Regeling toekenning bevoegdheid tot het uitoefenen van de beroepen van mondhygiënist, oefentherapeut- Cesar, oefentherapeut-Mensendieck, orthoptist en podotherapeut

31 mei 1996

CSZ/BenO-963807

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, tweede lid, 6, eerste lid, 7, derde lid, van het Besluit van 21 februari 1994, Stb. 188, houdende nieuwe regelen inzake de toekenning van de bevoegdheid tot het uitoefenen van de beroepen van mondhygiënist, oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensen-

dieck, orthoptist en podotherapeut;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt onder ’besluit’ verstaan: het Besluit van 21 februari 1994, Stb. 188, houdende nieuwe regelen inzake de toekenning van de bevoegdheid tot het uitoefenen van de beroepen van mondhygiënist, oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensendieck, orthoptist en podotherapeut.

Artikel 2

De bewijzen van bevoegdheid van mondhygiënist, oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensendieck, orthoptist en podotherapeut, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit, worden opgemaakt overeenkomstig het desbetreffende model, opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage 1.

Artikel 3

Het herkenningsteken voor het beroep van mondhygiënist heeft de vorm van een draagspeld overeenkomstig het desbetreffende model dat als bijlage 2 bij deze regeling is opgenomen met een middellijn van 2,5 cm en uitgevoerd in lila op een zilveren ondergrond.

Artikel 4

1. Het herkenningsteken voor het beroep van oefentherapeut-Cesar heeft als muurschild de vorm van een cirkel met een middellijn van 25 cm, waarin zich twee concentrische cirkels met een breedte van 3 mm bevinden. De buitenste cirkel, gemeten aan de buitenste omtrek, heeft een middellijn van 222 mm; de binnenste cirkel, op dezelfde wijze gemeten, heeft een middellijn van 132 mm. Tussen deze cirkels komt in het bovenste gedeelte het woord ’oefentherapeut’ en in het onderste gedeelte het woord ’cesar’ voor met een letterhoogte van 27 mm. In de binnenste cirkel staat de letter ’C’ met een letterhoogte van 76 mm. De twee cirkels en de letters zijn wit op een ultramarijn blauwe achtergrond.

2. Als draagspeld heeft het herkenningsteken dezelfde vorm, tekst en kleur als het muurschild, doch met een buitenste doorsnede van 45 mm, een cirkelbreedte van 1 mm, een buitendoorsnede van de buitenste cirkel van 40 mm, een buitendoorsnede van de binnenste cirkel van 29 mm, een letterhoogte van de woorden ’oefentherapeut’ en ’cesar’ van 5 mm en een letterhoogte van de ’C’ van 19 mm.

Artikel 5

Het herkenningsteken voor het beroep van oefentherapeut-Mensendieck heeft de vorm van een cirkel met een middellijn van 20 cm, doorsneden door de letter ’m’, met een hoogte van 13 cm, die 4 cm boven de cirkel uitsteekt. In de cirkel staan onder elkaar de woorden ’oefentherapeut’ en ’mensendieck’ en een rechtop staande vierpuntige ster. De woorden hebben een letterhoogte van 2 cm en de ster is 2,5 cm hoog. De tekst en de ster zijn zwart en de letter ’m’ is kobaltblauw. De cirkel heeft een zwarte rand van 4 mm breedte. Het herkenningsteken is vervaardigd van zilverkleurig materiaal.

Artikel 6

Het herkenningsteken voor het beroep van orthoptist heeft de vorm van een draagspeld uitgevoerd als een zilverkleurige ronde vlakke schijf met een middellijn van 22,5 mm en met een dikte van 1,3 mm. Het herkenningsteken is versierd met een buitenrand en zeven horizontale lijnen van ongelijke lengte, die alle uitgaan van de rechterrand maar de linkerrand niet bereiken. Het bevat voorts in het linker bovengedeelte een gestyleerd oog en daaronder, gerekend van de onderrand, op ongeveer een derde van de helft, het woord ’orthoptist’ in hoofdletters van het type Avant Garde, met een letterhoogte corps 7. Het oog, het woord en de versieringen zijn glanzend en in hoog-reliëf uitgevoerd; de achtergrond is enigszins mat. Het gestyleerde oog heeft een cirkelvorm met een middellijn van 7 mm en een lijnbreedte van 4 typografische punten; de pupil in het midden heeft een middellijn van 3 mm. In het midden van het eerste kwadrant van de cirkelvorm, rechtsboven, is een sector met een openingshoek van 35 graden uitgespaard, die op het booggedeelte van 30 tot 65 graden van het kwadrant staat, gemeten van de verticaal. Een kortste bovenste horizontale lijn loopt ter hoogte van de uitgespaarde sector van het oog; de twee daaronder volgende lijnen zijn tot in de rand van het oog doorgetrokken. Onder het oog loopt over het centrum van het herkenningsteken een dikkere lijn tot bijna voorbij, en onder het centrum een even dikke lijn tot geheel voorbij het oog. Boven het woord ’orthoptist’ dat tussen de twee onderste lijnen is geschreven, loopt een lijn die korter is dan de bovenliggende dikkere lijn, maar langer dan het woord. De onderste lijn loopt tot de plaats ter hoogte van de eerste letter ’T’. De buitenrand heeft een breedte van 3,5 typografische punt, de vijf dunnere lijnen zijn 1 punt breed en de twee dikkere 2 punten. De onderlinge afstand van de lijnen is gelijk, behalve die van de onderste lijn, die een dubbele afstand houdt.

Artikel 7

Het herkenningsteken voor het beroep van podotherapeut heeft de vorm van een rechthoek met een lengte van 26 cm en een hoogte van 18 cm waarin zich een rechthoek bevindt met een lengte van 24 cm en een hoogte van 16 cm waarvan de rand 0,3 cm breed is. In de binnenste rechthoek bevindt zich rechtsboven, 2 cm van de bovenrand en 0,6 cm van de rechter rand, het toppunt van twee rechthoekige driehoeken met de rechte hoeken in de rechter benedenhoek van de omsluitende rechthoek. De rechte zijden van de eerste driehoek bedragen 11 cm voor de verticale zijde en 14 cm voor de horizontale zijde. De rechte zijden van de tweede driehoek bedragen 12 cm voor de verticale zijde en 6 cm voor de horizontale zijde. Binnen de grootste driehoek bevindt zich de omtrek van een voet en het bijhorende onderste deel van het been, met daarin schetsmatig aangegeven de voetbotten, het scheenbeen en het kuitbeen. In de linkerhelft van de binnenste rechthoek bevindt zich een gelijkarmig kruis met een balklengte van 12 cm en een balkbreedte van 3 cm. De afstanden tot de boven-, linker- en onderbalk van de binnenste rechthoek bedragen respectievelijk 2,2 cm, 0,8 cm en 1,2 cm. Over de bovenste arm van het kruis staat het woord ’PODOTHERAPEUT’ over een lengte van 16,5 cm en met een letterhoogte van 1,5 cm. De kleur van het herkenningsteken is grijs. De lijnen van de binnenste rechthoek, van de twee driehoeken, de omtrek van de voet en het beenstuk, de botten en de letters zijn uitgevoerd in bleu en de omtrek van het kruis en de voet binnen zijn omtrek zijn wit.

Artikel 8

Voor het afleggen van elk van de examens voor mondhygiënist, oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensendieck, orthoptist en podotherapeut is een examengeld van f 100,- verschuldigd. Dit bedrag wordt in ’s Rijks schatkist gestort.

Artikel 9

De voorzitters der examencommissies doen binnen een week na afloop van elk van de examens voor mondhygiënist, oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensendieck, orthoptist en podotherapeut aan de Hoofdinspecteur voor de Gezondheidszorg een opgave van de voor het desbetreffende examen geslaagde kandidaten onder vermelding van hun naam, geboortedatum en -plaats alsmede hun woonadres.

Artikel 10

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. De artikelen 2 tot en met 5 en 7 alsmede de artikelen 8 en 9, voor zover het de examens voor mondhygiënist en orthoptist betreft, werken terug tot en met 25 maart 1994.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Bijlagen liggen ter inzage bij de bibliotheek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers.

Toelichting

In het Besluit van 21 februari 1994, Stb. 188, houdende nieuwe regelen inzake de toekenning van de bevoegdheid tot het uitoefenen van de beroepen van mondhygiënist, oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensendieck, orthoptist en podotherapeut, is onder meer bepaald dat de minister de modellen van de aan de voor het desbetreffende examen geslaagde kandidaten uit te reiken bewijzen van bevoegdheid dient vast te stellen. Door middel van de onderhavige regeling wordt hieraan uitvoering gegeven (artikel 2).

Tevens vindt hierin (opnieuw) de vaststelling van het herkenningsteken voor de beroepen van mondhygiënist, oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensendieck en podo-therapeut plaats (artikelen 3 tot en met 5 en 7). Deze herkenningstekens waren al eerder vastgesteld, te weten bij gelegenheid van de wettelijke regeling van de betrokken beroepen (de modellen zijn vanzelfsprekend ongewijzigd gebleven). Een uitzondering hierop vormde het beroep van orthoptist, waarvoor tot nu toe geen wettelijk geregeld herkenningsteken bestond. In deze lacune wordt thans voorzien (artikel 6).

Artikel 8 heeft betrekking op het verschuldigde examengeld. Het bedrag hiervan is (ongewijzigd) op f 100,- bepaald.

Artikel 9 strekt tot uitvoering van het derde lid van artikel 7 van bovengenoemd besluit dat de voorzitters van de examencommissies opdraagt de Geneeskundig Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid (nu: Hoofdinspecteur voor de Gezondheidszorg) een nominatieve opgave te doen met betrekking tot de geslaagde kandidaten; ook in dit opzicht is er niets veranderd in vergelijking met de oude situatie.

In het tweede lid van artikel 10 ten slotte wordt aan een aantal bepalingen terugwerkende kracht verleend. De bepalingen inzake de modellen van de vijf bewijzen van bevoegdheid en de herkenningstekens voor de beroepen van mondhygiënist, oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensendieck en podotherapeut in de oude uitvoeringsbesluiten voor de vijf beroepen in kwestie zijn namelijk ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van bovenbedoeld besluit (i.e. 25 maart 1994).

Aangezien het herkenningsteken voor het beroep van orthoptist nog niet was vastgesteld, behoeft artikel 7 niet terug te werken.

De artikelen 8 en 9 dienen tot en met genoemde datum terug te werken, voor zover het betreft de examens voor orthoptist en mondhygiënist. Aan het eind van het cursusjaar 1993-1994 vonden namelijk bij de opleidingen tot orthoptist en mondhygiënist (hier betrof het één kandidaat in het bezit van vrijstellingen) de eerste examens plaats op basis van meergenoemd besluit. Bij de opleidingen tot oefentherapeut-Cesar, oefentherapeut-Mensendieck en podotherapeut zal hiervan pas voor het eerst sprake zijn aan het einde van het cursusjaar 1995-1996 (tot nu toe zijn de examens bij deze opleidingen nog steeds afgenomen op voet van de oude regelingen; vgl. artikel 80, tweede, derde en vijfde lid van meergenoemd besluit).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Naar boven