Wijziging Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering

28 mei 1996

nr. WDB96/206M

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken Directie Wetgeving Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 12, 16 en 32 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

Voor zoveel nodig in overeenstemming of na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering 1 wordt als volgt gewijzigd.

A. Aan hoofdstuk I wordt toegevoegd:

Artikel 1a. De inhoudingsplichtige rekent tot het toetsloon voor de door hem betaalde aanvullingen op uitkeringen ingevolge de Ziektewet het gezamenlijke bedrag van de uitkeringen en de aanvullingen.

B. Aan artikel 9 wordt, onder nummering van het enige lid als eerste lid, toegevoegd:

2. Indien de werknemer bij de inhoudingsplichtige aansluitend op de dienstbetrekking bedoeld in de eerste volzin van artikel 33 opnieuw in dienst treedt voor werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met f, geldt de nieuwe dienstbetrekking niet als een nieuwe dienstbetrekking voor de toepassing van de tweede volzin van artikel 33.

C.1. In artikel 10, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ’gedurende welke de vermindering langdurig werklozen van toepassing was,’ vervangen door: gedurende welke de vermindering langdurig werklozen of de Wet bevordering arbeidsinpassing van toepassing was,.

C.2. Aan artikel 10, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

d. die in aansluiting op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel de Algemene arbeidsongeschiktheidswet een dienstbetrekking heeft aanvaard en het recht op die uitkering geheel of gedeeltelijk heeft verloren door de toepassing van artikel 18 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 5 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.

C.3. In artikel 10, tweede lid, wordt de zinsnede ’gedurende welke die vermindering met betrekking tot de werknemer onmiddellijk voorafgaand aan de dienstbetrekking toepassing heeft gevonden.’ vervangen door: gedurende welke de werknemer gedetacheerd is geweest als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan wel werkzaam is geweest in het kader van de regelingen genoemd in het eerste lid, onderdeel c.

D. Aan artikel 11, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

f. de langdurig werkloze op grond van artikel 107 van de Algemene bijstandswet niet hoeft te voldoen aan de aan de bijstand verbonden verplichtingen genoemd in hoofdstuk VIII van die wet;

g. de werkloos werkzoekende wegens ziekte geen arbeid heeft verricht, indien diens dienstverband wegens tenminste twee jaar ziekte is geëindigd.

E. Na artikel 11 wordt voor de periode van 1 juli 1996 tot en met 31 december 1998 ingevoegd:

Artikel 11a. De periode van 12 maanden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet wordt verkort tot 6 maanden voor de werkloos werkzoekende die in die periode woont in: Amsterdam, Arnhem, ’s-Gravenhage, Groningen, Heerlen, Nijmegen, Rotterdam of Utrecht.

F. Na artikel 14 wordt ingevoegd:

Artikel 14a. 1. Ingeval de inhoudingsplichtige niet zelf de kinderopvang verricht, is de vermindering kinderopvang slechts van toepassing indien hij beschikt over gedagtekende facturen waarbij een afschrift is gevoegd van de vergunning of de verklaring die door de gemeente aan de instelling of de natuurlijke persoon die de kinderopvang verricht is afgegeven inhoudende dat de instelling of de natuurlijke persoon voldoet aan door de gemeente gestelde regels met betrekking tot de kwaliteit, en in welke facturen op duidelijke en overzichtelijke wijze is vermeld:

a. de instelling jegens welke of de natuurlijke persoon jegens wie de inhoudingsplichtige de uitgaven voor kinderopvang heeft gedaan;

b. de instelling of de natuurlijke persoon die de kinderopvang verricht indien deze een andere is dan bedoeld in onderdeel a;

c. naam en leeftijd van de kinderen voor wie kinderopvang pleegt te worden genoten;

d. de perioden waarin en het aantal uren waarvoor per kind kinderopvang pleegt te worden genoten;

e. het adres waar de kinderopvang pleegt plaats te vinden. Voorts dient de werknemer een afschrift van de overeenkomst met de instelling of de natuurlijke persoon die de kinderopvang verzorgt aan de inhoudingsplichtige te overhandigen, in welke overeenkomst is opgenomen het adres waar de kinderopvang pleegt plaats te vinden.

2. De inhoudingsplichtige bewaart de in het eerste lid bedoelde facturen en afschriften bij de loonadministratie.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1996, met uitzondering van Artikel I, onderdelen C.2., D en E, die in werking treden met ingang van 1 juni 1996.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant geplaatst worden.

De Staatssecretaris van Financiën,
W.A.F.G. Vermeend.

1 Stcrt. 1995, 251.

Toelichting

Met de onderhavige wijziging van de Uitvoeringsregeling afdrachtvermin-dering wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om voor de vermindering langdurig werklozen op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) gebieden met een hoge werkloosheid aan te wijzen. Deze aanwijzing voorziet erin dat ook voor de categorie werkloos werkzoekenden die langer dan 6 maanden maar niet langer dan 12 maanden zijn ingeschreven bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, een verklaring langdurig werkloze kan worden afgegeven als de werkloos werkzoekende in het aangewezen gebied woont. Voor deze categorie werklozen ontstaat daarmee een verbetering van hun positie op de arbeidsmarkt. De werkgever kan de voor een dergelijke werknemer af te dragen loonbelasting en premie immers verminderen met maximaal f 4500 per jaar. Deze maatregel wordt voor de periode tot en met 1998 getroffen in de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht en de gemeenten Nijmegen, Heerlen, Arnhem en Groningen.

In de budgettaire aspecten van het wetsvoorstel Vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen was reeds het budgettaire beslag van gebruikmaking van de mogelijkheid gebieden aan te wijzen waar de vermindering langdurig werklozen reeds van toepassing is na een werkloosheidstermijn van zes maanden inbegrepen.

Naast de hiervoor aangeduide maatregel wordt de Uitvoeringsregeling afdrachtsvermindering op enkele andere punten aangepast. Deze wijzigingen worden per onderdeel toegelicht.

De wijziging in artikel I, onderdeel A, ziet op werknemers die een ziektewetuitkering genieten en daarop een aanvulling van de werkgever krijgen. Meestal worden uitkering én aanvulling door de werkgever betaald. Het loon voor de Wva ondergaat daardoor geen wijziging. In sommige gevallen betaalt echter de bedrijfsvereniging of de verzekeraar de uitkering en de werkgever uitsluitend de aanvulling. Als alleen naar die aanvulling wordt gekeken zou men onder het toetsloon kunnen komen en daarmee tegen de bedoeling van de regeling in gedurende de ziekteperiode in aanmerking komen voor één of meer van de verminderingen. De ZW-uitkering en de aanvulling moeten daarom tezamen in aanmerking worden genomen door de werkgever.

Ingeval betaling van de uitkering niet plaatsvindt door de werkgever wordt op grond van artikel 40 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting de belasting over de door hem verstrekte aanvulling berekend over het gezamenlijke bedrag en beschikt deze op grond van artikel 41 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting daarvoor over de loongegevens van de bedrijfsvereniging. In aansluiting op deze bepalingen is nu ook in de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering bepaald dat voor de beoordeling van het toetsloon uitkeringen en aanvullingen tezamen genomen moeten worden.

Overigens is door de introductie van de Wet uitbreiding loondoorbetalings-verplichting bij ziekte (WULBZ) het aantal ziektewetuitkeringen belangrijk afgenomen. Op grond van de WULBZ rust in de meeste gevallen een zelfstandige loondoorbetalingsverplichting op de werkgever in welke gevallen splitsing van uitkering en aanvulling zich niet voordoet.

De wijziging in artikel I, onderdeel B is wenselijk in verband met uitvoerings- en handhavingsaspecten. In de praktijk blijkt het voor te komen dat met personen die een dienstverband hebben in het kader van gesubsidieerde arbeid, een nieuw dienstverband aangegaan wordt teneinde (opnieuw) in aanmerking te komen voor vier jaar vermindering langdurig werklozen. In feite blijft het bestaande dienstverband echter gewoon gehandhaafd. Dergelijke constructies zijn in strijd met doel en strekking van de regelgeving. Voor dienstverbanden waarop de afdrachtvermindering langdurig werklozen van toepassing is, is hierop reeds ingegaan bij de toelichting op artikel 9 van de uitvoeringsregeling. De onderhavige wijziging heeft, in aanvulling daarop, specifiek betrekking op het overgangsrecht. In het overgangsrecht is in artikel 33 van de wet bepaald dat geen recht op afdrachtvermindering bestaat met betrekking tot werknemers die op 31 december 1995 tot de werknemers in dienstbetrekking stonden, tenzij er een nieuw dienstverband wordt aangegaan met de inhoudingsplichtige. Laatstbedoelde uitzondering ziet uiteraard niet op constructies waarbij een gesubsidieerde dienstbetrekking wordt ’vernieuwd’. Om ieder misverstand daaromtrent te voorkomen is in het tweede lid van artikel 9 van de uitvoeringsregeling een uitzondering op artikel 33 van de wet geformuleerd voor de situatie waarin het nieuwe dienstverband werkzaamheden betreft in gesubsidieerde arbeid.

De wijziging van artikel I, onderdeel C.1., heeft betrekking op projecten waarbij onder het regime van de Wet bevordering arbeidsinpassing (Wba) personen zijn gedetacheerd teneinde hen na een jaar te laten doorstromen naar een dienstverband bij de inlenende werkgever.

Deze gevallen worden behandeld overeenkomstig de reeds in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, geregelde gevallen waarin degenen die tijdens detachering kwalificeren voor de vermindering langdurig werklozen, voor die vermindering blijven kwalificeren indien zij in dienst worden genomen door een werkgever. De duur waarvoor recht bestaat op de vermindering langdurig werklozen is in deze gevallen 48 maanden minus de periode dat de Wba van toepassing was. Dit laatste wordt in onderdeel C.3. verduidelijkt.

De wijzigingen in artikel I, onderdelen C.2. en D, betreffen een uitbreiding van de vermindering langdurig werklozen met enkele groepen die een met langdurig werklozen vergelijkbare achterstandspositie op de arbeidsmarkt hebben. In de eerste plaats betreft het personen die volledig arbeidsongeschikt waren c.q. personen die nu nog gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die een dienstverband zijn aangegaan waarbij de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) van toepassing is. Personen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvingen zijn niet zonder meer ingeschreven bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, omdat bij een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering geen inschrijvingsplicht bestaat. Door de herkeuringen wordt voor velen de mate van arbeidsonge-schiktheid verminderd. Indien deze personen direct na die herkeuring een dienstbetrekking aangaan, zouden zij niet ingeschreven kunnen zijn bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. In de praktijk wenden deze personen zich in een aantal gevallen tot het arbeidsbureau voor ondersteuning bij het zoeken van werk. Het is wenselijk dat deze personen met een vermindering langdurig werklozen naar een dienstbetrekking kunnen worden bemiddeld. Onderdeel C.2. strekt er daarom toe dat voor deze categorie niet hoeft te worden voldaan aan het vereiste van langer dan 12 maanden staan ingeschreven bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. In de tweede plaats betreft het personen die gedurende een bepaalde periode zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichting in het kader van de Algemene bijstandswet. In de derde plaats betreft het personen die wegens ziekte tenminste twee jaar ongeschikt zijn om hun arbeid te verrichten en wier dienstverband met de werkgever is geëindigd. De termijn van twee jaar is gelijk aan het opzegverbod in artikel 1639h, lid 3 van het Burgerlijk wetboek. Ook in deze gevallen is gelet op de arbeidsmarktpositie van betrokkenen een verruiming van de vermindering langdurig werklozen op zijn plaats. Vanuit de kant van Arbeidsvoorziening en gemeenten is om deze verruiming verzocht.

In onderdeel E wordt, zoals in het begin van deze toelichting aangegeven, invulling gegeven aan de mogelijkheid van artikel 12, onderdeel a, van de Wva, om de periode van 12 maanden werkloosheid voor afgifte van de verklaring langdurig werklozen te verkorten tot 6 maanden, voor aan te wijzen gebieden met een hoge werkloosheid. Aangewezen worden de vier grote steden (Amsterdam,

’s-Gravenhage, Rotterdam en Utrecht) en gemeenten met meer dan 40.000 inwoners die op basis van de CBS-statistieken een uitkeringsafhankelijkheid hebben van 33% of meer (Arnhem, Groningen, Heerlen en Nijmegen). Deze aanwijzing geldt tot en met 31 december 1998. Bij de evaluatie van de vermindering langdurig werklozen zal de periode van aanwijzing nader kunnen worden afgestemd op de duur van het experiment kansenzones en zal worden bezien of, en zo ja welke, nieuwe gebieden aangewezen dienen te worden.

Onderdeel F ziet op de Vermindering kinderopvang en bepaalt welke gegevens de inhoudingsplichtige ten aanzien van de Vermindering kinderopvang bij zijn loonadministratie dient te bewaren. Een dergelijke bepaling was ten onrechte niet in de uitvoerings-regeling opgenomen, hoewel deze verplichtingen wel waren aangekondigd, zowel in de toelichting op de nota van wijziging bij het wetsvoorstel (Tweede Kamer, 1995-1996, 24 458, nr. 7, blz. 4) als in de mededeling van de Belastingdienst aan werkgevers van december 1995. De tekst van deze bepaling is gelijk aan die van artikel 6, vijfde en zesde lid, en artikel 13, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990.

De Staatssecretaris van Financiën,

W.A.F.G. Vermeend.

Naar boven