Verlening winningsvergunningen

Blokdeel L1ab Elf Petroland B.V. c.s.

3 juli 1990

nr. E/EOG/MW/96036430

De Minister van Economische Zaken,

Gelezen de aanvraag van 28 oktober 1985 van British Petroleum Exploratie Maatschappij Nederland B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, Bricomin Exploration Company Limited, gevestigd te Londen (V.K.), GAO North Sea Limited, gevestigd te Dallas (Texas, V.S.), GAO North Sea Exploration Limited, gevestigd te Dallas (Texas, V.S.), Oranje-Nassau Energie B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, Van Dyke Netherlands Inc., gevestigd te Wilmington (Delaware, V.S.), Hudbay Oil (Netherlands) Limited, gevestigd te Calgary (Alberta, Canada), Pacific Lighting Exploration Company, gevestigd te Los Angelos (Californië, V.S.), Scurry Rainbow Oil Limited, gevestigd te Calgary (Alberta, Canada), Charterhouse Petroleums Netherlands Limited, gevestigd te St. Helier (Jersey, V.K.), Dow Chemical (Nederland) B.V., gevestigd te Rotterdam, R.T.Z. Oil and Gas Limited, gevestigd te Londen (V.K.), en Scampol B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, om een winningsvergunning ingevolge artikel 2, eerste lid, juncto artikel 13, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat voor aardolie en aardgas, alsmede andere daarmee tezamen in dezelfde afzetting voorkomende delfstoffen waarvan de samenhang met vorenbedoelde koolwaterstoffen hun gelijktijdige winning onvermijdelijk maakt, in delen van blok L1, welk blok is aangegeven op de als bijlage I bij de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stcrt. 93) gevoegde kaart;

Overwegende, dat na het plaatsvinden van verscheidene overdrachten en naamswijzigingen Elf Petroland B.V., de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., DSM Energie B.V., Oranje Nassau-Energie B.V., Total Oil and Gas Nederland B.V.en Van Dyke Netherlands Inc. de huidige houder is van de bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 11 september 1970, nr. 370/5951/EMC (Stcrt. 179) verleende en bij beschikkingen van 21 oktober 1980, nr. 380//III/1554/EMK (Stcrt. 205) en van 22 mei 1986, nr. 386/III/681/EAM (Stcrt. 97) gewijzigde opsporingsvergunning voor aardolie en aardgas, in de in laatstgenoemde beschikking omschreven delen van blok L1;

Overwegende, dat in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de produktie van koolwaterstoffen (PbEG L 164) de Mijnwet continentaal plat is gewijzigd (Stb. 1996, nr. 199) en in de plaats van het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 12 van de Mijnwet continentaal plat van 6 februari 1976 (Stb. 102) het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stb. 212) en de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 zijn getreden;

Overwegende, dat bovengenoemd koninklijk besluit van 6 februari 1976 in de plaats is getreden van het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 12 van de Mijnwet continentaal van 27 januari 1967 (Stb. 24);

Overwegende, dat aanvrager schriftelijk heeft verzocht, voor het geval bij de verlening van de gevraagde winningsvergunning gebruik wordt gemaakt van de in artikel 11, tweede lid, onder a, van de Mijnwet continentaal plat bedoelde bevoegdheid, krachtens artikel VII, eerste lid, van het koninklijk besluit van 27 januari 1967 af te wijken voor zover het betreft de aan de vergunning verbonden voorschriften, opgenomen in de artikelen 2, onder b, en 6 van artikel IV van dit besluit;

Overwegende, dat bovengenoemd verzoek van aanvrager wordt opgevat als een verzoek om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 4.14, eerste lid, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996;

Overwegende, dat aanvrager schriftelijk heeft verzocht om de aangevraagde winningsvergunning, nadat deze is verleend, krachtens artikel 18 van de Mijnwet continentaal plat te wijzigen met inachtneming van artikel XII van bovenvermeld koninklijk besluit van 6 februari 1976;

Overwegende, dat ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat, zoals dit luidde ten tijde van de indiening van de aanvraag, de aanvraag is bekendgemaakt in de Staatscourant van 20 november 1985, nr. 226;

Overwegende, dat gedurende één maand na bedoelde bekendmaking op grond van artikel 16, tweede lid, van de Mijnwet continentaal plat zoals dit luidde ten tijde van de indiening van de aanvraag, geen bezwaren tegen de verlening van de gevraagde vergunning zijn ingediend;

Overwegende, dat aanvrager, met gebruikmaking van hogerbedoelde opsporingsvergunning koolwaterstoffen in een economisch winbare hoeveelheid in een deel van blok L1 heeft aangetoond, zodat op zijn aanvrage een vergunning voor het winnen van genoemde delfstoffen dient te worden verleend, tenzij weigering van de vergunning gerechtvaardigd wordt door een wijziging in de technische of financiële mogelijkheden van aanvrager of door de manier waarop hij voornemens is de winning in het gebied, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd te verrichten;

Overwegende, dat van een dergelijke wijziging in de mogelijkheden van de aanvrager niet is gebleken;

Overwegende voorts, dat de wijze waarop aanvrager voornemens is de winning in het gebied, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten evenmin aanleiding geeft tot weigering van de gevraagde vergunning;

Overwegende tenslotte, dat in verband met het bepaalde in artikel VI, vierde lid, van de wet tot wijziging van enige wetten op het gebied van de mijnbouw in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de produktie van koolwaterstoffen artikel 5.1 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 van toepassing is;

Gehoord de Mijnraad (advies van 26 juli 1995, kenmerk MIJR/95051206);

Gelet op de artikelen 2, 7, 7a, eerste, derde en vierde lid, 8, 10, tweede en derde lid, 11, 13, eerste en tweede lid, en 18 van de Mijnwet continentaal plat, de artikelen 4.1, 4.14 en 5.1 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996, de artikelen 3.1, tweede lid, 5.1 en 5.7 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 alsmede op het aan voornoemde opsporingsvergunning verbonden voorschrift, opgenomen in het in artikel II van eerdergenoemd koninklijk besluit van 27 januari 1967 vermelde artikel 22;

Besluit:

Artikel I

Artikel 1

1 Aan Elf Petroland B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., gevestigd te

’s-Gravenhage, DSM Energie B.V., gevestigd te Heerlen, Oranje Nassau-Energie B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, Total Oil and Gas Nederland B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, en Van Dyke Netherlands Inc., gevestigd te Wilmington (Delaware, V.S.), wordt een winningsvergunning verleend voor koolwaterstoffen, alsmede van andere daarmee tezamen in dezelfde afzetting voorkomende delfstoffen, waarvan de samenhang met vorengenoemde bitumina hun gelijktijdige winning onvermijdelijk maakt;

2 De vergunning geldt voor die delen van het op de kaart, die als bijlage I is gevoegd bij de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996, aangegeven blok L1 van het continentaal plat, die worden begrensd als volgt:

- het deel dat wordt begrensd door de breedtecirkels tussen de puntenparen A-B, C-D, E-F, G-H, I-J, K-L en M-N en door de lengtecirkels tussen de puntenparen B-C, D-E, F-G, H-I, J-K, L-M en N-A,

- het deel dat wordt begrensd door de breedtecirkels tussen de puntenparen O-P en Q-R en door de lengtecirkels tussen de puntenparen P-Q en R-O.

De coördinaten van deze punten zijn:

A 53°56’00,000” N.B. en 4°20’00,000” O.L.

B 53°56’00,000” N.B. en 4°17’00,000” O.L.

C 53°53’00,000” N.B. en 4°17’00,000” O.L.

D 53°53’00,000” N.B. en 4°18’00,000” O.L.

E 53°51’00,000” N.B. en 4°18’00,000” O.L.

F 53°51’00,000” N.B. en 4°12’00,000” O.L.

G 53°55’00,000” N.B. en 4°12’00,000” O.L.

H 53°55’00,000” N.B. en 4°10’00,000” O.L.

I 53°57’00,000” N.B. en 4°10’00,000” O.L.

J 53°57’00,000” N.B. en 4°15’00,000” O.L.

K 53°58’00,000” N.B. en 4°15’00,000” O.L.

L 53°58’00,000” N.B. en 4°19’00,000” O.L.

M 53°57’00,000” N.B. en 4°19’00,000” O.L.

N 53°57’00,000” N.B. en 4°20’00,000” O.L.

O 53°53’00,000” N.B. en 4°00’00,000” O.L.

P 53°53’00,000” N.B. en 4°05’00,000” O.L.

Q 53°50’00,000” N.B. en 4°05’00,000” O.L.

R 53°50’00,000” N.B. en 4°00’00,000” O.L.

3 De in het tweede lid genoemde coördinaten zijn geografische coördinaten, berekend volgens het stelsel van de Europese vereffening.

Artikel 2

De vergunning wordt verleend met de beperkingen en voorschriften die zijn opgenomen in:

a artikel I van het koninklijk besluit van 27 januari 1967 tot uitvoering van artikel 12 van de Mijnwet continentaal plat (Stb. 24) zoals dit luidde op het tijdstip waarop de opsporingsvergun-ning is verleend;

b de in artikel II van het onder a be-doelde besluit vermelde artikelen 1 en 18;

c de in artikel III van het onder a bedoelde besluit vermelde artikelen 1 tot en met 22, 24, 26 en 30 met uitzondering van artikel 10, tweede lid, artikel 19, derde lid, artikel 21, tweede lid, en artikel 24, tweede lid.

d de artikelen 3.23, 3.24, 4.2 tot en met 4.5, 4.7 tot en met 4.9 en 4.14 tot en met 4.17 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996.

e de artikelen 4.3, 4.5 tot en met 4.8, 4.13 en 5.2 tot en met 5.6 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996.

f de hiernavolgende artikelen 3, 4 en 5.

Artikel 3

De vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Energie Beheer Nederland B.V., gevestigd te Heerlen, wordt aangewezen als deelnemer in de vennootschap, die wordt opgericht in overeenstemming met het voorschrift dat aan deze vergunning is verbonden en dat vermeld staat in artikel 4.2, eerste lid, onder a, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996.

Artikel 4

De in artikel 4.2, eerste lid, onder b, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 bedoelde overeenkomst en de in artikel 4.14, eerste lid, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 laatstbedoelde overeenkomst, dient binnen één jaar na het van kracht worden van deze beschikking tot stand te zijn gekomen.

Artikel 5

De vergunning geldt, tenzij zij eerder wordt ingetrokken of vervalt, gedurende 20 jaar, nadat zij van kracht is geworden.

Artikel II

De bij artikel I verleende vergunning wordt gewijzigd als volgt:

a het aan de vergunning verbonden voorschrift, opgenomen in het in artikel III van het koninklijk besluit van 27 januari 1967 vermelde artikel 1, wordt in overeenstemming gebracht met de tekst van dat artikel III, zoals die op 22 april 1976 luidde;

b de aan de vergunning verbonden voorschriften, opgenomen in de in artikel III van het koninklijk besluit van 27 januari 1967 vermelde artikelen 12, 13 en 14 worden in overeenstemming gebracht met de tekst van dat artikel III, zoals die op 22 april 1976 luidde;

c in de aan de vergunning verbonden voorschriften, opgenomen in de tot artikel III van het eerdervermelde koninklijk besluit van 27 januari 1967 behorende artikelen, wordt telkens in plaats van ’naamloze vennootschap’ gelezen ’naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’.

Artikel III

Deze beschikking wordt bekendgemaakt in de Staatscourant. Daarin zal tevens worden bekendgemaakt wanneer zij van kracht is geworden.


’s-Gravenhage, 3 juli 1996. De Minister van Economische Zaken,
G.J. Wijers.

Naar boven