor van het Bestuur heeft de betrokkene thuis alle gegevens meestal bij de hand. Dat levert in de afhandeling een aanzienlijk tijdsvoordeel op.

Bij de toekenning en beoordeling van het voortduren van aanspraken op een voorziening kan het voorkomen dat de betrokkene bezocht wordt door een buitendienstfunctionaris van het Bestuur. Deze verzamelt alle benodigde aanvullende gegevens en verifieert zo nodig samen met de betrokkene de bij diens werkgever verzamelde loongegevens die nodig zijn voor bijvoorbeeld de beoordeling of de inkomensgrens wordt overschreden.

Om een thuisbezoek efficiënt te kunnen plannen is het noodzakelijk dat de buitendienst medewerkers er van op aan kunnen dat zij de betrokkene thuis aantreffen. Om deze reden is de verplichting opgenomen dat een betrokkene -vanzelfsprekend na afspraak- op een afgesproken dag c.q. uren thuis dient te zijn.

lid 2 en 3 Het Bestuur controleert regelmatig de juistheid van de in de administratie aanwezige gegevens door de voorzieningsgerechtigde te bezoeken of hem of haar een zogenaamd inlichtingen- of vragenformulier toe te zenden.

Om dit onderdeel van het controleproces goed te laten verlopen is een aantal bepalingen geformuleerd in het tweede en het derde lid. In het tweede lid is de verplichting neergelegd om een door het Bestuur toegezonden vragen- of inlichtingenformulier volledig in te vullen en binnen een bepaalde termijn terug te zenden.

Vanwege het belang die deze vorm van controle voor de uitvoeringspraktijk heeft is deze verplichting afzonderlijk geformuleerd. Door dit controlevoorschrift wordt aan het Bestuur een basis verschaft om bij niet nakoming van deze verplichting een administratieve sanctie ex art. 16 AAW/25 WAO te kunnen opleggen. Tot nog toe ontbrak deze mogelijkheid (zie CRvB van 31 oktober 1991, WAO 1989/125, RSV 1992/82).

Voor de voorzieningsgerechtigde die (nog) werkzaam is als zelfstandige of in een vrij beroep dient het Bestuur tijdig te beschikken over de balans, de winst- en verliesrekening en de aangifte voor de Inkomstenbelasting over het voorafgaande (boek)jaar. In de praktijk blijkt men in vele gevallen niet aan deze verplichting te voldoen hetgeen tot schade van het Bestuur kan leiden. Teneinde sanctionering mogelijk te maken is derhalve deze bepaling opgenomen. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat het Bestuur altijd van haar bevoegdheid om tot sanctie over te gaan gebruik zal maken.

lid 4 Een aantal voorzieningen wordt (door de meeste Bedrijfsverenigingen) op declaratie betaald, zoals bijvoorbeeld de vervoersvoorziening bestaande in een taxikostenvergoeding. De voorzieningsgerechtigde moet over een bepaalde vastgestelde periode binnen een vooraf bepaalde termijn zijn declaraties over die periode indienen. Dit is een bepaling die van belang is in verband met een vlotte afhandeling van de declaraties en de mogelijkheid van controle van de daarop verstrekte gegevens.

Artikel 3.2

Gezien het verschil in aard en doelgroep verschillen de in de beheersfase benodigde voorschriften voor de voorzieningsgerechtigde werkgever van die voor de voorzieningsgerechtigde. Daarom zijn deze voorschriften opgenomen in dit afzonderlijke artikel. De achterliggende overwegingen verschillen evenwel niet wezenlijk van die welke in de toelichting op het voorgaande artikel zijn weergegeven.

§ 4. Mededelingsplicht tijdens de duur van de voorziening

Artikel 4.1

lid 1 In artikel 78 AAW is de zg. inlichtingen- of mededelingsplicht geformuleerd. Dit is een ruim geformuleerde verplichting waaraan in dit artikellid nadere invulling wordt gegeven teneinde de voorzieningsgerechtigde meer houvast te bieden. Aangezien niet alle feiten en omstandigheden limitatief zijn op te sommen, is onder f. een restbepaling opgenomen.

De plicht heeft een bepaalde omvang; er is slechts aan de plicht voldaan zodra alle relevante feiten en omstandigheden zijn medegedeeld.

lid 2 In het tweede lid van artikel 4.1 is de verplichting neergelegd omtrent het doen van mededeling van vertrek naar het buitenland voor een periode van langer dan vier weken.

In dit voorschrift wordt geen onderscheid gemaakt tussen vertrek naar het buitenland bij wijze van vakantie en vertrek om andere redenen, bijv. (r)emigratie.

Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat de voorzieningsgerechtigde van zijn of haar voornemen alleen mededeling hoeft te doen aan het bestuur; hij of zij hoeft hiervoor geen toestemming te vragen.

Door de kennisgeving van het voorgenomen vertrek kan het bestuur tijdig (laten) beoordelen of er reden is om bezwaar te maken tegen het voorgenomen vertrek. Met name in die situaties waarin de voorzieningsgerechtigde actief wordt begeleid of bemiddeld zou hiervan sprake kunnen zijn. Of ingeval voorschriften zijn gegeven in het belang van de behandeling of genezing of tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid (ex artikel 24 WAO).

lid 3 Teneinde te voorkomen dat (achteraf) discussies omtrent de inhoud van de mededeling ontstaan, is gekozen voor een schriftelijke vorm van mededelen.

Artikel 4.2

Gezien het verschil in aard en doelgroep verschillen de op de mededelingsverplichting tijdens de duur van de voorziening betrekking hebbende voorschriften voor de voorzieningsgerechtigde werkgever van die voor de voorzieningsgerechtigde. Daarom zijn deze voorschriften opgenomen in dit afzonderlijke artikel. De achterliggende overwegingen verschillen evenwel niet wezenlijk van die welke in de toelichting op het voorgaande artikel zijn weergegeven.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 5

Tot slot is een bepaling getroffen die de controlevoorschriften van overeen-komstige toepassing verklaren op: ’de wettelijk vertegenwoordiger van de voorzieningsgerechtigde’.

Artikel 6

Met dit artikel wordt geregeld dat de controlevoorschriften in werking treden op 1 januari 1996.

Controlevoorschriften WAO-conforme uitkering FAOP

Het bestuur van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, gelet op artikel 27 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering juncto artikel 32 van de Wet privatisering ABP besluit de volgende controlevoorschriften vast te stellen:

§ 1. Definities

Artikel 1

In deze controlevoorschriften wordt verstaan onder:

a. FAOP: het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;

b. bestuur: het bestuur van het onder a. genoemde fonds;

c. WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

d. WAO-conforme uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 1, sub t van de Wet privatisering ABP;

e. uitkeringsgerechtigde: de persoon aan wie een WAO-conforme uitkering is toegekend.

§ 2. De aanvraag van WAO-conforme uitkering

Artikel 2

Degene, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning dan wel voortzetting van een WAO-conforme uitkering, is verplicht met betrekking tot zijn aanvraag gebruik te maken van een door het bestuur beschikbaar gesteld formulier waarop de voor het beoordelen van de aanvraag door het bestuur gewenste gegevens zijn vermeld en dat door de aanvrager is ondertekend.

§ 3. Controle in verband met de toekenning van WAO-conforme uitkering

Artikel 3

Degene, bedoeld in paragraaf 2, draagt er - voorzover dat in zijn vermogen ligt - zorg voor dat het bestuur in staat is om een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de bij de aanvraag verstrekte gegevens uit te voeren.

Artikel 4

Degene die een aanvraag om WAO-conforme uitkering heeft ingediend, is verplicht:

a. controle door personen, die daarmee door of namens het bestuur zijn belast en die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren, mogelijk te maken; daartoe dient hij hetzij op zijn woon- of verblijfadres bereikbaar te zijn, dan wel er zorg voor te dragen, dat de met controle belaste personen kunnen vernemen waar hij bereikbaar is;

b. van een wijziging in zijn woon- of verblijfadres onverwijld aan het bestuur kennis te geven;

c. op door of namens het bestuur aan te wijzen dagen c.q. uren thuis te zijn en de door of namens het bestuur aangewezen personen gelegenheid te geven tot controle.

§ 4. Controle tijdens de duur van de WAO-conforme uitkering

Artikel 5

1. De uitkeringsgerechtigde is verplicht te voldoen aan een verzoek van het bestuur of een daartoe schriftelijk door of vanwege het bestuur gemachtigd persoon om ten behoeve van de uitvoering van de WAO-conforme regeling:

a. op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

b. mondeling of schriftelijk en in het laatste geval binnen de gestelde termijn inlichtingen te geven;

c. inzage te verlenen in en desgevraagd afschrift te verstrekken van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover deze betekenis hebben voor het vaststellen van het recht op, de hoogte en/of de duur van de uitkering of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald;

d. controle door personen, die daarmee door of namens het bestuur zijn belast en die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren, mogelijk te maken; daartoe dient hij op zijn woon- of verblijfadres bereikbaar te zijn, of er zorg voor te dragen, dat de met controle belaste personen kunnen vernemen waar hij bereikbaar is;

e. op door of namens het bestuur aan te wijzen dagen c.q. uren thuis te zijn en de door of namens het bestuur aangewezen personen gelegenheid te geven tot controle.

2. De uitkeringsgerechtigde is verplicht een aan hem door het bestuur toegezonden vragenformulier volledig ingevuld en ondertekend binnen de door het bestuur bepaalde termijn terug te sturen.

3. De uitkeringsgerechtigde die arbeid verricht in het vrije bedrijfsleven of in een zelfstandig beroep dient vóór een door het bestuur vastgesteld tijdstip een kopie van de balans en de winst- en verliesrekening over het jaar voorafgaand aan dat tijdstip te overleggen.

Artikel 6

1. Tijdens de duur van de uitkering is de uitkeringsgerechtigde verplicht aan het bestuur of op een door het bestuur aangewezen adres onverwijld mededeling te doen van:

a. het tijdstip van de aanvang of beëindiging van werkzaamheden in het vrije bedrijf of zelfstandig uitgeoefende beroep dan wel al dan niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden of van de uitbreiding van door hem reeds verrichte zodanige werkzaamheden;

b. inkomsten uit werkzaamheden onder a. genoemd, alsmede verhoging of verlaging daarvan;

c. de toekenning, verhoging, verlaging of beëindiging van een uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, een invaliditeitspensioen krachtens de Spoorwegpensioenwet of de Algemene militaire pensioenwet of een uitkering ingevolge de sociale wetgeving van een andere mogendheid, dan wel toekenning van een uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de WAO;

d. opname in of vertrek uit een verpleeginrichting;

e. wijziging van woon- of verblijfadres;

f. verandering in de gezondheidstoestand waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed zou kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald;

g. alle overige feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.

2. De uitkeringsgerechtigde die voor langer dan vier weken naar het buitenland vertrekt, moet daarvan tenminste twee maanden voor zijn vertrek mededeling doen aan het bestuur.

3. De mededeling, als bedoeld in de voorgaande leden, dient schriftelijk plaats te vinden.

§ 5. Melden onbetaald werk

Artikel 7

1. De uitkeringsgerechtigde die onbetaald werk verricht of wil gaan verrichten moet hiervan onverwijld mededeling doen aan het bestuur.

2. De mededeling, als bedoeld in het eerste lid, dient schriftelijk plaats te vinden.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 8

Het bepaalde in de voorgaande paragrafen is van overeenkomstige toepassing op de wettelijk vertegenwoordiger van de uitkeringsgerechtigde alsmede de personen, bedoeld in de artikelen 53 en 54 WAO aan wie of de instelling als bedoeld in artikel 54 WAO aan welke de WAO-conforme uitkering wordt uitbetaald.

Artikel 8a

In artikel 6, eerste lid, onderdeel c dient met ingang van 1 juli 1996 voor ’de Algemene Weduwen- en Wezenwet’ gelezen te worden: ’de Algemene nabestaandenwet’.

Artikel 9

Deze voorschriften worden in de Staatscourant gepubliceerd en treden in werking met ingang van de datum waarop artikel 32, eerste lid, Wet Privatisering ABP in werking treedt.

Artikel 10

Deze regeling kan worden aangehaald als: ’Controlevoorschriften WAO-conforme uitkering FAOP’.

Aldus vastgesteld door het bestuur op 21 december 1995, gewijzigd op 11 december 1996.

Toelichting

Algemeen

Het FAOP is onder meer belast met de uitvoering van de WAO-conforme regeling, de AAW-voorzieningsregeling, alsmede de fictieve uitvoering van de AAW.

De onderhavige voorschriften betreffen uitsluitend de WAO-conforme regeling.

Bij het opstellen van de controlevoorschriften heeft het bestuur van het FAOP zich gehouden aan de bepaling dat de controlevoorschriften slechts voorschriften mogen bevatten welke niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de WAO-conforme regeling. Daarbij is zoveel mogelijk uitgegaan van het model controlevoorschriften - opgenomen in Circulaire 94.03 - van de voormalige Federatie van Bedrijfsverenigingen.

Artikelsgewijs

§ 1. Definities

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definitiebepalingen. Om het onderscheid in administratieve handelingen tussen de aanvraag van uitkering en de voortzetting van de uitkering tot uitdrukking te brengen is in de definitiebepalingen het begrip ’uitkeringsgerechtigde’ geïntroduceerd.

§ 2. De aanvraag van WAO-conforme uitkering

Artikel 2

Ingevolge artikel 34, derde lid, WAO dient de belanghebbende, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning dan wel voortzetting van de uitkering zijn aanvraag te doen binnen 9 maanden na aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid onderscheidenlijk uiterlijk 3 maanden voor het einde van de termijn waarover de uitkering is toegekend.

Hiertoe is een formulier ontwikkeld teneinde het recht op uitkering te kunnen vaststellen.

§ 3. Controle in verband met de toekenning van uitkering

Artikel 3

In dit artikel wordt de medewerking gevorderd van de aanvrager van uitkering met betrekking tot de verificatie van de door hem verstrekte gegevens door het bestuur.

Artikel 4

Om controle mogelijk te maken dient de woon- of verblijfplaats van de verzekerde bekend te zijn. Derhalve is het noodzakelijk dat de verzekerde wijzigingen in zijn woon- of verblijfplaats mededeelt aan het bestuur.

Daarnaast is het gewenst controle op het huisadres van de verzekerde mogelijk te maken. Controle thuis heeft een meerwaarde in vergelijking met een controle ten kantore van het bestuur. Anders dan bij een bezoek aan het kantoor van het bestuur heeft de betrokkene thuis alle gegevens meestal bij de hand. Dat levert in de afhandeling een aanzienlijk tijdsvoordeel op.

Om deze reden is de verplichting opgenomen dat een betrokkene - vanzelf-sprekend na afspraak - op een afgesproken dag c.q. uren thuis dient te zijn.

§ 4. Controle tijdens de duur van de uitkering

Algemeen

Nadat de WAO-conforme uitkering is toegekend breekt een nieuwe fase in het uitkeringsproces aan, de zogenaamde beheerfase. In deze fase ligt de nadruk in de controle op de vraag of de uitkering bij voortduring nog rechtmatig wordt verstrekt.

Om deze vraag te kunnen beantwoorden beschikt het bestuur enerzijds over informatie uit eigen bronnen dan wel van andere uitvoeringsorganen en anderzijds over informatie van de uitkeringsgerechtigde zelf.

Voor het beoordelen van het recht op en de hoogte van het recht op WAO-conforme uitkering is met name bepalend de mate van arbeidsongeschiktheid en de vraag of er inkomen uit of in verband met arbeid wordt genoten. Daarnaast dient het bestuur te beschikken over de juiste inhoudingsgegevens en het juiste woon- of verblijfadres.

Naast het handhavingsinstrument ’bestandsvergelijking’ (door middel van GVI en fiscus) controleert het bestuur regelmatig de juistheid van de in de administratie aanwezige gegevens door de uitkeringsgerechtigde te bezoeken of hem of haar een zogenaamd inlichtingen-, vragen-, of enquêteformulier toe te zenden. Om dit onderdeel van het controleproces goed te laten verlopen is een aantal bepalingen geformuleerd in paragraaf 3 van de controlevoorschriften.

Tevens wordt in deze paragraaf een opsomming gegeven van die feiten en omstandigheden die de uitkeringsgerechtigde spontaan aan het bestuur dient door te geven.

Artikel 5

lid 1 Onder a. is geregeld dat de uitkeringsgerechtigde op een aangegeven plaats meestal het kantoor van het bestuur, en tijd kan worden gevraagd te verschijnen.

Onder b. is geregeld dat de uitkeringsgerechtigde desgevraagd binnen een door het bestuur gestelde termijn inlichtingen moet geven.

Onder c. is geregeld dat het bestuur inzage kan krijgen in en desgewenst kan beschikken over een uitgebreid scala aan noodzakelijk geachte (merendeels schriftelijke) stukken, zoals bijv. loonstroken, balans en winst- en verliesrekening, kasboeken, inschrijvingspapieren van de ziektekostenverzekering, loonbelastingverklaring, aangifte voor de Inkomstenbelasting. etc.

Onder d. en e. is als complement op de bepaling onder a. geregeld dat een bezoek bij de uitkeringsgerechtigde ook thuis kan worden afgelegd.

lid 2 In het tweede lid van artikel 4 is de verplichting neergelegd om een door het bestuur toegezonden vragen- of inlichtingenformulier volledig en juist in te vullen en binnen een bepaalde termijn terug te zenden.

Vanwege het belang die deze vorm van controle voor de uitvoeringspraktijk heeft is deze verplichting afzonderlijk geformuleerd.

Door dit controlevoorschrift wordt aan het bestuur een basis verschaft om bij niet nakoming van deze verplichting een sanctie ex artikel 25 WAO te kunnen opleggen.

lid 3 Voor de uitkeringsgerechtigde die (nog) werkzaam is als zelfstandige of in een vrij beroep dient het bestuur tijdig te beschikken over de balans, de winst- en verliesrekening en de aangifte voor de inkomstenbelasting over het voorgaande (boek)jaar. Indien men niet aan deze verplichting voldoet kan dit tot schade van het bestuur leiden. Teneinde sanctionering mogelijk te maken is deze bepaling opgenomen.

Artikel 6

lid 1 In artikel 80 WAO is de zg. inlichtingen- of mededelingsplicht geformuleerd. Dit is een ruim geformuleerde verplichting waaraan in dit artikellid nadere invulling wordt gegeven teneinde de uitkeringsgerechtigde meer houvast te bieden. Aangezien niet alle feiten en omstandigheden limitatief zijn op te sommen, is onder g. een restbepaling opgenomen.

De plicht heeft een bepaalde omvang; er is slechts aan de plicht voldaan zodra alle relevante feiten en omstandigheden zijn medegedeeld.

lid 2 In het tweede lid van artikel 6 is de verplichting neergelegd omtrent het doen van mededeling van vertrek naar het buitenland voor een periode van langer dan vier weken.

In dit voorschrift wordt geen onderscheid gemaakt tussen vertrek naar het buitenland bij wijze van vakantie en vertrek om andere redenen, bijv. (r)emigratie.

Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat de uitkeringsgerechtigde van zijn of haar voornemen alleen mededeling hoeft te doen aan het bestuur; hij of zij hoeft hiervoor geen toestemming te vragen.

Door de kennisgeving van het voorgenomen vertrek kan het bestuur tijdig (laten) beoordelen of er reden is om bezwaar te maken tegen het voorgenomen vertrek. Met name in die situaties waarin de uitkeringsgerechtigde actief wordt begeleid of bemiddeld zou hiervan sprake kunnen zijn. Of ingeval voorschriften zijn gegeven in het belang van de behandeling of genezing of tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid (ex artikel 24 WAO).

In zulke situaties dient door het bestuur op grond van artikel 28 WAO een sanctie te worden opgelegd als dit voorschrift zonder deugdelijke grond niet wordt opgevolgd.

lid 3 Teneinde te voorkomen dat (achteraf) discussies omtrent de inhoud van de mededeling ontstaan, is gekozen voor een schriftelijke vorm van mededelen.

§ 5. Melden onbetaald werk

Artikel 7

Wanneer een uitkeringsgerechtigde onbetaald werk gaat verrichten is het wenselijk dat het bestuur hiervan op de hoogte gesteld wordt. Dit kan immers van belang zijn met het oog op reïntegratie- of bemiddelingsactiviteiten. Tevens kan onbetaald werk onder bepaalde omstandigheden het karakter verkrijgen van arbeid met een relevante economische waarde. Deze economische waarde zal in de regel niet aanwezig zijn bij arbeid met een bepaalde aard (bijvoorbeeld leesmoeder, lid ouderraad, bestuurslid vereniging) of omvang (bijvoorbeeld gemiddeld minder dan 8 uur per week).

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 8

Tot slot is een bepaling getroffen die de controlevoorschriften van overeenkomstige toepassing verklaren op: ’de wettelijk vertegenwoordiger van de uitkeringsgerechtigde alsmede de personen, bedoeld in de artikelen 53 en 54 WAO, aan wie of de instelling aan welke de WAO-conforme uitkering wordt uitbetaald’.

Artikel 8a

Op 11 december 1996 is deze bepaling toegevoegd ter actualisering.

Artikel 9

Met dit artikel wordt geregeld dat de controlevoorschriften in werking treden op 1 januari 1996.

Voorzitter, J.S. Duijnhouwer;

Plv. Voorzitter, J.A.P. Veringa.

Naar boven