Verhoging vergoeding waarnemende griffiers

Regeling inzake de vergoeding per zitting voor de waarnemende griffiers bij de tot de rechterlijke macht behorende gerechten

23 februari 1995

Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht

De Minister van Justitie besluit:

Artikel 1

De waarnemende griffiers bij de tot de rechterlijke macht behorende gerechten ontvangen een vergoeding van f 150 per zitting.

Artikel 2

Zittingen die op één dag worden gehouden, worden samen als één zitting beschouwd.

Artikel 3

De in artikel 1 bedoelde vergoeding wordt niet toegekend aan hen die reeds een volledige of gedeeltelijke bezoldiging ontvangen krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en aan de bij de tot de rechterlijke macht behorende gerechten werkzame ambtenaren die reeds een gehele of gedeeltelijke bezoldiging ontvangen krachtens het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 4

De Regeling van de Minister van Justitie van 19 juni 1992 tot regeling van de vergoeding per zitting voor de waarnemende griffiers bij de burgerlijke gerechten (Stcrt. 123) wordt ingetrokken.

Artikel 5

In artikel 1 wordt 'f 150' vervangen door: f 200.

Artikel 6

1. Deze regeling, met uitzondering van artikel 5, treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.

2. Artikel 5 treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 februari 1995.
De Minister van Justitie,W. Sorgdrager.

Toelichting

Deze regeling strekt tot verhoging van de vergoeding voor waarnemende griffiers bij de tot de rechterlijke macht behorende gerechten. Die vergoeding bedroeg ingevolge de Regeling van de Minister van Justitie van 19 juni 1992 tot regeling van de vergoeding per zitting voor de waarnemende griffiers bij de burgerlijke gerechten (Stcrt. 123) f 100 per zitting. De vergoeding wordt in de onderhavige regeling verhoogd tot f 150 per 1 januari 1995 en f 200 per 1 januari 1996. Om praktische redenen krijgt deze verhoging haar beslag in een nieuw besluit en wordt genoemde ministeriële regeling van 19 juni 1992 ingetrokken.

De in artikel 1 van deze regeling bedoelde vergoeding geldt voor de in de artikelen 33, 47a, 61b en 83a van de Wet op de rechterlijke organisatie genoemde waarnemende griffiers bij de kantongerechten, de arrondissementsrechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad der Nederlanden. Voorts ontvangen de plaatsvervangende griffiers bij de Centrale Raad van Beroep en de plaatsvervangende secretarissen bij het College van beroep studiefinanciering krachtens de artikelen 16, zesde lid, Beroepswet, onderscheidenlijk artikel 112, tweede lid, Wet op de studiefinanciering een vergoeding per zitting overeenkomstig de regels voor de waarnemende griffiers bij de arrondissementsrechtbanken. De onderhavige verhoging geldt derhalve ook voor hen.

De verhoging is noodzakelijk in verband met de verhoging met ingang van 1 januari 1995 en 1 januari 1996 van de vergoedingen voor plaatsvervangers in de rechterlijke macht. Die verhogingen worden bij algemene maatregel van bestuur geformaliseerd; de kosten en de financiële dekking daarvan zijn in de bijbehorende nota van toelichting vermeld. De kosten en dekking van de onderhavige regeling zijn daarin reeds begrepen.

Evenals in bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt in de onderhavige regeling aan de verhoging per 1 januari 1995 terugwerkende kracht toegekend.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager.

Naar boven