Wijzigingen Reglement Mestbank inzake Erkenning Mestexport

Gelet op artikel 10, derde lid, van de Meststoffenwet, alsmede gelet op artikel 9, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit 30%-korting mestproduktierechten voor varkens en kippen, maakt de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bekend dat hij bij besluit van 22 december 1995, J. 9517108, zijn goedkeuring heeft gehecht aan onderstaand besluit van het Bestuur van de Stichting Landelijke Mestbank van 28 september 1995 houdende wijziging van het Reglement Mestbank inzake Erkenning Mestexport.


’s-Gravenhage, 22 december 1995. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Voor deze:
De Directeur-Generaal Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J.F. de Leeuw.

Wijzigingen Reglement Mestbank inzake Erkenning Mestexport

In verband met het doorvoeren van wijzigingen in het Uitvoeringsbesluit 30%-korting mestproduktierechten voor varkens en kippen per 1 januari 1996 dienen in het Reglement Mestbank inzake Mestexport de volgende wijzigingen te worden doorgevoerd. Tevens worden in verband met de uitvoerbaarheid van voornoemd Uitvoeringsbesluit en aantal aanvullende wijzigingen doorgevoerd.

A Artikel 1 sub b:

De zinsnede ’ter opfok van jongvee of’ vervalt;

B Artikel 6 lid 2:

De zinsnede na het vierde aandachtsstreepje ’- de in het eerste lid bedoelde dierlijke meststoffen zowel in opslag als tijdens transport fysiek en visueel gescheiden houdt van dierlijke meststoffen van andere (rechts)personen en ondernemingen, zodanig dat er op geen enkele wijze een vermenging tussen beide kan plaatsvinden’ komt in zijn geheel te vervallen;

C Artikel 7 lid 1 sub a:

Na ’tenminste 55%’ wordt toegevoegd de zinsnede ’of, mits afgezet in de periode tot en met 1999, ten hoogste 20%’;

D Nieuw artikel 8 lid 4:

Er wordt een nieuw artikel 8 lid 4 ingevoegd, dat luidt als volgt:

’In het uitzonderlijke geval dat een nationale, provinciale of lokale overheid besluit een reeds aan de exporteur afgegeven exportvergunning niet te verlengen of in te trekken, met als gevolg dat er geen dierlijke meststoffen in het desbetreffende gebied ingevoerd of doorgevoerd kunnen worden, en dit besluit niet het direkte gevolg is van een handelen in strijd met de exportvergunning, is de exporteur gerechtigd de door deze onderneming bij mestproducenten gecontracteerde dierlijke meststoffen te laten afnemen door een andere erkende exporteur, in afwijking van het derde lid. De in de vorige volzin bedoelde afname dient plaats te vinden krachtens een daartoe opgestelde overeenkomst tussen de exporteur en de overnemende erkende exporteur en de exporteur is verplicht voordat de daadwerkelijke afname van de dierlijke meststoffen plaatsvindt, de bedoelde overeenkomst te overleggen aan de Stichting en leveringen individueel te melden bij de Stichting.’

E Huidig artikel 8 lid 4:

Het huidige artikel 8 lid 4 wordt vernummerd tot artikel 8 lid 5.

F Artikel 9 lid 3 sub b:

Toevoegen na ’vijfde lid’ de zinsnede ’en de exporteur beschikt over de vereiste exportvergunning(en)’.

G Artikel 10 lid 1:

Na ’af te nemen’ wordt toegevoegd: ’met dien verstande dat de totale vereiste opslagcapaciteit minimaal 1000 ton en maximaal 7000 ton bedraagt.’

H Artikel 10 lis 2:

De zinsnede ’de grootte per individuele opslagfaciliteit na redelijke beoordeling door de Stichting minimaal 500m3 bedraagt’ wordt gewijzigd in ’het grondoppervlak per individuele opslagfaciliteit minimaal 500 m2 bedraagt, in aanmerking genomen tenzij de exporteur ten genoege van de Stichting kan aantonen dat er minimaal 500m3 dierlijke meststoffen van de betreffende opslagfaciliteit kunnen worden opgeslagen. Individuele opslagfaciliteiten voor pluimveedrijfmest worden slechts in aanmerking genomen indien de inhoud minimaal 500m3 bedraagt.’

I Nieuw Artikel 10 lid 3:

Er wordt een nieuw artikel 10 lid 3 tussengevoegd:

’De in het tweede lid bedoelde opslagfaciliteiten kunnen slechts door de Stichting in aanmerking worden genoemd bij de berekening van de vereiste opslagfaciliteit, voorzover er voor de inrichting van de opslagfaciliteit een vergunning Wet Milieubeheer dan wel door een bevoegd gezag een gedoogbeschikking is afgegeven.’

J Huidig artikel 10 lid 3 en lid 4:

Het huidige artikel 10 lid 3 en lid 4 worden vernummerd tot artikel 10 lid 4 en lid 5.

K Artikel 16 lid 1:

Weglaten de zinsnede ’voor het kalenderjaar 1995 en voor tenminste 75% van de totale hoeveelheid dierlijke meststoffen uitgedrukt in kilogrammen fosfaat voor de daaropvolgende kalenderjaren.’

L Artikel 16 lid 3:

Lid 3 wordt vervangen en luidt nu als volgt:

’Als afzetmogelijkheid in de zin van het eerste lid wordt aanvaard:

a 25% van de gemiddelde hoeveelheid dierlijke meststoffen uitgedrukt in kilogrammen fosfaat van de twee aan het jaar waarvoor de erkenning wordt aangevraagd voorafgaande kalenderjaren die de mestverwerker blijkens zijn mestboekhouding in het buitenland heeft afgezet;

b een schriftelijke mestafzetovereenkomst met een buitenlandse afnemer welke strekt tot afzet van dierlijke meststoffen in het kalenderjaar waarvoor de erkenning wordt aangevraagd aan die afnemer in het buitenland, mits de overeenkomst voldoet aan artikel 21 vijfde lid en de mestverwerker beschikt over de vereiste exportvergunning(en).’

M Artikel 21 lid 6:

Het jaartal ’1995’ wordt in dit lid telkens vervangen door ’1996’.

N Artikel 22 sub i:

Na ’diersoort kip’ wordt tussengevoegd de zinsnede ’met een droge-stofgehalte van minimaal 55%’;

O Nieuw artikel 22 sub j:

Tussenvoegen van nieuw sub j, dat luidt: ’de hoeveelheid dierlijke meststoffen van de diersoort kip met een droge-stofgehalte van ten hoogste 20%, die de exporteur, de mestverwerker of het samenwerkingsverband voor het kalenderjaar, waarvoor de erkenning is aangevraagd, voornemens is af te nemen, inclusief een opgave van alle schriftelijke overeenkomsten terzake;’;

P Huidig artikel 22 sub j en sub k:

Het huidige sub j en sub k wordt gewijzigd in respectievelijk sub k en sub l;

Q Artikel 23 lid 5:

Het jaartal ’1995’ wordt in dit lid telkens gewijzigd in ’1996’;

R Artikel 29 lid 7:

De zinsnede ’een eventuele’ wordt vervangen door ’de in de artikel 21 lid 2 sub d bedoelde’;

S Nieuw artikel 29 lid 8:

’De Stichting is, onverminderd het bepaalde in het zevende lid, gerechtigd de in artikel 21 lid 2 sub d bedoelde bankgarantie aan te spreken indien de betrokken erkende exporteur, mestverwerker of het erkende samenwerkingsverband in strijd handelt met de Verordening Overbrenging Afvalstoffen van de Europese Gemeenschappen (EG/259/93). De Stichting is gerechtigd om aanvullende bankgaranties te verlangen, indien de omvang van de mestexport door de betreffende exporteur, mestverwerker of het betreffende samenwerkingsverband dit wenselijk maakt.’

Toelichting per wijziging

Wijziging A

De wijziging van onderdeel b dient ertoe de definitie van mestproducent in overeenstemming te brengen met de betreffende definitie in het Besluit mestbank en mestboekhouding (Meststoffenwet).

Wijziging B

De verplichting voor de exporteur om de dierlijke meststoffen, die hij afneemt van mestproducenten die deelnemen aan de nulkortingsregeling, fysiek en visueel te scheiden van dierlijke meststoffen, die hij afneemt van andere ondernemingen, is in verband met de praktische uitvoerbaarheid uit de regeling weggelaten. De verplichting om deze meststromen fysiek te scheiden had met name betrekking op de transport- en de opslagfase. Teneinde het belang van het verkrijgen van inzicht in de omvang en de richting van de meststroom in verband met de controleerbaarheid te onderstrepen komt een grotere nadruk te liggen op de administratieve scheiding van de meststromen. Deze administratieve scheiding wordt in het Reglement met name bewerkstelligd door de voorwaarde dat een erkend exporteur beschikt over een apart mestnummer en daaraan gekoppeld een aparte financiële en administratieve boekhouding.

Wijziging C

De exportcijfers over 1994 geven aan dat de export van pluimveedrijfmest naar met name Duitsland sterk is gestegen. De export van deze mestsoort biedt op de langere termijn geen reëel perspectief. Om enerzijds de huidige exportinspanningen te belonen maar anderzijds de omschakeling naar export van droge pluimveemest te bevorderen, wordt tot het jaar 2000 de export van pluimveedrijfmest met een droge-stofgehalte van ten hoogste 20% ook onder de nulkortingsregeling gebracht. Een dergelijk gehalte waarborgt dat de mest goed verpomp- en verspreidbaar is en als zodanig exportwaardig. Op grond van deze wijziging dient naast droge pluimveemest met een droge-stofgehalte van tenminste 55% ook pluimveedrijfmest met een droge-stofgehalte van ten hoogste 20% onder de werking van het Reglement te worden gebracht.

Wijziging D

Het kan in de praktijk voorkomen dat een erkende exporteur geconfronteerd wordt met het niet-verlengen of een intrekken van een vergunning door een buitenlandse overheid zonder dat de handelwijze van de erkende exporteur hier de oorzaak van is. De erkende exporteur kan hierdoor niet langer aan zijn afzetverplichtingen voldoen en tevens kunnen producenten van pluimveemest geconfronteerd worden met een 30%-korting van hun mestproduktierechten aangezien zij de op hun bedrijf geproduceerde pluimveemest niet hebben afgezet in het buitenland door middel van een erkend exporteur. Voor deze uitzonderlijke situatie is in artikel 8 lid 4 een voorziening getroffen, inhoudende dat indien de erkende exporteur geconfronteerd wordt met intrekking of nietverlenging van een vergunning de door deze erkende exporteur gecontracteerde dierlijke meststoffen door hem kunnen worden doorgeleverd aan een andere erkende exporteur krachtens een tussen beide partijen opgestelde schriftelijke overeenkomst. De overnemende erkende exporteur is verplicht deze dierlijke meststoffen vervolgens in het buitenland af te zetten. Uit controletechnische overwegingen is het noodzakelijk dat de bedoelde overeenkomst aan de Stichting wordt overlegd en dat individuele leveringen, die op basis van deze overeenkomst plaatsvinden, schriftelijk worden gemeld aan de Stichting.

Wijziging F

In verband met de zekerheidsstelling dat afzet in het buitenland ook daadwerkelijk mogelijk is, wordt de voorwaarde gesteld dat, indien de erkende exporteur schriftelijke overeenkomsten met een buitenlandse afnemer heeft gesloten, men moet beschikken over één of meerdere exportvergunning, dusdanig dat de gecontracteerde dierlijke meststoffen ook daadwerkelijk kunnen werden afgezet.

Wijziging G

De in het Reglement opgenomen op-slageis van 10% van de totale hoeveelheid stapelbare pluimveemest, die de exporteur in het betreffende kalenderjaar moet afnemen, wordt door de aanpassing van het Uitvoeringsbesluit, in de zin dat niet langer de volledige produktie van deelnemers aan de nulkortingsregeling behoeft te worden geëxporteerd, als te zwaar beschouwd. Om de mestexport op structurele wijze te kunnen laten plaatsvinden zal de exporteur over een bepaalde minimale (tussen-)opslagcapaciteit, die is vastgesteld op 1000 ton, moeten beschikken. Een maximale opslagcapaciteit, die is vastgesteld op 7000 ton, is opgenomen omdat het als onredelijk wordt beschouwd dat exporteurs over meer opslagcapaciteit beschikken dan nood-zakelijk is om op structurele wijze te exporteren. Dit houdt mede verband met het feit dat slechts 60% van de produktie door mestproducenten behoeft te worden geëxporteerd.

Wijziging H Ter stimulering van de realisering van opslagfaciliteiten, met name voor stapelbare pluimveemest, is in het Reglement de voorwaarde opgenomen dat de aan te melden opslagfaciliteit tenminste een grootte heeft van 500m2

Deze wijziging is doorgevoerd aangezien in de praktijk opslag van stapelbare pluimveemest voor het overgrote deel plaats-vindt op betonplaten, waardoor vaststelling van de opslagcapaciteit tot de nodige problemen aanleiding gaf. Opslagfaciliteiten anders dan betonplaten, die als zodanig niet aan de voorwaarde van een grondoppervlak van 500 m2 voldoen, kunnen worden meegenomen in de berekening van de vereiste opslagcapaciteit, mits deze worden aangemeld bij de Stichting en een minimale capaciteit van 500m3 hebben. De Stichting beoordeelt of de aangemelde opslagcapaciteit geschikt is om 500m3 dierlijke meststoffen op te slaan. In verband met het feit dat per 1 januari 1996 ook pluimveedrijfmest met een droge-stof gehalte tot 20% onder de nulkortingsregeling valt, is in het Reglement een aparte opslageis voor pluimveedrijfmest opgenomen. De omvang van de vereiste opslagcapaciteit is, overeenkomstig de gestelde eis voor stapelbare pluimveemest, vastgesteld op 500m3.

Wijziging I

Naast de gevallen waarin door een bevoegde instantie een vergunning wordt afgegeven komt het veelvuldig voor dat er sprake is van een opslagfaciliteit, waarvoor een gedoogbeschikking is afgegeven. De wijziging van de betreffende bepaling wordt doorgevoerd teneinde deze opslagfaciliteiten, die in feite als zodanig ook gebruikt kunnen worden, te kunnen betrekken in de berekening of aan de vereiste opslagfaciliteiten is voldaan.

Wijziging K en L

Voor het kalenderjaar 1996 en volgende is het vereiste dekkingspercentage voor mestverwerkers vastgesteld op 55% van de geprognotiseerde afname kilogrammen fosfaat. In het oorspronkelijke Reglement was dit dekkingspercentage voor genoemde kalenderjaren vastgesteld op 75%. Voor wat betreft de invulling van dit dekkingspercentage is aansluiting gezocht bij de regeling voor erkend exporteurs, hetgeen wil zeggen dat als afzetmogelijkheid wordt aanvaard 25% van de gemiddelde hoeveelheid dierlijke meststoffen uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die de exporteur in de twee voorafgaande kalenderjaren in het buitenland heeft afgezet, en schriftelijke mestafzetovereenkomsten met buitenlandse afnemers. Om zeker te stellen dat men de dierlijke meststoffen ook inderdaad krachtens de gesloten schriftelijke mestafzetovereenkomsten in het buitenland kan afzetten, dient men te beschikken over de vereiste exportvergunning(en). De export van dierlijke meststoffen in de twee voorafgaande kalenderjaren kan slechts worden meegenomen in de berekening indien en voorzover de export is verantwoord door middel van bij de Stichting geregistreerde afleveringsbewijzen.

Wijziging M en Q

Door inwerkingtreding van wijzigingen in het Besluit en de systematiek van de nulkortingsregeling per 1 januari 1996 kan in 1996 niet worden voldaan aan de voor de aanvraagprocedure gestelde termijnen, zoals geregeld in artikel 21 en verder van het Reglement. Derhalve dient voor het jaar 1996 hetzelfde tijdstraject als voor het jaar 1995 te worden doorlopen.

Wijziging N

Door de invoering van een nieuw artikel 21 sub j is bedoelde toevoeging in artikel 21 sub i noodzakelijk geworden.

Wijziging O

Teneinde te kunnen beoordelen of de aanvrager van een erkenning voldoet aan de vereiste opslagcapaciteit, dient de Stichting over gegevens betreffende de hoeveelheid af te nemen dierlijke meststoffen met een droge-stofgehalte van ten hoogste 20% (pluimveedrijfmest) te beschikken.

Wijziging R

Ter nadere specificering van de bedoelde bankgarantie wordt een dergelijke aanpassing wenselijke geacht.

Wijziging S

De Stichting dient als Internationaal meldpunt inzake de mestexport, garant te staan voor de in het buitenland veroorzaakte kosten door een in strijd met de Verordening Overbrenging Afvalstoffen van de Europese Gemeenschappen (EG/259/93) getransporteerde meststoffen door een erkend exporteur, mestverwerker of samenwerkingsverband. De Stichting kan aanvullende bankgaranties van de exporteur eisen, indien de omvang van de export door de betreffende exporteur dit noodzakelijk maakt.

Naar boven