WAO-conforme regeling

Circulaire aan de ministers

21 december 1995

Nr. AD95/U1331

Directie Personeelsmanagement Rijksdienst

Onderwerp: WAO-conforme regeling

Doelstelling: het verschaffen van

informatie

Juridische grondslag: geen

Relaties met andere circulaires: geen

Ingangsdatum: 1 januari 1996

Geldig tot: nadere berichtgeving

Inleiding

In deze circulaire verschaf ik informatie over de invoering van de zgn. WAO-conforme regeling per 1 januari 1996. De invoering van deze regeling vindt plaats in het kader van de beslissing van het kabinet om de sociale werknemersverzekeringen (ZW, WW en WAO) ook te doen gelden voor de ambtenaren. In deze circulaire wordt ingegaan op de meest relevante wijzigingen in de rechtspositie en de gevolgen daarvan voor enerzijds de werknemer en anderzijds de werkgever.

Algemeen

In het kader van de normalisering van de arbeidsverhoudingen van het overheidspersoneel, heeft het kabinet in 1993 besloten het overheidspersoneel onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen te brengen (OOW-project).

Het beoogde tijdstip waarop het OOW-project haar beslag zou krijgen, was aanvankelijk 1 januari 1996. Om hoofdzakelijk uitvoeringstechnische redenen bleek deze datum niet verantwoord te zijn en heeft het kabinet besloten de ingangsdatum te stellen op 1 januari 1998.

Met name in verband met de privatisering van het ABP per 1 januari 1996 is voor het onderdeel arbeidsongeschiktheid besloten vooruitlopend op 1 januari 1998 reeds ingaande 1 januari 1996 zo veel mogelijk aan te sluiten bij de WAO.

Hiertoe wordt de WAO-conforme regeling ingevoerd. Dit gebeurt door middel van de Wet privatisering ABP (WPA). Daarin is vrijwel de gehele WAO van overeenkomstige toepassing verklaard op het overheidspersoneel. Per 1 januari 1998 zal de WAO vervolgens rechtstreeks van toepassing worden.

WAO-conforme regeling

De WAO-conforme regeling houdt in dat ambtenaren na 1 jaar ziekte recht krijgen op een WAO-conforme uitkering. Naast deze wettelijke uitkering komt er ook een bovenwettelijk deel. Het uitgangspunt bij de OOW-operatie is namelijk dat de aanspraken van ambtenaren gelijk blijven.

Het bovenwettelijk deel is deels geregeld in het pensioenreglement en deels in de rechtspositieregelingen. Over de WAO-conforme regeling en het pensioenreglement bent u reeds geïnformeerd door USZO (zie punt 7) en het ABP, onder meer door voorlichtingsbijeenkomsten en door de aan u als werkgever gerichte mailing. In deze circulaire zal met name worden ingegaan op de wijzigingen in de rechtspositie van het rijkspersoneel.

De invoering van genoemde regeling maakte het noodzakelijk om wijzigingen aan te brengen in de volgende regelingen: het Algemeen Rijksambte-narenreglement, het Ambtenaren-reglement Staten-Generaal, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, het Verplaat-singskostenbesluit 1989, het Rijks-wachtgeldbesluit 1959, de Uitkerings-regeling 1966, de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag, Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering en de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel. Voorts diende, ter vervanging van het herplaatsingswachtgeld ingevolge hoofdstuk K van de Algemene burgerlijke pensioenwet, een suppletieregeling tot stand te worden gebracht. Genoemde wijzigingen c.q. de nieuwe regeling zullen zeer binnenkort in het Staatsblad worden geplaatst.

Onderstaand geef ik u van de meest relevante wijzigingen een korte uiteenzetting.

1. Doorbetaling van bezoldiging

In tegenstelling tot hetgeen thans is geregeld, heeft de zieke werknemer per 1 januari 1996 gedurende de eerste 18 maanden van zijn ziekte recht op 100% doorbetaling van zijn bezoldiging, ongeacht of hij in tijdelijke of vaste dienst werkzaam is, en daarna tot het einde van het dienstverband 80%.

Aan de verruiming voor tijdelijk aangestelden is geen terugwerkende kracht verleend. Wel is er een overgangsmaatregel getroffen die inhoudt dat degene die in tijdelijke dienst is aangesteld en die aanspraak maakt op doorbetaling van zijn bezoldiging, voor het nog niet verstreken deel (van 18 maanden) na 1 januari 1996 100% doorbetaling ontvangt.

2. Reïntegratieverplichtingen

Ik wil u er met nadruk op wijzen dat de lijn zoals uitgezet in de wet Terugdringing Arbeidsongeschiktheidsvolume (TAV) en de wet Terugdringing Beroep op de Arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) in de nieuwe situatie van kracht blijft. Als werkgever bent u verantwoordelijk voor een snelle terugkeer van uw zieke werknemer naar de werkplek. Invulling hiervan geschiedt in nauwe samenwerking met de Arbodienst (RBB).

Dit brengt gedurende de hele ziekteperiode reïntegratieverplichtingen met zich mee.

Voor meer informatie omtrent dit onderwerp kan ik u o.a. verwijzen naar de brochure ’Sociale Zekerheid in Beweging’ uitgegeven door USZO.

3. Herplaatsing

Indien het uitoefenen van de oude functie niet meer mogelijk is, kan de ambtenaar herplaatst worden in een andere functie. In de nieuwe regeling kan dit vóór het ontslag. Hiertoe wordt een nieuw artikel opgenomen in het ARAR (artikel 57a). Bovendien wordt een artikel opgenomen waarin een aanvullende toelage wordt opgenomen om eventuele negatieve inkomensconsequenties te compenseren (artikel 39a). Deze toelage komt ten laste van de oude werkgever. Omdat de zieke werknemer niet eerder dan na 24 maanden wegens arbeidsongeschiktheid mag worden ontslagen (zie punt 4), heeft de werknemer recht op 80% doorbetaling van zijn bezoldiging gedurende tenminste 6 maanden. Zoals boven reeds vermeld, betekent invoering van de WAO-conforme regeling dat de werknemer na een jaar ziekte in aanmerking kan komen voor een WAO-conforme uitkering. Dit als bij een WAO-keuring blijkt dat de ambtenaar arbeidsongeschikt is. Deze uitkering wordt in mindering gebracht op het bedrag van de tijdens ziekte uitbetaalde bezoldiging. Om de ambtenaar slechts met één loket te confronteren zal de USZO de WAO-conforme uitkering aan de werkgever verstrekken, waarna de werkgever zijn werknemer 100 dan wel 80% van zijn bezoldiging doorbetaalt.

Gedurende het eerste ziektejaar wordt een verplichtingen- en sanctieregime gehanteerd dat zoveel mogelijk is afgestemd op de Ziektewet. Voor de periode daarna geldt een WAO-conform verplichtingen- en sanctieregime.

4. Ontslag op grond van ongeschiktheid wegens ziekte

Ook het ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte wordt ingrijpend gewijzigd. Zo zal er in plaats van de oude ontslaggrond ’blijvende arbeidsongeschiktheid’ een nieuwe ontslaggrond gaan gelden met een verplicht voorgeschreven procedure. Het ontslag mag pas gegeven worden na 24 maanden waarbij als voorwaarden gelden dat herstel niet binnen zes maanden valt te verwachten en er geen reële herplaatsingsmogelijkheden aanwezig zijn. Dat er geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn, moet de werkgever middels een zorgvuldig onderzoek aantonen. Het eerste ziektejaar dient de werkgever te onderzoeken of er mogelijkheden zijn tot herplaatsing in een functie die als passend kan worden aangemerkt. Vervolgens onderzoekt de werkgever de mogelijkheden van herplaatsing in een functie die als gangbare arbeid kan worden aangemerkt. Hierbij betrekt de werkgever het oordeel van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (FAOP) ter zake van een terugkeerplan (na 13 weken), een reïntegratieplan (na 26 weken ziekte) en de verdere voortgangsrapportages. Over het begrip passende arbeid is veel jurisprudentie die zich in het kader van deze circulaire moeilijk laat samenvatten. In het algemeen komt het er op neer dat het bij passende arbeid moet gaan om arbeid die gelet op het arbeidsverleden, het opleidingsniveau en het verkregen inkomen op de oude arbeid aansluit. Na een jaar kunnen de grenzen ruimer worden gesteld en dient ook arbeid te worden aanvaard die tot een (aanzienlijk) lager inkomen leidt. Die arbeid wordt ook wel gangbare arbeid genoemd.

Indien herplaatsing alleen in een deeltijdfunctie mogelijk is, kan uitsluitend ontslag worden verleend voor het aantal uren waarvoor herplaatsing niet mogelijk is.

Uit het bovenstaande kan overigens worden afgeleid dat de ontslagprocedure op z’n vroegst na 18 maanden in gang kan worden gezet. Voor de goede orde wijs ik u er op dat bij een ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte slechts dan van een opzeggingstermijn sprake is, als de rechtspositieregeling op dit punt nu al een opzeggingstermijn hanteert. Voor het ARAR is dit niet het geval.

5. Suppletieregeling

Zoals eerder opgemerkt, is voor het herplaatsingswachtgeld, conform hoofdstuk K van de Algemene burgerlijke pensioenwet, een nieuwe regeling in het leven geroepen, genaamd ’Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk’.

Om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van bedoelde regeling moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

- de betrokken werknemer moet ontslagen zijn op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;

- op het moment van ontslag moet de betrokken werknemer voor minder dan 80% arbeidsongeschikt zijn en

- de betrokken werknemer is niet herplaatst in een andere functie dan wel de betrokken werknemer heeft geen recht op een herplaatsingstoelage.

Bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer is er geen aanspraak op suppletie. Deze werknemer zal een WAO-conforme uitkering ontvangen en eventueel een aanvullend invaliditeitspensioen.

De werkgever draagt de uitvoeringslasten van deze suppletie, die kan worden beschouwd als een werkloosheidsregeling sui generis. Voor de verdeling van de huidige budgetten voor apparaatskosten en de financiering van de uitvoeringskosten vanaf 1 januari 1996 is op het niveau van de ICPR en de IOFEZ interdepartementaal overleg gaande.

Overigens worden de reeds lopende herplaatsingswachtgelden eveneens omgezet naar de suppletieregeling.

De werknemer kan na afloop van de suppletieregeling (in beginsel 66 maanden) eventueel nog aanspraak maken op een ’gewoon’ wachtgeld.

6. Overige van belang zijnde

wijzigingen

De werknemer die:

- of ontslagen is op grond van arbeidsongeschiktheid en voor 80% of meer arbeidsongeschikt is;

- of ontslagen is op grond van arbeidsongeschiktheid en voor minder dan 80% arbeidsongeschikt is en voor wie de suppletietermijn is beëindigd,

heeft aanspraak op een WAO-conforme uitkering eventueel vermeerderd met een invaliditeitspensioen.

Per 1 januari 1996 zullen de bestaande aanspraken op invaliditeitspensioen voor wat betreft hoogte en duur worden omgezet in het nieuwe stelsel.

Op grond van het pensiosenreglement van de geprivatiseerde Stichting ABP zal ook de herplaatsingstoelage blijven bestaan. Degene die in beginsel in aanmerking komt voor deze toelage moet gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn verklaard en moet voor zijn volledig resterend verdienvermogen in arbeid zijn herplaatst.

7. De uitvoeringsorganisatie

De uitvoerder van de huidige arbeidsongeschiktheidsregeling is de bedrijfseenheid Arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) van het Abp. Per 1 januari 1996 gaan AOV en de huidige uitvoerders van de wachtgeldregelingen (de produktgroep Uitkeringen Onderwijs (UO) voor het onderwijs, de Dienst Uitvoering Ontslaguitkerings-

regelingen (DUO) voor het Rijk en de Dienst Sociale Uitvoering Ontslag-

uitkeringsregelingen (DUO) voor het Rijk en de Dienst Sociale Zekerheid Militairen (DSZM) voor het defensiepersoneel) op in de nieuwe geprivatiseerde Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO). Deze uitvoeringsinstelling zal niet alleen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het wettelijk deel van de sociale zekerheid, maar ook voor delen van het bovenwettelijk

traject. Omdat het hier gaat om een geprivatiseerde instelling is het noodzakelijk voor bovengenoemde regelingen uitvoeringscontracten te sluiten.

Over deze uitvoeringscontracten, die door mij zullen worden ondertekend, is via de ICPR en IOFEZ interdepartementaal overleg gevoerd. Zodra ondertekening van bedoelde contracten heeft plaatsgevonden, zal een exemplaar in afschrift aan u worden toe-gezonden.

Mocht u na lezing van bovengenoemde toelichting nog behoefte hebben aan nadere informatie dan kunt u zich in verbinding stellen met de in de aanhef genoemde contactpersonen.


’s-Gravenhage, 21 december 1995. De Minister van Binnenlandse Zaken,
Voor deze,
De Directeur-Generaal Management en Personeelsbeleid,
A. H. C. Annink.

Naar boven