Instellingsbesluit Projectgroep Jeugd in Beweging

25 september 1996

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staats-secretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

Besluiten:

§1. Definities

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Staatssecretarissen: de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. de projectgroep: de Projectgroep Jeugd in Beweging genoemd in artikel 2.

§2. Instelling projectgroep

Artikel 2

1. Er is een Projectgroep Jeugd in Beweging.

2. De projectgroep heeft tot doel zorg te dragen voor:

* het bevorderen van een maatschappelijk klimaat in Nederland, waarin het belang van lichamelijke opvoeding, sport en bewegen voor jeugdigen algemeen erkend en uitgedragen wordt;

* het versterken van een kwalitatief verantwoord en op de leefwereld van jeugdigen afgestemd aanbod van lichamelijke opvoeding, sport en bewegingsactiviteiten, ongeacht het verband waarbinnen dat wordt ontwikkeld.

Bij de versterking van het aanbod wordt bijzondere aandacht gevraagd voor:

- het actief betrekken van jongeren bij de keuze, opzet en organisatie van lichamelijke opvoeding, sport en bewegingsactiviteiten,

- het bevorderen van maatschappelijke integratie van (kansarme) jongeren,

- het bevorderen van een actieve en gezonde leefstijl;

* het verbeteren van de afstemming van het aanbod op beleids- en uitvoeringsniveau tussen onderwijs-, sport-, jeugd- en andere maatschappelijke organisaties en instellingen en de lokale overheid.

3. De taken van de projectgroep zijn :

a. het inventariseren van bestaande projecten en experimenten op het terrein van lichamelijke opvoeding, sport, jeugdactiviteiten en/of op terreinen waar sport en lichamelijke opvoeding anderzijds bij betrokken zijn;

b. het aan de hand van de inventarisatie en het op te stellen richtinggevend beleidskader ontwikkelen van een Plan van Aanpak en de uitvoering daarvan;

c. het uitzetten van experimenten en innovatieve projecten;

d. ondersteuning bij implementatie van gewenste projecten en vernieuwingen;

e. het ontwikkelen en (laten) uitvoeren van een landelijke campagne Jeugd in Beweging;

f. het creëren van een breed draagvlak door middel van contacten met strategische netwerken van gemeentelijke overheden, schoolbesturen, jeugdigen, departementen, jeugd-, sport- en maatschappelijke organisaties die activiteiten organiseren op het terrein jeugd, lichamelijke opvoeding en sport.

g. het zorgdragen voor gecoördineerde informatie aan en communicatie met onderwijs, sport- en jeugdorganisaties, gemeenten en (voorzieningen voor) jeugdigen en sport;

h. consultatie bij concrete en praktische maatregelen, activiteiten en projecten van organisaties en overheden op het terrein van jeugd in beweging;

i. het ontwikkelen van voorstellen voor een samenhangende onderwijs- en sportopleidingstructuur voor leerkrachten en sportkader en voor de ondersteuning van gemeenten, sport- en andere organisaties die zich bezig houden met de jeugdsport en/of de lichamelijke opvoeding.

§3. Samenstelling

Artikel 3

1. De leden van de projectgroep worden benoemd en ontslagen door de Staatssecretarissen gezamenlijk. Indien door tussentijds ontslag vacatures ontstaan kunnen de Staatssecretarissen gezamenlijk op voordracht van de projectgroep nieuwe leden benoemen voor de rest van de projectduur.

2. De leden van de projectgroep worden zonder last of ruggespraak benoemd.

3. De benoeming van de leden geschiedt voor 4 jaren.

Artikel 4

1. De projectgroep bestaat uit:

a. een voorzitter, tevens lid;

b. een secretaris, tevens lid;

c. een lid voorgedragen door het ministerie van VWS

d. een lid voorgedragen door het ministerie van OCenW

e. een lid voorgedragen door het NOC*NSF;

f. overige leden.

2. De in lid 1 onder f, bedoelde leden zijn afkomstig uit de volgende sectoren:

- de sector van sportorganisaties en -voorzieningen,

- de sector van jeugdorganisaties en -instellingen,

- de onderwijssector,

- de sector van gezondheid en bewegen,

- de beroepsopleidingen voor lichamelijke opvoeding, sport en andere bewegingsactiviteiten,

- de lokale overheid,

- de provinciale overheid,

- de vakorganisaties voor werkers in lichamelijke opvoeding, sport en andere bewegingsactiviteiten,

- ondersteunende organisaties voor de werkvelden sport, jeugdwerk en onderwijs,

- sporters,

- het bedrijfsleven.

Artikel 5

1. Er is een reflectie-groep, deze adviseert de projectgroep op hoofdlijnen.

2. De leden van de reflectie-groep worden door de staatssecretarissen gezamenlijk benoemd en ontslagen. De voorzitter van de projectgroep is tevens lid van de reflectie-groep.

§4. Werkwijze

Artikel 6

1. De projectgroep kent een dagelijks bestuur, dat tenminste bestaat uit een voorzitter, de secretaris, het lid voorgedragen door NOC*NSF, de leden voorgedragen door de Staatssecretaris van VWS en door de Staatssecretaris van OCenW en twee overige leden uit de projectgroep.

2. Voor de uitvoering van zijn taken wordt aan de projectgroep een ondersteunend bureau toegevoegd. De secretaris van de projectgroep is verantwoordelijk voor het bureau.

3. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van secretaris en medewerkers worden vastgelegd in een protocol.

4. Voor de inhoudelijke uitoefening van hun taken zijn de secretaris en de medewerkers van het bureau uitsluitend verantwoording schuldig aan de projectgroep.

5. De projectgroep kan werkgroepen instellen die haar adviseren op onderdelen van het werkterrein en/of die een gedeelte van de activiteiten van de projectgroep uitvoeren.

In deze werkgroepen kunnen naast leden van de projectgroep, externe deskundigen en vertegenwoordigers van organisaties en instanties opgenomen worden.

6. De projectgroep stelt voor het overige haar eigen werkwijze vast, op basis van voorstellen van het dagelijks bestuur.

Artikel 7

1. Uiterlijk op 1 oktober dient de projectgroep ter goedkeuring door de Staatssecretarissen een werkplan in voor het komende jaar.

2. De projectgroep zendt jaarlijks binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar een rapportage omtrent haar werkzaamheden aan de Staatssecretarissen.

§5. Overige bepalingen

Artikel 8

1. De leden, deskundigen en waarnemers van de projectgroep en degenen die zitting hebben in een werkgroep ontvangen een vacatiegeld, alsmede een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens de regelen voor dienstreizen die gelden voor rijksambtenaren.

2. De leden, deskundigen en adviseurs die in dienst zijn van het Rijk, van een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Rijk of van een door het Rijk in het leven geroepen instelling, dan wel van een instelling welker personeelskosten door het Rijk worden vergoed, ontvangen geen vacatiegeld, indien hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen. Evenmin wordt vacatiegeld toegekend aan de leden, die organisaties vertegenwoordigen, die gelegenheid hebben op te komen voor groepen of individuele personen wier belangen bij de arbeid van de projectgroep zijn betrokken.

Artikel 9

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de projectgroep geschiedt met inachtneming van de bepaling van het Besluit Algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de projectgroep opgeborgen in het archief van dat ministerie.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 4 jaar na de dagtekening.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Projectgroep Jeugd in Beweging.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Afschrift van dit besluit zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Erica Terpstra; De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
Tineke Netelenbos.

Toelichting

Inleiding

Het instellingsbesluit voor de projectgroep Jeugd in Beweging is gebaseerd op de beleidsbrief van 20 december 1995 en de resultaten van het algemeen overleg van de Tweede Kamer gehouden op 15 februari 1996 en de opvattingen van het constituerend beraad van de projectgroep in oprichting.

Doelstelling

Wij achten het van het grootste belang dat er door de werkzaamheden van de projectgroep bij lokale bestuurders, schoolbesturen, besturen van (sport)organisaties de vanzelfsprekendheid ontstaat van een voor jongeren aantrekkelijk aanbod van lichamelijke opvoeding, sport en andere bewegingsactiviteiten. Deze activiteiten zijn immers niet alleen op te vatten als een prettige ontspanning of leergebieden maar kunnen ook een belangrijke rol spelen bij de realisering van maatschappelijke doelstellingen zoals sociale integratie, participatie en de vorming van een actieve, gezonde, leefstijl. In onze optiek is dat niet alleen de verantwoordelijkheid van één sector bijvoorbeeld die van de sport. Het is van groot belang dat op beleids- en uitvoeringsniveau afstemming en samenwerking plaatsvindt tussen onderwijs-, jeugd-, sport- en andere maatschappelijke organisaties en instellingen. Het gaat daarbij om het afstemmen van de ’markt’ van diverse sportaanbieders, waarbij de bewegingsactiviteiten als doelstelling centraal staan, maar ook om de afstemming en samenwerking tussen organisaties waarbij de bewegingsactiviteiten meer instrumenteel, voor het bereiken van meer algemene doelstellingen, gebruikt worden. Kortom, de school en de sportvereniging of de sportschool zullen als sportaanbieders meer tot samenwerking moeten komen, maar sport zal tevens meer ingezet moeten worden in bijvoorbeeld de bestrijding van discriminatie of onder de aandacht moeten worden gebracht in andere schoolvakken dan alleen de lichamelijke opvoeding.

Taken

Uit de reacties van gemeenten en sportorganisaties op de beleidsbrief aan de Tweede Kamer is gebleken dat de projectgroep zeker niet vanuit een nulsituatie hoeft te beginnen. Er zijn talloze projecten gaande of staan op stapel. Het is dan ook noodzakelijk dat een grondige inventarisatie plaatsvindt van deze plannen en experimenten voordat een definitief Plan van Aanpak wordt vastgesteld. Wij hechten er aan dat talloze experimenten gaan plaatsvinden in het kader van het project, maar tegelijkertijd mag het niet zo zijn dat het project Jeugd in Beweging wordt opgevat als een nieuwe subsidieverordening waarop iedere organisatie of gemeente kan inschrijven. Het richtinggevend beleidskader zoals geschetst in de beleidsbrief en het Plan van Aanpak zullen moeten leiden tot een nieuwe situatie waarbij bruggen zijn geslagen tussen de diverse sectoren en organisaties. Op basis hiervan zullen een aantal pilotprojecten worden uitgezet of geadopteerd. Een landelijke campagne zal dit proces stimuleren en ondersteunen.

Bij de ontwikkeling van de landelijke campagne dient zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de expertise en ervaringen die opgedaan is in de diverse sectoren.

Vanuit de ervaringen die inmiddels opgedaan zijn met talloze projecten zijn we tot de conclusie gekomen dat het uitzetten van innovatieve projecten nog geen garantie is voor een brede en op maat gesneden invoering. In navolging van de ervaringen in het onderwijsveld lijkt het dan ook raadzaam de implementatie te volgen en te ondersteunen zoals dat geschiedt in het onderwijsprocesmanagement. Gezien de brede samenstelling van de projectgroep zal de projectgroep ook een consultatie-functie kunnen vervullen. Daarbij denken we met name aan gemeenten, schoolbesturen of organisaties. Ten aanzien van de onderwijs- en sportopleidingsstructuur en de ondersteuning op het lokale niveau zal de projectgroep voorstellen kunnen ontwikkelen in samenspraak met organisaties en instellingen die daarbij betrokken zijn.

Deze taak zal overigens niet de hoofdtaak van de projectgroep moeten worden. Wij, maar ook de Tweede Kamer zoals bleek uit het Algemeen Overleg op 15 februari 1996, menen dat de projectgroep geen club van papier en bureaucratie dient te worden.

Samenstelling

De projectgroep zal worden samengesteld uit vertegenwoordigers uit de diverse maatschappelijke sectoren en met verschillende deskundigheden. Ook achten wij het van groot belang dat sporters zelf en het bedrijfsleven een inbreng hebben in de projectgroep.

De projectgroep kent een dagelijks bestuur dat samengesteld is uit twee onafhankelijke leden (de voorzitter

en de secretaris), 2 leden namens de beide ministeries, 1 lid namens het

NOC*NSF en twee leden vanuit de projectgroep.

De projectgroep wordt op hoofdlijnen tenminste één keer per jaar geadviseerd door een reflectiegroep. Deze reflectiegroep bestaat uit een lid van het Koninklijk Huis, beide staatssecretarissen, vertegenwoordigers namens de politiek, het particulier initiatief, het bedrijfsleven, de werkgevers en werknemers.

Werkwijze

Voor de uitvoering van zijn taken wordt aan de projectgroep een ondersteunend bureau toegevoegd. De secretaris van de projectgroep is verantwoordelijk voor het bureau. Op stafniveau zullen op het bureau beleidsmedewerkers van diverse organisaties betrokken worden bij het project. Wij hechten eraan dat ook op het niveau van het bureau het principe van het partnership gehuldigd wordt en kiezen ook om die reden voor een onafhankelijke leidinggevende secretaris. In een afzonderlijk protocol zal de verdeling van taken tussen de secretaris, bureaumanager en overige medewerkers geregeld worden. Omdat de secretaris en bureau medewerkers werknemers blijven van hun eigen organisatie is in het besluit expliciet opgenomen dat zij uitsluitend verantwoording schuldig voor hun activiteiten voor de projectgroep aan de projectgroep. Tevens zullen wat betreft de facilteiten van de projectgroep afzonderlijke afspraken worden gemaakt tussen de projectgroep het ministerie van VWS, het ministerie van OCenW en NOC*NSF.

Samenstelling projectgroep Jeugd in Beweging

Ivo Opstelten (voorzitter, burgemeester Utrecht)

Rob Kerkhoven(secretaris, tevens projectleider)

Ben Verkerke (algemeen directeur NOC*NSF)

Leon Henkens (directeur VO, ministerie OCenW)

Rob de Vries (directeur Sport, ministerie VWS)

Han Kemper (prof. gezondheid en bewegen, VU Amsterdam)

Lucienne Gena (coördinator Straathoekwerk Bijlmermeer)

Oene Loopstra (voorzitter KVLO, oud rector ALO-Den Haag)

Paul Coppes (directeur Landelijke Contactraad)

Willem van Montfort (directeur BRES, LOSB)

Bram Donkers (directeur primair onderwijs SLO)

Cees Schuyt (prof. sociologie UVA)

Edit Hallensleben (voorzitter projectgroep intercultureel onderwijs)

Ruud Emmerik (directeur Johan de Witt College Den Haag)

Ingrid Piersma (ex topsportster volleybal, docent LO)

Ineke Tillema-Kuiper (wethouder Heerenveen, lid commissie VNG)

Marianne Louppen (gedeputeerde Provinciale Staten Gelderland)

Joke Stig-Rijnbeek (bestuurslid KNVB)

Carin Biesterbosch-Gunst (directeur CIOS-Goes)

Johan Woldendorp (journalist)

Diederik Laman Trip (partners in de Sport, ING)

Frans Boetes (Coca Cola Nederland)

Samenstelling reflectiegroep Jeugd in Beweging

Prins van Oranje

Hans Wiegel (lid Eerste kamer, voorzitter Zorgverzekeraars Nederland)

Jan Slechte (lid Raad voor Bestuur Shell Nederland)

Hans Blankert (voorzitter VNO-NCW)

Johan Stekelenburg (voorzitter FNV)

Ivo Opstelten (voorzitter projectgroep, burgemeester Utrecht)

Bram Peper (burgemeester Rotterdam)

Wouter Huibregtsen (voorzitter NOC*NSF)

Sylvia Tóth (directeur Content Beheer, lid bestuur KNVB)

Erica Terpstra (staatssecretaris VWS)

Tineke Netelenbos (staatssecretaris OCenW)

Naar boven