Vrijstellingsregeling uitrijverbod Achtkarspelen, Tytsjerksteradiel en Smallingerland 1996 en 1997

«Wet bodembescherming»

29 augustus 1996

Nr. DWL/96049116

Directoraat-Generaal Milieubeheer

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

handelende in overeenstelling met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 64 van de Wet bodembescherming;

Gezien het advies van de Technische Commissie Bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

mineralenverlies: de hoeveelheid aangevoerde mineralen op een bedrijf, verminderd met de hoeveelheid afgevoerde mineralen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat of stikstof per hectare grasland of bouwland van de gemiddeld in een kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.

Artikel 2

Van het verbod, bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen, wordt vrijstelling verleend voor de perioden van 1 september tot en met 15 september 1996 en van 1 september tot en met 15 september 1997, voor gronden die:

a) zijn gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten,

b) zijn gelegen in de gemeenten Achtkarspelen, Tytsjerksteradiel of Smallingerland, en

c) behoren tot het bedrijf van een lid van de Vereniging Eastermar’s Landsdouwe of van de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschaps-beheer Achtkarspelen.

Artikel 3

Van het verbod, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel c, en in het tweede lid, onderdeel b, van het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen, wordt vrijstelling verleend voor de periode van 1 september tot en met 15 september 1996 en van 1 september tot en met 15 september 1997, voor gronden die:

a) zijn gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage I bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen behorende kaarten,

b) zijn gelegen in de gemeenten Achtkarspelen, Tytsjerksteradiel, of Smallingerland en

c) behoren tot het bedrijf van een lid van de Vereniging Eastermar’s Landsdouwe of van de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschaps-beheer Achtkarspelen.

Artikel 4

Aan de vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden de volgende voorschriften verbonden:

a) Degene die overeenkomstig deze vrijstellingsregeling mest uitrijdt is lid van de Vereniging Eastermar’s Lands-douwe of van de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschaps-beheer Achtkarspelen.

b) De onder a bedoelde persoon heeft een schriftelijke overeenkomst gesloten met één van deze verenigingen overeenkomstig het bij deze regeling gevoegde model.

c) Over de jaren 1996 en 1997 maakt het lid een mineralenbalans op, die is vormgeven overeenkomstig de voorstellen van het Project Mineralenboekhouding, als neergelegd in het rapport Mineralenaangifte naar keuze: voorstel voor de invulling van de verfijnde mineralenaangifte; oktober 1995.

d) Het maximaal toelaatbare mineralenverlies dat een lid realiseert voor 1996 is:

voor fosfaat: het gemiddelde van het in 1995 gerealiseerde mineralenverlies en 50kg,

voor stikstof: het gemiddelde van het in 1995 gerealiseerde mineralenverlies en 350 kg.

Indien deze gemiddelden lager uitvallen dan respectievelijk 50 kg of 350 kg of indien het mineralenverlies over het jaar 1995 niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, dan gelden de maximaal toelaatbare verliezen van respectievelijk 50 kg en 350 kg.

e) Het maximaal toelaatbare mineralenverlies dat een lid realiseert voor 1997 is:

voor fosfaat: 45 kg,

voor stikstof: 325 kg.

f) De gerealiseerde mineralenverliezen over de jaren 1995, 1996 en 1997 worden berekend door een boekhoudbureau en vastgesteld door het bestuur van de betreffende vereniging.

Artikel 5

Voorts worden aan de vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, nog de het voorschrift verbonden, dat degene die overeenkomstig deze vrijstellingsregeling mest uitrijdt bij zich draagt:

a) een kaart waarop de bij hem in gebruik zijnde percelen zijn aangegeven.

b) een op zijn naam gestelde lidmaatschapskaart van de Vereniging Eastermars Landouwe of van de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Achtkarspelen.

Hij toont deze bescheiden op verzoek van de politie of de Algemene Inspectiedienst.

Artikel 6

De vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, zijn niet van toepassing op het jaar 1997, indien ten aanzien van het betrokken bedrijf het in artikel 4, onderdeel d, voor het jaar 1996 bepaalde mineralenverlies is overschreden.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot 1 september 1996.

Artikel 8

Deze regeling kan worden aangehaald als: Vrijstellingsregeling uitrijverbod Achtkarspelen, Tytsjerksteradiel en Smallingerland 1996 en 1997.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer.

Toelichting

Deze regeling geeft vrijstelling van het verbod mest uit te rijden op grasland van 1 september tot en met 15 september 1996 en van 1 september tot en met 15 september 1997. De vrijstelling geldt voor de nitraatuitspoeling gevoelige gronden (de zogenaamde kaartgronden) die zijn gelegen in de Friese gemeenten Achtkarspelen, Tytsjerkste-radiel en Smallingerland. De vrijstelling betreft slechts de kaartgronden, omdat voor de overige gronden reeds een landelijke vrijstelling is vastgesteld.

De aanleiding voor deze regeling is een verzoek van de milieucoöperaties Vereniging Eastermar’s Landsdouwe en de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Achtkarspelen. Deze verenigingen ondernemen diverse activiteiten ten behoeve van het natuur- en landschapsbeheer in Friesland. Tevens ondernemen zij

experimenten met middelen die mogelijk een ammoniak-reductie kunnen betekenen.

Het past in het beleid om regionale initiatieven ter bereiking van milieudoelstellingen te ondersteunen. Daartoe is door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een bestuurlijk experiment aangegaan met vijf milieucoöperaties, waartoe beide genoemde verenigingen behoren. De initiatieven van de milieucoöperaties worden ondersteund; onder meer door vrijstelling van regelgeving, indien milieudoelstellingen op andere wijze kunnen worden bereikt.

In dit geval is met de beide milieucoöperaties afgesproken dat de deelnemers een mineralenboekhoudig bijhouden en beperkte mineralenverliezen zullen realiseren. De deelnemers zullen over de jaren 1996 en 1997 een mineralenbalans op moeten maken, die is vormgegeven overeenkomstig de bevindingen van het Project Mineralenboekhouding (rapport Mineralenaangifte naar keuze: voorstel voor de invulling van de verfijnde mineralenaangifte; oktober 1995). Dit rapport vormt de mede basis voor de voorziene invoering van een regulerend stelsel van heffingen op mineralenverliezen (voorstel tot wijziging van de Meststoffenwet; kamerstukken II 1995/96, 24 782, nrs 1-2). Daarmee wordt bewerkstelligd dat de boekhouding die de deelnemers gaan bijhouden waarschijnlijk in hoge mate zal overeenstemmen met hetgeen straks wettelijk zal zijn voorgeschreven.

De bovenstaande benadering sluit ook aan bij de tijdens de parlementaire behandeling van de Integrale notitie mest- en ammoniakbeleid ingediende en aangenomen motie Ter Veer c.s. (kamerstukken II, 1995/96, 24 445, nr. 30). Deze motie spreekt de mening uit, dat het uitrijden van mest op alle grasland moet worden toegestaan tot en met 15 september op het moment dat de nieuwe doelvoorschriften effectief zijn (gedoeld wordt op het regulerende stelsel van heffingen op mineralenverliezen).

Door de invoering van de mineralenboekhouding en de afspraken over te realiseren mineralenverliezen, kan met de beide milieucoöperaties een voorschot worden genomen op de uitvoering van de motie. Daarbij dient overigens te worden bedacht dat het nieuwe stelsel per 1 januari 1998 voor slechts een deel van de veehouders verplicht wordt. Door op dit punt nu reeds verplichtingen aan te gaan, manifesteren de leden van de beide Friese milieucoöperaties zich als voorlopers. Wel wijs ik erop dat de onderhavige vrijstelling andere mestregelgeving, zoals de normen voor het fosfaatgebruik, onverlet laat. Teneinde de met beide milieucoöperaties gemaakte afspraken niet vrijblijvend te doen zijn, zijn deze vastgelegd in de voorschriften bij de vrijstelling. Tevens is bepaald dat de leden van beide verenigingen alleen van de vrijstelling gebruik kunnen maken indien zij een contract hebben gesloten met de vereniging, waarmee de leden zich verplichten de gewenste mineralenverliezen te realiseren. Een boeteregeling is eveneens onderdeel van de overeenkomst.

Ten slotte wil ik het experimentele karakter van de onderhavige vrijstelling - die veel verantwoordelijkheid legt bij de genoemde verenigingen en hun leden - benadrukken. Op deze wijze kan ervaring worden opgedaan met deze vorm van sturing in het landelijk gebied. Ik ben niet voornemens om op korte termijn nog andere soortgelijke initiatieven te honoreren.

De Technische Commissie Bodembescherming stemt in met deze vrijstellingsregeling.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer.

Bijlage bij de Vrijstellingsregeling uitrijverbod Achtkarspelen, Tytsjerksteradiel en Smallingerland

Overeenkomst

De Vereniging ..................................................................

en

.........................................., wonende ...........................

komen het volgende overeen:

Artikel 1

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

mineralenverlies: de hoeveelheid aangevoerde mineralen op een bedrijf, verminderd met de hoeveelheid afgevoerde mineralen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat of stikstof per hectare grasland of bouwland van de gemiddeld in een kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.

Artikel 2

Over de jaren 1996 en 1997 maakt het lid een mineralenbalans op, welke is vormgeven overeenkomstig de voorstellen van het Project Mineralenboek-houding, als neergelegd in het rapport Mineralenaangifte naar keuze: voorstel voor de invulling van de

verfijnde mineralenaangifte; oktober 1995.

Artikel 3

1. Het maximaal toelaatbare mineralenverlies dat een lid realiseert is voor:

1996

voor fosfaat: het gemiddelde van het in 1995 gerealiseerde mineralenverlies en 50kg,

voor stikstof: het gemiddelde van het in 1995 gerealiseerde mineralenverlies en 350 kg.

Indien deze gemiddelden lager uitvallen dan respectievelijk 50 kg of 350 kg of indien het mineralenverlies over het jaar 1995 niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, dan gelden de maximaal toelaatbare verliezen van respectievelijk 50 kg en 350 kg.

1997

45 kg fosfaat,

325 kg stikstof.

2. De gerealiseerde mineralenverliezen worden berekend door een boekhoudbureau en vastgesteld door het bestuur van de vereniging.

Artikel 4

1. De vereniging verleent een bijdrage in de kosten van het bijhouden van de mineralenboekhouding en het opzetten van een mineralenmanagementsysteem van:

fl. 1300,- in 1996, en

fl. 1000,- in 1997.

2. De helft van de in het eerste lid genoemde bedrag wordt eerst uitgekeerd na vaststelling van de mineralenverliezen, als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Artikel 5

1. Bij overschrijding van de norm voor mineralenverliezen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is het lid aan de vereniging een bedrag verschuldigd van fl. 650,- voor 1996 en fl. 500,- voor 1997.

2. De vereniging kan het geldbedrag als bedoeld in het eerste lid verrekenen met de bijdrage als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

Artikel 6

Bij geschillen over de uitvoering van deze overeenkomst wijzen elk der partijen een persoon aan, die tezamen met, en onder voorzitterschap van, de directeur van de regiodirectie Noord van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, een bindend advies geven over het geschil.

Plaats: ..........................

datum ........................

namens de vereniging,

het lid,

de voorzitter,

de secretaris,

Naar boven