Regeling contingentering makreel westelijke wateren 1996

28 december 1995

Nr. J. 9517763

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Na overleg met het Produktschap Vis;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

vissersvaartuig: vaartuig ten aanzien waarvan een licentie als bedoeld in de Regeling visserijlicentie is toegekend;

ondernemer: degene te wiens naam het vissersvaartuig in het centraal visserij-register, bedoeld in het Registratiebesluit vissersvaartuigen 1964, is geregistreerd;

deelgebied: zeegebied als zodanig omschreven in bijlage 1 van de Regeling vangstbeperking;

sector: zeegebied als zodanig omschreven in bijlage 1 van de Regeling vangstbeperking;

contingent makreel: in kilogrammen uitgedrukte in sector Vb en in de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV tezamen in het kalenderjaar 1996 te vangen hoeveelheid makreel in levend gewicht, die per vissersvaartuig ten hoogste mag worden aangeland;

minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

vrijstelling: de door de minister op grond van artikel 2, tweede lid, van de Regeling vangstbeperking te verlenen vrijstelling voor de visserij op makreel in sector Vb en in de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV.

2. Voor de toepassing van deze regeling vindt het aanlanden van makreel plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.

Artikel 2

1. Het is verboden met een vissersvaartuig makreel in sector Vb of in de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV te vangen dan wel in deze gebieden gevangen makreel aan te landen, of aan boord te houden, indien:

a. de minister de vrijstelling heeft ingetrokken;

b. aan dit vissersvaartuig geen contingent makreel is toegekend, of

c. het document, bedoeld in artikel 9, niet aan boord aanwezig is.

2.Het is verboden met een vissersvaartuig een grotere hoeveelheid makreel in sector Vb of in de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV te vangen, dan wel een grotere hoeveelheid van in deze gebieden gevangen makreel aan te landen of aan boord te houden, dan overeenkomt met het voor dat vissersvaartuig toegekende contingent makreel, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel.

3. Het is verboden met de vissersvaartuigen waarvoor de toestemming, bedoeld in artikel 7 is verleend, in sector Vb of in de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV makreel te vangen dan wel makreel uit deze gebieden aan te landen of aan boord te houden, indien het samengevoegde contingent makreel, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel, is opgevist.

4. Het is verboden, indien voor meer dan één vissersvaartuig van één ondernemer een contingent makreel is toegekend, met één van deze vissersvaartuigen in sector Vb of in de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV makreel te vangen, dan wel makreel uit deze gebieden aan te landen of aan boord te houden, indien de som van de toegekende contingenten makreel, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel, is opgevist.

Paragraaf 2. Toekenning van contingenten

Artikel 3

1. De minister kent aan de ondernemer van een vissersvaartuig waarvoor op 31 december 1995 om 24.00 uur een makreeldocument als bedoeld in artikel 7 van de Regeling vangstbeperking was toegekend, voor dat vissersvaartuig een makreelcontingent toe.

De toekenning vindt plaats met inachtneming van de historische rechten waarover de desbetreffende ondernemer in 1995 kon beschikken op basis van artikel 7 van de Regeling vangstbeperking, alsmede met inachtneming van voetnoot 3 bij Bijlage 3 van de Regeling vangstbeperking.

2. Tenzij de vrijstelling is ingetrokken, kan de minister ten behoeve van een ondernemer die het aan hem toegekende contingent makreel, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel nog niet heeft overschreden, het in het eerste lid bedoelde contingent wijzigen indien:

a. de voor de gezamenlijke Nederlandse vissers beschikbare hoeveelheid makreel in sector Vb of in de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV daartoe ruimte biedt, of

b. ten gevolge van een ruil van quota als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (PbEG L 389), wijziging optreedt in de voor de gezamenlijke Nederlandse vissers beschikbare hoeveelheid makreel in sector Vb of in de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV.

3. In afwijking van het eerste lid kan de minister op verzoek van een ondernemer, die meer dan één vissersvaartuig in eigendom heeft waarvoor een contingent makreel is toegekend, die contingenten volgens een door de ondernemer aangegeven andere verdeling voor deze vissersvaartuigen opnieuw toekennen.

4. De minister willigt het verzoek, bedoeld in het derde lid, slechts in, indien:

a. de contingenten makreel, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel, van de betrokken vissersvaartuigen nog niet voor 90% zijn opgevist, en

b. de vrijstelling nog niet is ingetrokken.

Paragraaf 3. Ingebruikgeving en overdracht van contingenten

Artikel 4

1. De minister kan een ondernemer op diens verzoek toestaan dat het contingent makreel, dat voor zijn vissersvaartuig is toegekend of waarvan de toekenning ingevolge artikel 6 is aangehouden, in 1996 geheel of voor een door de ondernemer gelijktijdig op te geven gedeelte wordt opgevist, aan boord gehouden en aangeland door een met name genoemde ondernemer met één of meer vissersvaartuigen waarvan het toegekende contingent makreel, inclusief eventueel reeds op grond van dit artikel voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel, nog niet voor 90% is opgevist op het moment van ontvangst van het verzoek.

2. De minister verleent de toestemming, bedoeld in het eerste lid, niet, indien hij de vrijstelling heeft ingetrokken.

3. Onverminderd het eerste lid, dient op het moment van het verzoek de periode waarvoor de kennisgeving van de toekenning van het contingent makreel is aangehouden, ten minste gelijk te zijn aan de periode waarvoor het contingent makreel waarvan de kennisgeving van de toekenning is aangehouden, geheel of gedeeltelijk in gebruik wordt gegeven.

Artikel 5

1. Het aan een ondernemer toegekende contingent makreel is geheel of gedeeltelijk overdraagbaar aan één of meer ondernemers.

2. De ondernemer die het aan hem toegekende contingent geheel of gedeeltelijk wil overdragen, dient daartoe een verzoek, dat vergezeld gaat van het document, bedoeld in artikel 9, in bij de minister.

3. Indien ten behoeve van de ondernemer een pandrecht op een contingent makreel is verleend, gaat een verzoek als bedoeld in het tweede lid vergezeld van een verklaring dat de pandhouder met de overdracht instemt.

4. De instemming, bedoeld in het derde lid, is slechts vereist indien de pandhouder de minister door middel van een afschrift van de akte van verpanding in kennis heeft gesteld van het gevestigde pandrecht.

5. De overdracht vindt plaats door kennisgeving van de minister aan de ondernemer aan wie het contingent makreel wordt overgedragen, dat voor een door de ondernemer aangewezen vissersvaartuig of vissersvaartuigen op zijn naam een contingent makreel is toegekend, gelijk aan het eerder voor de ondernemer die overdraagt toegekende contingent makreel en dat voor het lopende kalenderjaar dat contingent is verminderd met het eventueel reeds opgeviste deel daarvan.

6. Indien de ondernemer aan wie de kennisgeving, bedoeld in het vijfde lid, is gericht, meer dan één vissersvaartuig heeft aangewezen, geeft hij voor elk van deze vissersvaartuigen aan op welk deel van het contingent makreel de overdracht betrekking heeft.

7. Een overdracht van een gedeelte van een contingent als bedoeld in het eerste lid of een overdracht aan meer dan één vissersvaartuig als bedoeld in het zesde lid, kan alleen betrekking hebben op vissersvaartuigen waarvoor reeds een contingent makreel is toegekend.

8. Een kennisgeving als bedoeld in het vijfde lid vindt voor het lopende jaar slechts plaats:

a. voor zover aan een ondernemer wordt overgedragen ten behoeve van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen waarvoor een contingent makreel is vastgesteld, het voor dat jaar aan de ondernemer aan wie wordt overgedragen toegekende contingent makreel, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel, nog niet voor 90% is opgevist, op het moment van ontvangst van een verzoek als bedoeld in het tweede lid;

b. voor zover aan een ondernemer wordt overgedragen ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor geen contingent makreel is vastgesteld, in 1996 met dat vissersvaartuig geen hoeveelheden makreel uit sector Vb of uit de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV is aangeland, en

c. indien de minister de vrijstelling nog niet heeft ingetrokken.

Artikel 6

1. De minister kan voor een door hem vast te stellen periode:

a. de toekenning van een contingent makreel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, ten behoeve van een nader door de ondernemer aan te wijzen vissersvaartuig of vissersvaartuigen aanhouden;

b. op verzoek van de ondernemer aan wie een contingent makreel op grond van artikel 5 wordt overgedragen, de kennisgeving van de toekenning van het contingent makreel, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, ten behoeve van een door de ondernemer aan te wijzen vissersvaartuig of vissersvaartuigen, aanhouden.

2. Indien de ondernemer binnen de door de minister vastgestelde periode, bedoeld in het eerste lid, geen vissersvaartuig of vissersvaartuigen heeft aangewezen, vervalt na afloop van deze periode de toekenning van het contingent makreel.

3. Indien de ondernemer overeenkomstig het eerste lid meer dan één vissersvaartuig heeft aangewezen, geeft hij bij zijn verzoek voor elk van deze vaartuigen aan voor welk deel van het aangehouden contingent makreel hij de toekenning wenst.

4. De toekenning, bedoeld in het derde lid, kan alleen betrekking hebben op vissersvaartuigen waarvoor reeds een contingent makreel is toegekend.

5. De toekenning van een contingent tijdens de periode, bedoeld in het eerste lid, kan slechts plaatsvinden:

a. voor zover de ondernemer één of meer vissersvaartuigen heeft aangewezen waarvoor een contingent makreel is vastgesteld, indien het contingent makreel vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel, nog niet voor 90% is opgevist op het moment van ontvangst van het verzoek tot toekenning;

b. voor zover aan een ondernemer wordt overgedragen ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor geen contingent makreel is vastgesteld, in 1996 met dat vissersvaartuig geen hoeveelheid makreel uit sector Vb of uit de deelgebieden II (exclusief EG-zone) VI, VII, VIII (exclusief VIIIc), XII en XIV is aangeland, en

c. indien de minister de vrijstelling nog niet heeft ingetrokken.

Paragraaf 4. Rederijcontingenten

Artikel 7

1. De minister kan de ondernemer die meer dan één vissersvaartuig in eigendom heeft op diens verzoek toestaan het totaal van de voor zijn vissersvaartuigen toegekende contingenten makreel samen te voegen en op andere wijze met die vissersvaartuigen te vangen of aan te landen of aan boord te houden, dan ingevolge artikel 2, tweede lid, is toegestaan.

2. De minister verleent slechts de toestemming, bedoeld in het eerste lid, indien:

a. het contingent makreel, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel, van de betrokken vissersvaartuigen nog niet voor 90% is opgevist op het moment van ontvangst van het verzoek;

b. hij de vrijstelling nog niet heeft ingetrokken, en

c. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op alle aan de ondernemer toegekende contingenten makreel.

3. De samenvoeging van contingenten makreel, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het hele jaar 1996.

De minister kan echter toestemming verlenen één of meer van de samengevoegde contingenten aan het samengevoegde contingent te onttrekken in het geval van:

a. definitieve bedrijfsbeëindiging;

b. faillissement van de ondernemer of

c. overdracht van één of meer van de betreffende vissersvaartuigen.

4. Indien een ondernemer aan wie de toestemming, bedoeld in het eerste lid, is verleend gedurende het kalenderjaar 1996 een contingent makreel verwerft, wordt dit contingent toegevoegd aan de reeds ingevolge het eerste lid samengevoegde contingenten tenzij de samengevoegde contingenten makreel voor meer dan 90% zijn opgevist.

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 8

1. Indien de ondernemer het voor het kalenderjaar 1996 toegekende contingent makreel, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 4 voor 1996 in gebruik gekregen hoeveelheden makreel, overschrijdt, wordt het voor 1997 toe te kennen contingent makreel overeenkomstig gekort. Indien de hoeveelheid makreel waarmee het voor 1996 toe te kennen contingent makreel wordt overschreden groter is dan de omvang van het voor 1997 toe te kennen contingent makreel, wordt het voor de jaren ná 1997 toe te kennen contingent makreel overeenkomstig gekort.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing:

a. indien de ondernemer in 1996 de som van de voor zijn vissersvaartuigen toegekende contingenten overschrijdt;

b. op de ondernemer die de toestemming, bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, heeft verkregen.

Artikel 9

1. De minister reikt bij de toekenning van een contingent makreel voor 1996 aan de ondernemer een document voor makreel uit, dat onder meer de volgende gegevens bevat:

a. de naam van de ondernemer op wiens naam het vissersvaartuig, waarop het document betrekking heeft, staat geregistreerd;

b. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig, bedoeld in onderdeel a.

2. Indien na ontbinding van een samenwerkingsverband dat een vissersvaartuig in exploitatie heeft, één of meer van de deelnemers van dit samenwerkingsverband de exploitatie van dat vissersvaartuig voortzetten, kan op verzoek van alle deelnemers van het samenwerkingsverband de tenaamstelling van het document, bedoeld in het eerste lid, worden gewijzigd.

3. Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt bij de minister ingediend.

Artikel 10

1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 3, derde lid, 4, eerste lid, 5, tweede lid, 6, eerste lid, en 7, eerste lid, wordt ingediend op een formulier dat bij de minister verkrijgbaar is.

2. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 3, derde lid, 4, eerste lid, 5, tweede lid, 6, eerste lid, en 7, eerste lid, kan slechts in behandeling worden genomen indien aan het eerste lid, en voor zover het een verzoek op grond van artikel 5, tweede lid, betreft, aan artikel 5, tweede en derde lid, is voldaan.

3. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 4, eerste lid, wordt voor 1 december 1996 bij de minister ingediend.

Artikel 11

De minister kan bij een in de Staatscourant bekend te maken regeling een tijdstip vaststellen waarna verzoeken als bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, 6, eerste lid, en 7, eerste lid, niet meer kunnen worden ingediend.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling contingentering makreel westelijke wateren 1996.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen.

Toelichting

Tot op heden was de makreelvangst in de zgn. westelijke wateren geregeld in de artikelen 6 tot en met 9 van de Regeling vangstbeperking. Op verzoek van het visserijbedrijfsleven vindt met ingang van 1 januari 1996 individualisering van makreelrechten voor deze wateren plaats door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Deze individualisering loopt daarmee gelijk op met de individualisering van haringrechten, die plaatsvindt door middel van de Regeling contingentering haring 1996.

Bij de individualisering is zo nauw mogelijk aangesloten bij het systeem zoals dat is gehanteerd in een aantal andere contingenteringsregelingen (o.m. voor tong en schol en voor kabeljauw en wijting). Evenals voor die regelingen het geval is, geldt ook hier dat contingentering voortvloeit uit het communautaire TAC- en quotasysteem.

Het voornaamste verschil tussen de onderhavige regeling en de vorenbedoelde andere contingenteringsregelingen bestaat hieruit dat een aparte Biesheuvelgroep voor makreelvissers in de vorenbedoelde wateren (vooralsnog) niet aan de orde is. De desbetreffende Producentenorganisatie kan (nog) niet worden aangemerkt als een dergelijke groep.

In de onderhavige regeling is wel voorzien in zgn. rederijcontingenten en is de mogelijkheid van huur/verhuur van contingenten ingebouwd.

Toekenning van een makreelcontingent vindt plaats aan die ondernemers aan wie voor het jaar 1995 een makreeldocument is toegekend als bedoeld in artikel 7 van de Regeling vangstbeperking. De verdeling van de historische rechten (die vanwege de registratie door het Produktschap Vis goed zijn vastgelegd) vindt plaats op basis van een voorstel van de sector zelf, dat de schriftelijke goedkeuring van alle potentieel rechthebbenden heeft verkregen.

Gelet op het seizoensmatige karakter van de makreelvisserij is besloten dat de verzoeken, bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 4, eerste lid, voor 1 december van het lopende jaar moeten worden ingediend.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de onderhavige regeling geen relevantie heeft voor de (bij)vangst van makreel uit de Noordzee (sector IIa en deelgebied IV). Deze blijft geregeld in artikel 12 van de Regeling vangstbeperking.

Het Produktschap Vis heeft verzocht geen reserveringstermijn te hanteren als bedoeld in artikel 6 van de Regeling. Hiermee wordt in de onderhavige regeling echter aangesloten bij hetgeen elders gebruikelijk is. Uit oogpunt van consistentie bestaat er geen aanleiding op dit verzoek in te gaan.

Het Produktschap Vis kan overigens met de regeling instemmen.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen.

Naar boven