Verlening winningsvergunning

Deel van blokdeel F17a (F17c); Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

16 oktober 1996

nr. E/EOG/MW/96036983

De Minister van Economische Zaken,

Gelezen de aanvraag van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, van 13 maart 1995 om een winningsvergunning ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat voor aardolie en aardgas, alsmede andere daarmee tezamen in dezelfde afzetting voorkomende delfstoffen waarvan de samenhang met vorenbedoelde koolwaterstoffen hun gelijktijdige winning onvermijdelijk maakt, in een deel van blok F17, welk blok is aangegeven op de als bijlage I bij de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stcrt. 93) gevoegde kaart;

Overwegende, dat in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de produktie van koolwaterstoffen (PbEG L 164) de Mijnwet continentaal plat is gewijzigd (Stb. 1996, nr. 199) en in de plaats van het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 12 van de Mijnwet continentaal plat van 6 februari 1976 (Stb. 102) het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stb. 212) en de Regeling vergunningen koolwater-

stoffen continentaal plat 1996 zijn getreden;

Overwegende, dat aanvrager schriftelijk heeft verzocht, voor het geval bij de verlening van de gevraagde winningsvergunning gebruik wordt gemaakt van de in artikel 11, tweede lid, onder a, van de Mijnwet continentaal plat bedoelde bevoegdheid, krachtens artikel VII, tweede lid, van bovenbedoeld koninklijk besluit van 6 februari 1976 af te wijken voor zover het betreft de aan de vergunning verbonden voorschriften, opgenomen in de artikelen 1, onder b, en 5 van artikel V van dit besluit;

Overwegende, dat bovengenoemd verzoek van aanvrager wordt opgevat als een verzoek om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 4.14, eerste lid, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996;

Overwegende, dat ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat juncto artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht kennis is gegeven van het ontwerp van het onderhavige besluit in de Staatscourant van 24 juli 1996, nr. 140;

Overwegende, dat ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat juncto artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht het ontwerp van het onderhavige besluit alsmede de zakelijke inhoud van de daarop betrekking hebbende stukken gedurende vier weken na de datum van publikatie van bovenbedoelde kennisgeving voor belanghebbenden ter inzage heeft gelegen;

Overwegende, dat gedurende vier weken na bedoelde kennisgeving niemand op grond van artikel 3:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn/haar zienswijze over het ontwerp besluit naar voren heeft gebracht;

Overwegende, dat aanvrager bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 8 maart 1991, nr. E/EMA/91011058 (Stcrt. 55) een winningsvergunning voor aardolie en aardgas is verleend voor blok L2 van het continentaal plat;

Overwegende, dat in blok L2 een economisch winbaar koolwaterstoffenvoorkomen is aangetoond dat zich uitstrekt in het op 13 maart 1995 aangevraagde deel van blok F17 en dat de onderhavige aanvraag naar aanleiding van deze overloop is ingediend;

Overwegende, dat in verband met de vermoedelijke omvang en ligging van bovenbedoeld koolwaterstoffenvoorkomen toewijzing van een ruimer gebied dan aangevraagd in de rede ligt;

Overwegende, dat de technische en de financiële mogelijkheden van de aanvrager alsmede de manier waarop hij voornemens is de winning uit bovenbedoeld koolwaterstoffenvoorkomen te verrichten geen aanleiding geeft tot weigering van de gevraagde vergunning;

Gehoord de Mijnraad (advies van 22 december 1995, kenmerk MIJR/95085079);

Gelet op de artikelen 2, 7, 7a, eerste, derde en vierde lid, 8, 10, tweede en derde lid, en 11 van de Mijnwet continentaal plat, de artikelen 3.1, 3.29, 4.1 en 4.14 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 en de artikelen 3.1, eerste lid, 5.1 en 5.7 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996;

Besluit:

Artikel I

Artikel 1

1 Aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij, gevestigd te ’s-Gravenhage, wordt een winningsvergunning verleend voor koolwaterstoffen, alsmede van andere daarmee tezamen in dezelfde afzetting voorkomende delfstoffen, waarvan de samenhang met vorengenoemde bitumina hun gelijktijdige winning onvermijdelijk maakt;

2 De vergunning geldt voor dat deel van het op de kaart, die als bijlage I is gevoegd bij de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996, aangegeven blok F17 van het continentaal plat, dat wordt begrensd door de breedtecirkels tussen de puntenparen A-B en C-D, door de lengtecirkel tussen de punten B en C en de grootcirkel tussen de punten D en A.

De coördinaten van deze punten zijn:

A 54°01’30,000” N.B. en 4°32’00,000” O.L.

B 54°01’30,000” N.B. en 4°36’00,000” O.L.

C 54°00’00,000” N.B. en 4°36’00,000” O.L.

D 54°00’00,000” N.B. en 4°28’00,000” O.L.

3 De in het tweede lid genoemde coördinaten zijn geografische coördinaten, berekend volgens het stelsel van de Europese vereffening.

Artikel 2

De vergunning wordt verleend met de beperkingen en voorschriften die zijn opgenomen in:

a de artikelen 2.6, 3.2 tot en met 3.28, 3.30, 3.31, 4.2 tot en met 4.5, 4.7 tot en met 4.9 en 4.14 tot en met 4.17 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996.

b de artikelen 4.3, 4.5 tot en met 4.8, 4.13 en 5.2 tot en met 5.6 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996.

c De hiernavolgende artikelen 3, 4, 5 en 6.

Artikel 3

De vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Energie Beheer Nederland B.V., gevestigd te Heerlen, wordt aangewezen als deelnemer in de vennootschap, die wordt opgericht in overeenstemming met het voorschrift dat aan deze vergunning is verbonden en dat vermeld staat in artikel 4.2, eerste lid, onder a, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996.

Artikel 4

De in artikel 4.2, eerste lid, onder b, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 bedoelde overeenkomst en de in artikel 4.14, eerste lid, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 laatstbedoelde overeenkomst, dienen binnen één jaar na het van kracht worden van deze beschikking tot stand te zijn gekomen.

Artikel 5

De vergunning geldt, tenzij zij eerder wordt ingetrokken of vervalt, gedurende 15 jaren, nadat zij van kracht is geworden.

Artikel 6

De vergunninghouder is verplicht de ingevolge de vergunning verschuldigde bedragen te voldoen door storting bij de N.V. Nederlandsche Bank ten gunste van ’s-Rijks schatkist onder vermelding van ’betaling bonus winningsvergunning ministerie van Economische Zaken, nr E/EOG/MW/96036983’, onderscheidenlijk ’betaling oppervlakterecht winningsvergunning ministerie van Economische Zaken, nr E/EOG/MW/96036983’.

Artikel II

Deze beschikking wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Daarin zal tevens worden gepubliceerd wanneer zij van kracht is geworden.


’s-Gravenhage, 16 oktober 1996.
G.J. Wijers,
Minister van Economische Zaken.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en andere Juridische Aangelegenheden, Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven