Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 1995, 77 | Algemeenverbindendverklaring van CAO-bepalingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 1995, 77 | Algemeenverbindendverklaring van CAO-bepalingen |
Gezondheidscentra
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Gezondheidscentra namens de Landelijke Werkgeversvereniging Gezondheidscentra als partij te ener zijde mede namens de Federatie van Verenigingen van Hogere Functionarissen in de Gezondheids- en Bejaardenzorg en de AbvaKabo als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Gezondheidscentra, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1996 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Gezondheidscentra, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:
ALGEMENE INLEIDENDE BEPALINGEN
In deze CAO gelden alle begrippen, die op personen betrekking hebben en in de mannelijke vorm zijn gesteld, ook voor vrouwen.
In deze CAO wordt verstaan onder:
a. Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 1637a van het Burgerlijk Wetboek.
b. Werkgever: de rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 2 van deze CAO.
c. Werknemer: degene die als arbeider in de zin van het Burgerlijk Wetboek een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft aangegaan en niet ouder is dan 65 jaar.
d. Instelling: het zelfstandig optredend organisatorisch samenwerkingsverband van werkgever, werknemer(s) en andere betrokkenen dat zich multidisciplinaire eerstelijns gezondheidszorg ten doel stelt.
e. Overleg Arbeidsvoorwaarden Gezondheidscentra (OAG): het niet rechtspersoonlijkheid bezittende overleg tussen enerzijds:
vakorganisaties, te weten:
– de Vakbond voor werknemers in dienst van overheid, onderwijs, instellingen voor gezondheidszorg en welzijnswerk, bejaardentehuizen, sociale werkvoorzieningen en nuts-bedrijven in nv-vorm (AbvaKabo),
– de Federatie van verenigingen van hogere functionarissen in de gezondheids- en bejaardenzorg (FHZ), als vertegenwoordiger van:
Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD); Landelijke Vereniging van Fysiotherapeuten in Dienstverband (LVFD); Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (NOV).
en anderzijds:
– de Landelijke Werkgeversvereniging Gezondheidscentra.
f. Salaris: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maandloon, exclusief de in hoofdstuk VIII en IX genoemde vergoedingen en/of toelagen en exclusief de vakantietoeslag.
g. Arbeidsduur: de, met inachtneming van deze CAO, tussen werkgever en werknemer overeengekomen tijd waarin arbeid wordt verricht, waarbij inbegrepen de reis- en wachttijden die hun oorzaak vinden in de door de werkgever opgedragen werkzaamheden.
Eveneens wordt onder de arbeidsduur begrepen de reistijd, verbonden aan werkzaamheden buiten de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied aan het begin en/of het einde van het werk, voor zover deze reistijden meer bedragen dan de gebruikelijke reistijden van het woon–werkverkeer.
h. plaats van tewerkstelling: de gemeente of het met name bekend afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar het gebouw staat waarin of van waaruit de werknemer normaliter de functie uitoefent ofwel kantoor houdt.
i. Werkgebied: het gebied, waar de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht zoals dat is vastgesteld in de individuele arbeidsovereenkomst.
j. Relatie-partner: een persoon met wie de ongehuwde werknemer een affectieve relatie heeft en een gemeenschappelijke huishouding voert met het oogmerk duurzaam samen te wonen.
l. Gezinsinkomen: het bruto inkomen van de tot het gezin behorende leden met uitzondering van gezinsleden van de werknemer, die niet of niet meer te zijnen laste komen.
De CAO is van toepassing op werknemers in loondienst van de in Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke instellingen voor multidisciplinaire eerstelijns gezondheidszorg.
Van de bepalingen van deze CAO mag niet worden afgeweken, noch in voor de werknemer gunstige zin noch in voor de werknemer ongunstige zin, behoudens het bepaalde in art. 54.
Het OAG1 kan bepalingen van deze CAO geheel of gedeeltelijk niet van toepassing verklaren op de arbeidsverhoudingen tussen een werkgever en al de betrokken werknemers dan wel een gedeelte van die werknemers, indien deze werkgever tevens onder de werkingssfeer van een andere CAO valt.
1. De bepalingen van deze CAO en de bijbehorende uitvoeringsregelingen die van toepassing zijn op de gehuwde werknemer, zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer met een relatie-partner voor zover zulks wettelijk mogelijk is.
2. Een relatie-partner kan pas als zodanig worden erkend nadat de werknemer hetzij bij indiensttreding hetzij bij het ontstaan der affectieve relatie een mede door de relatie-partner ondertekende schriftelijke verklaring heeft overgelegd, waaruit blijkt dat er sprake is van een affectieve relatie als bedoeld in artikel 1 sub j.
De werknemer is verplicht bij beëindiging van de affectieve relatie hiervan onverwijld de werkgever in kennis te stelllen.
3. Als aan het gestelde in lid 2 is voldaan wordt de relatiepartner als gezinslid aangemerkt. Overal waar deze CAO van aan- en bloedverwanten van de werknemer spreekt worden daaronder mede begrepen aan- en bloedverwanten van de relatie-partner van de werknemer.
De bij deze CAO gevoegde uitvoeringsregelingen vormen met haar een geheel.
Bepalingen in werkinstructie, huisregels of andere overeengekomen regelingen die met deze CAO en de uitvoeringsregelingen in strijd zijn, zijn nietig, met inachtneming van het gestelde in artikel 54.
De arbeidsovereenkomst en de wijzigingen daarin worden schriftelijk vastgelegd. De werkgever draagt zorg dat beide partijen binnen twee weken na het sluiten van de arbeidsovereenkomst een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangen van de arbeidsovereenkomst of de wijzigingen daarin.
De arbeidsovereenkomst vermeldt in ieder geval:
a. de naam, de vestigingsplaats en het adres van de werkgever, alsmede naam (namen) van degene(n) die namens de werkgever de arbeidsovereenkomst tekent (tekenen);
b. de naam, de voornamen, de geboorteplaats, de geboortedatum, de woonplaats en de nationaliteit van de werknemer;
c. de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied waar of van waaruit bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werkzaamheden worden verricht;
d. de verplichting tot verhuizen of ontheffing daarvan;
e. de datum van het aangaan van de arbeidsovereenkomst en het in dienst treden;
f. of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde dan wel voor bepaalde tijd is aangegaan. Indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan, wordt uitdrukkelijk de reden en de duur van de overeenkomst vermeld.
g. de proeftijd in de zin van artikel 1639n van het Burgerlijk Wetboek, indien zulk een proeftijd is overeengekomen;
h. een omschrijving in hoofdlijnen van de functie, die door de werknemer zal worden vervuld;
i. de arbeidsduur en de arbeidstijden waar in beginsel in wordt gewerkt bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst;
j. het aanvangssalaris, de salarisschaal met de bijbehorende functiegroep bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling Salariëring;
k. de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging;
l. het aantal vakantiedagen per jaar bij indiensttreding;
m. de nevenfuncties als bedoeld in artikel 17;
n. bijzondere regelingen en afspraken die van toepassing zijn voor zover die niet aan te merken zijn als afwijkingen in de zin van artikel 3;
r. de verklaring van de werknemer van de ontvangst, op diens verzoek, van de statuten en het huishoudelijk reglement van de werkgever;
s. de verklaring van de werknemer van de ontvangst van een reglement van de ondernemingsraad, indien dit lichaam is ingesteld;
t. de verklaring van de buitenlandse werknemer van de ontvangst, op diens verzoek, van een arbeidsovereenkomst in zijn landstaal;
u. de regeling van de werktijden;
v. de wederzijdse opzegtermijn, voorzover afwijkend van artikel 49 lid 1c.
1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
2.
a. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag niet voor langer dan maximaal één jaar worden aangegaan, tenzij sprake is van een der omstandigheden als bedoeld in sub b, c of d,
b. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in het geval van tijdelijke vervanging wegens ziekte, militaire dienst, studieverlof of tewerkstelling als gewetensbezwaarde militaire dienst, bedraagt de maximale duur 2,5 jaar,
c. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in het geval de overeengekomen werkzaamheden naar hun inhoud een tijdelijk karakter dragen, bedraagt de maximale duur 3 jaar,
d. Indien een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt belast met de uitvoering van een project waarvan de financiering van tijdelijke aard is, kan ter vervanging van deze werknemer met een andere werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan voor de duur van het project.
3.
a. Partijen kunnen de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voortzetten in een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met dien verstande dat de duur van de eerstgesloten arbeidsovereenkomst en de voortgezette arbeidsovereenkomst tesamen maximaal een jaar bedraagt, dan wel maximaal 2,5 c.q. 3 jaar zoals genoemd in lid 2.
b. Bij een dergelijke voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is geen voorafgaande opzegging nodig.
1. Onder afroepovereenkomst wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: de overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt om op afroep van de werkgever op arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten en waarbij de werkgever zich verbindt een oproep te doen zodra hij de werkzaamheden waarvoor de afroepovereenkomst is aangegaan beschikbaar heeft.
2. Indien de werknemer met wie een afroepovereenkomst is afgesloten (de afroepcontractant) op afroep werkzaamheden verricht, wordt zijn salaris vastgesteld volgens de Uitvoeringsregeling Salariëring van deze CAO.
3. In het afroepcontract wordt zowel de minimum als de maximum omvang van het contract opgenomen.
4. Van afroepcontractanten kan alleen gebruik worden gemaakt ingeval van incidenteel werk, voor werkzaamheden die in omvang sterk wisselen en niet te voorzien zijn.
1. De arbeidsovereenkomst kan slechts worden aangegaan, behoudens het gestelde in lid 12 van dit artikel, indien uit een verklaring van een geneeskundige, door of namens de werkgever aan te wijzen, is gebleken, dat de aan te stellen werknemer in medisch opzicht, blijkende uit een keuring, geschikt is voor de te verrichten werkzaamheden.
2. Voor het medisch, verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel bij instellingen op het gebied van multidisciplinaire eerstelijns gezondheidszorg vindt tevens een onderzoek op tuberculose der ademhalingsorganen plaats indien de richtlijnen van de Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid dit voorschrijven.
4. De werknemer heeft het recht de verklaring van de geneeskundige in te zien voordat deze door de geneeskundige aan de werkgever wordt gezonden.
5. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor de duur van maximaal twee maanden is een geneeskundig onderzoek, als bedoeld in lid 1 niet vereist.
6. Indien partijen besluiten een arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 5 voort te zetten is de werkgever verplicht voor het verstrijken van de in lid 5 genoemde termijn voor een onderzoek als bedoeld in de leden 1 en 2 zorg te dragen.
7. De kosten van de medische keuring komen ten laste van de werkgever. Onder kosten worden tevens de reis- en verblijfskosten van de werknemer verstaan. Deze worden vergoed overeenkomstig de Uitvoeringsregeling G Reis- en verblijfkostenvergoeding.
8. De in dienst te nemen werknemer kan binnen 14 dagen na ontvangst van de uitslag van de keuring als bedoeld in lid 1 een verzoek tot herkeuring indienen. De geneeskundige die de herkeuring zal verrichten wordt door of namens de werkgever in overleg met de in dienst te nemen werknemer aangewezen en zal een andere geneeskundige zijn dan degene die de keuring als bedoeld in lid 1 heeft verricht. De werkgever is verplicht een verzoek tot herkeuring eenmaal in te willigen.
9. De kosten van deze herkeuring komen voor rekening van de werkgever tenzij de uitslag van de herkeuring, die plaatsvond op verzoek van de in dienst te nemen werknemer, overeenstemt met de uitslag van de in lid 1 bedoelde keuring.
10. De uitslag van deze herkeuring als bedoeld in lid 8 wordt als beslissend beschouwd.
11. De geneeskundigen die de keuring verrichten mogen niet zijn:
– familielid, huisarts of behandelend geneesheer van de in dienst te nemen werknemer,
– bestuurslid, medisch adviseur of werknemer bij de werkgever, anders dan als bedrijfsarts,
– geneeskundige met wie de werknemer na indiensttreding waarschijnlijk zal moeten samenwerken.
12. De werkgever kan in bijzondere gevallen met de werknemer een arbeidsovereenkomst aangaan ook al is de werknemer medisch niet goedgekeurd voor de functie.
13. Een verklaring van een geneeskundige is niet nodig indien de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met een werkgever die kan worden beschouwd als rechtsopvolger van de vorige werkgever.
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
1. De werknemer is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
2. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen, door of vanwege de werkgever gegeven, zulks met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de instelling.
3.
a. De eisen van het beroep kunnen zo nodig worden neergelegd in een zogenaamde professionele code, zulks met inachtneming van eventuele codes zoals deze per beroepsgroep zijn geformuleerd en door de partijen bij deze CAO bekrachtigd.
b. Het professioneel Statuut voor de huisarts, de fysiotherapeut, de verloskundige, de tandarts en de apotheker is door de partijen bij deze CAO bekrachtigd en vormt met de arbeidsovereenkomst één geheel.
4. De werknemer kan binnen redelijke grenzen en voor zover het belang van het werk of de instelling zulks vordert, na overleg worden verplicht voor een periode van maximaal drie maanden tot:
a. het verrichten van andere werkzaamheden, welke in redelijke mate aansluiten bij zijn functie.
b. wijzigingen in de regeling van zijn arbeidsduur en werktijden.
c. wijzigingen in de plaats van tewerkstelling en/of werkgebied.
5. Het begeleiden van stagiaires kan tot de normale werkzaamheden behoren, zij het dat dit bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar alleen mogelijk is met instemming van de betrokkene.
1. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van functie en beroep ter kennis komt, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt dan wel uitdrukkelijk is opgelegd.
2. De in lid 1 bedoelde geheimhoudingsplicht bestaat niet tegenover hen:
– die delen in de verantwoordelijkheid voor een goede vervulling van de functie van de werknemer, of
– wier medewerking tot die vervulling noodzakelijk is te achten indien en voorzover deze zelf tot geheimhouding verplicht zijn of zich dienen te verplichten.
De werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van de Ziektewet of wegens andere oorzaak verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten is verplicht daarvan, onder summiere opgave van redenen zo spoedig mogelijk mededeling te doen of te laten doen aan de werkgever op een door de werkgever te bepalen wijze. Zodra het tijdstip bekend is waarop hervatting van de werkzaamheden mogelijk is, is de werknemer verplicht de werkgever daarvan in kennis te stellen.
1. De werknemer is verplicht in of nabij de plaats van tewerkstelling te wonen indien de reiskosten van het dagelijks reizen tussen de woning en het gebouw waarin gewoonlijk de werkzaamheden worden verricht hoger zijn dan het eerste bedrag, genoemd in artikel 2 lid 2 van de Uitvoeringsregeling F Tegemoetkoming woon–werkverkeer.
2. Indien een werkgebied als bedoeld in artikel 1 lid i of een ander werkgebied wordt aangewezen, is de werknemer verplicht in dat werkgebied te wonen.
3. Indien de werknemer ten gevolge van de aanwijzing of veranderde aanwijzing van een plaats van tewerkstelling of werkgebied verplicht is of wordt te verhuizen, wordt een tegemoetkoming gegeven in:
– de kosten van verhuizing en inrichting volgens Uitvoeringsregeling E Vergoeding verhuiskosten;
– de kosten voor woon–werkverkeer volgens Uitvoeringsregeling F Tegemoetkoming woon–werkverkeer.
De keuze van woonplaats behoeft de voorafgaande goedkeuring van de werkgever.
4. De werkgever kan de werknemer al dan niet op eigen verzoek schriftelijk ontheffing verlenen van de in lid 1 en 2 genoemde verplichting.
5. De werknemer aan wie ontheffing is verleend van de in lid 1 en 2 genoemde verplichting of een dergelijke verplichting niet is opgelegd heeft recht op een tegemoetkoming in de reiskosten woonwerkverkeer volgens Uitvoeringsregeling F.
6. De verplichting tot verhuizing en de ontheffing daarvan worden schriftelijk vastgelegd onder opgave van redenen.
7. De werkgever kan een verleende ontheffing, in overleg met de werknemer en met inachtneming van een redelijke termijn, intrekken wanneer het belang van het werk en een goede uitoefening van de functie zulks blijken te vereisen.
1. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen gehonoreerde nevenfuncties te gaan verrichten en van uitbreiding in bestaande gehonoreerde nevenfuncties.
2. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen niet-gehonoreerde nevenfuncties te gaan verrichten bij een instelling/inrichting, vallende onder de werkingssfeer van deze CAO.
3. De werkgever deelt binnen een maand na verzending van bedoelde kennisgeving de werknemer schriftelijk en gemotiveerd mee dat verrichting van de werkzaamheden of uitbreiding daarvan strijdig is met of schadelijk is voor de vervulling van de functie.
4. De werkgever is verplicht de werknemer te horen alvorens een beslissing te nemen over het al dan niet toestaan van het verrichten van werkzaamheden in verband met een (on)gehonoreerde nevenfunctie of een uitbreiding daarvan.
5. Indien de werkgever niet binnen één maand antwoord geeft op de kennisgeving van de werknemer aangaande (on)gehonoreerde nevenfuncties, wordt de goedkeuring verondersteld.
6. De werkgever kan de werknemer – met inachtneming van een redelijke termijn – opdragen een nevenfunctie te beëindigen, indien de nevenfunctie aantoonbaar strijdig is met of aantoonbaar schadelijk is voor de vervulling van zijn functie. De werkgever is verplicht de werknemer te horen alvorens hierover een beslissing te nemen.
1. Het is de werknemer verboden:
a. middelijk of onmiddellijk deel te nemen aan ten behoeve van de werkgever uit te voeren aannemingen of leveringen, dan wel
b. middellijk of onmiddellijk geschenken, beloningen of provisies aan te nemen of te vorderen, dan wel
c. erfenissen of legaten te aanvaarden van personen, met wie hij uitsluitend uit hoofde van zijn functie in aanraking kwam1.
2. Tenzij door de werkgever uitdrukkelijk toestemming is verleend, is het de werknemer verboden:
a. geld of goederen, toebehorend aan cliënten/patiënten als geschenk of in bruikleen te aanvaarden, te kopen, te verkopen, te doen verkopen of te belenen;
b. persoonlijke diensten te doen verrichten door patiënten en personen, in dienst van de werkgever en goederen, toebehorende aan de werkgever, te gebruiken voor persoonlijke doeleinden.
1. De werknemer is verplicht de goederen, welke door de werkgever aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, zorgvuldig te beheren.
2. De werknemer kan slechts worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de werkgever geleden schade, voorzover deze is ontstaan door opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid van de werknemer.
3. De verplichting als bedoeld in lid 2 kan niet worden opgelegd dan nadat de werknemer terzake is gehoord, waarbij hij zich kan laten bijstaan door een raadsman.
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
1. De werkgever is verplicht:
– de werknemer in staat te stellen de overeengekomen werkzaamheden naar diens beste vermogen te verrichten, en
– daarbij aanwijzigingen te geven met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de instelling, en
– al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
2. De werkgever is verplicht tot geheimhouding van wat hem met betrekking tot de persoon van de werknemer uit hoofde van zijn hoedanigheid als werkgever bekend is, tenzij de werknemer tot het verstrekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens toestemming geeft.
1. De werkgever draagt er zorg voor dat werknemers die tijdens verschillende diensten daadwerkelijk arbeid verrichten, deze uren registreren, zodat het bestuur er op kan toezien dat deze werknemers dagelijks een rusttijd hebben van tenminste 8 aaneengesloten uren.
2. De werkgever draagt er zorg voor dat voor die werknemers die uit de aard van de functie zelfstandig hun werkzaamheden indelen, in de instelling een waarneemregeling wordt getroffen.
1. De werkgever is verplicht een verzekeringsovereenkomst te sluiten die de aansprakelijkheid van de werknemer dekt voor schade aan derden toegebracht in de uitoefening van zijn functie. De werkgever vrijwaart de werknemer voor aanspraken terzake.
2. De werkgever is verplicht de schade van de werknemer te vergoeden, welke deze heeft opgelopen tijdens de uitoefening van de dienstbetrekking en welke uit de werkzaamheden voortvloeit, behalve wanneer er sprake is van
– schade aan vervoermiddelen, en/of
– grove schuld of ernstige nalatigheid van de werknemer.
3. Indien de werknemer tegenover derden rechten kan doen gelden op vergoeding van de geleden schade heeft hij slechts recht op schadevergoeding door de werkgever indien hij de rechten die hij jegens genoemde derden heeft aan de werkgever cedeert. De kosten van invordering zijn in dit geval voor rekening van de werkgever.
Onverminderd de bevoegdheid van de werknemer zijn belangen bij de werkgever te bepleiten, stelt de werkgever de vertegenwoordiger(s) van de werknemers op een daartoe strekkend verzoek van de werknemer in de gelegenheid mondeling of schriftelijk de belangen van de werknemer bij de werkgever te bepleiten.
1. De werkgever is verplicht maatregelen te nemen die de lichamelijke en geestelijke integriteit van de werknemer zoveel mogelijk beschermen, opdat ongewenste intimiteiten kunnen worden voorkomen.
2.
a. Indien een werknemer bij of door een cliënt/patiënt wordt geconfronteerd met ongewenste intimiteiten:
– heeft hij/zij het recht de werkzaamheden bij de betrokken cliënt/patiënt onmiddellijk te onderbreken;
– dient hij/zij het voorval eveneens onmiddellijk bij de werkgever c.q. een daartoe door de werkgever aangewezen persoon te melden.
b. Indien de werknemer een geval van ongewenste intimiteiten bij de werkgever c.q. de daartoe door de werkgever aangewezen persoon heeft gemeld, stelt de werkgever een onderzoek in en neemt hij dusdanige maatregelen dat herhaling wordt voorkomen.
c. De werknemer die een geval van ongewenste intimiteiten heeft gemeld, heeft het recht het opnieuw verlenen van hulp aan de betrokken cliënt/patiënt in de toekomst te weigeren.
De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan een spaarloonregeling zoals bedoeld in de Wet van 1 november 1993 betreffende winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers (Stb. 573).
MEDEZEGGENSCHAP EN FUSIEGEDRAGSREGELS
1. De werkgever is verplicht een ondernemingsraad in te stellen indien de Wet op de Ondernemingsraden hiertoe verplicht.
2. Indien de in lid 1 genoemde verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad niet bestaat, is de werkgever naast de uit artikel 35b van de Wet op de Ondernemingsraden voortvloeiende verplichtingen ten behoeve van het overleg met werknemers verplicht tijdig met een werknemersvertegenwoordiging in overleg te treden over de volgende onderwerpen:
a. belangrijke inkrimping, uitbreiding, beëindiging, reorganisatie, fusie, het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met andere instellingen of andere wijziging van de werkzaamheden;
b. de vaststelling van maatregelen op het gebied van opleiding, bijscholing, werktijden en vakantieregelingen;
c. wijziging in de statuten en het huishoudelijk reglement van de werkgever;
d. vaststelling en wijziging van het beleid ten aanzien van detachering.
3. In instellingen waarin 35 tot 100 werknemers werkzaam zijn, behoudt, dan wel krijgt de ondernemingsraad dezelfde bevoegdheden als in de Wet op de Ondernemingsraden zijn vastgelegd voor de ondernemingsraad in ondernemingen met 100 of meer werknemers.
4. Vergaderingen van de raad en ingestelde commissies gelden als werktijd.
5. Indien op grond van de WOR een OR is ingesteld, heeft deze de bevoegdheid een bestuurslid voor benoeming voor te dragen.
Indien het aantal bestuurszetels 7 of meer bedraagt, wordt dit aantal uitgebreid tot twee. Werknemers, die vallen onder de werkingssfeer van deze CAO, kunnen niet door de OR als bestuurslid van de instelling waar zij in loondienst zijn, worden voorgedragen.
Het bestuur van de instelling dient – zo nodig – de statuten van de instelling hiermee in overeenstemming te brengen.
1. Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op instellingen waarbij in de regel:
a. 35 of meer werknemers op basis van een arbeidsovereenkomst van meer dan eenderde van de normale arbeidsduur werkzaam zijn; dan wel
b. minder dan 35 werknemers op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn van wie één of meer lid is (zijn) van een werknemersorganisatie, partij bij deze CAO.
2. In het kader van dit artikel wordt met fusie gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van een) instelling aan een andere rechtspersoon.
3.
a. Indien een werkgever het voornemen heeft tot fusie over te gaan en hiertoe concrete plannen ontwikkelt, dient hij dit te melden aan de werknemersorganisaties, partij bij deze CAO.
b. Hij dient daarbij melding te maken van:
– de rechtsvorm van de betrokken instellingen;
– de aard en de vestigingsplaats van de betrokken instellingen;
– de omvang van de personeelsbestanden;
– de motieven voor het streven naar een fusie.
c. Deze informatie aan de werknemersorganisaties wordt verstrekt onder geheimhoudingsplicht zolang de ondernemingsraad, dan wel de personeelsvertegenwoordiging, van de plannen tot fusie nog niet op de hoogte is gesteld. Deze geheimhoudingsplicht wordt opgeheven op het moment dat de ondernemingsraad dan wel de personeelsvertegenwoordiging geïnformeerd is door de werkgever, dan wel dat blijkt dat de betrokken werknemers op andere wijze zijn bekend geworden met het voornemen van (het bestuur van) de instelling om tot fusie over te gaan.
d. Het bestuur van een betrokken instelling voert desgevraagd besprekingen met de werknemersorganisaties over zijn fusieplannen en verstrekt daaromtrent desgevraagd nadere informatie.
e. De werkgever houdt de werknemersorganisaties voortdurend op de hoogte van de ontwikkeling van de contacten welke hij terzake van de voorgenomen fusie met andere werkgevers heeft gelegd.
4.
a. Zodra duidelijk is welke werkgevers de potentiële fusiepartners zijn, wordt een fusie-overlegorgaan ingesteld, bestaande uit door deze werkgevers aangewezen vertegenwoordigers enerzijds en vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties anderzijds.
In dit fusie-overlegorgaan wordt overleg gevoerd met betrekking tot de rechtspositie, arbeidsomstandigheden en medezeggenschap van de betrokken werknemers. Zodra de zeggenschap over de fuserende instellingen dan wel een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk is overgedragen aan een nieuwe rechtspersoon dient deze rechtspersoon in het fusie-overlegorgaan vertegenwoordigd te zijn.
b. Werknemers welke in dienst zijn van een bij de fusie betrokken instelling kunnen door de werknemersorganisaties niet als vertegenwoordiger in het fusie-overlegorgaan worden aangewezen.
c. Alvorens een definitief besluit over het aangaan van een fusie wordt genomen, moet in dit orgaan het overleg afgerond zijn over:
– de arbeidsrechtelijke positie van de werknemers, met name indien een B-3 instelling of een overheidsinstelling bij de fusie betrokken is;
– de rechtspositieregeling van de nieuwe rechtspersoon en regels met betrekking tot de rechtspositie gedurende de overgangssituatie;
– de werkgelegenheid, de arbeidsomstandigheden en de personeelsopbouw;
– de wijze waarop het bestuur wordt samengesteld.
d. Uitgangspunt bij dit overleg is, dat er geen achteruitgang in de rechtspositie van het zittend personeel mag plaatsvinden, dat geen arbeidsplaatsen verloren mogen gaan en dat geen gedwongen ontslagen mogen plaatsvinden.
e. In het overlegorgaan worden afspraken gemaakt over het tijdstip, waarop met de betrokken ondernemingsraden krachtens de WOR vereiste overleg zal worden gevoerd alsmede over het tijdstip en de wijze waarop de werknemers zullen worden ingelicht.
5.
a. Wanneer de besprekingen in het in 4a bedoelde overlegorgaan over de in 4c genoemde onderwerpen zijn afgerond wordt het gezamenlijke standpunt dan wel worden de verschillende standpunten over de in 4c genoemde onderwerpen schriftelijk vastgelegd en meegezonden naar het in de WOR voorgeschreven overleg, waar de verdere totstandkoming van de feitelijke fusie geregeld wordt.
b. Zodra de nieuwe rechtspersoon bestaat, dient op de kortst mogelijke termijn op grond van de WOR een vertegenwoordiging van alle in de door de nieuwe rechtspersoon in stand gehouden instelling(en) werkzame personen te worden ingesteld. Zolang dat niet gebeurd is, voeren de gezamenlijke bestaande ondernemingsraden als zodanig het overleg met de vertegenwoordiger van de nieuwe rechtspersoon.
6.
a. Het overlegorgaan genoemd in 4a ziet toe op naleving van de in dat orgaan gemaakte afspraken en wordt daartoe voortdurend op de hoogte gehouden van de voortgang van het onder 5a genoemde overleg.
b. Als de gang van zaken bij de totstandkoming van de feitelijke fusie daar aanleiding toe geeft, kan het overlegorgaan zijn besprekingen hervatten om tot wijziging dan wel aanvulling te komen van de afspraken over de bij punt 4c genoemde onderwerpen.
Het hervatten van de besprekingen vindt plaats op verzoek van de werknemersorganisaties of op verzoek van het bestuur van (één van) de betrokken instellingen.
c. Het overlegorgaan kan slechts worden opgeheven nadat daarvoor tussen de in dit orgaan vertegenwoordigende instellingen/organisaties overeenstemming is bereikt.
SALARIËRING EN VAKANTIETOESLAG
1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling Salariëring.
2. De werkgever deelt zo spoedig mogelijk schriftelijk en gespecificeerd een wijziging in het salaris van de werknemer mee.
3. De werknemer dient te kunnen beschikken over:
– zijn salaris uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand,
– een toeslag op het salaris uiterlijk in de tweede maand volgende op het ontstaan van de aanspraak op een toeslag.
4. De werkgever is geen salaris schuldig over de tijd, gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten. De werkgever deelt dit de werknemer schriftelijk en met redenen omkleed mee.
5. In afwijking van lid 3 kan aan de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een wisselend aantal uren per week een voorschot worden betaald dat tenminste 75% beloopt van het te verwachten salaris.
1. De werknemer die wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, geniet voor de duur van de arbeidsongeschiktheid, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, tot maximaal 24 maanden over de eerste 2 dan wel 6 weken van de arbeidsongeschiktheid zijn volledige nettosalaris gevolgd door een aanvulling tot het laatstgenoten netto-salaris op gedane uitkeringen ingevolge de ZW, WAO, AAW en eventuele uitkeringen ingevolge de verplicht gestelde pensioenregeling.
2. Indien de werknemer door gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid minder dan de AAW-uitkering dan wel de WAO-uitkering van 70% geniet en werkzaamheden verricht en daarvoor inkomsten uit arbeid of bedrijf verwerft, worden deze inkomsten in mindering gebracht op de aanvulling.
3. Onder netto salaris wordt verstaan het salaris dat wordt afgeleid van de som van:
a. het bruto maandsalaris, dat de werknemer geniet op het moment dat de arbeidsongeschiktheid ontstaat,
b. overige loonbestanddelen, die als loon worden aangemerkt in de van toepassing zijnde regelingen krachtens de Ziektewet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. De hoogte van de genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over de periode van 3 maanden, voorafgaand aan de maand waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden.
4. Bijstelling van het in lid 1 bedoelde laatstgenoten salaris vindt plaats:
a. indien het bruto maandsalaris wijziging ondergaat tengevolge van
1. toepassing van de voor de werknemer geldende salarisregeling, indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn,
2. trendmatige aanpassing van het bruto-maandsalaris aan de loonontwikkeling van de CAO,
b. door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzekeringspremies, voorzover deze bij de werknemer zouden zijn ingehouden indien de werknemer nog arbeidsgeschikt was.
5. Indien de werknemer na beëindiging van de arbeidsongeschiktheid de werkzaamheden hervat en binnen een maand weer arbeidsongeschikt wordt, wordt de tweede arbeidsongeschiktheid als een voortzetting van de eerste aangemerkt.
6. Het recht op aanvulling vervalt1:
b. indien blijkt dat de werknemer de verplichtingen ingevolge artikel 15 niet is nagekomen.
c. indien de werknemer zonder voldoende gronden
– nalaat zich onder geneeskundige behandeling te (blijven) stellen,
– nalaat de daarbij gegeven voorschriften tot zijn herstel te volgen,
– zich schuldig maakt aan gedragingen die zijn genezing belemmeren.
d. indien de arbeidsongeschiktheid opzettelijk door de werknemer is veroorzaakt.
e. indien de aanspraak van de werknemer op een uitkering ingevolge de Ziektewet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel de Algemene Arbeidsongeschiktheids Wet vervalt, tenzij de oorzaak bij de werkgever ligt.
7. Indien de werknemer uit hoofde van de arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding vanwege loonderving tegenover derden kan doen gelden heeft de werknemer slechts recht op de aanvullende uitkering, in dit artikel bedoeld, als de werknemer de rechten jegens genoemde derden tot het bedrag van deze aanvullende uitkering cedeert aan de werkgever.
8. Indien een uitkering ingevolge één der gevallen, bedoeld in lid 6, gedeeltelijk door de Bedrijfsvereniging voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen wordt geweigerd, wordt de aanvullende uitkering naar evenredigheid ingekort.
1. De werknemer, die als militair voor eerste oefening of voor herhalingsoefening in werkelijke dienst is, geniet gedurende deze periode, onverminderd het bepaalde in de volgende leden, slechts een netto salaris tot een bedrag, gelijk aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenbijdrage.
2.
a. In afwijking van het eerste lid geniet de werknemer, die langer dan een jaar voor eerste oefening in werkelijke dienst is, met ingang van dat tijdstip het normale aan zijn dienstbetrekking verbonden netto salaris voorzover dit meer bedraagt dan zijn militaire beloning.
b. Voor de toepassing van het bepaalde onder a wordt de netto militaire beloning vermeerderd met een eventueel afgetrokken bedrag wegens genot van voeding en huisvesting.
c. Indien de werknemer ongehuwd is geniet hij slechts het aan zijn betrekking verbonden salaris, voor zover 70% daarvan meer bedraagt dan zijn militaire beloning.
d. Ongehuwde kostwinners worden voor de toepassing van het bepaalde onder c gelijkgesteld met gehuwden.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid geniet de werknemer, die als buitengewoon dienstplichtige in werkelijke militaire dienst opkomt na het jaar van de lichting waartoe hij behoort of qua leeftijd zou kunnen behoren, het in het tweede lid bedoelde netto salaris vanaf de datum van opkomst.
4. In het in het derde lid omschreven geval geniet de werknemer in afwijking van het gestelde in dat lid gedurende 14 dagen na opkomst het volle aan zijn dienstbetrekking verbonden salaris.
5. In afwijking van het eerste lid geniet de werknemer die voor herhalingsoefening in werkelijke militaire dienst is, gedurende 14 dagen na zijn opkomst zijn volle salaris. Nadien wordt zijn militaire beloning op dit salaris in mindering gebracht met inachtneming van het gestelde in het tweede lid.
6. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op werknemers, die zijn tewerkgesteld in de zin van artikel 9 van de Wet Gewetensbezwaarden militaire dienst en voorts op werknemers die op grond van enig andere wettelijke regeling met militaire dienst gelijk te stellen diensten verrichten, alsmede op werknemers die als noodwachter in dienst zijn.
7. De werknemer is verplicht kostwinnersvergoeding of inkomstenvergoeding aan te vragen, indien hij als militair daarop recht kan doen gelden.
1. De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag voor iedere maand of ieder deel van een maand waarin hij salaris dan wel een uitkering krachtens artikel 26 heeft genoten, met dien verstande dat hieronder niet worden begrepen de maanden dan wel delen van maanden gedurende welke de werknemer wegens verplichte militaire dienst anders dan voor herhalingsoefeningen slechts salaris heeft genoten tot het bedrag van het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenbijdrage.
2. De vakantietoeslag bedraagt per kalendermaand 8% van het bedrag dat de werknemer in die maand aan salaris of uitkering als bedoeld in lid 1 heeft genoten.
3.
a. De vakantietoeslag voor de werknemer, die in de in het eerste lid bedoelde maand
a. 23 jaar of ouder is;
bedraagt tenminste het bedrag dat als vakantietoeslag per maand geldt bij een maandsalaris volgens schaalnummer 9.
b. De vakantietoeslag voor de werknemer die in de in het eerste lid bedoelde maand de leeftijd van 22 jaar heeft, bedraagt tenminste 92,5% van de sub a bedoelde minimum vakantietoeslag.
c. De vakantietoeslag voor de werknemer die in de in het eerste lid bedoelde maand de leeftijd van 21 jaar heeft, bedraagt tenminste 85% van de sub a bedoelde minimum vakantietoeslag.
De sub a, b en c bedoelde minimum vakantietoeslag wordt naar evenredigheid verminderd
– indien de werknemer niet een volledig dienstverband heeft, of
– indien de werknemer slechts gedeeltelijk salaris heeft genoten, met dien verstande dat bij de berekening wordt uitgegaan van het aantal kalenderdagen van de desbetreffende maand.
4. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar berekend over het tijdvak van 12 maanden, te beginnen met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.
De uitbetaling van de vakantietoeslag vindt ten hoogste twee maal per jaar plaats, doch uiterlijk 31 mei van het desbetreffende jaar.
Bij ontslag of indiensttreding voor afloop respectievelijk na het beginnen van de periode waarover vakantietoeslag wordt betaald, vindt uitbetaling plaats over het gedeelte van de periode dat de werknemer in dienst was.
1. De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer met een volledig dienstverband 38 uur per week. Indien een werknemer niet in een volledig dienstverband werkzaam is, vindt de betaling naar evenredigheid plaats.
2. Voor werknemers voor wie wisselende werktijden gelden, bedraagt de arbeidsduur 76 uur per 14 dagen met dien verstande dat de arbeidsduur in een periode van 7 achtereenvolgende dagen niet meer dan 65 uur mag bedragen.
3. Aangemerkt als arbeidsduur worden ook:
– het houden van spreekuren;
– direkt uit de werkzaamheden voortvloeiende vergaderingen.
4.
a. De werkgever stelt de werktijden van de werknemer na overleg met hem vast met inachtneming van de eisen die door de normale gang van de werkzaamheden of door het optreden van bijzondere omstandigheden worden gesteld.
b. Bij de regeling van de werktijden wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de levensbeschouwing van de werknemer. De werknemer krijgt de gelegenheid de bij de eigen levensbeschouwing behorende feestdagen en daaruit voortvloeiende plichten te vervullen.
c. Aan werknemers met een volledig dienstverband die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, wordt op hun verzoek toegestaan de wekelijkse arbeidsduur met behoud van salaris te bekorten tot 36 uur.
De wijze waarop dit gebeurt, wordt in overleg tussen werkgever en werknemer vastgesteld.
d. De werkgever brengt de regeling van werktijden of roosters tenminste tien etmalen voor de aanvang van de periode waarop zij betrekking hebben ter kennis van de betrokken werknemers.
Indien de werkgever aan een werknemer werkzaamheden opdraagt boven de werkduur en buiten de bij regeling of rooster vastgestelde werktijden, dan wel indien de werknemer redelijkerwijs mocht aannemen dat hij daartoe opdracht zou hebben gekregen, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling B Overwerk.
Indien volgens regeling of rooster regelmatig werkzaamheden worden verricht buiten de uren gelegen tussen 08.00 uur en 18.00 uur op maandag tot en met vrijdag dan wel op zaterdagen, zon- en feestdagen, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling C Onregelmatige Dienst.
Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt dat de werknemer bereikbaar is buiten de overeengekomen werktijden, wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling D Bereikbaarheidsdienst.
De werkgever treft op verzoek van de desbetreffende werknemer een regeling omtrent de mogelijkheid van het opdragen van bereikbaarheidsdienst ten aanzien van werknemers van 55 jaar en ouder.
1. De werknemer heeft recht op 2 dagen verlof per week, in de regel op zaterdag en zondag.
2. Bovendien heeft de werknemer recht op verlof met behoud van salaris op de navolgende dagen, voor zover deze niet op een zaterdag of zondag vallen:
– Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, 1e en 2e Kerstdag, Koninginnedag,
– andere als zodanig door de rijksoverheid erkende nationale feest- en gedenkdagen.
3. De werknemer heeft op diens verzoek recht op verlof met behoud van salaris op andere bij zijn godsdienst of levensbeschouwing passende dagen in plaats van de in de leden 1 en 2 genoemde christelijke feest- of gedenkdagen1.
4. Indien het belang van het werk en de normale voortgang van de werkzaamheden in strijd zijn met het toekennen van deze verlofdagen, worden de gewerkte dagen gecompenseerd door middel van het toekennen van extra vrije dagen. Dit geldt niet voor degenen die in geheel of gedeeltelijk wisselende dienst werkzaam zijn.
5.
a. De werknemer, die in een kalenderjaar in geheel of gedeeltelijk wisselende dienst werkzaam is, heeft recht op vervangende verlofdagen indien hij tot het verrichten van werkzaamheden is verplicht op één der dagen, bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel.
b. Deze aanspraak bestaat eveneens indien de werknemer volgens rooster vrij was van het verrichten van werkzaamheden.
c. Indien de werkzaamheden 4 uur of korter duren wordt dit afgerond op een halve verlofdag. Indien de werkzaamheden langer dan 4 uur duren wordt dit afgerond op een hele verlofdag.
1.
a. De werknemer heeft in elk kalenderjaar recht op 26 vakantiedagen met behoud van salaris.
b. Het in het vorige lid genoemde aantal vakantiedagen wordt, afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, verhoogd overeenkomstig de volgende tabel.
| Leeftijd | Verhoging |
|---|---|
| 18 jaar | 3 dagen |
| 19 jaar | 2 dagen |
| 20 jaar | 1 dag |
| 30 tot en met 39 jaar | 1 dag |
| 40 tot en met 44 jaar | 2 dagen |
| 45 tot en met 49 jaar | 3 dagen |
| 50 tot en met 54 jaar | 4 dagen |
| 55 tot en met 65 jaar | 6 dagen |
2. De werknemer die gedurende een gedeelte van een kalenderjaar in dienst is of geen volledig dienstverband heeft, heeft naar evenredigheid aanspraak op vakantiedagen.
Het aantal vakantiedagen wordt naar boven afgerond op halve of hele dagen.
3. De vakantie dient bij voorkeur in het betreffende kalenderjaar te worden opgenomen.
Voor maximaal vijf dagen blijft de aanspraak op vakantiedagen bestaan in het volgende jaar. De werknemer behoudt een aanspraak op meer dan vijf resterende vakantiedagen in een volgend kalenderjaar slechts indien hij dit beargumenteerd aan de werkgever verzoekt en daarvoor toestemming heeft gekregen.
Een dergelijk verzoek dient tijdig voor het einde van het betreffende kalenderjaar te worden ingediend, zodat de werkgever voor 1 december van dat jaar een beslissing kan nemen en zonodig de werknemer in de gelegenheid kan stellen de resterende vakantiedagen nog in dat jaar op te nemen.
4. De tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie dienen door de werkgever tijdig in overleg met de werknemer te worden bepaald, met dien verstande dat jaarlijks tenminste 2 weken aaneengesloten dienen te worden opgenomen.
5. Bij arbeidsongeschiktheid tengevolge van ziekte behoudt de werknemer aanspraak op vakantie over die periode, met dien verstande dat die aanspraak wordt opgebouwd over een tijdvak van ten hoogste een jaar.
1. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten heeft de werknemer recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris voor de navolgende gebeurtenissen mits deze zich voordoen in de overeengekomen werktijd:
a. voor de uitoefening van het kiesrecht en het nakomen van een wettelijke verplichting, voorzover dit niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is
b. bij zijn verhuizing: 2 dagen per kalenderjaar
c. bij zijn ondertrouw: 1 dag
d. bij zijn burgerlijk of kerkelijk huwelijk: in totaal 4 dagen
e. tot het bijwonen van een huwelijk van bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad, pleegouders en pleegkinderen: 1 dag
f. bij ernstige ziekte van zijn echtgenoot, ouders, stiefouders, schoonouders, pleegouders, kinderen, stief-, pleeg- of aangehuwde kinderen voor een duur ter beoordeling van de werkgever
g. bij de bevalling van zijn echtgenote: 5 dagen
h. bij zijn 25- en 40-jarig dienstjubileum: 1 dag
i. bij zijn 25-, 40- en 50-jarig huwelijksjubileum en bij het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum van zijn ouders, stief-, pleeg- of schoonouders: 1 dag
j. Bij zijn kerkelijke bevestiging of Eerste Heilige Communie en bij andere vergelijkbare godsdienstige en levensbeschouwelijke gebeurtenissen en bij die van zijn echtgenoot, echtgenote, kinderen, pleeg- of stiefkinderen: 1 dag
k. voor het verrichten van bezigheden, verband houdende met adoptie: ten hoogste 5 dagen per kind.
2. De werknemer heeft recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris bij het overlijden van bloed- of aanverwanten:
– 4 dagen bij het overlijden van zijn echtgenoot, echtgenote, ouders, stiefouders, schoonouders, pleegouders, kinderen, stief- pleeg- of aangehuwde kinderen;
– 2 dagen bij het overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad en ten hoogste 1 dag bij het overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde graad. Indien de werknemer evenwel is belast met de regeling van de begrafenis, crematie en/of nalatenschap worden ten hoogste 4 dagen verleend.
3.
a. Indien en voorzover de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen niet verzetten en voorzover dit onmogelijk in vrije tijd kan heeft de werknemer – met behoud van het gehele of gedeeltelijke salaris – recht op buitengewoon verlof voor:
– het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges, waarin de werknemer is benoemd of gekozen
– het verrichten van de daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges.
b. De werkgever kan de werknemer verlof zonder behoud van salaris verlenen bij aanvaarding van de functie van Gedeputeerde Staten, wethouder, bestuurslid van de Gewestraad of Stadsdeelraad1.
4. Indien en voorzover de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen niet verzetten heeft de werknemer die lid is van een vakvereniging, op een daartoe strekkend verzoek van deze organisatie aan de werkgever, recht op maximaal 15 dagen buitengewoon verlof met behoud van salaris voor het deelnemen aan:
– werkzaamheden en bijeenkomsten waaraan kaderleden van die organisatie gewoonlijk deelnemen
– door die werknemersorganisatie georganiseerde vormings- en scholingsdagen alsmede vormings- en scholingsdagen voor ondernemingsraadsleden.
5.
a. De werknemer met een niet volledig dienstverband heeft volledig recht op buitengewoon verlof indien de betreffende dagen door de werknemer niet vrij gekozen kunnen worden en deze dagen vallen binnen de overeengekomen werktijd.
b. De werknemer met een niet volledig dienstverband heeft recht op buitengewoon verlof, evenredig aan de omvang van het dienstverband indien de verlofdagen vrij bepaald kunnen worden door de werknemer.
6. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor toekenning van buitengewoon verlof, dient daartoe een verzoek in bij de werkgever.
7. In alle andere bijzondere gevallen, waarin de werkgever oordeelt dat hiertoe aanleiding voor is, bestaat de mogelijkheid voor het toekennen van buitengewoon verlof, voor een beperkte, per geval vast te stellen tijdsduur.
Indien en voorzover de werkgever aan de werknemer het dragen van dienstkleding voorschrijft, komen de daaraan verbonden kosten van aanschaf en reiniging voor zijn rekening.
1. De werknemer die
– op grond van artikel 16 verplicht is te verhuizen of verplicht is de dienstwoning te verlaten dan wel
– op grond van medische noodzaak – blijkende uit een verklaring van een door de werkgever aangewezen geneeskundige – verhuist, heeft recht op een tegemoetkoming in de verhuiskosten en de reiskosten voor woon- en werkverkeer volgens Uitvoeringsregeling E Verhuiskostenvergoeding en de Uitvoeringsregeling F Tegemoetkoming kosten woon–werkverkeer, artikel 1.
2. De werknemer aan wie ontheffing van de in artikel 16 genoemde verplichting is verleend, dan wel de werknemer die niet verplicht wordt om te verhuizen, heeft recht op een tegemoetkoming in de reiskosten overeenkomstig Uitvoeringsregeling F Tegemoetkoming woon/werkverkeer.
Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van de functievervulling reis- en verblijfkosten moet maken, worden deze kosten vergoed overeenkomstig Uitvoeringsregeling G Reis- en verblijfkostenvergoeding.
De werknemer die
– niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, en
– verzekerd is tegen het risico van kosten, verbonden aan ziekenhuisverpleging, klinische en niet-klinische specialistische behandeling, opname in een sanatorium en psychische of psychiatrische behandeling al dan niet gepaard gaande met opname voor zichzelf en de eventuele leden van zijn gezin, heeft recht op een tegemoetkoming van de werkgever in de premiekosten op grond van Uitvoeringsregeling H Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering.
1. De werknemer heeft recht op een tegemoetkoming voor ziektekosten wanneer
– in een aaneengesloten door hem zelf gekozen tijdvak van 12 kalendermaanden de noodzakelijk te zijnen laste blijvende kosten voor geneeskundige behandeling en verzorging van zichzelf en/of zijn gezinsleden meer bedragen dan 5% van het in dat tijdvak genoten gezinsinkomen,
– de werknemer een dienstverband heeft van 60% of meer.
Onder deze kosten zijn mede begrepen kosten van verzekering tegen deze risico's, voorzover zij op het desbetreffende tijdvak betrekking hebben, na aftrek van de door de werkgever of derden toegekende netto tegemoetkoming. Slechts die kosten die gelegen zijn boven 5% van het in dat tijdvak genoten gezinsinkomen komen voor vergoeding in aanmerking.
2. In bijzondere gevallen kan aan de werknemer een tegemoetkoming worden verleend in de noodzakelijke kosten, verband houdende met ziekte welke de werknemer voor zichzelf en zijn gezin heeft gemaakt, indien deze kosten een bedrag overschrijden dat redelijkerwijze te zijnen laste kan blijven.
3. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op grond van de Uitvoeringsregeling I Ziektekostenvergoeding.
1. De werkgever kan bij of na aanstelling de werknemer verplichten een opleiding te volgen die noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de functie.
a. De kosten van een dergelijke opleiding of bijscholing alsmede de reis- en verblijfkosten zijn voor rekening van de werkgever,
b. De opleiding of bijscholing geldt als werktijd.
2. De werkgever kan aan werknemers die verplicht worden een opleiding te volgen de verplichting opleggen om de kosten van de opleiding terug te betalen (conform Uitvoeringsregeling J Studiefaciliteiten, artikel 4).
3. Werknemers met een arbeidsovereenkomst voor een deel van de normale werktijd, die worden verplicht tot het volgen van een opleiding of bijscholing worden voorzover de dagen van opleiding of bijscholing vallen buiten de overeengekomen werktijd in afwijking van het bepaalde in dit artikel in lid 1 onder b, slechts in de gelegenheid gesteld een deel van de opleiding of bijscholing te volgen in werktijd. Dit deel is evenredig aan de omvang van het dienstverband.
4.
a. De werkgever draagt zorg, dat de werknemer wordt voorzien van de voor hem/haar in de beroepsgroep gebruikelijke vakliteratuur.
b. De werkgever vergoedt aan de werknemer contributies van beroepsorganisaties die onder een wettelijke tuchtrechtregeling vallen, mits deze contributies overeenkomstig de richtlijnen van deze organisaties zijn vastgesteld en een nota kan worden overgelegd.
c. Aan de werknemer kunnen op zijn verzoek de kosten van contributie c.q. het lidmaatschap van wetenschappelijke organisaties, oriëntering en nascholing worden vergoed.
1.
a. De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek, volgens Uitvoeringsregeling J Studiefaciliteiten, verlof en een tegemoetkoming in de kosten verlenen voor het volgen van een niet verplicht gestelde opleiding mits de opleiding van belang is voor de functie of een te verwachten functie binnen de sector van deze CAO.
b. Werknemers met een arbeidsovereenkomst voor een deel van de normale werktijd kunnen verlof en een tegemoetkoming in de kosten krijgen naar evenredigheid van het dienstverband.
2. De werkgever kan aan werknemers aan wie studiefaciliteiten worden verleend de verplichting opleggen om de kosten van de opleiding terug te betalen (conform Uitvoeringsregeling J Studiefaciliteiten, artikel 4).
3.
a. De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek buitengewoon verlof met behoud van salaris tot een maximum van 3 werkdagen per jaar voor het bijwonen van studieconferenties of vakcongressen verlenen.
b. Dit buitengewoon verlof is voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor een deel van de normale werktijd evenredig aan de omvang van het dienstverband.
1. De werknemer, met wie is overeengekomen dat hij tijdelijk een hoger bezoldigde functie van een andere werknemer geheel of nagenoeg geheel waarneemt, anders dan bij verlof wegens vakantie, ontvangt op het tijdstip dat de waarneming 30 dagen heeft geduurd met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de waarneming aanving een toelage tot het bedrag van het salaris dat hij zou ontvangen wanneer hij in de nieuwe functie zou zijn ingeschaald.
2. Maximaal 2 werknemers kunnen met de waarneming, als bedoeld in lid 1 worden belast. De toelage wordt alsdan voor elke werknemer berekend naar evenredigheid van het gedeelte van de waarneming dat elk van hen beiden verricht.
1. De werknemer, die al dan niet met onderbreking in dienst is geweest van één of meer instellingen, die onder de werkingssfeer van deze CAO vallen, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 25 en 40 jaar en wel bij:
– 25 dienstjaren: een bruto half maandsalaris waarbij geen inhoudingen plaatsvinden
– 40 dienstjaren: een bruto heel maandsalaris waarbij geen inhoudingen plaatsvinden
2. Onder maandsalaris wordt begrepen:
– het bruto maandsalaris, vermeerderd met
– vakantietoeslag over een maand, en
– het bedrag dat in de 3 maanden, voorafgaande aan het jubileum gemiddeld per maand aan onregelmatigheidstoeslag is genoten, afgerond op (een veelvoud van) 5 gulden.
3. Indien de omvang van het dienstverband in de loop der jaren is gewijzigd kan de werkgever de gratificatie aanpassen indien de werknemer door een dergelijke wijziging onredelijk veel zou worden benadeeld of bevoordeeld.
De werknemer, die opdracht van de werkgever heeft over een telefoonaansluiting te beschikken, krijgt een vergoeding overeenkomstig de Uitvoeringsregeling L Vergoeding Telefoonkosten.
De overige werknemers kunnen werkelijk gemaakte gesprekskosten van in opdracht van de werkgever gevoerde telefoongesprekken vergoed krijgen.
1. De werkgever stelt voor de werknemers die zulks wensen kinderopvang beschikbaar. Daartoe wordt door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad dan wel de werknemersvertegenwoordiging geïnventariseerd en vastgesteld welke kinderopvangfaciliteiten aan de werknemers ter beschikking worden gesteld.
2. Ter uitvoering van het bepaalde in het voorgaande lid houdt de werkgever per jaar tenminste 0,5% van de loonsom van zijn instelling beschikbaar. Onder loonsom dient te worden verstaan het totaal van alle verloonde bedragen waarover loonbelasting en premies volksverzekeringen moet worden afgedragen (is totaal loon sv).
3. Op dit onderwerp is het instemmingsrecht ex artikel 27 WOR van toepassing.
SCHORSING EN OP NON-ACTIEFSTELLING
1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste 14 kalenderdagen schorsen indien
– het vermoeden bestaat dat een dringende reden in de zin van 1639p van het Burgerlijk Wetboek aanwezig is om hem op staande voet te ontslaan en
– schorsing naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk dringend gevorderd wordt.
Deze termijn kan éénmaal met 14 dagen worden verlengd.
2. Alvorens tot schorsing over te gaan zal de werkgever de werknemer horen of doen horen, althans daartoe behoorlijk oproepen. De werknemer heeft het recht zich te doen bijstaan door een raadsman.
3. De werkgever deelt een besluit tot schorsing, alsmede een besluit tot verlenging ervan, terstond aan de werknemer mee, onder vermelding van de duur van de schorsing en de redenen, die voor de schorsing c.q. verlenging aanleiding zijn.
De werkgever bevestigt een besluit spoedig daarna schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer.
4. Gedurende de schorsing behoudt de werknemer het recht op salaris.
5. Als de schorsing ongegrond blijkt te zijn, wordt de werknemer gerehabiliteerd hetgeen schriftelijk aan de werknemer wordt meegedeeld of bevestigd.
6. De werknemer kan de werkgever verplichten derden die door de werkgever op de hoogte zijn gesteld, de ongegrondheid van de schorsing en de rehabilitatie schriftelijk mee te delen.
7. Het niet rehabiliteren van de werknemer en het niet tijdig schriftelijk mededelen of bevestigen van de rehabilitatie kan voor de werknemer een grond opleveren voor onmiddellijk beëindigen van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1639q van het Burgerlijk Wetboek.
1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste 2 weken op non-actief stellen, indien de voortgang van de werkzaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belemmerd.
Deze termijn kan met toestemming van de werknemer of diens raadsman worden verlengd.
2. De werkgever deelt een besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk mee aan de werknemer onder vermelding van de redenen waarom de voortgang der werkzaamheden deze maatregel vereist.
3. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van salaris.
4. De werkgever is gehouden gedurende de periode van op non-actiefstelling die voorzieningen te treffen die mogelijk zijn om de werkzaamheden wederom doorgang te doen vinden.
5. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt.
EINDE VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
1. Het dienstverband eindigt:
a. met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip;
b. door het verstrijken van de termijn of door beëindigen van de werkzaamheden waarvoor de overeenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan;
c. door opzegging door werkgever of werknemer met inachtneming van
– het bepaalde ten aanzien van opzegtermijnen in het tweede lid van dit artikel en
– een opzegtermijn van tenminste twee maanden tenzij op grond van artikel 1639i en j Burgerlijk Wetboek een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen;
d. door eenzijdige beëindiging tijdens de proeftijd, bedoeld in artikel 1639n Burgerlijk Wetboek;
e. door ontslag op staande voet wegens dringende redenen voor werkgever of werknemer volgens de bepalingen van artikel 1639p en q Burgerlijk Wetboek;
f. op de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel op het tijdstip waarop van het recht op overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM gebruik wordt gemaakt;
g. door overlijden van de werknemer;
h. door ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechter.
2.
a. Opzegging geschiedt schriftelijk en onder opgave van redenen.
b. De opzegtermijn gaat in op de 1e dag van de kalendermaand, volgend op de opzegging.
1. De werknemer die wordt ontslagen, wegens vermindering of beëindiging der werkzaamheden, wegens reorganisatie van de instelling, dan wel wegens onbekwaamheid welke niet aan zijn schuld of toedoen is te wijten, wordt met ingang van de dag dat het ontslag ingaat, door de werkgever een wachtgeld toegekend, overeenkomstig Uitvoeringsregeling K Wachtgeld.
2. Bij ontslag wegens onbekwaamheid wordt slechts wachtgeld uitgekeerd indien de werknemer 10 jaar of langer bij de werkgever of diens rechtsvoorganger in dienst is.
3. Indien het wachtgeld ingaat op een datum, waarop de betrokkene de leeftijd van 50 jaar nog niet heeft bereikt, kan de periode, gedurende welke wachtgeld wordt toegekend, niet langer zijn dan maximaal 4 achtereenvolgende jaren.
1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris tot en met de dag van overlijden, een uitkering ineens toegekend, gelijk aan drie maanden salaris aan:
– de langstlevende der echtgenoten, indien de overledene gehuwd was en niet duurzaam gescheiden van de andere echtgenoot leefde, of
– indien deze echtgenoot reeds overleden is, aan de minderjarige wettige, pleegkinderen of natuurlijke kinderen gezamenlijk.
2. Indien er geen belanghebbenden zijn als bedoeld in lid 1, wordt de uitkering toegekend aan degene voor wie de overledene kostwinner was.
3. Wanneer er geen belanghebbenden zijn als bedoeld in lid 1 en lid 2 kan in bijzondere gevallen de in lid 1 bedoelde uitkering worden uitbetaald aan de persoon of personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever naar billijkheidsoverwegingen in aanmerking komen.
4. De uitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekking terzake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering.
1. Een geschil in de zin van deze regeling is aanwezig indien de werkgever of werknemer schriftelijk en gemotiveerd aan de ander meedeelt dat een – duidelijk omschreven – geschil aanwezig is.
2. Indien het geschil een ontslag-procedure betreft:
– waarvoor een ontslagvergunning van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening is vereist, en
– de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening nog niet is overgegaan tot afgifte van een ontslagvergunning is de partij die aan de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening de ontslagvergunning heeft gevraagd, verplicht direct na bevestiging van de ontvangst van het verzoekschrift door het secretariaat van de Commissie van Geschillen opschorting te vragen van de behandeling van de aanvraag bij de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening.
3. Indien het geschil een ontslag-procedure betreft bedoeld in het voorgaande lid en deze ontslagvergunning reeds is afgegeven op het tijdstip waarop het verzoekschrift door het secretariaat is ontvangen, wordt de werkgever of werknemer die zich tot de Commissie van Geschillen heeft gewend niet-ontvankelijk verklaard.
4. Indien het geschil, voordat het is aangemeld bij de Commissie van Geschillen, bij de rechter is aanhangig gemaakt, dan neemt de Commissie van Geschillen het geschil niet in behandeling.
5. Indien tijdens de behandeling van het geschil door de Commissie van Geschillen één of beide partijen het geschil aanhangig maakt bij de rechter ziet de Commissie van Geschillen van verdere behandeling af.
6. Werkgever en werknemer zijn verplicht alle gevraagde medewerking aan de Commissie van Geschillen te verlenen.
7. De samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van de Commissie zijn geregeld in de Uitvoeringsregeling M Reglement Commissie van Geschillen.
1. Tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsvoorwaarden welke op 31 december 1985 in voor de werknemer gunstige zin afwijken van deze CAO blijven gehandhaafd, tenzij sprake is van een excessief beding.
2. Onder excessief beding wordt verstaan een tussen werkgever en werknemer overeengekomen regeling die zo sterk afwijkt van de voor werknemers onder gelijke omstandigheden geldende arbeidsvoorwaarden, dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze regeling gehandhaafd blijft.
1. ln 1995 heeft de werknemer recht op een eenmalige uitkering ineens.
3. De eenmalige uitkering voor het jaar 1995 bedraagt 0,9% van het overeengekomen brutojaarsalaris. Onder jaarsalaris wordt in dit geval verstaan 12x het op 1 juli 1995 voor de werknemer geldende salaris verhoogd met 8% vakantietoeslag. Deze uitkering zal worden uitbetaald in de maand juli 1995.
A. UITVOERINGSREGELING SALARIËRING
De salariëring van de werknemer geschiedt overeenkomstig de voor zijn functie vastgestelde functiegroep.
De werknemer moet op het bij nul functiejaren vermelde bedrag uit de schaal, danwel indien zijn al dan niet elders verkregen ervaring daartoe aanleiding geeft, op een hoger bedrag in die schaal, worden ingeschaald.
1. Binnen de salarisschalen wordt het salaris jaarlijks met één periodiek verhoogd tot het maximum van de schaal is bereikt.
2. De periodieke verhoging binnen de salarisschalen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer in dienst trad.
1. Indien de werknemer door verandering van functie in een hogere functiegroep wordt ingedeeld, wordt hij bevorderd naar de bij die functiegroep van toepassing zijnde salarisgroep. De nieuwe inschaling geschiedt met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de bevordering ingaat.
2. Als bij de nieuwe inschaling de oude en de nieuwe schaal elkaar overlappen, vindt horizontale inschaling plaats vermeerderd met een periodiek.
Indien de inschalingsdatum tevens de periodiekdatum is, wordt uitgegaan van het met één periodiek verhoogde salaris.
3. Als de oude en de nieuwe salarisschaal elkaar niet overlappen wordt ingeschaald op het inschalingsnummer behorende bij de nulde periodiek van de nieuwe groep.
1. Wegens grote bekwaamheid, bijzondere ijver en/of plichtsbetrachting, ter beoordeling door de werkgever, kan een werknemer die het maximum van de salarisschaal nog niet heeft bereikt, in aanmerking komen voor één of meer extra periodieke verhogingen. Het maximum van de schaal wordt daarbij niet overschreden met meer dan één periodiek.
2. Bij uitzonderlijke prestaties, ter beoordeling door de werkgever, kan aan de werknemer incidenteel een gratificatie worden toegekend.
Voor werknemers waarvoor één functiegroep bestaat, danwel voor die werknemers die in de hoogste functiegroep zitten, kan de werkgever voor specifieke taken, die naar hun aard niet behoren tot het reguliere takenpakket van een functionaris, een, al dan niet tijdelijke toelage boven het salaris toekennen van één of meer extra periodieken. Onder specifieke taken wordt verstaan, die taken die tot taakverzwaring leiden.
Voor werknemers die in overleg met Arbeidsvoorziening worden aangesteld in een door de instelling nieuw gecreëerde functie in het kader van Werkgelegenheidsmaatregelen zijn de in Hoofdstuk V en VI, Uitvoeringsregeling Salariëring opgenomen salaris- en functiegroepen in eerste aanleg niet van toepassing.
Voor deze categorie werknemers zijn de hierna opgenomen instroomschalen van toepassing.
| Jeugdschaal 01 | Instroomschaal 01 |
|---|---|
| 17 jaar 1082 | 0 1 2163 |
| 18 jaar 1298 | 1 2 2204 |
| 19 jaar 1514 | 2 3 2244 |
| 20 jaar 1730 | |
| 21 jaar 1947 |
Voor de werknemer die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, geldt de bij de instroomschalen behorende jeugdschaal en het bij zijn leeftijd vermelde salaris.
Salarisgarantie van reeds in dienst zijnde werknemers
1. Indien op het moment waarop de nieuwe salarisregeling in werking treedt, voor de werknemer een salaris geldt (zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst) dat hoger is dan de vastgestelde functiegroep, dan behoudt de werknemer aanspraak op dat hogere salarisbedrag met inachtneming van algemene loonaanpassingen in het kader van de CAO Gezondheidscentra, rekening houdend met eventuele correcties voortvloeiend uit de toepassing van lid 3.
2.
a. Voor de werknemer in wiens arbeidsovereenkomst is vastgelegd dan wel indien op andere wijze tussen werkgever en werknemer is overeengekomen dat in de toekomst een hoger salaris bereikbaar is dan het maximum van de vastgestelde functiegroep, geldt als bereikbaar maximum het onderstaande inpassingsnummer.
b. Voor apothekers en tandartsen waarvoor in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd, dan wel op andere wijze tussen werkgever en werknemer is overeengekomen dat in de toekomst een hoger salaris bereikbaar is dan het maximum van de vastgestelde functiegroep, geldt als bereikbaar maximum voor apothekers een bedrag van f 9478,– (inschalingsnummer 38A) en voor tandartsen een bedrag van f 9467,– per 1 april 19931.
| functiegroep | normaal inschr.nr. | garantie insch.nr. |
|---|---|---|
| 1 | 7 | 9 |
| 2 | 9 | 11 |
| 3 | 12 | 14 |
| 4 | 14 | 16 |
| 5 | 15 | 17 |
| 6 | 16 | 18 |
| 7 | 17 | 19 |
| 8 | 19 | 21 |
| 9 | 21 | 23 |
| 10 | 24 | 26 |
| 11 | 27 | 29 |
| 12 | 30 | 32 |
| 13 | 32 | 34 |
| 14 | 34 | 36 |
| – | – | 37 |
| 14A | 34A | 36A |
| 15A | 35A | 37A |
| 16A | 38A* | 38A* |
3. Indien ten tijde van de indienstreding van de werknemer bij de vaststelling van het salaris rekening werd gehouden met een financiële vergoeding voor ingebrachte omstandigheden, met name de goodwill, welke naar hun aard niet als salariscomponent wordt beschouwd, dan dient primair een „uitzuivering" plaats te vinden van de verschillende bedragen, zodat een juiste vergelijking kan worden gemaakt.
schoonmaker
De functie van schoonmaker omvat het schoonmaken van gebouwen, vertrekken, trappen, gangen, toiletten, e.d. en het verrichten van diverse andere werkzaamheden.
De schoonmaker is verantwoording schuldig aan degene die met het beheer van het gebouw is belast.
conciërge
De functie van conciërge omvat het 's morgens openen en 's avonds sluiten van het gebouw, het halen en wegbrengen van post, het verrichten van kleine onderhoudswerkzaamheden aan het gebouw, het onderhouden van het terrein, het verrichten van chauffeurs-, schoonmaak- en andere werkzaamheden.
De conciërge is verantwoording schuldig aan degene die met het beheer van het gebouw is belast.
receptionist(e)
De functie van receptionist(e) omvat het te woord staan van bezoekers, het in ontvangst nemen van post en goederen, en het bedienen van de telefooninstallatie. Daarnaast worden eventueel typewerkzaamheden en/of andere administratieve werkzaamheden verricht.
De receptioniste is verantwoording schuldig aan de directeur, dan wel aan een door de werkgever aangewezen leidinggevende.
secretariaatsmedewerker
De functie van secretariaatsmedewerker omvat het verzorgen van de correspondentie, het voorbereiden en notuleren van vergaderingen en het verrichten van diverse secretariële werkzaamheden.
De secretariaatsmedewerker is verantwoording schuldig aan de directeur dan wel aan een door de werkgever aangewezen leidinggevende.
medewerker boekhouding
De functie van medewerker boekhouding omvat het controleren, coderen en boeken van declaraties, facturen en uitgaande nota's en het verrichten van boekhoudkundige en andere werkzaamheden.
De medewerker boekhouding is verantwoording schuldig aan de directeur, dan wel aan een door de werkgever aangewezen leidinggevende.
directiesecretaresse (m/v)
De functie van directiesecretaresse omvat het verzorgen van correspondentie ten behoeve van directie en bestuur, het voorbereiden en notuleren van (bestuurs-)vergaderingen en het verrichten van andere werkzaamheden ten behoeve van directie en bestuur.
De directiesecretaresse is verantwoording schuldig aan de directeur, dan wel aan een door de werkgever aangewezen leidinggevende.
medewerker salarisadministratie
De functie van medewerker salarisadministratie omvat het verzorgen van de invoer van de salarisberekening, het controleren van de computeruitvoer en het betaalbaar stellen van de salarissen, het vastleggen van de persoonsgegevens in verband met salarismutaties en het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het pensioenfonds.
De medewerker salarisadministratie is verantwoording schuldig aan de directeur, dan wel aan door de werkgever aangewezen leidinggevende.
medewerker financiële administratie
De functie van medewerker financiële administratie omvat het controleren, coderen en boeken van declaraties, facturen en uitgaande nota's, het opstellen van concept begrotingen en jaarrekeningen en het verrichten van andere boekhoudkundige werkzaamheden.
De medewerker financiële administratie is verantwoording schuldig aan de directeur, dan wel aan een door de werkgever aangewezen leidinggevende.
administrateur
De functie van administrateur omvat het mede voorbereiden, ontwikkelen en uitvoeren van het financiële en administratieve beleid, het mede zorgdragen voor het dagelijks functioneren op beheersmatig terrein van de organisatie, het (doen) uitvoeren van financiële en administratieve werkzaamheden en het (doen) verrichten van werkzaamheden inzake de accommodatie.
De administrateur is verantwoording schuldig aan de directeur.
directeur A
De functie van directeur omvat het voorbereiden, ontwikkelen en zorgdragen voor de uitvoering van het beleid, het leiding geven aan medewerkers, het verrichten van werkzaamheden op financieel gebied, accommodatie-gebied, het entameren van zorginhoudelijke activiteiten, de interne organisatie en het personeelsbeheer en -beleid.
De directeur neemt deel aan vergaderingen en onderhoudt contacten.
De directeur is in dienst van het gezondheidscentrum en ressorteert rechtstreeks onder het bestuur.
De functionaris geeft leiding aan minimaal 8 en maximaal 20 medewerkers en is verantwoording verschuldigd aan het bestuur.
directeur B
De functie van directeur omvat het voorbereiden, ontwikkelen en zorgdragen voor de uitvoering van het beleid, het leiding geven aan medewerkers, het verrichten van werkzaamheden op financieel gebied, accommodatie-gebied, het entameren van zorginhoudelijke activiteiten, de interne organisatie en het personeelsbeheer en -beleid.
De directeur neemt deel aan vergaderingen en onderhoudt contacten.
De directeur is in dienst van het gezondheidscentrum en ressorteert rechtstreeks onder het bestuur.
De functionaris geeft leiding aan minimaal 20 en maximaal 40 medewerkers en is verantwoording verschuldigd aan het bestuur.
tandartsassistent(e)
De functie van tandartsassistent(e) omvat het verrichten van werkzaamheden gericht op directe assistentie van de tandarts en het assisteren bij tandheelkundige behandelingen, zoals het klaarzetten van het instrumentarium, het aangeven van instrumenten.
Naast bovengenoemde verrichtingen omvat de functie het verzorgen van de patiëntenadministratie, het zorgdragen voor het maken van afspraken met patiënten en adequate boekhouding daarvan, het steriliseren van het instrumentarium en het zorgen voor het schoonhouden van de behandelkamer alsmede het zorgen voor de bevoorrading van materialen en medicamenten.
Opleidingsniveau: diploma tandartsassistent(e)
De tandartsassistent(e) is verantwoording verschuldigd aan de tandarts.
doktersassistent(e)
De functie van doktersassistent(e) omvat het verrichten van werkzaamheden gericht op directe assistentie van de huisarts, zoals het klaarzetten van instrumentarium, steriliseren van instrumentarium, het onder toezicht van de arts verrichten van werkzaamheden op het terrein van EHBO en het verlenen van assistentie in de behandelkamer.
Naast de medische verrichtingen omvat de functie, het verrichten van administratieve werkzaamheden waaronder het regelen van spreekuren, postverzorging, bijhouden van de agenda en het patiëntenkaartsysteem.
Opleiding: diploma doktersassistent(e).
De doktersassistent(e) is verantwoording verschuldigd aan de huisarts.
centrumassistent(e)
De functie van centrumassistent(e) omvat het verrichten van werkzaamheden voor meerdere of alle disciplines in het centrum, met een hoofdaccent op assistentie in de huisartsenpraktijk. Naast de assistentie in de huisartsenpraktijk omvat de functie de eerste opvang van de patiënten, het verstrekken van informatie over het centrum, het maken van afspraken voor de verschillende disciplines, het opvangen van signalen van patiënten.
Deze taken worden uitgevoerd zowel in directe als in telefonische contacten.
De centrumassistent(e) is verantwoording schuldig aan de directeur, dan wel aan een door de werkgever aangewezen leidinggevende.
apotheek-assistent(e)
De functie van apotheek-assistent(e) omvat het afleveren en bereiden van geneesmiddelen aan de hand van recepten, het beheren van de voorraad geneesmiddelen en het verkopen van receptvrije geneesmiddelen, het assisteren ten aanzien van voorlichtingstaken en medicatiebewaking.
De apotheek-assistent(e) is verantwoording verschuldigd aan de apotheker.
Opleiding:
diploma apothekers-assistent
evt. diploma KNMP oude of nieuwe stijl VO
oude stijl- receptuur en geneesmiddelenwerking
– geneesmiddelenonderzoek
nieuwe stijl- farmacotherapeutische richting
– ziekenhuisrichting
– bereidingstechnische richting
– chemisch-analytische richting
wijkverpleegkundige
De functie van wijkverpleegkundige omvat het verlenen van wijkverpleegkundige hulp aan bij het verzorgingsgebied van het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten, zonodig in samenspraak met andere professionele hulpverleners binnen en/of buiten het centrum.
Werkzaamheden van curatieve en preventieve aard en revalidatie, reactivering en GVO vinden in samenhang met elkaar plaats.
De functie van wijkverpleegkundige is gericht op de verpleegkundige zorgverlening in de thuissituatie.
De wijkverpleegkundige heeft binnen het centrum een eigen professionele verantwoordelijkheid voor bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten.
Opleiding: diploma ziekenverpleging A en diploma MGZ of HBO-V.
Mondhygiënist(e)
De functie van mondhygiënist(e) omvat het onderzoeken, behandelen en begeleiden van (poli)klinische patiënten ingeschreven bij het gezondheidscentrum op basis van een diagnose van een tandarts. De mondhygiëniste is belast met het opstellen en uitvoeren van een behandelplan, het onderzoeken en behandelen van stoornissen en ziekteverschijnselen samenhangend met het vakgebied, waarbij gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen.
De mondhygiënist(e) heeft binnen een centrum een eigen professionele verantwoordelijkheid voor bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten.
Opleiding: HBO mondhygiëne.
fysiotherapeut1
De functie van fysiotherapeut omvat het op verwijzing van de geneeskundige onderzoeken, behandelen en begeleiden van patiënten op basis van een globale indicatiestelling. Is tevens belast met fysiotherapeutische zorgverlening van preventieve en consultatieve aard.
Stelt aan de hand van de beschikbare gegevens een eigen onderzoek- en behandelplan op en voert dit uit, toetst de behandeling aan het behandelplan, evalueert en stuurt zo nodig bij.
Informeert de geneeskundige over het verloop van de behandeling en geeft informatie, instructie en advies aan patiënten, adviseert omtrent kunst- en hulpmiddelen, alsmede de aanschaf en aanpassing daarvan.
Werkt zonodig in samenspraak met andere professionele hulpverleners/werkers binnen/buiten het gezondheidscentrum en voert overleg.
De fysiotherapeut heeft binnen het centrum een eigen professionele verantwoordelijkheid voor bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten. Voert de daarbij behorende patiëntenadministratie.
Opleiding: HBO-fysiotherapie.
verloskundige1
De functie van verloskundige omvat het zelfstandig en naar eigen inzicht en verantwoordelijkheid begeleiden van patiënten en het handelend optreden zowel voor, tijdens als na de bevalling, het deelnemen aan vergaderingen/besprekingen, zowel intern als extern.
De functie is gericht op het verlenen van verloskundige zorgverlening aan bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten zonodig in samenspraak met andere professionele hulpverleners/werkers binnen/buiten het gezondheidscentrum.
De verloskundige heeft binnen het centrum een eigen professionele verantwoordelijkheid voor bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten.
Verplicht gestelde diploma's: diploma verloskundigen (HBO).
tandarts1
De functie van tandarts omvat het geheel van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, samenhangende met de tandheelkundige zorgverlening binnen het gezondheidscentrum.
De functie is gericht op het verlenen van integrale tandheelkundige zorgverlening, zowel curatief als preventief, aan bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten, zonodig in samenspraak met andere professionele hulpverleners/werkers binnen/buiten het gezondheidscentrum.
Binnen het centrum heeft de tandarts een eigen professionele verantwoordelijkheid voor bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten.
Opleiding: tandartsdiploma.
apotheker1
De functie van apotheker omvat het geheel van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden samenhangende met het verstrekken (al dan niet op recept) van geneesmiddelen binnen het gezondheidscentrum.
De functie omvat het zorgdragen voor het beheer van gegevens, apparatuur en/of middelen en het toezien op het juist en efficiënt gebruik daarvan, en het geven van adviezen over medicijngebruik.
De functie is gericht op het leveren van bijdragen aan de bevordering en de instandhouding van het welbevinden, van de ingeschreven patiënten.
De apotheker heeft een eigen professionele verantwoordelijkheid voor bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten.
De functionaris is verantwoordelijk voor het financieel, economisch en administratief beheer van de apotheek en geeft leiding aan de (apotheek)-assistenten.
Opleiding: apothekers-diploma.
huisarts1
De functie van huisarts omvat het geheel van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden samenhangende met de huisartsgeneeskunde binnen het gezondheidscentrum.
De functie is gericht op het leveren van bijdragen aan de bevordering en de instandhouding van het welbevinden, zowel lichamelijk, geestelijk en sociaal, van de ingeschreven patiënten.
De integrale en continue zorgverlening betreffen zowel het stimuleren van zelfzorg, mantelzorg, als de preventieve en curatieve zorg, zonodig in samenspraak met andere professionele hulpverleners/werkers binnen/buiten het gezondheidscentrum.
Binnen het centrum heeft de huisarts een eigen professionele verantwoordelijkheid voor bij het gezondheidscentrum ingeschreven patiënten.
Opleiding: arts-diploma en voltooide huisartsenopleiding.
SALARISGROEPEN CAO- GEZONDHEIDSCENTRA
| Functiegroep | functie |
|---|---|
| 1. | schoonmaker |
| 2. | conciërge |
| receptionist(e) | |
| tandartsassistent(e) | |
| 3. | doktersassistent(e) |
| 4. | secretariaatsmedewerker |
| medewerker boekhouding | |
| centrum-assistent(e) | |
| apotheek-assistent(e) | |
| 5. | directie-secretaresse (m/v) |
| 6. | medewerker salarisadministratie |
| medewerker financiële administratie | |
| 7. | boekhouder |
| wijkverpleegkundige | |
| mondhygiënist(e) | |
| 8. | administrateur |
| 9. | verloskundige |
| fysiotherapeut(e) | |
| 10. | p.m. |
| 11. | directeur A |
| 12. | directeur B |
| 13. | p.m. |
| 14. | tandarts |
| 14A. | p.m. |
| 15A. | apotheker |
| 16A. | huisarts |
OVERZICHT SALARISBEDRAGEN PER MAAND
Functiegroep 1
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 2.279,– | 1 |
| 1 | 2.370,– | 2 |
| 2 | 2.464,– | 3 |
| 3 | 2.563,– | 4 |
| 4 | 2.666,– | 5 |
| 5 | 2.773,– | 6 |
| 6 | 2.883,– | 7 |
Functiegroep 2
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 2.370,– | 2 |
| 1 | 2.464,– | 3 |
| 2 | 2.563,– | 4 |
| 3 | 2.666,– | 5 |
| 4 | 2.773,– | 6 |
| 5 | 2.883,– | 7 |
| 6 | 2.999,– | 8 |
| 7 | 3.119,– | 9 |
Functiegroep 3
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 2.464,– | 3 |
| 1 | 2.563,– | 4 |
| 2 | 2.666,– | 5 |
| 3 | 2.773,– | 6 |
| 4 | 2.883,– | 7 |
| 5 | 2.999,– | 8 |
| 6 | 3.119,– | 9 |
| 7 | 3.243,– | 10 |
| 8 | 3.373,– | 11 |
| 9 | 3.508,– | 12 |
Functiegroep 4
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 2.563,– | 4 |
| 1 | 2.666,– | 5 |
| 2 | 2.773,– | 6 |
| 3 | 2.883,– | 7 |
| 4 | 2.999,– | 8 |
| 5 | 3.119,– | 9 |
| 6 | 3.243,– | 10 |
| 7 | 3.373,– | 11 |
| 8 | 3.508,– | 12 |
| 9 | 3.649,– | 13 |
| 10 | 3.794,– | 14 |
Functiegroep 5
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 2.666,– | 5 |
| 1 | 2.773,– | 6 |
| 2 | 2.883,– | 7 |
| 3 | 2.999,– | 8 |
| 4 | 3.119,– | 9 |
| 5 | 3.243,– | 10 |
| 6 | 3.373,– | 11 |
| 7 | 3.508,– | 12 |
| 8 | 3.649,– | 13 |
| 9 | 3.794,– | 14 |
| 10 | 3.946,– | 15 |
Functiegroep 6
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 2.883,– | 7 |
| 1 | 2.999,– | 8 |
| 2 | 3.119,– | 9 |
| 3 | 3.243,– | 10 |
| 4 | 3.373,– | 11 |
| 5 | 3.508,– | 12 |
| 6 | 3.649,– | 13 |
| 7 | 3.794,– | 14 |
| 8 | 3.946,– | 15 |
| 9 | 4.104,– | 16 |
Functiegroep 7
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 2.999,– | 8 |
| 1 | 3.119,– | 9 |
| 2 | 3.243,– | 10 |
| 3 | 3.373,– | 11 |
| 4 | 3.508,– | 12 |
| 5 | 3.649,– | 13 |
| 6 | 3.794,– | 14 |
| 7 | 3.946,– | 15 |
| 8 | 4.104,– | 16 |
| 9 | 4.268,– | 17 |
Functiegroep 8
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 3.373,– | 11 |
| 1 | 3.508,– | 12 |
| 2 | 3.649,– | 13 |
| 3 | 3.794,– | 14 |
| 4 | 3.946,– | 15 |
| 5 | 4.104,– | 16 |
| 6 | 4.268,– | 17 |
| 7 | 4.439,– | 18 |
| 8 | 4.617,– | 19 |
Functiegroep 9
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 3.508,– | 12 |
| 1* | 3.649,– | 13 |
| 2 | 3.794,– | 14 |
| 3 | 3.946,– | 15 |
| 4 | 4.104,– | 16 |
| 5 | 4.268,– | 17 |
| 6 | 4.439,– | 18 |
| 7 | 4.617,– | 19 |
| 8 | 4.802,– | 20 |
| 9 | 4.993,– | 21 |
| 10* | 5.193,– | 22 |
* Minimum en maximum bij frequente bereikbaarheidsdienst verloskundigen.
Functiegroep 10
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 3.794,– | 14 |
| 1 | 3.946,– | 15 |
| 2 | 4.104,– | 16 |
| 3 | 4.268,– | 17 |
| 4 | 4.439,– | 18 |
| 5 | 4.617,– | 19 |
| 6 | 4.802,– | 20 |
| 7 | 4.993,– | 21 |
| 8 | 5.193,– | 22 |
| 9 | 5.401,– | 23 |
| 10 | 5.617,– | 24 |
Functiegroep 11
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 4.104,– | 16 |
| 1 | 4.268,– | 17 |
| 2 | 4.439,– | 18 |
| 3 | 4.617,– | 19 |
| 4 | 4.802,– | 20 |
| 5 | 4.993,– | 21 |
| 6 | 5.193,– | 22 |
| 7 | 5.401,– | 23 |
| 8 | 5.617,– | 24 |
| 9 | 5.841,– | 25 |
| 10 | 6.075,– | 26 |
| 11 | 6.318,– | 27 |
Functiegroep 12
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 4.439,– | 18 |
| 1 | 4.617,– | 19 |
| 2 | 4.802,– | 20 |
| 3 | 4.993,– | 21 |
| 4 | 5.193,– | 22 |
| 5 | 5.401,– | 23 |
| 6 | 5.617,– | 24 |
| 7 | 5.841,– | 25 |
| 8 | 6.075,– | 26 |
| 9 | 6.318,– | 27 |
| 10 | 6.571,– | 28 |
| 11 | 6.834,– | 29 |
| 12 | 7.107,– | 30 |
Functiegroep 13
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 4.802,– | 20 |
| 1 | 4.993,– | 21 |
| 2 | 5.193,– | 22 |
| 3 | 5.401,– | 23 |
| 4 | 5.617,– | 24 |
| 5 | 5.841,– | 25 |
| 6 | 6.075,– | 26 |
| 7 | 6.318,– | 27 |
| 8 | 6.571,– | 28 |
| 9 | 6.834,– | 29 |
| 10 | 7.107,– | 30 |
| 11 | 7.392,– | 31 |
| 12 | 7.687,– | 32 |
Functiegroep 14
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 5.193,– | 22 |
| 1 | 5.401,– | 23 |
| 2 | 5.617,– | 24 |
| 3 | 5.841,– | 25 |
| 4 | 6.075,– | 26 |
| 5 | 6.318,– | 27 |
| 6 | 6.571,– | 28 |
| 7 | 6.834,– | 29 |
| 8 | 7.107,– | 30 |
| 9 | 7.392,– | 31 |
| 10 | 7.687,– | 32 |
| 11 | 7.994,– | 33 |
| 12 | 8.313,– | 34 |
Functiegroep 14A
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 5.051,– | 22A |
| 1 | 5.254,– | 23A |
| 2 | 5.463,– | 24A |
| 3 | 5.683,– | 25A |
| 4 | 5.910,– | 26A |
| 5 | 6.146,– | 27A |
| 6 | 6.392,– | 28A |
| 7 | 6.648,– | 29A |
| 8 | 6.914,– | 30A |
| 9 | 7.190,– | 31A |
| 10 | 7.477,– | 32A |
| 11 | 7.777,– | 33A |
| 12 | 8.088,– | 34A |
Functiegroep 15A
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 5.463,– | 24A |
| 1 | 5.683,– | 25A |
| 2 | 5.910,– | 26A |
| 3 | 6.146,– | 27A |
| 4 | 6.392,– | 28A |
| 5 | 6.648,– | 29A |
| 6 | 6.914,– | 30A |
| 7 | 7.190,– | 31A |
| 8 | 7.477,– | 32A |
| 9 | 7.777,– | 33A |
| 10 | 8.088,– | 34A |
| 11 | 8.411,– | 35A |
Functiegroep 16A (vanaf 1 januari 1994)
| periodiek | salaris | schaalnummer |
|---|---|---|
| 0 | 6.146,– | 27A |
| 1* | 6.392,– | 28A |
| 2 | 6.648,– | 29A |
| 3 | 6.914,– | 30A |
| 4 | 7.190,– | 31A |
| 5 | 7.477,– | 32A |
| 6 | 7.777,– | 33A |
| 7 | 8.088,– | 34A |
| 8 | 8.411.– | 35A |
| 9 | 8.651,– | 36A |
| 10 | 8.913,– | 37A |
| 11 | 9.191,– | 38A |
| 12* | 9.478,– | 39A |
* Minimum en maximum bij frequente bereikbaarheidsdienst huisartsen.
2. Inpassingstabel salarissen*
| schaalnummer | salaris | schaalnummer | salaris | A-schalen | salaris |
|---|---|---|---|---|---|
| 1 | 2.279,– | 21 | 4.993,– | ||
| 2 | 2.370,– | 22 | 5.193,– | 22A | 5.051,– |
| 3 | 2.464,– | 23 | 5.401,– | 23A | 5.254,– |
| 4 | 2.563,– | 24 | 5.617,– | 24A | 5.463,– |
| 5 | 2.666,– | 25 | 5.841,– | 25A | 5.683,– |
| 6 | 2.773,– | 26 | 6.075,– | 26A | 5.910,– |
| 7 | 2.883,– | 27 | 6.318,– | 27A | 6.146,– |
| 8 | 2.999,– | 28 | 6.571,– | 28A | 6.392,– |
| 9 | 3.119,– | 29 | 6.834,– | 29A | 6.648,– |
| 10 | 3.243,– | 30 | 7.107,– | 30A | 6.914,– |
| 11 | 3.373,– | 31 | 7.392,– | 31A | 7.190,– |
| 12 | 3.508,– | 32 | 7.687,– | 32A | 7.477,– |
| 13 | 3.649,– | 33 | 7.994,– | 33A | 7.777,– |
| 14 | 3.794,– | 34 | 8.313,– | 34A | 8.088,– |
| 15 | 3.946,– | 35 | 8.646,– | 35A | 8.411,– |
| 16 | 4.104,– | 36 | 8.991,– | 36A | 8.763,– |
| 17 | 4.268,– | 37 | 9.351,– | 37A | 9.114,– |
| 18 | 4.439,– | 38A | 9.478, | ||
| 19 | 4.617,– | ||||
| 20 | 4.802,– |
B. UITVOERINGSREGELING OVERWERK (EX ARTIKEL 30)
1. Onder overwerk wordt verstaan arbeid op uren boven en buiten bij regeling of rooster vastgestelde uren, genoemd in artikel 29 van deze CAO.
2. Een vergoeding voor overwerk wordt niet toegekend indien incidenteel overwerk wordt verricht gedurende minder dan een half uur, aansluitend aan de bij rooster of regeling vastgestelde werktijd.
3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een heel uur.
4. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond op halve respectievelijk hele uren.
5. Reis- en wachttijden welke ingevolge artikel 1 lid g worden geacht te zijn begrepen in de arbeidstijd, mogen in beginsel niet leiden tot overwerk.
6. Het volgen van opleiding en bijscholing leidt in beginsel niet tot overwerk.
7. In aanmerking voor overwerkvergoeding komen werknemers met een volledig dienstverband die in opdracht of op verzoek van de werkgever overwerk verrichten; werknemers met een niet-volledig dienstverband die na een uitdrukkelijk verzoek van de werkgever overwerk verrichten danwel aan wie vooraf de opdracht tot overwerk is gegeven.
8. Aan de werknemer die 55 jaar of ouder is, mag tegen zijn wil geen overwerk worden opgedragen.
1. De werknemer die, gelet op de aard van zijn funktie, geacht wordt zijn eigen arbeidstijd zelfstandig in te vullen heeft recht op een vergoeding wegens het verrichten van overwerk.
2. De vergoeding voor werknemers met een volledig dienstverband wordt uitgedrukt in vrije tijd, gelijk aan het aantal uren dat het overwerk heeft geduurd tot een maximum van 12 dagen per jaar.
3. De overwerkvergoeding voor werknemers met een deeltijd-dienstverband wordt uitgedrukt in geld en/of vrije tijd. Tot aan 38 uur bestaat de vergoeding voor overwerk uit een geldelijke vergoeding per uur overwerk op basis van het voor die werknemer geldende uurloon alsmede een geldelijke toeslag. Vergoeding in vrije tijd wordt eerst gegeven nadat meer dan 38 uur per week is gewerkt; de vergoeding in vrije tijd is gelijk aan het aantal uren dat het overwerk heeft geduurd met een maximum van 12 dagen, te berekenen naar rato van de omvang van het dienstverband. De omvang van het overwerk is onverkort onderhevig aan het bepaalde in artikel 8 van de regeling. Naast het recht op opbouw van vakantiedagen heeft de deeltijdwerker eveneens aanspraak op vakantietoeslag over het betreffende uurloon.
1. De werknemer die niet valt onder het gestelde in artikel 2 heeft recht op een overwerkvergoeding:
– De overwerkvergoeding wordt uitgedrukt in vrije tijd en/of in geld.
– De vergoeding voor overwerk voor werknemers met een deeltijddienstverband bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk alsmede een geldelijke toeslag of een geldelijke vergoeding per uur overwerk op basis van het voor die werknemer geldende uurloon alsmede een geldelijke toeslag. Naast het recht op opbouw van vakantiedagen heeft de deeltijdwerker eveneens aanspraak op vakantietoeslag over het betreffende uurloon.
– De overwerkvergoeding voor werknemers met een volledig dienstverband bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk alsmede een geldelijke toeslag.
2. Indien de werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever, gehoord de ondernemingsraad of de gekozen vertegenwoordiging van de werknemers, tegen het toekennen van verlof verzetten uitsluitend een bruto geldelijke beloning.
Het in het vorige artikel in lid 1 bedoelde verlof wordt verleend binnen het tijdvak van 2 maanden na de kalendermaand waarin het overwerk is verricht, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de werknemer.
1. De in artikel 2 lid 3 en artikel 3 lid 1 bedoelde geldelijke toeslag bestaat uit een percentage van het uurloon. Het uurloon bedraagt 1/165 deel van het maandsalaris.
2. De berekeningsgrondslag is een bedrag behorende bij ten hoogste schaalnummer 16.
3. Het in lid 1 genoemde percentage bedraagt:
– 25% voor de eerste 2 uren overwerk per dag, verricht op maandag tot en met vrijdag;
– 50% voor het 3e en de volgende uren overwerk per dag, verricht op maandag tot en met vrijdag;
– 75% voor alle uren overwerk verricht op zaterdag of bij rooster dan wel regeling vastgestelde vrije dag, niet zijnde een erkende feest- of gedenkdag;
– 100% voor alle uren overwerk, verricht op zondag of erkende feest- en gedenkdagen.
Indien het overwerk geheel wordt uitbetaald, wordt het uurloon gesteld op 1/165 deel van het maandsalaris. Er wordt een toeslag gegeven overeenkomstig artikel 5 lid 3.
De in de voorgaande artikelen bedoelde geldelijke vergoeding wordt niet later uitgekeerd dan bij de betaling van het salaris over de tweede maand na de maand waarin het overwerk werd verricht.
1. De werknemer mag niet meer dan 15% boven de overeengekomen arbeidsduur voor een periode van 3 maanden aan overwerk verrichten. Indien het percentage van 15 wordt overschreden wordt op verzoek van de betrokken werknemer overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
2. Indien de betrokken werknemer structureel meer dan 10% boven de overeengekomen arbeidsduur overwerk heeft verricht gedurende een aaneengesloten periode van tenminste een halfjaar, zal de werkgever voorstellen het dienstverband uit te breiden. De betrokken werknemer zal als eerste in aanmerking worden gebracht voor vervulling van deze vacature.
De werkgever verstrekt per 3 maanden aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging een overzicht van het verrichte overwerk.
C. UITVOERINGSREGELING ONREGELMATIGE DIENST (EX ARTIKEL 31)
1. Onder onregelmatige dienst wordt verstaan de volgens rooster of werktijdenregeling regelmatig plaatsvindende werkzaamheden welke worden verricht
– op uren buiten de uren, gelegen tussen 08.00 uur en 18.00 uur op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag,
– op zaterdag, zon- en feestdagen.
2. Werkzaamheden, die gedurende korter dan een uur achtereen worden verricht, tellen niet mee voor de berekening van het aantal uren onregelmatige dienst.
3. Het volgen van opleiding en bijscholing leidt niet tot vergoeding voor onregelmatige dienst.
Een vergoeding voor onregelmatige dienst wordt niet verleend aan de werknemers die uit de aard van hun functie zelfstandig hun arbeidstijd indelen.
1. De vergoeding voor onregelmatige diensten bestaat uit een bruto vergoeding per gewerkt uur, die wordt uitgedrukt in een percentage van het uurloon.
2. Het percentage wordt berekend over ten hoogste een maandsalaris volgens schaalnummer 13. Het uurloon wordt gesteld op 1/165 van het maandsalaris.
3. Het percentage van de toelage bedraagt:
– 25% voor werkzaamheden, verricht op maandag tot en met zaterdag tussen 18.00 uur en 08.00 uur.
– 30% voor werkzaamheden, verricht op zaterdag vanaf 08.00 uur.
– 45% voor werkzaamheden, verricht op zondag.
– 75% voor werkzaamheden, verricht op feest- of gedenkdagen als bedoeld in artikel 34 van deze CAO.
In afwijking van het in artikel 3 bepaalde heeft de werknemer in de functie van verloskundige recht op een vergoeding onregelmatige dienst in de vorm van een vaste geldelijke toelage. Deze toelage bedraagt 15% van het bruto-salaris.1
Voor diensten tussen 24.00 uur en 08.00 uur wordt een compensatie gegeven van 4 uur, op te nemen aansluitend aan de nachtdienst.
Daarnaast wordt een compensatie gegeven van 1,5 uur voor elke storing.
Zulks met een maximum van 4 uur per nachtdienst.
D. UITVOERINGSREGELING BEREIKBAARHEIDSDIENST (EX ARTIKEL 32)
De werkgever kan aan de werknemers in de functies van huisarts, verloskundige, apotheker, tandarts en onderhoudsmonteur opdragen zich gedurende een aantal uren in zijn vrije tijd beschikbaar te houden voor het incidenteel verrichten van direkte niet uitstelbare zorgverlening.
Bereikbaarheidsdienst kan gedurende ten hoogste 7 etmalen in 27 achtereenvolgende dagen worden opgedragen. De werknemer mag ten hoogste gedurende 28 uren in de achtereenvolgende dagen arbeid in bereikbaarheidsdienst verrichten.
1. De werknemer in de functie van huisarts, verloskundige, heeft recht op een compensatie in de vorm van een geldelijke vergoeding.
Deze geldelijke vergoeding is gelijk aan een extra periodiek. Indien de werknemer is ingeschaald op het maximum van de voor hem geldende functieschaal geldt voor hem het salaris dat bij de functieschaal is aangeduid met een *.
2. De werknemer, niet zijnde huisarts, verloskundige die zich bereikbaar houdt, ontvangt een compensatie in vrije tijd. Deze bedraagt:
– voor elk vol etmaal op maandag tot en met vrijdag: 1 uur
– voor elk vol etmaal op zaterdagen, zondagen, feest- en gedenkdagen: 2 uren.
3. Indien de werknemer niet het volle etmaal bereikbaarheidsdienst wordt opgedragen, wordt de compensatie naar evenredigheid van het aantal uren vastgesteld.
4. De in de leden 2 en 3 bedoelde compensatie in vrije tijd kan, zulks ter beoordeling van de werkgever, worden omgezet in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
Ten aanzien van werknemers van 55 jaar en ouder treft de werkgever op verzoek van de desbetreffende werknemer een afzonderlijke regeling.
De werkgever stelt aan de werknemer die bereikbaarheidsdienst verricht oproepapparatuur beschikbaar.
E. UITVOERINGSREGELING VERHUISKOSTENVERGOEDING (EX ARTIKEL 38)
1. De werknemer aan wie overeenkomstig artikel 16 van deze CAO de verplichting is opgelegd te verhuizen naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling of het aangewezen werkgebied, heeft aanspraak op een vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten. De woonplaats behoeft de voorafgaande goedkeuring van de werkgever.
2. De aanspraak op verhuiskostenvergoeding vervalt indien de verhuizing niet plaatsvindt binnen twee jaar nadat de verplichting is ontstaan.
3. De werknemer die ontheffing heeft gekregen van de opgelegde verhuisplicht als gevolg van woningnood en pas later verhuist naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling, heeft ook na twee jaar recht op een verhuiskostenvergoeding.
4. De werknemer heeft eveneens recht op een verhuiskostenvergoeding indien hij na voorafgaande goedkeuring van de woonplaats door de werkgever door verhuizing naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling aanmerkelijk dichter bij de plaats van tewerkstelling komt te wonen.
5. Onder nabijheid van de plaats van tewerkstelling wordt verstaan: een zodanige afstand van de woning tot de plaats van tewerkstelling dat de noodzakelijk te maken reiskosten bij gebruik van een openbaar middel van vervoer (laagste klasse) het bedrag van f 180,00 per maand niet te boven gaan.
6. Eveneens bestaat recht op verhuiskostenvergoeding:
a. indien het medisch noodzakelijk is – blijkend uit een schriftelijke verklaring van een door de werkgever aan te wijzen geneeskundige – dat de werknemer of één van de gezinsleden verhuist.
Terzake van het verkrijgen van een verklaring van een geneeskundige en terzake van een herkeuring is artikel 11 van deze CAO van toepassing.
b. indien de werknemer moet verhuizen door een verandering van de plaats van tewerkstelling. Indien deze verandering van de plaats van tewerkstelling is gebeurd op verzoek van de werknemer, bestaat er geen recht op verhuiskostenvergoeding.
c. bij het betrekken of verlaten van een dienstwoning in opdracht van de werkgever. De aanspraak bestaat evenwel niet indien het verlaten van de woning een gevolg is van
– ontslag op eigen verzoek, anders dan wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd c.q. overbruggingsregeling PGGM,
– ontslag op staande voet door de werkgever.
d. bij het verlaten van de dienstwoning door het overlijden van de werknemer. De aanspraak op de verhuiskostenvergoeding gaat dan over op de nagelaten gezinsleden c.q. relatiepartner.
7. De vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten, bedoeld in lid 1, 3 en 4 wordt slechts verleend, nadat de werknemer schriftelijk heeft verklaard, dat hij de te ontvangen vergoeding zal terugbetalen in geval van ontslag op verzoek van de werknemer of ontslag op staande voet door de werkgever. De terugbetalingsverplichting bestaat niet indien het ontslag ingaat twee jaar of langer na indiensttreding.
De terugbetalingsverplichting bestaat eveneens niet indien de beëindiging van het dienstverband binnen een jaar na verhuizing plaats vindt, indien eerder bedoelde termijn van twee jaar al zou zijn overschreden.
Overgang zonder onderbreking naar een andere instelling die onder de werkkingssfeer van deze CAO valt, wordt niet als ontslag op eigen verzoek beschouwd.
8. Bij verhuizing van een gezin waarvan beide echtgenoten belanghebbenden zijn in de zin van deze regeling, bestaat slechts recht op een tegemoetkoming voor één van deze belanghebbenden. Zo nodig moet in overleg met de werkgever van de echtgenoot een bedrag naar evenredigheid worden vastgesteld.
9. Het verzoek om toekenning van de verhuiskostenvergoeding moet zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 3 maanden na de verhuizing gespecificeerd bij de werkgever worden ingediend.
1. De verhuiskostenvergoeding bestaat uit:
a. een bedrag voor de reiskosten en zonodig overnachtingskosten van de werknemer en eventueel zijn echtgeno(o)t(e), ieder voor één reis en maximaal één overnachting, ter bezichtiging van woonruimte.
b. een bedrag voor de reiskosten en zonodig overnachtingskosten voor maximaal één nacht voor de werknemer en zijn gezinsleden verbonden aan het vervoer van de werknemer en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning.
c. een bedrag voor vervoerskosten naar de nieuwe woning van bagage en inboedel van de werknemer en zijn gezinsleden waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken.
d. een bedrag voor de huur van de oude woning gedurende maximaal 2 maanden indien tegelijkertijd voor de nieuwe woning moet worden betaald.
2.
a. De tegemoetkoming in de reiskosten, bedoeld in lid 1, wordt verleend op basis van openbaar vervoer (laagste klasse).
b. Ook de noodzakelijk gemaakte taxikosten op de dag van verhuizing worden vergoed evenals de vervoerskosten die gemaakt worden indien het op medisch advies noodzakelijk is, dat het vervoer van de werknemer en/of zijn gezinsleden op de dag van de verhuizing niet per openbaar vervoermiddel geschiedt.
c. De vergoeding voor het vervoer van bagage en inboedel wordt verleend op basis van de gebruikelijke tarieven doch maximaal op basis van de adviesprijzen van de georganiseerde verhuisbedrijven.
3. De overnachtingskosten bedragen maximaal het bedrag genoemd in Uitvoeringsregeling F artikel 3 (pensionkosten).
1. De bruto vergoeding van inrichtingskosten bedraagt:
a. 12% van het jaarsalaris op de dag van de verhuizing, alsmede een bedrag van ƒ 150,00 voor elk tot het gezin behorend meeverhuizend en ten laste van de werknemer komend kind, indien de werknemer een eigen huishouding voert
– op de dag dat de verplichting tot verhuizen ontstaat, dan wel
– op de dag van de verhuizing in de gevallen genoemd in artikel 1 lid 6a, b, c en d. De procentuele vergoeding bedraagt niet meer dan 12% van een jaarsalaris volgens schaalnummer 36A, doch niet minder dan 12% van een jaarsalaris volgens schaalnummer 14.
b. 6% van het jaarsalaris indien de werknemer voor indiensttreding gedurende 5 jaar niet in dienst was van een werkgever, bedoeld in artikel 2 van deze CAO.
Dit in afwijking van het gestelde onder a.
c. 14% van het jaarsalaris bij een verhuizing ten gevolge van een verplaatsing of het verplicht binnen 3 jaar verlaten van een dienstwoning overeenkomstig artikel 1, lid 6c.
Dit in afwijking van het gestelde onder a.
d. De werkelijke gemaakte kosten tot maximaal 4% van het jaarsalaris op de dag van de verhuizing alsmede een bedrag van f 150,00 voor elk tot het gezin behorend meeverhuizend en ten laste van de werknemer komend kind, indien:
– de werknemer geen eigen huishouding voert, of
– de huishouding niet naar de nieuwe woning wordt overgebracht, dan wel
– de werknemer een kamer met gebruikelijke meubilering en stoffering bewoont.
2. Indien de verplaatsing van de werknemer naar het oordeel van de werkgever van tijdelijke aard is, bestaat slechts aanspraak op vergoeding van de reiskosten van de werknemer zelf en van transportkosten van de bagage en vergoeding voor de werkelijk gemaakte inrichtingskosten overeenkomstig lid 1d.
3. Onder eigen huishouding wordt verstaan: het bewonen van woonruimte van tenminste 2 vertrekken met eigen meubilair, stoffering en keukenuitrusting.
4. Voor de berekening van de vergoeding wordt het jaarsalaris gesteld op 12 maal het maandsalaris plus de vakantietoeslag.
5. Desgevraagd kan aan de werknemer een voorschot worden verleend.
1. Voor een werknemer, die in de oude woonplaats in een woonschip of woonwagen is gehuisvest en zulks in de nieuwe woonplaats voortzet, bestaat, in afwijking van artikel 2 de verhuiskostenvergoeding uit:
a. een bedrag voor de noodzakelijk gemaakte reis- en zonodig overnachtingskosten van belanghebbende voor het regelen van de ligplaats van het woonschip of de standplaats van de woonwagen in de nieuwe woonplaats, voor ten hoogste één reis;
b. een bedrag voor de kosten, verbonden aan het vervoer van belanghebbende en de gezinsleden naar het woonschip of de woonwagen in de nieuwe woonplaats en zonodig voor de overnachtingskosten;
c. een bedrag voor de kosten verband houdende met het vervoer van het woonschip of de woonwagen;
d. een bedrag voor de kosten van eventuele aansluiting op de waterleiding en het electrisch net en de hernieuwde aansluiting op het telefoon- en kabeltelevisienet en/of centraal antenne systeem.
2. De vergoeding van verhuiskosten, bedoeld in het vorige lid, zal niet te boven gaan
– het bedrag van verhuiskosten, bedoeld in artikel 2 voor het vervoer van een inboedel van 20 m3 van de oude naar de nieuwe woonplaats, vermeerderd met
– 12% van het jaarsalaris van de werknemer op de dag van aankomst van het woonschip of de woonwagen in de nieuwe woonplaats, verhoogd met een bedrag van ƒ 150,00 voor elk tot het gezin behorende meeverhuizend en ten laste van belanghebbende komend kind.
F. UITVOERINGSREGELING TEGEMOETKOMING WOON/WERKVERKEER (EX ARTIKEL 38) (Vanaf 1 januari 1990)
1. Een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks één maal heen en weer reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt verleend aan werknemers aan wie de verplichting tot verhuizen is opgelegd en – ondanks pogingen daartoe – niet slagen passende woonruimte te verkrijgen in of nabij de plaats van tewerkstelling, mits de enkele reisafstand tussen de woning en de plaats van terwerkstelling meer dan 10 km bedraagt.
2. De tegemoetkoming bedraagt de noodzakelijk te maken reiskosten, zoals vermeld in artikel 4.
3. De tegemoetkoming, bedoeld in dit artikel, vervalt indien de werknemer nalaat te doen wat redelijkerwijs verwacht mag worden om zo spoedig mogelijk passende woonruimte in of nabij de plaats van tewerkstelling te verkrijgen.
1. Eveneens wordt een tegemoetkoming verleend aan werknemers aan wie geen verplichting tot verhuizen is opgelegd of ontheffing is verleend, mits de enkele reisafstand tussen de woning en de plaats van terwerkstelling meer dan 10 km bedraagt.
2. De tegemoetkoming bedraagt de noodzakelijk te maken reiskosten, zoals vermeld in artikel 4 met een maximum van f 180,– per maand.
3. Indien over een aaneengesloten tijdvak van meer dan twee weken niet heen en weer is gereisd, dan wel bij een gedeeltelijke werkweek, wordt het maximum van f 180,– naar evenredigheid verlaagd.
1. lngeval de werkgever oordeelt dat het dagelijks heen en weer reizen in de periode dat de werknemer nog geen passende woonruimte heeft gevonden overeenkomstig artikel 1, niet in het belang der werkzaamheden is, wordt aan de werknemer een tegemoetkoming verleend in de kosten van een pension, gelegen in of nabij de plaats van tewerkstelling alsmede in de reiskosten voor één gezinsbezoek per week.
2. De tegemoetkoming voor pensionkosten die aan de werknemer op grond van artikel 3 wordt gegeven bedraagt 90% van de werkelijk gemaakte pension- c.q. overnachtingskosten tot een maximum van 90% van f 400,00 per maand.
Onder noodzakelijk te maken reiskosten, bedoeld in de vorige artikelen wordt verstaan:
a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer: de kosten van het reizen met de gewone openbare vervoermiddelen op de voor de werkgever minst kostbare wijze.
b. bij gebruik van een motorvoertuig of bromfiets: de kosten, berekend op basis van het gebruik van openbare vervoer middelen overeenkomstig het gesteld onder a.
c. het gebruik van een fiets inclusief eventuele stalling: een bedrag van f 22,50 per maand.
Indien tussen woonplaats en plaats van tewerkstelling geen openbaar vervoer aanwezig is, is het bedrag van de noodzakelijk te maken reiskosten, bedoeld in artikel 4 onder b gelijk aan het bedrag, berekend volgens het laagste tarief van de Nederlandse Spoorwegen over de kilometerafstand via de kortste route over de openbare weg.
Het verzoek om uitbetaling van de tegemoetkoming in de reis- en pensionkosten moet maandelijks bij de werkgever gespecificeerd worden ingediend.
G. UITVOERINGSREGELING REIS- EN VERBLIJFKOSTENVERGOEDING (EX ARTIKEL 39) (Vanaf 1 januari 1990)
De werknemer heeft voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen recht op een reiskostenvergoeding. Wanneer deze reizen een verblijf meebrengen buiten de plaats van tewerkstelling voor langer dan vier uur per dag of meer dagen wordt bovendien een verblijfkostenvergoeding toegekend.
1. De werkgever kan aan de werknemer voor zijn werkzaamheden een vervoermiddel ter beschikking stellen ofwel hem – tot wederopzegging – toestemming geven gebruik te maken van een eigen vervoermiddel indien de dienstreis niet of niet op doelmatige wijze met het openbaar vervoer kan worden gemaakt.
2. Wanneer de werknemer op grond van lid 1 gebruik maakt van een eigen gemotoriseerd vervoermiddel, dient hij een WA-verzekering af te sluiten, die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt en waarbij tevens een mede-inzittenden verzekering is afgesloten.
De werknemer dient de polis desgevraagd aan de werkgever ter inzage te verstrekken.
De werknemer die in opdracht van de werkgever voor de uitoefening van zijn functie incidenteel dienstreizen maakt, heeft recht op:
a. vergoeding van reis- en verblijfkosten voor de kosten van openbaar vervoer op basis van het laagste klassetarief tenzij de werkgever en werknemer anders overeenkomen, dan wel een vergoeding van 19 cent per kilometer indien de werknemer met toestemming van de werkgever gebruik maakt van een eigen auto, terwijl de dienstreis op doelmatige wijze per openbare middelen van vervoer kan worden verricht.
b. vergoeding van taxi-kosten indien geen openbaar vervoer aanwezig is en de werkgever toestemming heeft gegeven.
c. een vergoeding van ƒ 0,57 per kilometer indien de dienstreis niet of niet op doelmatige wijze per openbare middelen van vervoer kan worden verricht en de werkgever toestemming heeft gegeven voor gebruik van de eigen auto.
1. De werknemer die met toestemming van de werkgever voor de uitoefening van zijn functie regelmatig gebruik maakt van eigen vervoer, heeft recht op een vergoeding van de reiskosten van f 0,57 per kilometer.
2. Wanneer de werknemer gebruik maakt van een eigen fiets voor de uitoefening van zijn functie wordt een vergoeding toegekend van f 40,– bruto per maand.
3. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een eigen bromfiets wordt een vergoeding van f 95,– bruto per maand toegekend.
De werknemer die met toestemming van de werkgever voor de uitoefening van zijn functie regelmatig gebruik maakt van zijn eigen auto en voor wie een werkgebied is aangewezen conform artikel 1 i van deze CAO, heeft voor de dagen dat hij rechtstreeks van huis naar steeds wisselende plaatsen binnen het werkgebied gaat om daar te werken, recht op een vergoeding van alle gereden kilometers volgens artikel 4.
1. Wanneer aan de dienstreis ook verblijfkosten verbonden zijn, omvat de vergoeding voor de gemaakte kosten een bedrag ad f 5,– voor kleine uitgaven overdag (dagcomponent) alsmede een bedrag van f 15,50 voor kleine uitgaven 's avonds (avondcomponent).
2. De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vermeerderd met:
a. f 17,– voor een lunch (lunchcomponent), indien de tijd van 12.00 uur tot 14.00 uur geheel in de dienstreis valt;
b. f 25,50 voor een avondmaaltijd (dinercomponent), indien de tijd van 18.00 uur tot 21.00 uur geheel in de dienstreis valt;
c. f 104,– voor logies (logiescomponent), indien de overnachting geheel in de dienstreis valt;
d. f 9,00 voor een ontbijt (ontbijtcomponent), indien de tijd van 06.00 uur tot 08.00 uur geheel in de dienstreis valt.
3. De aanspraak op de onder lid 2 bedoelde vergoedingen bestaat slechts, indien en voor zover voor het verkrijgen van de respectievelijke verstrekkingen kosten zijn gemaakt in een daarvoor bestemde gelegenheid.
4. De aanspraak op de in lid 1 bedoelde dagcomponent bestaat slechts, indien ten minste 4 uren van de periode tussen 06.00 uur en 18.00 uur in de dienstreis vallen.
5. De aanspraak op de in lid 1 bedoelde avondcomponent bestaat slechts, indien de overnachting geheel in de dienstreis valt.
De werknemer dient conform de door de werkgever gestelde regeling een declaratie van gemaakte kosten in.
De vergoedingen worden als regel binnen twee maanden na indiening van de declaratie uitbetaald.
De werknemer dient de bescheiden te kunnen overleggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld.
1. Indien de werknemer naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk medereizenden heeft vervoerd, wordt hem, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, voor iedere medereizende een vergoeding verleend van 19 cent per afgelegde kilometer. De medereizende werknemer heeft voor zichzelf geen aanspraak op vergoeding wegens reiskosten.
2. De vergoeding voor het gebruik van het eigen vervoermiddel bedraagt in totaal nimmer meer dan de kilometervergoeding, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 1.
Indien een vergoeding, toegekend met toepassing van deze uitvoeringsregeling, door de fiscus geheel of gedeeltelijk op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 (Staatblad 1964, nr. 521) tot het loon wordt gerekend, komt de daarvoor verschuldigde loonheffing voor rekening van de werknemer.
H. UITVOERINGSREGELING TEGEMOETKOMING PREMIE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING (EX ARTIKEL 40)
Deze regeling verstaat onder:
1. Belanghebbende: de werknemer die één of meer arbeidsovereenkomst(en) vervult bij de werkgever(s) vallend onder de werkingssfeer van deze CAO, uit welke arbeidsovereenkomst(en) (tezamen) een inkomen wordt verkregen boven de inkomensgrens van de Ziekenfondswet.
2. Medebelanghebbende:
a. de partner van belanghebbende, die:
– behoort tot het huishouden van belanghebbende,
– niet zelfstandig aanspraken aan deze regeling ontleent,
– niet behoort tot één der in artikel 3 onder a tot en met f genoemde categorieën,
– voor wie de belanghebbende de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald;
b. het kind van 16 tot 27 jaar, ten behoeve waarvan de belanghebbende kinderbijslag op grond van de bepalingen van de Algemene Kinderbijslagwet ontvangt en voor wie de belanghebbende de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald;
c. het kind van 18 tot 27 jaar dat in aanmerking komt voor een basisbeurs zonder aanvullende financiering op grond van de Wet op de Studiefinanciering, voor wie de belanghebbende de premie voor een ziektekostenverzekering heeft betaald.
3. Nettobedragen: het bedrag dat resteert na toekenning van de overhevelingstoeslag ingevolge de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies en na aftrek van de verschuldigde loonbelasting ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964 alsmede van de verschuldigde premies volksverzekeringen ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen.
1. Met inachtneming van de overige bepalingen van deze regeling wordt over elke kalendermaand aan de belanghebbende een tegemoetkoming in de premiekosten van een ziektekostenverzekering verleend, indien hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen voldoet aan het gestelde in artikel 1, onder 1.
2. De belanghebbende onvangt voorts een tegemoetkoming voor de medebelanghebbende, bedoeld in artikel 1, onder 2a.
3. De belanghebbende ontvangt een extra tegemoetkoming voor elke medebelanghebbende, bedoeld in artikel 1, onder 2b en 2c.
4. De tegemoetkomingen voor medebelanghebbenden worden over een kalendermaand slechts verleend, indien zij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen als medebelanghebbende kunnen worden aangemerkt.
1. De belanghebbende ontvangt voor zichzelf geen tegemoetkoming over een kalendermaand, waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen behoort tot één van de volgende categorieën:
a. degenen, die zelfstandig verplicht verzekerd zijn krachtens de Ziekenfondswet;
b. degenen, die medeverzekerd zijn ingevolge het bepaalde in de Ziekenfondswet;
c. degenen, die aanspraak ontlenen aan een regeling inzake een tegemoetkoming in de kosten verband houdende met ziekte, dan wel direct of indirect deelnemen aan een publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening voor ambtenaren;
d. degenen, die uit hoofde van een eigen (vroegere) betrekking of die van hun partner aanspraak hebben op gehele of gedeeltelijke geneeskundige zorg, of op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten daarvan;
e. degenen, die verlof zonder behoud van salaris genieten;
f. degenen, die zich – tenzij voor de herhalingsoefeningen – in werkelijke militaire dienst bevinden.
2. De belanghebbende ontvangt voor een kalendermaand waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen behoort tot één van de in het eerste lid onder e en f genoemde categorieën, geen tegemoetkoming voor een medebelanghebbende.
3. De belanghebbende ontvangt evenmin een tegemoetkoming voor de medebelanghebbende die tot één van de in het eerste lid genoemde categorieën behoort, dan wel uit anderen hoofde aanspraak heeft op gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten daarvan.
De tegemoetkoming bedraagt:
a. voor belanghebbende: f 116,35 netto per maand
b. voor de medebelanghebbende bedoeld in artikel 1 onder 2a f 116,35 netto per maand
c. voor de medebelanghebbende bedoeld in artikel 1 onder 2b en 2c: f 43,40 netto per maand.
1. De belanghebbende, die meer arbeidsovereenkomsten vervult bij werkgevers vallend onder de werkingssfeer van deze CAO, kan slechts éénmaal de in artikel 4 genoemde tegemoetkomingen ontvangen. Het bedrag van de tegemoetkoming komt ten laste van de betrokken werkgevers naar rato van het percentage van het dienstverband dat de belanghebbende bij deze werkgevers vervult.
2. De belanghebbende die meer arbeidsovereenkomsten met een gedeeltelijk dienstverband vervult, waarbij (een) werkgever(s) niet vallend onder de werkingssfeer van deze CAO, ontvangt een tegemoetkoming naar rato van het dienstverband bij de werkgever(s) vallend onder de werkingssfeer van deze CAO.
De uitbetaling vindt plaats in
– de maand juni voor de eerste 6 kalendermaanden;
– de maand december voor de laatste 6 kalendermaanden van het jaar.
Zo nodig vindt de uitbetaling in afwijking van het vorenstaande eerder plaats in het geval van ontslag of overlijden van de belanghebbende.
I. UITVOERINGSREGELING ZIEKTEKOSTENVERGOEDING (EX ARTIKEL 41)
Tegemoetkoming in verband met ziektekosten
De werknemer heeft recht op een tegemoetkoming in de kosten van de volgende soorten van geneeskundige behandeling indien de betreffende rekeningen worden overgelegd en andere vergoedingen van bijvoorbeeld verzekeringsmaatschappij of ziekenfonds worden afgetrokken.
In aanmerking voor een tegemoetkoming komen de kosten voor:
1. Genees- en heelkundige hulp, verleend door een huisarts, ingeschreven in het register van erkende huisartsen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, naar de omvang bepaald door hetgeen in de kring van de beroepsgenoten gebruikelijk is. Kosten van geneeskundige keuringen komen niet in aanmerking voor vergoeding.
2. Poliklinische (ambulante) specialistische hulp, verleend door
– een specialist, ingeschreven in het register van erkende specialisten van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, dan wel
– een specialist in de mondheelkunde en de chirurgische prothetiek respectievelijk in de orthodontie, ingeschreven in het register van de Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde.
a. De omvang wordt bepaald door hetgeen in de kring van beroepsgenoten gebruikelijk is.
b. de hulp dient te zijn verleend op advies van de behandelende huisarts, een andere specialist of een tandarts, behalve voorzover het betreft consultatie van een oogarts. Het zogenaamde verwijsbriefje wordt bij de rekening overgelegd, tenzij dit berust bij een verzekeringsmaatschappij.
c. Poliklinische specialistische hulp komt – ook indien een verzekering is afgesloten met een „eigen risico aan de voet"– voor ten hoogste 20% van de kosten voor toepassing van de regeling in aanmerking. Deze beperking geldt niet voor de kosten van een door een specialist toegepaste psychotherapeutische behandeling, waarvoor overeenkomstig het Besluit beperking niet-klinische specialistische psychotherapeutische hulp ziekenfondsverzekering (Staatscourant, 1968, nr. 72) een maximale vergoeding geldt van 90 zittingen van ten hoogste 45 minuten. Ingevolge dit besluit komen niet in aanmerking voor vergoeding:
– therapieën, verleend door niet gekwalificeerde artsen en/of instituten alsmede door psychologen en andere gedragswetenschappers, die zelfstandig – dat wil zeggen niet in disciplinair verband met een psychiater – therapieën doen.
Een behandeling, verricht binnen 1 jaar na beëindiging van een voorafgaande behandeling komt niet voor vergoeding in aanmerking, tenzij binnen een halfjaar een voortgezette behandeling medisch noodzakelijk blijkt en de 90 zittingen niet volledig zijn gebruikt. In dit geval komen de kosten van de resterende zittingen voor vergoeding in aanmerking.
3. Tandheelkundige hulp, verleend door een tandarts of tandheelkundige, ingeschreven in het register van de Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde.
Voor een tegemoetkoming komen in aanmerking:
a. de werkelijke kosten na aftrek van een eventueel door een verzekeringsinstelling verleende vergoeding waarbij ten aanzien van de dan resterende kosten de volgende beperkingen gelden: de gezamelijke kosten van 2-vlaks en 3-vlaks vullingen, kronen, stifttanden en bruggen komen tot ten hoogste zes elementen voor tegemoetkoming in aanmerking.
Slechts de in onderstaande lijst opgegeven verrichtingen kunnen volgens de daarin genoemde maximale bedragen voor de berekening van de werkelijke kosten in aanmerking worden genomen.
| code | omschrijving | in aanmerking te nemen bedrag |
|---|---|---|
| 1.1 en 1.2 | consulten | f 18,00 |
| 2. | preventieve behandelingen: | |
| 2.1 en 2.2 | tandsteenverwijdering tandvleesbehandeling, hoogstens 2x per jaar | f 31,50 |
| 2.3 en 2.4 | fluoride-applicatie, hoogstens 2x per jaar | f 17,50 per kaak |
| of | f 35,00 | |
| 2.5 | instructie mondhygiëne (kleurtest, poets-instructie en elementaire voorlichting) hoogstens 2x per jaar | f 25,00 |
| 3. | röntgenoloog: | |
| 3.1 | per foto | f 22,00 |
| 3.2 en 3.3 | per status per kaak | f 58,00 |
| 3.4 | orthopantomogram | f 110,00 |
| 4. | conserverende behandelingen: | |
| 4.1 | blijvende 1-vlaksvulling | f 30,00 |
| 4.2 | idem 2-vlaksvulling | f 40,00 |
| 4.3 | idem 3- of meer-vlaksvulling | f 56,00 |
| 4.4 | opbouw van plastisch materiaal met stiftverankering, per element | f 76,00 |
| 4.5 | pulpa- of wortelkanaalbehandeling, per element | f 95,00 |
| 4.6 | 1-vlaks gegoten vulling per element | f 120,00 |
| 4.7 | idem 2-vlaks, per element | f 270,00 |
| 4.8 | idem 3-vlaks, per element | f 345,00 |
| 4.9 | gegoten opbouw | f 150,00 |
| 4.10 | kronen en stifttanden, per element | f 415,00 |
| 4.11 | bruggen, per element | f 400,00 |
| 5. | chirurgische behandelingen: | |
| 5.1 | extracties, per element | f 26,00 |
| 5.2 | overige chirurgische behandelingen | 90% der kosten |
| 6. | prothetische behandelingen: | |
| 6.1 en 6.2 | volledige plaatprothese boven of onder, bestaande uit 11 t/m 14 elementen | f 500,00 |
| 6.3 en 6.4 | gedeeltelijke plaatprothese boven of onder, bestaande uit één element | f 200,00 |
| voor elk element meer, te verhogen met | f 30,00 | |
| doch hoogstens voor 10 elementen, dus max. | f 500,00 | |
| 6.5 en 6.6 | gegoten metalen frameprothese, boven en onder: | |
| voor het frame | f 500,00 | |
| voor elk element | f 50,00 | |
| 6.7 | uitbreiding van een bestaande gedeeltelijke plaat- of frame-prothese: | |
| met één element | f 70,00 | |
| voor elk volgend element | f 20,00 | |
| 6.8 | ankers, klammers en bars per stuk | f 33,00 |
| 6.9 en 6.10 | rebasing van onder- of bovenprothese per element | f 120,00 |
| 6.11 en 6.12 | overzetten van onder- of bovenprothese per element | f 23,00 |
| 6.13 | reparatie van een prothese, per keer | f 43,00 |
| 7. | kaakorthopedische behandeling op tandheelkundige indicatie | 90% der kosten |
| 8. | school- en kleutertandverzorging door een schooltandartsendienst | 90% der kosten |
b. Geen tegemoetkoming wordt verleend in de kosten van:
1. door tandtechnici al dan niet onder eigen naam verrichte tandheelkundige behandeling. Onder tandheelkundige behandeling wordt mede verstaan het nemen van afdrukken en het plaatsen van gebitten in de mond van de patiënt, doch niet het verrichten van spoedreparaties aan prothesen;
2. door tandtechnici geleverde gebitten, vervaardigd na door hen verrichte behandelingen in de mond van de patiënt;
3. verrichtingen en leveringen door tandheelkundige inrichtingen ( Staatsblad 1955, nr. 165), waarvoor in één of andere vorm reclame wordt gemaakt, alsmede verrichtingen en leveringen door artsen, tandartsen of tandheelkundigen die hun diensten verrichten in relatie met of ten behoeve van genoemde inrichtingen;
4. verzuimde afspraken, behandelingsadviezen, gebitsregistratie en administratiekosten.
c. De betrokken tandarts dient te worden gevraagd de rekening te specificeren overeenkomstig de hiervoor genoemde lijst van verrichtingen.
4. Verloskundige hulp en kraamzorg, behalve indien
– verloskundige hulp reeds valt onder de rubrieken 1, 2 en 5.
– de bevalling plaatsvindt op medische indicatie in een ziekenhuis.
a. Bij een poliklinische bevalling komen de door ziekenhuis of kraamkliniek in rekening gebrachte kosten voor ten hoogste f 750,00 voor tegemoetkoming in aanmerking.
b. Kraamzorg dient te zijn verleend gedurende ten hoogste 10 dagen
– door of vanwege een erkend kraamcentrum (eventueel bij wijze van kraamzorg) dan wel
– door een gediplomeerde particuliere verpleegkundige met de aantekening kraamverpleging.
De volgende normen gelden:
1. De door het kraamcentrum gedeclareerde kosten van kraamzorg of wijkkraamzorg komen voor ten hoogste 10 dagen in aanmerking, onder aftrek van f 47,– respectievelijk f 18,80) per dag. Indien de kraamzorg wordt verleend door een gediplomeerde particuliere verpleegkundige met de aantekening kraamverpleging komen de kosten daarvan – met uitzondering van die van kost en inwoning – over ten hoogste 10 dagen, onder aftrek van f 47,– per dag voor het verlenen van een tegemoetkoming in aanmerking. Het in aanmerking te brengen bedrag mag evenwel niet meer dan f 101,17 per dag belopen.
2. Indien de bevalling zonder medische indicatie plaatsvindt in ziekenhuis of kraaminrichting, kan boven de hierboven genoemde tegemoetkoming voor kosten van een poliklinische bevalling het in rekening gebrachte tarief voor verleende kraamzorg voor een tegemoetkoming in aanmerking worden gebracht over ten hoogste 9 dagen onder aftrek van f 47,– per dag. Het in aanmerking te brengen bedrag mag evenwel niet meer dan f 332,– per dag belopen.
c. Eventueel door een ziekenfonds of ziektekostenverzekeringsmaatschappij verleende vergoedingen, onder welke benaming ook, worden in mindering gebracht op de bedragen die op de volgens a en b aangegeven wijze zijn vastgesteld.
5. Opname en verder verblijf, inbegrepen de klinische specialistenhulp en de bijkomende kosten in een ziekenhuis, erkend krachtens het Besluit ziekenhuisverpleging ziekenfondsverzekering (Staatscourant 1969, nr. 50).
Dit risico dient door de verzekering te zijn gedekt. Een uitzondering geldt voor het geval de ziekte zich voordoet tijdens de wachttijd. In geval een belanghebbende in een hogere klasse is behandeld en verpleegd dan waarvoor hij is verzekerd, dienen de kosten hiervan eveneens door hemzelf te worden gedragen.
Evenmin komen voor een vergoeding in aanmerking de kosten van opnamen in rusthuizen, herstellingsoorden, vakantiehuizen en dergelijke, in het algemeen dus in inrichtingen waar de nadruk meer valt op de algemene verzorging dan op geneeskundige behandeling of verpleging in een bepaald ziektegeval, tenzij afdoende wordt aangetoond, dat van dag- en nachtverpleging sprake was en moest zijn.
6. Verpleeghulp ten huize van de patiënt, indien en zolang in een ziekenhuis of verpleeginrichting medisch geïndiceerd was, doch om gegronde redenen in het onderhavige geval achterwege is gebleven.
De hulp dient te zijn verleend door een gediplomeerde verpleegkundige. Slechts het loon van de verpleegkundige wordt in aanmerking genomen.
7. Genees- en verbandmiddelen, mits verkregen op doktersrecept blijkens een door de apotheker op de rekening geplaatste verklaring. Buiten beschouwing blijven de kosten van de artikelen, die niet in de eerste plaats als geneesmiddel kunnen worden aangemerkt, zoals
– versterkende middelen, dieet, fruitkuren, medicinale wijnen, levertraan enzovoorts;
– genees- en verbandmiddelen die behoren tot elke huisapotheek en derhalve niet zijn verbonden aan een bepaalde geneeskundige behandeling, zoals pijnstillende middelen voor huishoudelijk gebruik, hoestsiroop, vitaminetabletten, kalktabletten, zwachtels, kleefpleisters, jodium, boorwater en watten.
8.
a. Uitwendige geneeswijzen (fysiotherapie), zoals massage, heilgymnastiek, diathermie, oefentherapieën volgens de methode Mensendieck of Cesar en zwangerschapsgymnastiek gedurende ten hoogste 6 maanden. De behandeling dient te zijn toegepast op voorschrift van arts of specialist wiens naam op de rekening moet zijn vermeld door degene die de behandeling heeft verricht.
Indien een fysiotherapeutische behandeling langer duurt dan 6 maanden komen de kosten slechts voor tegemoetkoming in aanmerking indien een machtiging is verleend. Niet in aanmerking voor tegemoetkoming komen de aankoop of huur van apparatuur (zoals hoogtezon, infrarood- en diathermietoestellen), benodigdheden voor extra verwarming enzovoorts.
b. Kosten van bijzondere medische verrichtingen, zoals hemodialyse, beademing, revalidatiebehandeling, psychiatrische dag- of nachtbehandeling op verwijzing van een zenuwarts, behandeling door een trombosedienst, laboratoriumonderzoek, röntgenologische verrichtingen, electro-cardiografisch, spirografisch en stofwisselingsonderzoek en soortgelijke verrichtingen. De naam van de arts die de verrichting heeft voorgeschreven dient te zijn vermeld op de rekening door degene of de instelling die de verrichting heeft uitgevoerd.
c. De kosten van spraaklessen gedurende ten hoogste 6 maanden, gegeven door een logopedist, mits deze plaatsvinden op voorschrift van een arts of specialist. Indien de lessen na deze termijn nog moeten worden vervolgd, komen de kosten slechts voor een vergoeding in aanmerking, indien een machtiging is verleend.
9. Medische kunst- en hulpmiddelen.
a. Het betreft artikelen, bestemd tot vervanging van of hulp aan functies van het menselijk lichaam, mits geleverd door een leverancier van medische artikelen op recent voorschrift van een arts of specialist hetgeen moet blijken uit een door de leverancier op de rekening geplaatste verklaring.
b. De vergoeding voor brilmonturen wordt beperkt tot een bedrag van f 70,00. De vergoeding voor de glazen tot 90% van het in rekening gebrachte bedrag. Op de rekening voor een bril dienen de kosten van glazen en montuur te zijn gespecificeerd. De kosten voor contactlenzen komen volledig in aanmerking, mits de aanschaf op medische indicatie heeft plaatsgevonden. Indien het laatste niet het geval is wordt slechts in de helft van de kosten tegemoet gekomen.
c. De kosten voor hoortoestellen worden volledig vergoed mits deze geleverd zijn op advies van een audiologisch centrum of een specialist. Op kosten van orthopedisch schoeisel wordt een bedrag van f 60,00 voor de kosten van normaal schoeisel in mindering gebracht.
d. Ook de kosten van reparatie en noodzakelijke vernieuwing komen voor toepassing van de regeling in aanmerking, evenals de huur van verplegingsartikelen bij een kruisvereniging. In verband hiermee kan de premie voor een verzekering, die verlies of beschadiging van een kunst- of hulpmiddel dekt, alsmede de contributie van een kruisvereniging worden opgevoerd.
e. Niet voor een tegemoetkoming komen in aanmerking:
– reserve apparaten, invalidenauto's en invalidenwagentjes, verplegingsartikelen, zoals ondersteken, electrische verwarmingskussens, loopwagens, koortsthermometers, irrigatoren, neusdouches en dergelijke artikelen, die in het algemeen door meer dan één patiënt kunnen worden gebruikt en gewoonlijk bij kruisverenigingen in huur of bruikleen kunnen worden verkregen.
– artikelen welke niet aan een geneeskundige behandeling gebonden hoeven zijn, zoals bedden en beddegoed, extra boven- en onderkleding enzovoorts.
a. De reiskosten worden vergoed voor een openbaar middel van interlokaal vervoer in de laagste klasse voor de patiënt en
– indien deze 15 jaar of jonger is – een begeleider.
b. De volledige kosten worden vergoed indien het vervoer om medische redenen per ambulance of taxi plaatsvindt.
10. Kosten van ziekenvervoer naar of van de persoon of inrichting waar een patiënt wordt of was opgenomen of een behandeling ondergaat, waaronder begrepen een consultatiebureau voor tuberculose-, reuma- of kankerbestrijding, fysiotherapie en instrumentmakerij.
a. De reiskosten worden vergoed voor een openbaar middel van interlokaal vervoer in de laagste klasse voor de patiënt en
– indien deze 15 jaar of jonger is – een begeleider.
b. De volledige kosten worden vergoed indien het vervoer om medische redenen per ambulance of taxi plaatsvindt.
J. UITVOERINGSREGELING STUDIEFACILITEITEN (EX ARTIKEL 43)
1. De werknemer die voor studiefaciliteiten in aanmerking wenst te komen dient daartoe bij de werkgever een verzoek in, in de regel voor de aanvang van de studie. Dit verzoek bevat gegevens over de te volgen opleiding, het belang van de te verkrijgen functie en een schatting van de te maken studiekosten.
2. Studiefaciliteiten worden verleend voor de normaal te achten studie-duur. De werkgever kan deze termijn verlengen.
3. De werkgever kan de verleende studiefaciliteiten intrekken indien blijkens verkregen inlichtingen betrokkene niet in die mate studeert en vorderingen maakt dat de studie binnen de normale termijn kan worden voltooid. Intrekking geschiedt niet indien de betrokken werknemer aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft.
1. De werkgever verleent een werknemer studieverlof voor ten hoogste een halve dag per week, tenzij het belang van de te verrichten werkzaamheden zich daartegen verzet. Indien de lessen gedurende de normale werktijd moeten worden gevolgd kan studieverlof tot maximaal een dag per week worden verleend. Deze dag kan als een gemiddelde worden gezien.
2. Studieverlof wordt verleend op de dag waarop wordt deelgenomen aan examen of tentamen.
3. Ter voorbereiding op een examen of tentamen kan bovendien studieverlof worden verleend voor ten hoogste vijf halve dagen per jaar.
1. Voor volledige tegemoetkoming komen in aanmerking:
a. de noodzakelijk gemaakte reiskosten voor interlokaal vervoer en het vervoer in de plaats waar de cursus of het examen wordt gehouden indien de studie in een andere plaats dan de woonplaats moet worden gevolgd. De vergoeding geschiedt op basis van het laagste tarief van het gebruikte middel van openbaar vervoer. Indien de werknemer redelijkerwijs geen gebruik kan maken van openbaar vervoer, worden de noodzakelijk gemaakte kosten vergoed volgens het tarief, genoemd in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling G reis- en verblijfkostenvergoeding.
b. de werkelijk gemaakte kosten voor nachtverblijf en het gebruik van maaltijden welke in verband met het afleggen van een examen noodzakelijkerwijze worden gemaakt, met inachtneming van artikel 6 van de Uitvoeringsregeling G reis- en verblijfkostenvergoeding.
2. Voor een tegemoetkoming tot maximaal 50% komen in aanmerking:
– de cursus- en lesgelden, de examen- en diplomakosten, alsmede
– de aanschaffingskosten van het verplicht gestelde studiemateriaal.
3. In bijzondere gevallen kan de in lid 2 genoemde tegemoetkoming op 75% worden gesteld. Een tegemoetkoming van 75% wordt altijd verleend indien het salaris gelijk of lager is dan schaalnummer 13.
1. De werknemer is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in reis-, verblijf- en studiekosten ingeval:
a. ontslag, voordat de studie met goed gevolg is afgesloten, verleend op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden;
b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van de werkgever aan de werknemer te wijten zijn;
c. ontslag, binnen een termijn van 2 jaar sedert de datum waarop de studie met een goed gevolg is afgesloten, hem verleend op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden.
2. De verplichting tot terugbetaling geldt maximaal het bedrag dat is uitbetaald in de 2 jaar, voorafgaand aan het ontslag of de betreffende omstandigheid. Het maximaal terug te betalen bedrag wordt voorts met 1/24 deel verminderd voor elke maand dat het dienstverband in de genoemde termijn van 2 jaar heeft voortgeduurd.
3. De verplichting tot terugbetaling geldt niet ingeval het ontslag:
a. geschiedt met recht op wachtgeld of direct ingaand pensioen,
b. wordt gevolgd door een nieuw aangegane arbeidsovereenkomst met een werkgever in de zin van artikel 2 van deze CAO.
4. Een tegemoetkoming in reis-, verblijf- en studiekosten wordt eerst verleend nadat de werknemer schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met deze verplichting tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling.
K. UITVOERINGSREGELING WACHTGELD (EX ARTIKEL 50)
1. De werknemer die ontslagen wordt in de gevallen genoemd in artikel 50, hierna aan te duiden als rechthebbende, komt in aanmerking voor een wachtgelduitkering van de voormalige werkgever, met ingang van de datum van ontslag, bestaande uit een maandelijkse uitkering.
2. De berekeningsgrondslag voor het wachtgeld is het laatstgenoten bruto salaris van de rechthebbende, vermeerderd met het bedrag van de vakantietoeslag, berekend over een maand waarop de rechthebbende op de dag voorafgaande aan zijn ontslag aanspraak had of zou hebben gehad bij waarneming van zijn functie. Als deel van de berekeningsgrondslag geldt tevens het bedrag dat over de 12 volle kalendermaanden, voorafgaand aan het ontslag, gemiddeld aan toelage onregelmatige dienst is toegekend.
3. Indien in het laatstelijk genoten bruto salaris, als hier berekend, wijziging zou zijn gekomen, anders dan door het verwerven van salaris-anciënniteit in het geval rechthebbende in dienst was gebleven, geldt, te rekenen van het in werking treden van de wijziging, het aldus gewijzigde salaris als het laatstelijk genoten salaris.
1. De rechthebbende is verplicht zich binnen veertien dagen na de aanzegging van zijn ontslag in te laten schrijven bij het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening waaronder hij ressorteert en deze inschrijving te handhaven.
2. Geen recht op wachtgeld bestaat voor de rechthebbende aan wie ontslag is aangezegd en die na die mededeling geweigerd heeft een aangeboden betrekking te aanvaarden, welke naar het oordeel van het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening passend is te achten.
3. De rechthebbende is verplicht bij zijn voormalige werkgever terstond opgave te doen van het bedrag van de inkomsten uit arbeid of bedrijf, genoten na zijn ontslagaanzegging, alsmede van het bedrag dat aan uitkering ingevolge een wettelijke regeling wordt genoten.
Desgevraagd dient hij alle gewenste inlichtingen en bewijsstukken te verschaffen.
Onder diensttijd in de zin van deze regeling wordt verstaan: de diensttijd voor bepaalde of onbepaalde tijd doorgebracht in een dienstverband met een werkgever in de zin van deze CAO met uitzondering van de tijd:
a. die voorafgaat aan een onderbreking in de diensttijd door ontslag van langer dan 1 jaar, tenzij voor de toepassing van artikel 4, tweede en derde lid.
b. die in aanmerking is genomen bij de berekening van de duur van een wachtgeld of van een uitkering terzake van onvrijwillige werkloosheid, tenzij voor de toepassing van artikel 4, tweede en derde lid.
1. De duur van het wachtgeld bedraagt 3 maanden, vermeerderd voor
– de rechthebbende, die op de dag van het ontslag de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, met een duur gelijk aan 18% van zijn diensttijd;
– de rechthebbende, die op de dag van ontslag 21 jaar oud is, met een duur gelijk aan 19,5% van zijn diensttijd;
– en zo vervolgens per leeftijdsjaar opklimmend met 1,5% tot aan de leeftijd van de rechthebbende, die op de dag van het ontslag 60 jaar of ouder is. Voor laatstgenoemde bedraagt de vermeerdering 78%.
2. Bij de rechthebbende, die bij de aanvang van de in het voorgaande lid bedoelde diensttijd in het genot was van wachtgeld krachtens deze regeling, wordt bij de berekening van de duur van het wachtgeld mede in aanmerking genomen de diensttijd, welke bij de berekening van de duur van het eerder toegekende wachtgeld in aanmerking is genomen. Op de aldus berekende duur wordt de duur van het eerder toegekende wachtgeld, met uitzondering van de verlenging, bedoeld in het volgende lid in mindering gebracht.
3. De duur van het wachtgeld van de rechthebbende die ten tijde van zijn ontslag een diensttijd van tenminste 10 jaren heeft volbracht, wordt, indien de som van zijn leeftijd en de diensttijd ten tijde van het ontslag 60 jaren of meer bedraagt, na afloop van de daarvoor gestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand voorafgaande aan die, waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. Deze verlenging wordt niet toegepast indien terzake van een eerder toegekend wachtgeld een dergelijke verlenging reeds eerder heeft plaatsgevonden tenzij op de eerste verlenging een dienstverband van ten minste 10 jaren is gevolgd. Eveneens wordt deze verlenging niet toegepast indien het ontslag plaatsvindt vanuit een deeltijd betrekking van minder dan 10 uren.
Het bruto bedrag van het wachtgeld is:
– gedurende de eerste 3 maanden gelijk aan de berekeningsgrondslag;
– gedurende de daarop volgende 9 maanden 90% van dit bedrag;
– gedurende de daarop volgende 4 jaren 80% van dit bedrag;
– en vervolgens 70% van dit bedrag, met dien verstande dat het niet daalt beneden het bedrag dat de rechthebbende aan pensioen zou toekomen indien hij op de dag van het ontslag zou zijn gepensioneerd. Gedurende de in artikel 4 lid 3 beschreven verlenging is het wachtgeld gelijk aan het hiervoor genoemde pensioen met dien verstande dat gedurende het eerste jaar van die verlenging het wachtgeld ten minste 40% van de berekeningsgrondslag bedraagt.
1. Het wachtgeld wordt verminderd met
– hetgeen de rechthebbende als overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM kan ontvangen, en
– de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, door de rechthebbende ter hand genomen na de dag van ontslag terzake waarvan het wachtgeld is toegekend of is aangevraagd.
Deze vermindering geldt over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.
Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmee het wachtgeld, vermeerderd met die inkomsten, de berekeningsgrondslag overschrijdt.
2. Het onder 1 bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende non-activiteit, vakantie of verlof, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, terzake waarvan het wachtgeld is toegekend.
3. Het onder 1 bepaalde vindt eveneens toepassing wanneer de rechthebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen voor de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten. Dit geldt evenwel niet als de belanghebbende aannemelijk maakt, dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden noch verband houden met het ontslag. In dit laatste geval worden die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking genomen voor de toepassing van het eerste lid.
4. Inkomsten, welke zijn genoten uit hoofde van overwerk, worden niet als inkomsten in de zin van dit artikel aangemerkt.
1. De rechthebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan de voormalige werkgever, onder zo nauwkeurig mogelijke opgave van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal verwerven.
2. Als dan door de aard van de werkzaamheden of inkomsten mede de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op het wachtgeld een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van evenbedoelde termijn.
3. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 6 van toepassing, met dien verstande, dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde langere termijn in plaats van iedere maand afzonderlijk.
4. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van arbeid of bedrijf en de inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid.
1. Indien de rechthebbende aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, die minder bedraagt dan 70% van de berekeningsgrondslag, wordt het wachtgeld slechts uitbetaald voorzover het evenbedoelde uitkering te boven gaat.
2. Indien de rechthebbende aan wie wachtgeld is toegekend, uit hoofde van de betrekking, waaraan dit wachtgeld wordt ontleend, aanspraak heeft of verkrijgt op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, Wet Werkloosheidsvoorziening, de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt gedurende de termijn, waarvan die aanspraak bestaat, het wachtgeld slechts uitbetaald voorzover het evenbedoelde uitkering te boven gaat.
1. Het recht op wachtgeld eindigt met ingang van:
a. de dag, volgend op de dag van overlijden van de rechthebbende;
b. de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de rechthebbende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
c. de datum waarop de rechthebbende aanspraak kan maken op invaliditeitspensioen uit hoofde van de betrekking terzake waaruit hij met recht op wachtgeld is ontslagen c.q. dit invaliditeitspensioen ontvangt.
2. Het recht op wachtgeld kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien rechthebbende:
a. zich zodanig gedraagt, dat hij, ware hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen;
b. de gegevens, die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering van het wachtgeld niet, niet volledig, of onjuist verstrekt.
1. Het wachtgeld wordt verminderd met het bedrag, waarmede het wachtgeld, vermeerderd met de verzuimde, dan wel de prijsgegeven of verloren gegane inkomsten de berekeningsgrondslag zou hebben overschreden, indien de rechthebbende:
a. weigert een hem aangeboden ambt of betrekking te aanvaarden welke hem in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijs kan worden opgedragen;
b. geen gebruik maakt van een mogelijkheid om op een wijze die voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen;
c. inkomsten, als bedoeld in artikel 6 prijsgeeft zonder voldoende reden dan wel door eigen schuld of toedoen verloren doet gaan.
2. Het wachtgeld wordt niet uitbetaald voor de duur dat de rechthebbende:
a. de hem opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt;
b. metterwoon verblijf houdt in het buitenland, tenzij hiervoor door de voormalige werkgever toestemming is verleend;
c. zich onvoldoende houdt aan de voorschriften van het bevoegde uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten.
Het recht op wachtgeld wordt opgeschort voor de duur dat de rechthebbende zich ingevolge wettelijke verplichting als militair of als noodwachter in werkelijke dienst bevindt.
Het wachtgeld kan op verzoek van de rechthebbende of de (voormalige) werkgever geheel of ten dele worden afgekocht, indien beide partijen daarmee instemmen.
Aan de rechthebbende, die in de gelegenheid is elders inkomsten uit arbeid of bedrijf te gaan verwerven en die genoodzaakt is te verhuizen, kan een tegemoetkoming in de verhuiskosten worden toegekend overeenkomstig Uitvoeringsregeling E.
1. Het wachtgeld wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen. Met toestemming van de rechthebbende kan uitbetaling in langere termijnen plaatsvinden.
2. Na overlijden van de rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk aan zijn nagelaten betrekkingen in de zin van artikel 1639 l, derde lid van het Burgerlijk Wetboek een bedrag uitgekeerd gelijk aan de berekeningsgrondslag over een tijdvak van 3 maanden. Indien op het wachtgeld een vermindering wordt toegepast krachtens artikel 6, 7 of 10 of wordt artikel 9, tweede lid toegepast dan is de uitkering gelijk aan het bedrag van het wachtgeld, dat de belanghebbende op de dag van het overlijden ontving over een tijdvak van 3 maanden.
3. Indien de rechthebbende geen betrekking, bedoeld in het tweede lid nalaat, kan het daar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging indien zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
1. De rechthebbende heeft gedurende de periode dat hij aanspraak heeft op wachtgeld, recht op een werkgeversaandeel van maximaal 6% van het laatstgenoten salaris als tegemoetkoming in de kosten van de volledige of gedeeltelijke voortzetting van de deelneming aan de pensioenregeling die op hem van toepassing was. Voorwaarde is dat de werknemer zelf eveneens ten minste de helft van het werknemersaandeel van de voortzetting van voornoemde pensioenregeling voor zijn rekening neemt.
2. Indien de rechthebbende op de datum van ingang van het wachtgeld 55 jaar of ouder is en bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd of op een datum daarna recht op een overbruggingsuitkering van het pensioenfonds PGGM ontstaat, zal de werkgever de pensioenpremie op basis van de berekeningstoeslag zoals bedoeld in artikel 1 tweede lid voor zijn rekening nemen onder aftrek van het op grond van artikel 17 tweede lid van het pensioenreglement van het PGGM vastgestelde verhaal.
3. Een uitkering uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering wordt op deze tegemoetkoming in mindering gebracht.
L. UITVOERINGSREGELING VERGOEDING TELEFOONKOSTEN (EX ARTIKEL 46)
1. De werkgever kan aan werknemers schriftelijk opdracht geven zorg te dragen – voor zover nog niet reeds aanwezig – voor het doen aanleggen in de eigen woning of wooneenheid, van een enkelvoudige telefoonaansluiting alsmede – indien nodig – een tweede stopcontact, en dient een dergelijke opdracht te geven aan werknemers die bereikbaarheidsdiensten verrichten. De tenaamstelling van de aansluiting in de telefoongids geschiedt naar keuze van de werkgever.
2. De werkgever zal door werknemers gemaakte telefoonkosten vergoeden indien deze kantoor aan huis houden. Ook kan de werkgever aan andere werknemers de gemaakte telefoonkosten vergoeden.
a. Bij verhuizing van de werknemer op verzoek van de werkgever worden de desbetreffende door de telefoondienst in verband hiermede in rekening gebrachte kosten vergoed. Geschiedt de verhuizing niet op verzoek van de werkgever, dan vindt geen vergoeding plaats.
b. De aansluitkosten en het entreegeld worden op betrokkene verhaald indien het dienstverband op verzoek van de werknemer binnen een jaar nadat de telefoonaansluiting is gerealiseerd, wordt beëindigd.
Dit geldt ook indien het dienstverband binnen een jaar nadat de telefoonaansluiting is gerealiseerd, door de werkgever wordt beëindigd wegens dringende redenen, omschreven in artikel 1639 p van het Burgerlijk Wetboek.
c. De werknemer die bij derden of in openbare telefooncellen gesprekken voert ten behoeve van het werk krijgt de gemaakte kosten vergoed.
M. REGLEMENT COMMISIE VAN GESCHILLEN (EX ARTIKEL 52)
1. Er is een Commissie van Geschillen, bestaande uit 3 leden en 3 plaatsvervangende leden.
a. Indien aan de Commissie van Geschillen een geschil met betrekking tot een door partijen bekrachtigd professioneel Statuut wordt voorgelegd, wordt de Commissie uitgebreid met 2 leden van de beroepsgroep, zodat de Commissie bestaat uit 5 leden.
b. Eén lid wordt toegevoegd door de Landelijke Werkgeversvereniging Gezondheidscentra en één lid wordt toegevoegd door de werknemersorganisaties.
c. Voor het overige gelden de bepalingen zoals in het reglement Commissie van Geschillen.
2. Een lid en diens plaatsvervanger worden benoemd door de Landelijke Werkgeversvereniging Gezondheidscentra en een lid en diens plaatsvervanger door de werknemersorganisaties.
3. Een lid en diens plaatsvervanger worden benoemd door de in lid 2 bedoelde partijen gezamenlijk, en treden op als voorzitter c.q. plaatsvervangend voorzitter.
4. De leden worden benoemd voor het tijdvak van 2 jaar.
5. Het secretariaat van de Commissie van Geschillen wordt gevoerd door de Stichting Secretariaten Arbeidsvoorwaardenoverleg en Bedrijfscommissie (Postbus 138, 2350 AC Leiderdorp).
1. Een geschil, bedoeld in artikel 52 van deze CAO wordt aanhangig gemaakt door toezending van een met redenen omkleed verzoekschrift in viervoud aan het secretariaat der Commissie van Geschillen.
2. De partij die het geschil aanhangig maakt, doet hiervan onverwijld schriftelijk mededeling aan de andere partij onder bijvoeging van een afschrift van het verzoekschrift.
3. Na ontvangst van het verzoekschrift dient de wederpartij binnen 3 weken een met redenen omkleed verweerschrift in viervoud in bij het secretariaat van de Commissie van Geschillen.
4. Een afschrift van het verweerschrift dient door de in lid 3 genoemde partij te worden gezonden aan de partij die het geschil aanhangig heeft gemaakt.
5. De voorzitter kan – indien hem dit wenselijk voorkomt – partijen opdragen nadere stukken in te dienen binnen een door hem te stellen termijn en op de door hem voorgeschreven wijze.
1. De mondelinge behandeling van het geschil vindt in het algemeen plaats binnen 6 weken na indiening van het verzoekschrift.
2. Voor deze behandeling worden partijen tenminste 14 dagen tevoren bij aangetekend schrijven uitgenodigd.
1. Tijdens de behandeling worden partijen in elkaars tegenwoordigheid gehoord, waarbij zij zich door hun raadsman kunnen doen bijstaan.
2. Indien partijen getuigen en/of deskundigen willen doen horen, dienen zij hiervan tenminste 8 dagen voor de dag waarop de mondelinge behandeling plaatsvindt, schriftelijk mededeling te doen aan het secretariaat, zulks onder opgave van naam, adres en beroep der getuigen en/of deskundigen.
3. Aan de wederpartij dient hiervan onverwijld schriftelijk mededeling te worden gedaan.
4. Partijen en hun raadsman worden in de gelegenheid gesteld ook zelf vragen te stellen aan de wederpartij en aan getuigen en/of deskundigen.
5. Voor de mondelinge behandeling stelt de commissie vast of partijen zijn overeengekomen de uitspraak van de commissie bij wijze van bindend advies op te volgen.
De mondelinge behandeling van het geschil geschiedt in het openbaar, tenzij de commissie anders besluit.
De beraadslagingen geschieden in een voltallige vergadering, welke niet openbaar is. De tijdens deze zitting gedane mededelingen zijn geheim.
De commissie kan bepalen de behandeling van het geschil schriftelijk af te doen.
1. De commissie neemt een beslissing bij meerderheid van stemmen. De stemming geschiedt mondeling.
2. Geen der leden mag zich van stemming onthouden.
De uitspraak is met redenen omkleed en wordt zo spoedig mogelijk – doch uiterlijk binnen 4 weken – na de beraadslagingen bij aangetekend schrijven aan partijen medegedeeld.
1. De werknemer of de werkgever die een geschil aanhangig maakt bij de Commissie van Geschillen dient gelijktijdig met de toezending van het verzoekschrift als bedoeld in artikel 2 van dit reglement f 250,– over te maken op girorekening 39.30.491 ten name van de Stichting Secretariaat Arbeidsvoorwaarden Welzijnswerk te Leiderdorp, onder vermelding van de namen van de partijen in het geschil.
2. Indien een geschil namens een werknemer aanhangig wordt gemaakt door één der werknemersorganisaties partij bij deze CAO wordt, indien de Commissie van Geschillen de werknemer in het gelijk stelt, door de in lid 1 genoemde Stichting f 200,– gerestitueerd.
INDIVIDUELE ARBEIDSOVEREENKOMST BEHORENDE BIJ DE CAO-GEZONDHEIDSCENTRA
Ondergetekenden,
De Stichting/Vereniging *1
gevestigd te
verder te noemen de werkgever, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door, *2
en
wonende te (adres):
geboren: te:
nationaliteit:
verder te noemen de werknemer,
verklaren hierbij een arbeidsovereenkomst te hebben aangegaan onder de navolgende voorwaarden:
De werknemer treedt met ingang van ..-..-.... in dienst van de werkgever in de functie van
waarvoor de volgende hoofdlijnen als omschrijving gelden:
*3
De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. *4
Voor bepaalde tijd tot *5
op grond van
De eerste maand/eerste 2 maanden na indiensttreding zal/zullen gelden als wettelijke proeftijd, bedoeld in artikel 1639 n van het Burgerlijk Wetboek. *6
De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer ..... uren per week.
De werktijden worden, na overleg met de werknemer, door de werkgever vastgelegd met inachtneming van hetgeen de Collectieve Arbeids Overeenkomst terzake voorschrijft.
Het salaris bij indiensttreding bedraagt f ..... bruto per maand.
Volgens funktiegroep ......... voor een werknemer met periodieknummer ......
De eerstvolgende periodieke verhoging gaat in op ..-..-....................... *7
Het aantal vakantiedagen waarop de werknemer recht heeft, is .... en bedraagt voor dit kalenderjaar .... dagen. *8
De opzegtermijn bedraagt voor de werkgever .... maanden(en) en voor de werknemer .... maand(en) *10
De werknemer verricht zijn werkzaamheden te *11
in *12
De werknemer is wel/niet verplicht te wonen in het in artikel 10 genoemde werkgebied; De werknemer is wel/niet verplicht te wonen in de in artikel 10 genoemde plaats van tewerkstelling. *13
De werkgever is er mee bekend en stemt er mee in dat de werknemer de volgende gehonoreerde/niet gehonoreerde nevenfuncties vervult. *14
De werknemer verklaart van de werkgever te hebben ontvangen:
2. een exemplaar van het pensioenreglement van het Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke belangen;
3. een reglement van de Ondernemings Raad, indien dit lichaam is ingesteld;
4. een exemplaar van de statuten en het huishoudelijk reglement van de werkgever, indien de werknemer om uitreiking daarvan heeft verzocht;
5. een exemplaar van het professioneel Statuut. *17
De werknemer verklaart met de op hem van toepassing zijnde regelingen, bedoeld in de voorgaande artikelen, bekend te zijn en accoord te gaan.
Tussen werkgever en werknemer gelden de navolgende bijzondere bepalingen en regelingen;
*15
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend
te , de ..-..-....,
De werkgever, De werknemer,
handtekening(en) *16
Toelichting van cao-partijen op de cijfers voorkomend in dit model van de individuele arbeidsovereenkomst
*1.
naam van de rechtspersoon, zoals deze luidt volgens de statuten;
*2.
naam en functie van de betrokkene(n);
*3.
de voornaamste werkzaamheden aan het uitoefenen van de functie verbonden;
*4.
invullen naar gelang er sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde tijd;
*5.
zie artikel 10;
*6.
de aandacht wordt er op gevestigd, dat de hier bedoelde proeftijd facultatief is. Indien zij wordt overeengekomen, mag de duur niet langer dan 2 maanden zijn;
*7.
vermelden welke keuze is gedaan;
*8.
het aantal vakantiedagen invullen waarop de werknemer per kalenderjaar recht heeft, bij indiensttreding in de loop van het kalenderjaar en het aantal dagen vermelden waarop de werknemer nog aanspraak kan maken;
*10.
zie artikel 10 en artikel 49;
*11.
in ieder geval dient hetzij de plaats van tewerkstelling, hetzij het werkgebied te worden genoemd (conform artikel 9, lid c van de CAO);
*12.
invullen de gemeente of het met name bekend afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar het gebouw staat waarin de werknemer normaliter zijn functie uitoefent ofwel kantoor houdt (conform artikel 1, lid h van de CAO) en invullen, voor zover van toepassing, het gebied, waar de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden vervult (conform artikel 1, lid i van de CAO);
*13.
voor zover in artikel 10 een werkgebied is genoemd is de werknemer verplicht in dit werkgebied te wonen, tenzij op verzoek van de werknemer daarvan ontheffing wordt verleend (conform artikel 16 van de CAO). Afhankelijk daarvan doorhalen wat niet van toepassing is. Voor de plaats van tewerkstelling geldt hetzelfde;
*14.
vermeld dienen te worden alle gehonoreerde nevenfuncties die de werknemer bij indiensttreding bekleedt en waarmee door de werkgever is ingestemd. Op grond van de genoemde Uitvoeringsregeling dient eventueel een juiste verdeling te worden gemaakt voor de toekenning van de vergoeding in dit CAO artikel genoemd;
*15.
invullen die bijzondere bepalingen en regelingen die van toepassing zijn waarvoor de CAO geen bepalingen en regelingen kent en de partijen dit (conform artikel 9, lid n van de CAO) toch wensen te regelen;
*16.
wanneer de werknemer minderjarig is of onder curatele is gesteld, moet de arbeidsovereenkomst door de ouder(s)/voogd/curator worden meegetekend.
*17
Het professioneel Statuut voor de huisarts, de fysiotherapeut, de verloskundige, de tandarts en de apotheker vormt met de arbeidsovereenkomst één geheel.
Professioneel statuut voor een huisarts werkzaam in een gezondheidscentrum
Overwegende:
– dat overeenkomstig artikel 13 van de CAO-Gezondheidscentra de huisarts zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van de voor de huisarts geformuleerde code;
– dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de huisarts, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van genoemde CAO, noodzakelijk is;
– dat er geen verschil in medisch functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame huisarts en diens collega die vrijgevestigd is;
– dat de huisarts een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor de behandeling van de patiënt die hem gekozen heeft, aan wie hij verantwoording verschuldigd is voor zijn medisch handelen;
– dat de huisarts, met de huisartsen werkzaam in eenzelfde verband, de mede-verantwoordelijkheid draagt voor een verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame huisarts;
– dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de zorgverlening;
– dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de huisarts, de collectieve verantwoordelijkheid van de huisartsengroep alsook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld;
komen als volgt overeen:
In dit statuut wordt verstaan onder:
gezondheidscentrum: de onder beheer van een rechtspersoon zonder winstoogmerk staande instelling, waarin binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst vanuit een gezamenlijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulpverlening wordt verleend door de disciplines in de eerste lijn, doch tenminste door de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging;
werkgever: de privaatrechtelijke organisatie met wie de arts een arbeidsovereenkomst heeft gesloten;
huisarts: de arts, die geregistreerd is bij de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie (HVRC) en in het gezondheidscentrum werkzaam is.
1. De huisarts verbindt zich de patiënten die zich aan zijn zorg toevertrouwen, respectievelijk die op de gebruikelijke wijze aan hem worden toevertrouwd, geneeskundige hulp, waar nodig in teamverband, te verstrekken.
2. Indien de huisarts gegronde redenen meent te hebben geneeskundige hulp aan een patiënt niet op zich te nemen of een aangevangen behandeling af te breken, treft hij, indien en voor zover zulks redelijkerwijze verlangd kan worden, na overleg met de werkgever of degene die hem als zodanig vervangt, maatregelen teneinde de continuïteit van de geneeskundige hulp te verzekeren.
1. De geneeskundige hulp aan patiënten geschiedt door de huisarts onder zijn persoonlijke medische verantwoordelijkheid.
2. De huisarts zal in het algemeen de patiënt in zo begrijpelijk mogelijke taal informatie verschaffen over de aard van de aandoening, prognose, de voorgestelde behandeling en daaraan verbonden risico's.
3. De huisarts zal de continuïteit van de behandeling bewaken door overleg te voeren over de behandeling met de hulpverlener indien de patiënt is doorverwezen.
1. De huisarts is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking.
2. De werkgever moet deze kwaliteitsbewaking mogelijk maken.
1. De werkgever verschaft de huisarts conform artikel 20 van de CAO de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen.
2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de huisarts een zorgvuldig gebruik te maken met inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft.
3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in zodanige staat houden dat voldaan wordt aan de eisen van technische behoeften, bedrijfszekerheid en medisch wetenschappelijk peil.
4. De huisarts is gehouden naar vermogen bij te dragen tot een efficiënte bedrijfsvoering. De huisarts is verplicht daartoe de noodzakelijke informatie te verschaffen. In verband met de efficiënte bedrijfsvoering kan de werkgever in overleg met de werknemers een coördinator benoemen.
De huisarts is verplicht de door de coördinator gegeven aanwijzingen met betrekking tot de organisatorische gang van zaken op te volgen. Indien deze aanwijzingen door de huisarts als onredelijk worden ervaren of indruisen tegen de belangen van de patiënten, kan hij zich tot de werkgever wenden.
1. De huisarts is gehouden van iedere door hem te behandelen patiënt op de in dit verband gebruikelijke wijze een ziektegeschiedenis op te maken en bij te houden.
2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat de ziektegeschiedenissen op behoorlijke wijze kunnen worden opgeborgen en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd overeenkomstig de privacy-wetgeving.
3. De ziektegeschiedenissen zullen zowel tijdens de duur van het dienstverband alsook na het eind daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het archief rusten en ter beschikking staan van de behandelend huisarts van de patiënten.
4. Inzage in de ziektegeschiedenissen door anderen dan de behandelend huisarts respectievelijk diens waarnemer kan slechts geschieden met uitdrukkelijke machtiging van de patiënt door de huisarts c.q. diens opvolger.
5. Publicatie van gegevens uit ziektegeschiedenissen geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken huisarts, respectievelijk diens opvolger en de patiënt, waarbij hij ervoor zorgdraagt dat de belangen van de patiënt niet worden geschaad. Indien de betrokken huisarts dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron.
De huisarts heeft het recht opleidingsbevoegdheid aan te vragen bij de HVRC en indien hij ter zake opleidingsbevoegdheid verkrijgt, kan het opleiden van artsen in opleiding tot huisarts een onderdeel van zijn werkzaamheden zijn.
Het gezondheidscentrum draagt zorg voor de nodige faciliteiten.
De huisarts is verplicht om in geval van een calamiteit ten gevolge van medisch handelen aan de werkgever of diens vervanger alle feitelijke informatie te verschaffen die in het belang van de patiënt of diens nabestaanden en van het samenwerkingsverband noodzakelijk geacht kan worden.
De huisarts is verplicht mee te werken aan maatregelen die ertoe strekken ongevallen te voorkomen.
De werkgever draagt tijdens afwezigheid van de huisarts wegens vakantie, buitengewoon verlof of ziekte, zorg voor de continuïteit van de medische zorg voor patiënten die zich aan de zorgen van de huisarts toevertrouwen of toevertrouwd hebben.
De continuïteit wordt door de werkgever nagestreefd, zo mogelijk in nauwe samenwerking en in overleg met de huisarts en de andere huisartsen in de regio.
De huisarts is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor een goede vervulling van zijn functie binnen het gezondheidscentrum en wordt daartoe door de werkgever overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld.
Professioneel statuut voor een fysiotherapeut werkzaam in een gezondheidscentrum
Overwegende:
– dat overeenkomstig artikel 13 van de CAO-Gezondheidscentra de fysiotherapeut zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van de voor de fysiotherapeut geformuleerde code;
– dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de fysiotherapeut, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van genoemde CAO, noodzakelijk is;
– dat er geen verschil in professioneel functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame fysiotherapeut en diens collega die vrijgevestigd is;
– dat de fysiotherapeut een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor de behandeling van de patiënt die hem gekozen heeft, aan wie hij verantwoording verschuldigd is voor zijn professioneel handelen;
– dat de fysiotherapeut, met de fysiotherapeuten werkzaam in eenzelfde verband, de mede-verantwoordelijkheid draagt voor een verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame fysiotherapeut;
– dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de zorgverlening;
– dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de fysiotherapeut, de collectieve verantwoordelijkheid van de fysiotherapeutengroep alsook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld;
komen als volgt overeen:
In dit statuut wordt verstaan onder:
gezondheidscentrum: de onder beheer van een rechtspersoon zonder winstoogmerk staande instelling, waarin binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst vanuit een gezamenlijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulpverlening wordt verleend door de disciplines in de eerste lijn, doch tenminste door de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging;
werkgever: de privaatrechtelijke organisatie met wie de fysiotherapeut een arbeidsovereenkomst heeft gesloten;
fysiotherapeut: de fysiotherapeut, die in het gezondheidscentrum werkzaam is.
1. De fysiotherapeut verbindt zich de patiënten die zich aan zijn zorg toevertrouwen, respectievelijk die op de gebruikelijke wijze aan hem worden toevertrouwd, fysiotherapeutische hulp, waar nodig in teamverband, te verstrekken.
2. Indien de fysiotherapeut gegronde redenen meent te hebben fysiotherapeutische hulp aan een patiënt niet op zich te nemen of een aangevangen behandeling af te breken, treft hij, indien en voor zover zulks redelijkerwijze verlangd kan worden, na overleg met de verwijzer en de werkgever of degene die hem als zodanig vervangt, maatregelen teneinde de continuïteit van de fysiotherapeutische hulp te verzekeren.
1. De fysiotherapeutische hulp aan patiënten geschiedt door de fysiotherapeut onder zijn persoonlijke professionele verantwoordelijkheid.
2. Waar sprake is van een multidisciplinair behandelplan deelt de fysiotherapeut, naast zijn persoonlijke verantwoordelijkheid, in de collectieve verantwoordelijkheid voor de opstelling en de uitvoering van het behandelplan.
3. De fysiotherapeut zal in het algemeen de patiënt in zo begrijpelijk mogelijke taal informatie verschaffen over de aard van de aandoening, prognose, de voorgestelde behandeling en daaraan verbonden risico s.
4. De fysiotherapeut zal de continuïteit van de behandeling bewaken door overleg te voeren over de behandeling met de arts indien de patiënt is doorverwezen.
1. De fysiotherapeut is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking.
2. De werkgever moet deze kwaliteitsbewaking mogelijk maken.
1. De werkgever verschaft de fysiotherapeut conform artikel 20 van de CAO de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen.
2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de fysiotherapeut een zorgvuldig gebruik te maken met inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft.
3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in zodanige staat houden dat voldaan wordt aan de eisen van technische behoeften, bedrijfszekerheid en wetenschappelijk peil.
4. De fysiotherapeut is gehouden naar vermogen bij te dragen tot een efficiënte bedrijfsvoering. De fysiotherapeut is verplicht daartoe de noodzakelijke informatie te verschaffen. In verband met de efficiënte bedrijfsvoering kan de werkgever in overleg met de werknemers een coördinator benoemen.
De fysiotherapeut is verplicht de door de coördinator gegeven aanwijzingen met betrekking tot de organisatorische gang van zaken op te volgen. Indien deze aanwijzingen door de fysiotherapeut als onredelijk worden ervaren of indruisen tegen de belangen van de patiënten, kan hij zich tot de werkgever wenden.
1. De fysiotherapeut is gehouden van iedere door hem te behandelen patiënt op de in dit verband gebruikelijke wijze een patiëntendossier op te maken en bij te houden.
2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat de patiëntendossiers op behoorlijke wijze kunnen worden opgeborgen en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd overeenkomstig de privacy-wetgeving.
3. De patiëntendossiers zullen zowel tijdens de duur van het dienstverband alsook na het eind daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het archief rusten en ter beschikking staan van de behandelend fysiotherapeut van de patiënten.
4. Inzage in de patiëntendossiers door anderen dan de behandelend fysiotherapeut respectievelijk diens waarnemer kan slechts geschieden met uitdrukkelijke machtiging van de patiënt door de fysiotherapeut c.q. diens opvolger.
5. Publicatie van gegevens uit patiëntendossiers geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken fysiotherapeut, respectievelijk diens opvolger en de patiënt, waarbij hij ervoor zorgdraagt dat de belangen van de patiënt niet worden geschaad. Indien de betrokken fysiotherapeut dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron.
De als stagebegeleider optredende fysiotherapeut draagt de professionele verantwoordelijkheid voor het fysiotherapeutisch handelen van de stagiaire.
Het gezondheidscentrum draagt zorg voor de nodige faciliteiten.
De fysiotherapeut is verplicht om in geval van een calamiteit ten gevolge van fysiotherapeutisch handelen aan de werkgever of diens vervanger alle feitelijke informatie te verschaffen die in het belang van de patiënt of diens nabestaanden en van het samenwerkingsverband noodzakelijk geacht kan worden.
De fysiotherapeut is verplicht mee te werken aan maatregelen die ertoe strekken ongevallen te voorkomen.
De werkgever draagt tijdens afwezigheid van de fysiotherapeut wegens vakantie, buitengewoon verlof of ziekte, zorg voor de continuïteit van de medische zorg voor patiënten die zich aan de zorgen van de fysiotherapeut toevertrouwen of toevertrouwd hebben.
De continuïteit wordt door de werkgever nagestreefd, zo mogelijk in nauwe samenwerking en in overleg met de fysiotherapeut en de andere fysiotherapeuten in de regio.
De fysiotherapeut is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor een goede vervulling van zijn functie binnen het gezondheidscentrum en wordt daartoe door de werkgever overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld.
Professioneel statuut voor een verloskundige werkzaam in een gezondheidscentrum
Overwegende:
– dat overeenkomstig artikel 13 van de CAO-Gezondheidscentra de verloskundige zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van de voor de verloskundige geformuleerde code;
– dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de verloskundige, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van genoemde CAO, noodzakelijk is;
– dat er geen verschil in medisch functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame verloskundige en diens collega die vrijgevestigd is;
– dat de verloskundige een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor de behandeling van de cliënte die hem gekozen heeft, aan wie hij verantwoording verschuldigd is voor zijn medisch handelen;
– dat de verloskundige, met de verloskundigen werkzaam in eenzelfde verband, de mede-verantwoordelijkheid draagt voor een verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame verloskundige;
– dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de zorgverlening;
– dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de verloskundige, de collectieve verantwoordelijkheid van de verloskundigengroep alsook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld;
komen als volgt overeen:
In dit statuut wordt verstaan onder:
gezondheidscentrum: de onder beheer van een rechtspersoon zonder winstoogmerk staande instelling, waarin binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst vanuit een gezamenlijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulpverlening wordt verleend door de disciplines in de eerste lijn, doch tenminste door de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging;
werkgever: de privaatrechtelijke organisatie met wie de verloskundige een arbeidsovereenkomst heeft gesloten;
verloskundige: de verloskundige, die in het gezondheidscentrum werkzaam is.
1. De verloskundige verbindt zich de cliënten die zich aan zijn zorg toevertrouwen, respectievelijk die op de gebruikelijke wijze aan hem worden toevertrouwd, verloskundige hulp, waar nodig in teamverband, te verstrekken.
2. Indien de verloskundige gegronde redenen meent te hebben verloskundige hulp aan een cliënte niet op zich te nemen of een aangevangen behandeling af te breken, treft hij, indien en voor zover zulks redelijkerwijze verlangd kan worden, na overleg met de werkgever of degene die hem als zodanig vervangt, maatregelen teneinde de continuïteit van de verloskundige hulp te verzekeren.
1. De verloskundige hulp aan cliënten geschiedt door de verloskundige onder zijn persoonlijke medische verantwoordelijkheid.
2. De verloskundige zal in het algemeen de cliënte in zo begrijpelijk mogelijke taal informatie verschaffen over de aard van de verloskundige problematiek, prognose, de voorgestelde behandeling en daaraan verbonden risico's.
3. De verloskundige zal de continuïteit van de behandeling bewaken door overleg te voeren over de behandeling met de hulpverlener indien de cliënte is doorverwezen.
1. De verloskundige is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking.
2. De werkgever moet deze kwaliteitsbewaking mogelijk maken.
1. De werkgever verschaft de verloskundige conform artikel 20 van de CAO de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen.
2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de verloskundige een zorgvuldig gebruik te maken met inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft.
3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in zodanige staat houden dat voldaan wordt aan de eisen van technische behoeften, bedrijfszekerheid en medisch wetenschappelijk peil.
4. De verloskundige is gehouden naar vermogen bij te dragen tot een efficiënte bedrijfsvoering. De verloskundige is verplicht daartoe de noodzakelijke informatie te verschaffen. In verband met de efficiënte bedrijfsvoering kan de werkgever in overleg met de werknemers een coördinator benoemen.
De verloskundige is verplicht de door de coördinator gegeven aanwijzingen met betrekking tot de organisatorische gang van zaken op te volgen. Indien deze aanwijzingen door de verloskundige als onredelijk worden ervaren of indruisen tegen de belangen van de cliënten, kan hij zich tot de werkgever wenden.
1. De verloskundige is gehouden van iedere door hem te behandelen cliënte op de in dit verband gebruikelijke wijze dossier op te maken en bij te houden.
2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat de dossiers op behoorlijke wijze kunnen worden opgeborgen en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd overeenkomstig de privacy-wetgeving.
3. De dossiers zullen zowel tijdens de duur van het dienstverband alsook na het eind daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het archief rusten en ter beschikking staan van de behandelend verloskundige van de cliënten.
4. Inzage in de dossiers door anderen dan de behandelend verloskundige respectievelijk diens waarnemer kan slechts geschieden met uitdrukkelijke machtiging van de cliënte door de verloskundige c.q. diens opvolger.
5. Publicatie van gegevens uit dossiers geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken verloskundige, respectievelijk diens opvolger en de cliënte, waarbij hij ervoor zorgdraagt dat de belangen van de cliënte niet worden geschaad. Indien de betrokken verloskundige dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron.
De als stagebegeleider optredende verloskundige draagt de professionele verantwoordelijkheid voor het medisch handelen van de stagiaire.
Het gezondheidscentrum draagt zorg voor de nodige faciliteiten.
De verloskundige is verplicht om in geval van een calamiteit ten gevolge van medisch handelen aan de werkgever of diens vervanger alle feitelijke informatie te verschaffen die in het belang van de cliënte of diens nabestaanden en van het samenwerkingsverband noodzakelijk geacht kan worden.
De verloskundige is verplicht mee te werken aan maatregelen die ertoe strekken ongevallen te voorkomen.
De werkgever draagt tijdens afwezigheid van de verloskundige wegens vakantie, buitengewoon verlof of ziekte, zorg voor de continuïteit van de medische zorg voor cliënten die zich aan de zorgen van de verloskundige toevertrouwen of toevertrouwd hebben.
De continuïteit wordt door de werkgever nagestreefd, zo mogelijk in nauwe samenwerking en in overleg met de verloskundige en de andere verloskundigen in de regio.
De verloskundige is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor een goede vervulling van zijn functie binnen het gezondheidscentrum en wordt daartoe door de werkgever overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld.
Professioneel statuut voor een tandarts werkzaam in een gezondheidscentrum
Overwegende:
– dat overeenkomstig artikel 13 van de CAO-Gezondheidscentra de tandarts zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van de voor de tandarts geformuleerde code;
– dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de tandarts, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van genoemde CAO, noodzakelijk is;
– dat er geen verschil in professioneel functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame tandarts en diens collega die vrijgevestigd is;
– dat de tandarts een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor de behandeling van de patiënt die hem gekozen heeft, aan wie hij verantwoording verschuldigd is voor zijn professioneel handelen;
– dat de tandarts, met de tandartsen werkzaam in eenzelfde verband, de mede-verantwoordelijkheid draagt voor een verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame tandarts;
– dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de zorgverlening;
– dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de tandarts, de collectieve verantwoordelijkheid van de tandartsengroep alsook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld;
komen als volgt overeen:
In dit statuut wordt verstaan onder:
gezondheidscentrum: de onder beheer van een rechtspersoon zonder winstoogmerk staande instelling, waarin binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst vanuit een gezamenlijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulpverlening wordt verleend door de disciplines in de eerste lijn, doch tenminste door de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging;
werkgever: de privaatrechtelijke organisatie met wie de tandarts een arbeidsovereenkomst heeft gesloten;
tandarts: de tandarts, die in het gezondheidscentrum werkzaam is.
1. De tandarts verbindt zich de patiënten die zich aan zijn zorg toevertrouwen, respectievelijk die op de gebruikelijke wijze aan hem worden toevertrouwd, tandheelkundige hulp, waar nodig in teamverband, te verstrekken.
2. Indien de tandarts gegronde redenen meent te hebben tandheelkundige hulp aan een patiënt niet op zich te nemen of een aangevangen behandeling af te breken, treft hij, indien en voor zover zulks redelijkerwijze verlangd kan worden, na overleg met de werkgever of degene die hem als zodanig vervangt, maatregelen teneinde de continuïteit van de tandheelkundige hulp te verzekeren.
1. De tandheelkundige hulp aan patiënten geschiedt door de tandarts onder zijn persoonlijke professionele verantwoordelijkheid.
2. De tandarts zal in het algemeen de patiënt in zo begrijpelijk mogelijke taal informatie verschaffen over de aard van de aandoening, prognose, de voorgestelde behandeling en daaraan verbonden risico's.
3. De tandarts zal de continuïteit van de behandeling bewaken door overleg te voeren over de behandeling met de hulpverlener indien de patiënt is doorverwezen.
1. De tandarts is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking.
2. De werkgever moet deze kwaliteitsbewaking mogelijk maken.
1. De werkgever verschaft de tandarts conform artikel 20 van de CAO de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen.
2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de tandarts een zorgvuldig gebruik te maken met inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft.
3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in zodanige staat houden dat voldaan wordt aan de eisen van technische behoeften, bedrijfszekerheid, praktijkhygiëne en wetenschappelijk peil.
4. De tandarts is gehouden naar vermogen bij te dragen tot een efficiënte bedrijfsvoering. De tandarts is verplicht daartoe de noodzakelijke informatie te verschaffen. In verband met de efficiënte bedrijfsvoering kan de werkgever in overleg met de werknemers een coördinator benoemen.
De tandarts is verplicht de door de coördinator gegeven aanwijzingen met betrekking tot de organisatorische gang van zaken op te volgen. Indien deze aanwijzingen door de tandarts als onredelijk worden ervaren of indruisen tegen de belangen van de patiënten, kan hij zich tot de werkgever wenden.
1. De tandarts is gehouden van iedere door hem te behandelen patiënt op de in dit verband gebruikelijke wijze een anamnese en behandelkaart op te maken en bij te houden.
2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat de tandheelkundige administratie op behoorlijke wijze kan worden opgeborgen en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd overeenkomstig de privacy-wetgeving.
3. De behandelkaart zal zowel tijdens de duur van het dienstverband alsook na het eind daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het archief rusten en ter beschikking staan van de behandelend tandarts van de patiënten.
4. Inzage in de behandelkaart door anderen dan de behandelend tandarts respectievelijk diens waarnemer kan slechts geschieden met uitdrukkelijke machtiging van de patiënt door de tandarts c.q. diens opvolger.
5. Publicatie van gegevens uit behandelkaarten geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken tandarts, respectievelijk diens opvolger en de patiënt, waarbij hij ervoor zorgdraagt dat de belangen van de patiënt niet worden geschaad. Indien de betrokken tandarts dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron.
De tandarts is verplicht om in geval van een calamiteit ten gevolge van tandheelkundig handelen aan de werkgever of diens vervanger alle feitelijke informatie te verschaffen die in het belang van de patiënt of diens nabestaanden en van het samenwerkingsverband noodzakelijk geacht kan worden.
De tandarts is verplicht mee te werken aan maatregelen die ertoe strekken ongevallen te voorkomen.
De werkgever draagt tijdens afwezigheid van de tandarts wegens vakantie, buitengewoon verlof of ziekte, zorg voor de continuïteit van de tandheelkundige zorg voor patiënten die zich aan de zorgen van de tandarts toevertrouwen of toevertrouwd hebben.
De continuïteit wordt door de werkgever nagestreefd, zo mogelijk in nauwe samenwerking en in overleg met de tandarts en de andere tandartsen in de regio.
De tandarts is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor een goede vervulling van zijn functie binnen het gezondheidscentrum en wordt daartoe door de werkgever overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld.
Professioneel statuut voor een apotheker werkzaam in een gezondheidscentrum
Overwegende:
– dat overeenkomstig artikel 13 van de CAO-Gezondheidscentra de apotheker zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van de voor de apotheker geformuleerde code;
– dat een regeling van de professionele aangelegenheden ten aanzien van de apotheker, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van genoemde CAO, noodzakelijk is;
– dat er geen verschil in professioneel functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame apotheker en diens collega die vrijgevestigd is;
– dat de apotheker een wettelijke eigen specifieke verantwoordelijkheid heeft voor de farmaceutische hulp aan de patiënt die hem gekozen heeft, aan wie verantwoording verschuldigd is voor zijn professioneel handelen;
– dat de apotheker, met de apothekers werkzaam in eenzelfde verband, de medeverantwoordelijkheid draagt voor een verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame apotheker;
– dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de zorgverlening;
– dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de apotheker, de collectieve verantwoordelijkheid van de apothekersgroep als ook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld;
komen als volgt overeen:
In dit statuut wordt verstaan onder:
gezondheidscentrum: de onder beheer van een rechtspersoon zonder winstoogmerk staande instelling, waarin binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst vanuit een gezamelijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulpverlening wordt verleend door de disciplines in de eerste lijn, doch tenminste door de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging;
werkgever: de privaatrechtelijke organisatie met wie de apotheker een arbeidsovereenkomst heeft gesloten;
apotheker: de apotheker, die in het gezondheidscentrum werkzaam is.
1. De apotheker verbindt zich de patiënten die zich aan zijn zorg toevertrouwen, respectievelijk die op de gebruikelijke wijze aan hem worden toevertrouwd, farmaceutische hulp, waar nodig in teamverband, te verstrekken.
2. Indien de apotheker gegronde redenen meent te hebben farmaceutische hulp aan een patiënt niet op zich te nemen of voort te zetten, treft hij, indien en voor zover zulks redelijkerwijze verlangd kan worden, na overleg met de verwijzer en de werkgever of degene die hem als zodanig vervangt, maatregelen teneinde de continuïteit van de farmaceutische hulp te verzekeren.
1. De farmaceutische hulp aan patiënten geschiedt door de apotheker onder zijn persoonlijke professionele verantwoordelijkheid.
2. De apotheker zal in het algemeen de patiënt in zo begrijpelijk mogelijke taal informatie verschaffen over het gebruik van de door hem verstrekte genees-, kunst- en hulpmiddelen zoals dit in de beroepsgroep gebruikelijk is.
1. De apotheker is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking.
2. De werkgever moet deze kwaliteitsbewaking mogelijk maken.
1. De werkgever verschaft de apotheker conform artikel 20 van de CAO de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen.
2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de apotheker zorgvuldig gebruik te maken met inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft.
3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in zodanige staat houden dat voldaan wordt aan de eisen van technische behoeften, bedrijfszekerkeid en wetenschappelijk peil.
4. De apotheker is gehouden naar vermogen bij te dragen tot een efficiënte bedrijfsvoering. De apotheker is verplicht daartoe de noodzakelijke informatie te verschaffen. In verband met de efficiënte bedrijfsvoering kan de werkgever in overleg met de werknemers een coördinator benoemen.
De apotheker is verplicht de door de coördinator gegeven aanwijzingen met betrekking tot de organisatorische gang van zaken op te volgen. Indien deze aanwijzingen door de apotheker als onredelijk worden ervaren of indruisen tegen de belangen van de patiënten, kan hij zich tot de werkgever wenden.
5. De apotheker kan, onder verantwoordelijkheid van de werkgever, met inachtneming van hetgeen in artikel 3 is bepaald, belast worden met de inkoop van genees- en verbandmiddelen, kunst- en hulpmiddelen, grondstoffen en utensiliën. De apotheker streeft daarbij naar een doelmatig inkoopbeleid.
1. De apotheker is gehouden met betrekking tot de farmaceutische hulp relevante gegevens van zijn patiënten op adequate wijze te ordenen, zodat er een verantwoorde medicatie-bewaking kan plaatsvinden.
2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat de medicatiehistorie op behoorlijke wijze kan worden opgeborgen en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd overeenkomstig de privacy-wetgeving.
3. De medicatiehistorie zal zowel tijdens de duur van het dienstverband alsook na het eind daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het archief rusten en ter beschikking staan van de behandelend apotheker van de patiënten.
4. Inzage in de medicatiehistorie door anderen dan de betrokken apotheker respectievelijk diens waarnemer kan slechts geschieden met uitdrukkelijke machtiging van de patiënt door de apotheker c.q. diens opvolger.
5. Publikatie van gegevens uit een medicatiehistorie geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken apotheker, respectievelijk diens opvolger en de patiënt, waarbij hij ervoor zorgdraagt dat de belangen van de patiënt niet worden geschaad.
Indien de betrokken apotheker dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron.
De als stagebegeleider optredende apotheker draagt de professionele verantwoordelijkheid voor het farmaceutisch handelen van de stagiaire.
Het gezondheidscentrum draagt zorg voor de nodige faciliteiten.
De apotheker is verplicht in geval van een calamiteit ten gevolge van farmaceutisch handelen aan de werkgever of diens vervanger alle feitelijke informatie te verschaffen die in het belang van de patiënt of diens nabestaanden en van het samenwerkingsverband noodzakelijk geacht kan worden.
De apotheker is verplicht mee te werken aan maatregelen die ertoe strekken ongevallen te voorkomen.
De werkgever draagt tijdens afwezigheid van de apotheker wegens vakantie, buitengewoon verlof of ziekte, zorg voor de continuïteit van de farmaceutische zorg voor patiënten die zich aan de zorgen van de apotheker toevertrouwen of toevertrouwd hebben.
De continuïteit wordt door de werkgever nagestreefd, zo mogelijk in nauwe samenwerking en in overleg met de apotheker en de andere apothekers in de regio.
De apotheker is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor een goede vervulling van zijn functie binnen het gezondheidscentrum en wordt daartoe door de werkgever overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld.
MODEL-VERKLARING OMTRENT HET BESTAAN VAN EEN RELATIE
1. Ondergetekende:
Naam:
Voornamen:
Adres:
Woonplaats:
verklaart:
a. dat hij/zij met zijn/haar relatiepartner met ingang van ............... samenwoont op bovenstaand adres;
b. dat hij/zij beëindiging van zijn/haar samenwoningsrelatie met medeondergetekende binnen een maand na de beëindiging ter kennis zal brengen aan de werkgever;
c. dat hij/zij ook andere in dit kader van belang zijnde wijzigingen aan de werkgever ter kennis zal brengen.
2. Mede-ondergetekende:
Naam:
Voornamen:
Geboortedatum:
bevestigt dat de ondergetekende zijn/haar relatiepartner is.
Datum: Datum:
Mede-ondergetekende Ondergetekende
N.B.
1. Voor de toepassing van deze verklaring wordt onder relatiepartner niet verstaan de echtgenoot/echtgenote.
2. Voor de werkgever kan tegelijkertijd slechts één persoon als relatiepartner worden aangemerkt.
3. Deze verklaring is uitsluitend bestemd voor de toepassing van rechtspositionele regelingen.
II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.
IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.
's-Gravenhage, 7 april 1995
De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid
Names deze,
De Directeur van het Centraal kantoor van de Inspectiedienst SZW,
A. van Dijk.
Toelichting cao-partijen 5 mei wordt sinds het in 1981 genomen Kabinetsbesluit om 5 mei als jaarlijks terugkerende Nationale Feestdag aan te wijzen, aangemerkt als een „Nationale Feestdag" in de zin van het tweede gedachtenstreepje van artikel 34, lid 2. De werknemer heeft derhalve recht op verlof met behoud van salaris op deze dag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-1995-77-CAO415.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.