Instelling Voorzitterscollege toekomst studiefinanciering

21 oktober 1996

nr. SFB 96027480/20384

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

overwegende:

- dat het stelsel van studiefinanciering de afgelopen jaren vele wijzigingen heeft ondergaan die de vraag hebben doen rijzen in hoeverre het huidige stelsel tegemoet komt aan de oorspronkelijk geformuleerde en de zich veranderende doelstellingen;

- dat het streven naar meer variëteit in het hoger onderwijs noodzaakt tot bezinning op de vormgeving van het stelsel van studiefinanciering;

- dat het streven naar een grotere variëteit om leren en werken in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs met elkaar te combineren noodzaakt tot bezinning over de positionering van studiefinanciering voor de betrokken onderwijsdeelnemers ten opzichte van andere inkomensarrangementen;

- dat de totstandkoming van schoolsoortafhankelijke studiefinanciering voor het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs de vraag doet rijzen naar de positionering van de studiefinanciering voor het middelbaar beroepsonderwijs in het totaal van het stelsel van studiefinanciering;

- dat het hierdoor wenselijk is een breed maatschappelijk debat over de toekomst van de studiefinanciering te voeren;

- dat het wenselijk is dit debat onder leiding van een onafhankelijk voorzitterschap te voeren.

gelet op:

de vragen en toezeggingen geformuleerd in de brieven (als bijlagen toegevoegd) aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 februari 1995 (Kamerstukken II 1994-1995, 24 094, nr. 4) en 15 mei 1996 (Kamerstukken II 1995-1996, 24 724, nr.1).

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

- het ministerie: het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

- de minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

- het voorzitterscollege: het voorzitterscollege bedoeld in artikel 2.

Artikel 2 Instelling

Er wordt een voorzitterscollege ingesteld om te discussieren over het ontwikkelingsperspectief van de studiefinanciering. Ten behoeve van de discussie zal het voorzitterscollege een breed maatschappelijk debat over de toekomst van de studiefinanciering organiseren en leiden.

Artikel 3 Taken

Het voorzitterscollege heeft tot taak:

1. Het rapporteren aan de minister van wenselijk geachte ontwikkelingen met betrekking tot de studiefinanciering in de toekomst.

In geval daarbij gewerkt wordt met verschillende scenario’s c.q. ontwerpen, daaraan expliciet waarderingen mee te geven, waarbij de uitvoerbaarheid een van de relevante overwegingen is.

2. Daartoe organiseert het college een breed debat opdat zij breed gevoed wordt in haar gedachteontwikkeling vanuit relevante invalshoeken. Daarbij komen in ieder geval de vragen aan de orde uit de brieven van de minister van 20-2-95 en 15-5-96 aan de Tweede Kamer over het toekomstdebat.

Artikel 4 Samenstelling en secretariaat

1. Het voorzitterscollege is als volgt samengesteld:

a. Voorzitter:

- de heer drs. L.M.L.H.A. Hermans.

b. Leden:

- de heer dr. T.H.J. Stoelinga;

- de heer drs. M.F. Koeman;

- de heer prof. dr. D.J. Wolfson;

- de heer dr. A.J. Vermaat;

- de heer mr. F.H.A.M. Kruse;

- mevrouw M.J.H. van de Schoot;

- de heer M. van Poelgeest.

2. Het secretariaat van het voorzitterscollege wordt gevoerd door de heer drs. G.D. Johanns, met als plaatsvervanger de heer J.W. Rienks.

Artikel 5 Werkwijze

Het voorzitterscollege stelt zijn eigen werkwijze alsmede de te volgen werkwijze voor de inrichting van het debat vast en kan daarbij zo nodig - via het secretariaat - door externen worden ondersteund. De minister stelt voor de inrichting van het debat een budget ter beschikking.

Artikel 6 Onkostenvergoeding

Op de leden van het voorzitterscollege is het Reisbesluit Binnenland (Staatsblad 1993, nr.14) en het Vacatiegelden-besluit 1988 (Staatsblad 1988, nr 205) van toepassing.

Artikel 7 Rapportage en publiciteit

Het eindrapport van het voorzitterscollege zal in het najaar van 1997 worden aangeboden aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en is openbaar.

Artikel 8 Archief

1. Het beheer van het archief van het voorzitterscollege geschiedt met inachtneming van de terzake geldende bepalingen van het Besluit algemene secretariaatsaangelegenheden rijksadministratie (Staatsblad 1980, nr 182) op overeenkomstige wijze als bij het ministerie.

2. Na opheffing van het voorzitterscollege wordt het archief binnen 3 maanden overgedragen aan de Centrale Archiefbewaarplaats van het ministerie.

Artikel 9 Inwerktreding en werkingsduur

Dit besluit treedt in werking op 22 oktober 1996 en werkt tot 1 november 1997.

Afschrift van dit besluit zal worden gezonden aan:

- de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

- de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

- het voorzitterscollege;

- de Algemene Rekenkamer;

- het secretariaat.

De Minister van Onderwijs, Cultuur.
en Wetenschappen,
J.M.M. Ritzen.

Naar boven