Wijziging Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering

8 oktober 1996

nr. WDB96/401 M

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken Directie Wetgeving Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 32 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

Voor zoveel nodig in overeenstemming of na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering1 wordt als volgt gewijzigd.

A. In artikel 1a wordt ’toetsloon’ vervangen door: loon.

B. Na artikel 11a wordt ingevoegd:

Artikel 11b. 1. Voor de toepassing van hoofdstuk IV van de wet wordt gedurende de periode waarin de verklaring langdurig werkloze nog niet is afgegeven, onderscheidenlijk totdat definitief vaststaat dat deze verklaring niet zal worden afgegeven, met deze verklaring gelijkgesteld een afschrift van de aanvraag van zulk een verklaring bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

2. Met ingang van het tijdstip waarop definitief komt vast te staan dat de verklaring langdurig werkloze niet wordt verstrekt, worden de op basis van de aanvraag van de verklaring langdurig werkloze in aanmerking genomen verminderingen geacht ten onrechte te zijn genoten.

C. Aan artikel 14a wordt toegevoegd:

3. Indien de in een loontijdvak betaalde kosten van kinderopvang betrekking hebben op een periode die langer is dan het desbetreffende loontijdvak, mag voor de toepassing van de vermindering kinderopvang de betaling tijdsevenredig aan de desbetreffende loontijdvakken worden toegerekend.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1996.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,
W.A.F.G. Vermeend.

1 Laatstelijk gewijzigd bij regeling van 10 juni 1996, Staatscourant 1996, nr. 110 (rectificatie 19 juni 1996, Staatscourant nr. 115, blz. 7)

Toelichting

De voorliggende regeling beoogt een oplossing te bieden voor een knelpunt dat zich met betrekking tot de afgifte van de verklaring langdurig werkloze door de Arbeidsvoorzieningsorganisa-tie in de praktijk voordoet en voor fricties met het verrekenen van voorschotten die worden betaald ter zake van kinderopvang. Tevens wordt de opneming van het begrip ’toetsloon’ in artikel 1a hersteld. Daar is dit begrip ten onrechte gebruikt; bedoeld is het gewone begrip loon.

Werkgevers die een langdurig werkloze in dienst nemen hebben ingevolge de Uitvoeringsregeling langdurig werklozen twee maanden de tijd om een zogeheten verklaring langdurig werkloze aan te vragen. De Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft vervolgens in beginsel acht weken de tijd om een dergelijke verklaring af te geven. Gedurende de periode dat de inhoudingsplichtige niet over de verklaring beschikt, mag hij de vermindering langdurig werkloze niet toepassen, hetgeen in strijd met de bedoeling van de regeling ertoe kan leiden dat de inhoudingsplichtige een deel van deze afdrachtvermindering mist.

In het nieuwe artikel 11b van de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering is een voorziening getroffen die bewerkstelligt dat gedurende de periode dat de verklaring langdurig werkloze nog niet is afgegeven door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, met een verklaring langdurig werkloze wordt gelijkgesteld een afschrift van de aanvraag van zulk een verklaring bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Aldus wordt bewerkstelligd dat de inhoudingsplichtige vooruitlopend op de afgifte van de verklaring langdurige werkloze door de Arbeidsvoorzienings-organisatie de vermindering langdurig werklozen toch reeds kan toepassen.

De gelijkstelling van de aanvraag met een verklaring vervalt hetzij zodra de verklaring wordt afgegeven, hetzij zodra definitief jegens de werkgever komt vast te staan dat de verklaring niet zal worden afgegeven. Dit laatste is het geval zodra de werkgever het verzoek intrekt of zodra de beroepstermijn tegen het besluit van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie eindigt danwel na het definitief worden van een rechterlijke uitspraak.

Voor die situaties is in het tweede lid vastgelegd dat zodra definitief vaststaat dat de verklaring langdurig werkloze niet wordt verstrekt de op basis van de aanvraag van de betreffende verklaring langdurig werkloze in aanmerking genomen verminderingen geacht worden ten onrechte te zijn genoten. Daarmee wordt het mogelijk ter zake van de achteraf ten onrechte in aanmerking genomen verminderingen loonbelasting na te heffen op basis van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarbij is bij goede trouw van de inhoudingsplichtige geen aanleiding om de naheffingsaanslag te vermeerderen met een verhoging. Deze zal in dergelijke gevallen dan ook geheel worden kwijtgescholden.

In de praktijk van de kinderopvang wordt door bedrijven die willen voorzien in kinderopvang ten behoeve van hun werknemers dikwijls gewerkt via bemiddelingsbureaus. Deze bureaus brengen per kwartaal of per half jaar voorschotten in rekening. Soms doet zich dan de situatie voor dat in het loontijdvak waarin het voorschot wordt betaald er niet voldoende loonbelasting/ premie volksverzekeringen is ingehouden om de hele vermindering kinderopvang te kunnen verrekenen.

In het nieuwe derde lid van artikel 14a wordt toegestaan om desgewenst betaalde voorschotten voor de vermindering kinderopvang te spreiden over de loontijdvakken waarop de betaling betrekking heeft.

De wijziging van de uitvoeringsregeling werkt terug tot en met 1 januari 1996. In voorkomende gevallen zal de Inspecteur medewerking verlenen bij herstel van niet toegepaste verminderingen.

De Staatssecretaris van Financiën,

W.A.F.G. Vermeend.

Naar boven