Wijziging Regeling technische maatregelen

28 december 1995

Nr. J. 9517773

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 3, aanhef en onder a, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Na overleg met het Produktschap Vis;

Besluit

Artikel I

De Regeling technische maatregelen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt, onder vernummering van het derde lid tot het vijfde lid, een nieuw derde en vierde lid ingevoegd, luidende:

3. Voor zover het betreft de visserij op de doelsoort tong in de Noordzee ten zuiden van 55° noorderbreedte is, in afwijking van het tweede lid, de uitzondering, bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de verordening, niet van toepassing op sleepnetten of netdelen, waarvan de maaswijdte kleiner is dan die van het net dat overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de verordening, voor die visserij mag worden gebruikt.

4. In afwijking in zoverre van het tweede lid, bedraagt bij de visserij op kever in het in artikel 1 van de verordening bedoelde gebied 1 en 2 met uitzondering van het kever-vak, het maximaal toegestane percentage beschermde soorten 15 waarvan ten hoogste 5% uit kabeljauw en schelvis mag bestaan.

B

In artikel 3a, eerste en tweede lid, vervalt telkenmale het jaartal ’1995’.

C

In artikel 7, derde lid, worden de woorden ’Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet’ vervangen door: Onverminderd artikel 2, derde lid, geldt het in het tweede lid gestelde verbod niet.

C

Na artikel 7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

1. Het is verboden de visserij uit te oefenen in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 2027/95 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juni 1995 tot invoering van een regeling voor het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (PbEG L 199), met het vistuig, bedoeld in de Bijlage bij die verordening, op de aldaar daarbij genoemde doelsoorten.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de visserij die wordt uitgeoefend met een vissersvaartuig waaraan een visdocument is verleend als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (PbEG L 171).

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt, voor zover het betreft Nederlandse vissersvaartuigen en voor zover een speciaal visdocument als bedoeld in het tweede lid niet is vereist, niet voor de visserij die wordt uitgeoefend met een vissersvaartuig waaraan een voorafgaande schriftelijke machtiging door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is verleend.

4. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden is het verboden te vissen in de gebieden en op de wijze, bedoeld in het eerste lid, indien:

a. niet wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 19 ter, 19 quater en 19 sexies, eerste tot en met derde lid, en 20bis, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr 2847/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeen-schappelijk visserijbeleid (PbEG L 261), of

b. een voorlopig verbod is uitgevaardigd als bedoeld in artikel 21bis, tweede alinea, van verordening (EG) 2847/93, onderscheidenlijk een verbod is uitgevaardigd als bedoeld in artikel 21 quater, tweede lid, van die verordening.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 28 december 1995. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J.J. van Aartsen.

1 Laatstelijk gewijzigd bij regeling van 27 december 1994, Stcrt. 252.

Toelichting

In de onderhavige wijziging vindt allereerst een explicitering plaats van een reeds langer in Verordening (EEG) 3094/86 opgenomen bepaling, namelijk die welke is opgenomen in voetnoot 2 bij Bijlage I van de Verordening. Hoewel deze bepaling via artikel 2 van de Regeling technische maatregelen ten uitvoer was gelegd (door middel van de verwijzing naar artikel 2, eerste lid, van Verordening 3094/86, hetwelk op zich weer verwees naar Bijlage I bij die Verordening) is onder meer naar aanleiding van een recente uitspraak van de Rechtbank te Zwolle van de noodzaak tot explicitering gebleken. Het vorenbedoelde systeem van verwijzing gaf te zeer aanleiding tot verwarring.

In het nieuwe derde lid van artikel 2 is thans aangegeven datgene wat met voetnoot 2 van Bijlage I van Verordening 3094/86 is beoogd. Kortweg betekent dit dat tongvissers die in de Noordzee ten zuiden van 55° noorderbreedte vissen, geen netten aan boord mogen hebben met een kleinere maaswijdte dan is toegestaan op grond van artikel 2, eerste lid, van die Verordening, ook niet indien deze behoorlijk zijn vastgezet en zo zijn opgeborgen dat zij niet direct kunnen worden gebruikt.

Duidelijkheidshalve is in artikel 7, derde lid, verwezen naar het nieuwe derde lid van artikel 2. Daarnaast vindt uitvoering van artikel 9, vijftiende lid, van de eerdergenoemde Verordening plaats, door aanpassing van artikel 3a van de regeling. De toespitsing op een bepaalde tijdsperiode dient achterwege te blijven, nu Verordening 3094/86 hierover zwijgt.

De onderhavige regeling geeft voorts uitvoering aan de Verordeningen (EG) 685/95 en 2027/95, waarin, kortweg, de visserij-inspanning wordt geregeld die mag plaatsvinden in de in die verordeningen bedoelde gebieden. Voor zover in Verordening 2027/95 geen visserij-inspanning is toegestaan met een bepaald soort vistuig op daarbij bepaalde doelsoorten, is die visserij conform artikel 7 van Verordening 685/95 verboden. Voor zover een bepaalde visserij-inspanning wèl is geoorloofd op grond van Verordening 2027/95 mag met het desbetreffende vistuig op de desbetreffende soorten worden gevist, mits voor het vissersvaartuig een ’speciaal visdocument’ als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1627/94 is verleend. Een en ander komt tot uiting in het nieuwe artikel 7a, tweede lid.

Omdat een speciaal visdocument niet voor alle in Verordening 2027/95 bedoelde vissoorten is voorgeschreven, terwijl op Nederland wel de verplichting rust te waarborgen dat voor alle aldaar bedoelde soorten de maximaal toegestane visserij-inspanning wordt nageleefd, is daarnaast voorzien in een soortgelijk nationaal document, geregeld in artikel 7a, derde lid. Qua aanduiding (’voorafgaande machtiging’) is voor alle duidelijkheid uitdrukkelijk aangesloten bij de terminologie van artikel 2 van Verordening 1627/94.

Tenslotte is uitvoering gegeven aan een wijziging van de controle-verordening (verordening (EG) nr. 2847/93).

Het Produktschap Vis kan met de regeling instemmen.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen.

Naar boven