Welzijnswerk
Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE
ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET WELZIJNSWERK
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Welzijnswerk namens
de Vereniging van Ondernemingen in de gepremieerde en gesubsidieerde sector
(VOG) als partij te ener zijde mede namens de AbvaKabo en de CFO als partijen
te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Welzijnswerk,
strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van
deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat de wijzigingen van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking
zijn getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan
in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor
een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend
en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1995 artikel 51b
van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Welzijnswerk, waarvan bepalingen
algemeen verbindend zijn verklaard bij besluiten van 15 maart 1995 (Stcrt.
1995, nr. 56), 22 juni 1995 (Stcrt. 1995, nr. 122) en van 27 juli 1995 (Stcrt.
1995, nr. 145), zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is
bepaald:
Artikel 51b wordt gelezen als volgt:
„Artikel 51b
1. Over het kalenderjaar 1995 hebben de navolgende (categorieën)
werknemers recht op een eenmalige uitkering ineens ter hoogte van de hierna
sub a t/m c genoemde percentages:
a. werknemers in dienst van een privaatrechtelijke instelling
op het terrein van het plaatselijk Vormings- en Ontwikkelingswerk hebben aanspraak
op een eenmalige uitkering ineens van 1,25%;
b. werknemers in dienst van een privaatrechtelijke instelling
als bedoeld in artikel 1 van de Salarisregeling voor het Jeugd- en Jongerenwerk
hebben aanspraak op een eenmalige uitkering ineens van 1,35%;
c. werknemers in dienst van een privaatrechtelijke instelling
als bedoeld in artikel 1 van de Salarisregeling Emancipatorisch Vrouwenwerk
hebben aanspraak op een eenmalige uitkering ineens van 0,45%.
2. De berekeningsgrondslag voor de in lid 1 genoemde eenmalige
uitkeringen is het door de werknemer in het kalenderjaar 1995 feitelijk verdiende
totale brutosalaris, vermeerderd met de in dat jaar opgebouwde vakantietoeslag
als bedoeld in artikel 28 van de CAO.
3. De in lid 1 genoemde eenmalige uitkeringen worden in de maand
december 1995 door de werkgever aan de werknemer uitgekeerd, dan wel zoveel
eerder als het dienstverband tussen werkgever en werknemer eindigt."
II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn
met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden
bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die
van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.
IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij
de Nederlandse Staatscourant.
's-Gravenhage, 22 december 1995
De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid
Names deze,
A. van Dijk.