Uitvoeringsbesluiten SVB

Controlevoorschriften AKW

Het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,

Gelet op artikel 16, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;

Besluit:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de AKW: de Algemene Kinderbijslagwet;

b. de Bank: de Sociale Verzekeringsbank;

c. kinderbijslag: kinderbijslag in de zin van Hoofdstuk III en Hoofdstuk IV van de AKW;

d. een kind: een eigen kind, een aangehuwd kind of een pleegkind als bedoeld in artikel 7, eerste lid, of artikel 26, eerste lid, AKW waarvoor kinderbijslag is aangevraagd of dat van invloed is op de hoogte van de kinderbijslag, en ten opzichte waarvan men niet van de verplichting tot het opgeven van wijzigingen is ontslagen;

e. de partner: de man of vrouw met wie de aanvrager een huishouden vormt.

Artikel 2

1. Dit besluit is van toepassing op:

a. de persoon die kinderbijslag ontvangt of hiervoor in aanmerking wenst te komen;

b. de partner van degene die kinderbijslag ontvangt of hiervoor in aanmerking wenst te komen, mits de partner zelf recht heeft op kinderbijslag;

c. de persoon aan wie op grond van artikel 21 AKW kinderbijslag wordt betaald.

2. Dit besluit is ook van toepassing als de in het eerste lid bedoelde personen of het kind waarvoor kinderbijslag is aangevraagd, buiten Nederland wonen.

Hoofdstuk 2 Algemene verplichtingen

Artikel 3

1. Degene die in aanmerking wil komen voor kinderbijslag dient een schriftelijke aanvraag, ondertekend en gedateerd, in. Hij maakt gebruik van een door de Bank ter beschikking gesteld formulier.

2. Het aanvraagformulier wordt ingediend op een door de Bank aangegeven adres.

Artikel 4

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon stelt de Bank binnen vier weken op de hoogte van een verandering in het sociaal-fiscaal nummer van de aanvrager, diens partner of een kind.

Artikel 5

Op verzoek van de Bank maakt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon voor de melding van wijzigingen gebruik van het wijzigingsformulier.

Artikel 6

Op verzoek van de Bank ondergaat het kind een geneeskundig onderzoek om zijn ziekte of gebreken zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, AKW, of zijn arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b, AKW, vast te stellen.

Artikel 7

l. Op verzoek van de Bank geeft de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon op een door de Bank vastgesteld tijdstip aan de Bank boeken, documenten en andere informatiedragers ter inzage en stelt hij deze voor het maken van een kopie ter beschikking stellen.

2. Op verzoek van de Bank verstrekt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon aan de Bank terstond een geldig identificatiebewijs, zoals bedoeld in de Wet op de Identificatieplicht, ter inzage, en stelt hij deze voor het maken van een kopie ter beschikking.

3. Woont de aanvrager of een kind in het buitenland, dan legt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon op verzoek van de Bank op door de Bank vast te stellen tijdstippen een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkt levensbewijs van degene die buiten Nederland woont over.

Artikel 8

1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon verschijnt, indien hij in Nederland woont, na een oproep op het kantoor van de Bank en verstrekt de gevraagde gegevens.

2. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon verschijnt, indien hij buiten Nederland woont, na een oproep van de Bank op een door de Bank te bepalen kantoor en verstrekt de gevraagde gegevens.

Artikel 9

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon maakt controle mogelijk door personen die daarmee door de Bank zijn belast.

Hoofdstuk 3 Bijzondere verplichtingen bij aanspraak op kinderbijslag voor kinderen tot zestien jaar

Artikel 10

Als het kind uitwonend wordt of is, stelt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon de Bank op haar verzoek en binnen een door haar te stellen termijn in kennis van het adres van het kind. Op verzoek van de Bank legt deze persoon aan de Bank bewijsstukken over van het uitwonend zijn van dit kind en van de reden hiervan.

Artikel 11

Als het kind uitwonend is in verband met het volgen van onderwijs, zorgt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon ervoor dat, op verzoek van de Bank, een schoolverklaring door de onderwijsinstelling wordt ingevuld en ondertekend. Daarna zendt deze persoon de verklaring binnen de door de Bank gestelde termijn naar de Bank.

Artikel 12

Als een kind uitwonend is, zendt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon binnen een door de Bank gestelde termijn een onderhoudsverklaring, naar waarheid en volledig ingevuld, ondertekend en gedateerd, aan de Bank. Op verzoek van de Bank zendt deze persoon betaalbewijzen van de bijdrage in het onderhoud van het kind aan de Bank.

Artikel 13

Als een kind uitwonend is in verband met ziekte of gebreken, legt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon op verzoek van de Bank binnen een door de Bank te stellen termijn een medische verklaring over.

Hoofdstuk 4 Bijzondere verplichtingen bij aanspraak op kinderbijslag voor kinderen vanaf 16 jaar

Artikel 14

1 Op verzoek van de Bank zendt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon de onderhoudsverklaring naar waarheid en volledig ingevuld, ondertekend en gedateerd, binnen een door de Bank vastgestelde termijn aan de Bank. Op verzoek van de Bank zendt deze persoon voorts betaalbewijzen van de bijdrage in het onderhoud van het kind binnen de gestelde termijn aan de Bank toe.

2 Als het kind inkomen heeft, legt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon binnen een door de Bank te stellen termijn bewijsstukken van dit inkomen over.

Artikel 15

Als het kind onderwijs volgt, zorgt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon ervoor dat, op verzoek van de Bank, een schoolverklaring door de onderwijsinstelling wordt ingevuld en ondertekend. Daarna zendt deze persoon de verklaring binnen de door de Bank gestelde termijn naar de Bank.

Artikel 16

Als het kind werkloos is, legt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon op verzoek van de Bank binnen de door de Bank gestelde termijn een bewijs van inschrijving bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de Bank over.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 17

Het Besluit van de Sociale Verzekeringsbank van 12 februari 1993, Stcrt. 1994, 232, wordt ingetrokken.

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking twee dagen na plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 19

Dit besluit wordt aangehaald als: ’Controlevoorschriften AKW’.

Dit reglement wordt in de Staatscourant geplaatst.


Amstelveen, 26 januari 1996.
B. de Vries;
P.A. Schaafsma.

Toelichting

Algemene toelichting

1 Inleiding

Met ingang van 1 april 1996 is de Wet Boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid in werking getreden. Deze wet vormt voor de Bank aanleiding, nieuwe controlevoorschriften AKW vast te stellen. De controlevoorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de AKW. De bevoegdheid tot het stellen van controlevoorschriften is geopend in artikel 16, eerste lid, AKW.

Dit besluit bevat de in artikel 16 AKW bedoelde controlevoorschriften. Verzekerden en personen aan wie op grond van artikel 21 AKW kinderbijslag wordt uitbetaald zijn op grond van artikel 16, tweede lid AKW verplicht deze voorschriften op te volgen.

Als de verplichtingen die in de controlevoorschriften worden opgelegd, niet of niet behoorlijk worden nagekomen, is de Bank verplicht de kinderbijslag geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend te weigeren (art. 17, eerste lid AKW). Nadere regelen dienaangaande zijn neergelegd in het Maatregelbesluit AKW.

2 Verhouding tussen controlevoorschriften en mededelingsplicht

De Bank kan slechts correcte uitkeringen toekennen en uitbetalen als zij beschikt over de juiste en volledige gegevens. Om dit te bereiken verplicht artikel 15 AKW de verzekerde en de persoon aan wie op grond van artikel 21 AKW kinderbijslag wordt uitbetaald, de Bank onverwijld spontaan, dan wel op verzoek, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op kinderbijslag, de hoogte van de kinderbijslag, het geldend maken van het recht op kinderbijslag of op het bedrag van de kinderbijslag, dat wordt betaald.

De mededelingsverplichting van artikel 15 AKW is nader uitgewerkt in het Boetebesluit AKW.

Daarnaast heeft de Bank in artikel 16, eerste lid, AKW de bevoegdheid gekregen om controlevoorschriften vast te stellen. In deze voorschriften is vastgelegd op welke manieren de verzekerde of de persoon aan wie op grond van artikel 21 AKW kinderbijslag wordt betaald, moet meewerken aan algemene of op het individuele geval gerichte controles door de Bank. Deze verplichting bestaat ongeacht het antwoord op de vraag of er een wijziging in de omstandigheden heeft plaatsgevonden die van invloed kan zijn op de kinderbijslag. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het tijdig beantwoorden van vragen van de Bank, het verstrekken van bewijsmateriaal en het ter inzage geven van documenten.

3 Sancties bij het niet nakomen van een verplichting

Als de belanghebbende niet aan de mededelingsplicht van artikel 15 AKW voldoet, legt de Bank hem een boete op. Een boete komt met name aan de orde als de mededelingsplichtige onjuiste of onvolledige gegevens aan de Bank verstrekt, van belang zijnde feiten of omstandigheden niet of niet tijdig meldt, vragen van de Bank niet beantwoordt of misleidend bewijsmateriaal verschaft.

Een maatregel wordt opgelegd wanneer de betrokkene de Controlevoorschriften AKW heeft overtreden. Dit is onder meer het geval als hij niet binnen de door de Bank gestelde termijn een formulier invult en terugstuurt. Van overtreding is bijvoorbeeld ook sprake als de betrokkene weigert inzage te verlenen in bescheiden waarom de Bank heeft gevraagd, of als hij niet binnen de door de Bank gestelde termijn bewijsstukken inzendt.

Een maatregel wordt bij overtreding van de Controlevoorschriften slechts opgelegd als niet tevens de mededelingsplicht van artikel 15 AKW is geschonden. Is dit wel het geval, dan wordt een boete opgelegd. Het opleggen van een maatregel blijft dan op grond van artikel 17, lid 4 AKW achterwege.

Toelichting per artikel

Artikel 1

In dit artikel wordt een omschrijving gegeven van een aantal begrippen die in de voorschriften worden gebruikt. Voor kinderen waarvoor men geen recht meer heeft op kinderbijslag, hoeft men niet aan de verplichtingen van de voorschriften te voldoen.

Artikel 2

De controlevoorschriften zijn in de eerste plaats van toepassing op de persoon die kinderbijslag ontvangt of voor kinderbijslag in aanmerking wenst te komen.

De verzekerde dient zich in een aantal gevallen ook aan de controlevoorschriften te houden met betrekking tot kinderen voor wie hij recht heeft op kinderbijslag maar voor wie een ander, die eveneens recht heeft op kinderbijslag, de kinderbijslag ontvangt. Van deze verplichting is sprake als:

a de verzekerde met degene die de kinderbijslag ontvangt een huishouden vormt, of

b de kinderen voor wie de verzekerde geen kinderbijslag ontvangt, meetellen bij de berekening van de gezinsgrootte voor de vaststelling van de hoogte van de kinderbijslag die de verzekerde voor andere kinderen ontvangt. In dit geval valt de betrokkene onder artikel 2, eerste lid, onder a..

De voorschriften zijn voorts van toepassing op de persoon die zelf geen rechthebbende is op kinderbijslag maar aan wie op grond van artikel 21 AKW kinderbijslag wordt betaald.

Artikel 3

Om het recht op kinderbijslag door de Bank te laten vaststellen moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij het districtskantoor van de Bank waaronder de woonplaats van de aanvrager valt. Woont de aanvrager buiten Nederland, dan is, afhankelijk van de omstandigheden, één van de districtskantoren van de Bank, dan wel kantoor Buitenland van de Bank bevoegd de aanvraag af te handelen. Het door de Bank verstrekte aanvraagformulier moet naar waarheid en volledig worden ingevuld, gedateerd en ondertekend.

Artikel 4

Als het sociaal-fiscaal nummer van de aanvrager, de partner of het kind wijzigt, moet dit aan de Bank worden meegedeeld. Als de Bank niet van de wijziging op de hoogte zou worden gesteld zou dit een efficiënte controle bij andere instanties, zoals de Rijksbelastingdienst of de bedrijfsverenigingen, verhinderen.

Artikel 5

Vanaf het moment van indiening van de aanvraag zijn de aanvrager en de partner verplicht aan de mededelingsverplichting van artikel 15 AKW en aan de controlevoorschriften te voldoen. Zij moeten aan de Bank alle feiten en omstandigheden meedelen waarvan het duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op kinderbijslag. De wijzigingen moeten worden gemeld met behulp van het door de Bank verstrekte wijzigingsformulier.

Als de wijziging op een andere manier is gemeld kan de Bank betrokkene verzoeken alsnog gebruik te maken van het wijzigingsformulier.

Artikel 6

Een geneeskundig onderzoek wordt in Nederland meestal verricht door een arts van een bedrijfsvereniging. In het buitenland wordt een geneeskundig onderzoek verricht door een arts van een bevoegde medische instantie.

Artikel 7

In een aantal gevallen neemt de Bank initiatieven om de juistheid van verstrekte gegevens vast te stellen. Zo kan de Bank na een melding van een wijziging door de belanghebbende om nadere bewijsstukken vragen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als wordt opgegeven dat het kind uitwonend is geworden of als een wijziging van het inkomen van het kind wordt doorgegeven. Ook kan de Bank uit eigen beweging om gegevens of bewijsstukken verzoeken, bijvoorbeeld in het kader van het jaarlijkse schoolonderzoek.

Als de Bank om bewijsstukken vraagt moet aan dit verzoek worden voldaan. In principe moeten originele bewijsstukken worden overgelegd. Bewijsstukken die de Bank van belang acht zijn onder meer: identificatiebewijs, loonstrook, arbeidsovereenkomst, inschrijvingsbewijs Arbeidsvoorzieningsorganisatie, huurovereenkomst, levensbewijs, samenlevingscontract.

Als geldig identificatiebewijs zijn onder meer aangewezen:

voor Nederlanders: het paspoort en de Europese identiteitskaart;

voor niet-Nederlanders: het verblijfsdocument van de Vreemdelingendienst.

Een rijbewijs is geen geldig identificatiebewijs.

Op het verzoek van de Bank om een levensbewijs op te sturen, staat vermeld welke autoriteit het bewijs mag waarmerken.

Artikel 8

De personen op wie dit besluit van toepassing is, zijn verplicht na een oproep te verschijnen op het kantoor van de Bank.

Buiten Nederland wonenden kunnen een oproep krijgen om op het kantoor te verschijnen van bijvoorbeeld een instelling die in het woonland de wettelijke ouderdomsverzekering uitvoert, of van de Nederlandse Ambassade.

Artikel 9

De Bank kent zogenaamde buitendienstmedewerkers. De buitendienstmedewerker is belast met onder andere controlewerkzaamheden. Deze medewerker moet de persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van dit besluit ten behoeve van een doelmatige controle kunnen bereiken. Deze persoon moet al het redelijkerwijs mogelijke doen om bereikbaar te zijn voor de buitendienstmedewerker.

Buiten Nederland wonenden kunnen bezocht worden door een persoon die daar door of namens de Bank mee is belast. Dit kan bijvoorbeeld een medewerker zijn van een zusterorgaan van de Bank.

Artikelen 10, 11. 12 en 13

Voor een uitwonend kind tot 16 jaar bestaat recht op kinderbijslag als de verzekerde aan de zogenaamde onderhoudseis voldoet.

Voor een kind tot zestien jaar kan er recht bestaan op tweevoudige kinderbijslag als het uitwonend is in verband met het volgen van onderwijs of ziekte/gebreken.

Deze artikelen verplichten de belanghebbende op verzoek (periodiek) de nodige gegevens te verstrekken en bewijsstukken over te leggen om het (voortbestaan van het) recht op (tweevoudige) kinderbijslag aan te tonen. Dit periodieke onderzoek doe niet af aan de verplichting van de burger, een wijziging in de omstandigheden die het recht op of de hoogte van de uit te betalen kinderbijslag kan beïnvloeden, spontaan en onverwijld te melden.

Artikelen 14, 15 en 16

Voor kinderen vanaf 16 jaar kan recht bestaan op kinderbijslag als zij onderwijs volgen of arbeidsongeschikt of werkloos zijn. De hoogte van de kinderbijslag hangt in eerste instantie af van de inkomsten van het kind. Daarnaast is in een aantal gevallen het bedrag waarmee de verzekerde bijdraagt in het onderhoud van het kind van belang.

Deze artikelen verplichten de belanghebbende op verzoek (periodiek) de nodige gegevens te verstrekken en bewijsstukken over te leggen om het (voortbestaan van het) recht op (meervoudige) kinderbijslag aan te tonen.

Artikel 17

Dit artikel voorziet in de intrekking van de oude Controlevoorschriften Algemene Kinderbijslagwet.

Amstelveen, 26 januari 1996.

B. de Vries;

P.A. Schaafsma.

Naar boven