Vleeswarenindustrie

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE

8440

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Algemene Werkgevers-Vereniging namens de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie en de Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten als partijen te ener zijde mede namens de Voedingsbond FNV, de Industrie- en Voedingsbond CNV en de Unie BLHP als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1997 (en voorzover het betreft de statuten van de Stichting Vormingsfonds voor de opleidingen van werknemers in de Vleeswarenindustrie en Bijlage V 3 tot en met 31 maart 2000) de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie alsmede de daarbij behorende reglementen van de Stichting Vormingsfonds voor de Opleiding van werknemers in de Vleeswarenindustrie, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Definities

In deze c.a.o. wordt verstaan onder:

  • 1. onderneming: (gedeelten van) ondernemingen welke fabrieksmatig vlees (als bedoeld in art. 2 van de Vleeskeuringswet) verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt: (gedeelten van) ondernemingen welke bacon (als bedoeld in art. 1 van het, ter uitvoering van de Landbouwkwaliteitswet, vastgestelde Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon) bereiden;

  • 2. werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming – als bedoeld onder lid 1 – drijft, met uitzondering van de Unilever Vleesgroep Nederland B.V. voor wat betreft administratief en verkopend personeel;

  • 4. werknemer: een ieder die in dienst van de werkgever uitsluitend of in hoofdzaak belast is met werkzaamheden als omschreven in bijlage I; voor wat betreft de toepassing van artikel 5 en de artikelen 11 t/m 24: portiers en voorts iedere werknemer, die in dienst van een werkgever als vertegenwoordiger/verkoopadviseur werkzaam is, met uitsluiting van hen, die in de funktie van verkoopleider, hoofdvertegenwoordiger of in soortgelijke funkties werkzaam zijn en een salaris genieten hoger dan groep V.

  • Voor werknemers die werken in deeltijd is de c.a.o. van toepassing. In de individuele arbeidsovereenkomst dient de overeengekomen werktijd te worden opgenomen.

  • Als werknemer in de zin van deze c.a.o. worden niet beschouwd vakantiewerkers, waaronder worden verstaan scholieren of studenten die gedurende de voor hen geldende vakantieperioden in dienst zijn van de werkgever;

  • 5. losse werknemers: werknemers die als zodanig per dag worden aangenomen;

  • 6. vakvolwassen werknemers: de werknemers in de groepen A t/m E van 21½ jaar en ouder, in de groepen F t/m K van 23 jaar en ouder en in de beambtengroepen I t/m V van 23 jaar en ouder;

  • 7. dienstrooster: een arbeidsregeling die aangeeft op welke tijdstippen de werknemers normaliter hun werkzaamheden aanvangen, deze beëindigen en onderbreken;

  • 8. overuren: uren waarin door de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid is verricht en die uitgaan boven:

    • a. 9 uur per dag;

    • b. 42 uur per week na aftrek van overuren volgens a;

    • c. 468 uur per kwartaal c.q. 432 uur per periode van 12 weken (= 3 perioden van 4 weken) na aftrek van overuren volgens a en b.

  • 9. ploegenarbeid: arbeid die afwisselend in een etmaal, in regelmatig wederkerende volgorde door twee of meer ploegen wordt verricht;

  • 10. vaste commissie: een door contractanten van deze c.a.o. ingestelde commissie die paritair is samengesteld, ter bevordering van de eenvormige uitleg en toepassing van de bepalingen van deze c.a.o. en ter voorkoming van geschillen omtrent de uitlegging en toepassing daarvan.

  • 11. gehandicapte werknemer: onder gehandicapte werknemer wordt verstaan de gehandicapte werknemer in de zin van de Wet arbeid gehandicapte werknemers (WAGW).

Artikel 2 Algemene verplichtingen

  • 3. Partijen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst verklaren zich te willen inzetten om gelijke kansen voor mannen en vrouwen in het arbeidsproces te bevorderen.

  • 4. Werkgelegenheid

  • Gedurende de looptijd van dit kontrakt zal de werkgever ten behoeve van de instroom, dan wel de doorstroom van zittende werknemers een werkgelegenheidsplan opstellen. Doel van het plan is op ondernemingsniveau de instroom en doorstroom van werknemers te bevorderen. Overleg over het plan vindt plaats met OR of personeelsvertegenwoordiging. Nadere uitwerking en toetsing vindt plaats in de Stichting Kwaliteit van de Arbeid voor de Vleeswarenindustrie. In het periodiek overleg zal door de werkgever informatie worden verstrekt over het werkgelegenheidsplan. In bijlage VI wordt de subsidieregeling nader uitgewerkt.

Artikel 3 Verplichtingen van de werkgevers

  • 1. De werkgevers zullen met iedere in dienst tredende werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin verwezen wordt naar het eventueel geldende bedrijfsreglement.

  • 2. Overleg bij fusie en reorganisaties

    • 1. In het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit respectievelijk de SER-fusiegedragsregels, de Wet Melding Collectief Ontslag en de Wet op de Ondernemingsraden, dient de werkgever die overweegt:

      • een fusie aan te gaan

      • een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of

      • de personeelsbezetting ingrijpend te herzien,

    • bij het nemen van zijn beslissing de sociale gevolgen te betrekken. De werkgever zal de vakverenigingen, de O.R. en de betrokken werknemers zo spoedig mogelijk inlichten omtrent de overwogen maatregelen en voorts met de O.R. en de vakverenigingen1 overleg plegen over de eventueel daaruit voor de betrokken werknemers voortvloeiende sociale gevolgen.

    • 2. De werkgever zal alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een organisatiebureau om een onderzoek in te stellen betreffende de organisatie van de onderneming, indien daaraan voor de betrokken werknemers sociale gevolgen zijn verbonden, overleg plegen met de O.R. en de vakverenigingen inlichten.

    • De procedure met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek en de informatie aan de betrokken werknemers vormen een punt van overleg met de O.R.

  • 3. Periodiek overleg op ondernemingsniveau met vakverenigingen

  • Naast het overleg met de O.R. en rekening houdend met de positie van de O.R., zullen minimaal éénmaal per half jaar rechtstreeks contacten tussen de werkgever en vakverenigingen plaatshebben.

    • 1. In deze gesprekken zal de werkgever informaties verstrekken die betrekking hebben op alle voorgenomen plannen – waaronder begrepen investeringsplannen – die tot een duidelijke verandering in de bedrijfssituatie aanleiding geven en met name als ze aanmerkelijke gevolgen voor de werkgelegenheid met zich mee brengen. Bij deze besprekingen zal tevens het gebruik maken van subsidieregelingen (Nationaal en Europees) betrokken worden.

    • 2. De werkgever zal tijdens dit periodiek overleg met de vakverenigingen informatie verstrekken over plannen of uitvoering van plannen met betrekking tot technologische ontwikkelingen in de onderneming.

    • 3. Tevens zal de werkgever ten minste twee maal per jaar de betrokken werknemersorganisaties informatie verstrekken over het aantal werknemers in de onderneming, uitgesplitst per vestiging:

      • met een dienstverband voor onbepaalde tijd

      • met een dienstverband voor bepaalde tijd

      • met een afroepcontract

      • werkzaam als uitzendkracht

    • waarbij zal worden aangegeven hoeveel van de flexibele contracten een incidenteel dan wel een structureel karakter dragen en hoeveel van de flexibele contracten op de peildata zijn omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.

  • 4. Sociaal beleid

    • 1. De werkgever zal de O.R. ten minste éénmaal per jaar schriftelijk inlichten en raadplegen omtrent het gevoerde en te voeren beleid op sociaal gebied. Hierbij zullen met name de volgende onderwerpen in de beschouwingen worden betrokken:

      • de personeelsbezetting en de mutaties daarin;

      • programma's met betrekking tot opleiding, werkoverleg en promotie;

      • aanstelling, ontslag en de mate van verzuim;

      • beoordelings-, beloningssystemen en overwerk;

      • de mogelijkheid van vervanging bij vervroegd uittreden.

    • 2. In de gevallen waar geen O.R. volgens de Wet op de Ondernemingsraden is ingesteld, zal het sub 1 bedoelde plaatsvinden in de binnen de onderneming bestaande Commissie van Overleg.

    • (Partijen gaan er vanuit dat in de hierboven genoemde gevallen maatregelen worden genomen om te komen tot Commissies van Overleg, teneinde het sub 1 bepaalde ten uitvoer te kunnen brengen.)

    • 3. Het sociale verslag wordt ten minste 14 dagen voor de bespreking in de O.R. respectievelijk Commissie van Overleg ter visie van het personeel gelegd of op aanvraag van een personeelslid ter beschikking gesteld.

  • 5. Intern vertegenwoordigend overleg

    • 1. In ondernemingen waarin 25 tot 35 werknemers in vaste dienst zijn, kunnen Commissies van Overleg tot stand komen, indien de werknemers en/of de vakverenigingen of één van de vakverenigingen hiertoe de wens te kennen geven.

    • 2. In overleg tussen de werkgever en de betreffende commissie zal deze laatste een reglement opstellen, waarin de aangelegenheden van huishoudelijke aard, zoals de wijze van kandidaatstelling, verkiezing, vergaderfrequentie, de bevoegdheden en dergelijke van de commissie worden vastgesteld.

    • Onderwerpen die voor dit overleg in aanmerking komen, zijn die welke onder andere zijn genoemd in lid 8.

  • 7. Werkoverleg

  • De werkgever is bevoegd in overleg met vakverenigingen en O.R. werkoverleg in te voeren teneinde bijvoorbeeld de diverse werksituaties te bespreken.

  • 8. Werkgelegenheid

  • Rekening houdend met de taak en de positie van de O.R. en met de uitgangspunten van een normale bedrijfsvoering zal de werkgever:

    • 1. bij het ontstaan van vacatures binnen die onderneming, eerst de werknemers in de onderneming in de gelegenheid stellen hiernaar te solliciteren, alvorens wordt overgegaan tot een wervingsprocedure buiten de onderneming;

    • 2. om de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen alle daarvoor relevante volledige en deeltijdvakatures melden aan het desbetreffende G.A.B. c.q. afmelden;

    • 3. als onderdeel van het totale sociale beleid in de onderneming bijzondere aandacht schenken aan de tewerkstelling van werknemers uit de zogenaamde zwakke groeperingen op de arbeidsmarkt (oudere, jongere en gehandicapte werknemers) als ook aan hun arbeidsomstandigheden;

    • 4. het verrichten van overwerk zoveel mogelijk beperken;

    • 5. het gebruik van door partikuliere uitzendbureaus bemiddelde uitzendkrachten tot het uiterste beperken. In situaties waarin dit onvermijdelijk is zal de O.R. hierover worden geïnformeerd en geraadpleegd. Overigens, de vakbonden hebben de bevoegdheid hierover inlichtingen te vragen.

  • 9. WAGW1

  • Met inachtneming van het bepaalde in de Wet arbeid gehandicapte werknemers zal de werkgever bij de aanstelling en tewerkstelling zoveel als redelijkerwijs mogelijk is gelijke kansen bieden aan gehandicapten en niet-gehandicapten.

  • Werkgever zal er naar streven gehandicapte werknemers op passende wijze te werk te stellen.

  • Werkgever zal in overleg met de ondernemingsraad nadere invulling geven aan procedures, verband houdend met de uitvoering van de WAGW. In dit kader zal ook worden bekeken welke arbeidsplaatsen als zodanig kunnen worden aangeduid en welke voorzieningen daartoe zouden kunnen worden getroffen.

  • Werkgever zal er naar streven dat 5% van de arbeidsplaatsen wordt ingenomen door gehandicapte werknemers.

  • 10. Deeltijdarbeid

    • 1. Rekening houdend met de uitgangspunten voor een normale bedrijfsvoering zal het, voorzover inpasbaar, mogelijk zijn om in deeltijdarbeid te werken. Bij vacatures zal de werkgever de mogelijkheid tot vervulling in deeltijd onderzoeken.

    • 2. Werknemers die part-time willen werken, kunnen de wens daartoe aan de werkgever te kennen geven.

    • Door de werkgever zal worden nagegaan of aan de wens gevolg kan worden gegeven, hetzij in eigen funktie danwel in een andere funktie. De beslissing omtrent de vraag of het full-time dienstverband gewijzigd kan worden in een part-time dienstverband is afhankelijk van de vraag of:

      • de funktie die de werknemer uitoefent in deeltijdarbeid (al dan niet in combinatie met andere werknemers) vervuld kan worden, danwel

      • of er een andere funktie beschikbaar is die part-time vervuld kan worden.

    • De werkgever zal een verzoek tot deeltijdarbeid honoreren voor zover inpasbaar binnen de onderneming. Een afwijzing van de werkgever van een verzoek tot deeltijdarbeid zal schriftelijk en gemotiveerd gebeuren.

  • 11. Ongewenste intimiteiten

  • De werkgever zal een beleid voeren, gericht op het bestrijden van ongewenste intimiteiten in de werkorganisatie. Dit beleid zal per onderneming nader worden uitgewerkt.

  • 13. BGD/arbodienst

  • De werkgever is verplicht zich aan te sluiten bij een plaatselijke of regionale bedrijfsgezondheidsdienst (BGD), dan wel zelf een eigen erkende BGD in stand te houden, om voor de werknemers een adequate bedrijfsgezondheidszorg te realiseren.

  • Onder adequate bedrijfsgezondheidszorg wordt verstaan een op de onderneming toegesneden pakket van taken en voorzieningen, zoals is bedoeld in artikel 18 lid 3 van de ARBO-wet.

  • In uitzonderingssituaties is afwijking van het hiervoor bepaalde mogelijk. De werkgever zal hiertoe een verzoek moeten indienen bij de Vaste Commissie.

  • Werkgever zal een afschrift van een werkplekonderzoek door de BGD en het jaarverslag van de BGD, althans het deel wat de betreffende onderneming aangaat, voorzover dit betrekking heeft op de onderneming, verstrekken aan de O.R. en aan de betrokken kaderleden.

  • 14. Interne scholing

  • Werkgever erkent de noodzaak om, gelet op de voortschrijdende ontwikkelingen binnen de bedrijfstak en de onderneming en de invloed die hier van uitgaat op de organisatiestructuur respectievelijk de inhoud van funkties, de werknemers faciliteiten aan te bieden ter ondersteuning bij hun ontwikkeling als medewerker.

  • De toe te kennen faciliteiten zullen erop zijn gericht de medewerker de gelegenheid te bieden aanvullende opleidingen te volgen, teneinde zich die kennis eigen te maken die voor het goed vervullen van de huidige of eventueel andere funktie, noodzakelijk is.

  • Werkgever zal, in overleg met de ondernemingsraad c.q. personeelsvertegenwoordiging een studiefaciliteitenregeling opstellen op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten. Met betrekking tot de hier bedoelde faciliteiten wordt in ieder geval geregeld:

    • de tegemoetkoming in de studiekosten en het examengeld;

    • de tegemoetkoming van eventueel noodzakelijke reiskosten;

    • gelegenheid geven voor het volgen van de cursussen;

    • de schriftelijke vastlegging vooraf van de afspraken.

  • 15. Kinderopvang

  • In het kader van positieve aktie heeft de full-time medewerkster1, die gebruik maakt van een erkende kinderopvangvoorziening, recht op een tegemoetkoming van bruto f 150,– per periode van 4 weken per kind.

Artikel 4 Verplichtingen van de werknemer

  • 1. De werknemer is verplicht in dienst van zijn werkgever alle werkzaamheden, die door of namens de werkgever redelijkerwijze kunnen worden opgedragen en die met het bedrijf in verband staan, naar zijn beste vermogen en op ordelijke wijze te verrichten, ook indien deze werkzaamheden niet tot zijn gewone dagelijkse arbeid behoren. Hij zal zich daarbij gedragen naar de aanwijzingen, die hem door of namens de werkgever worden verstrekt.

  • 2. De werknemer is verplicht zich, indien de werkgever dat wenst, in verband met de hem opgedragen of op te dragen arbeid of met het oog op de veiligheid van zijn omgeving, op kosten van de werkgever te onderwerpen aan een geneeskundige keuring.

  • 3. De werknemer is verplicht, als dit schriftelijk is overeengekomen, volledige geheimhouding te betrachten tegenover een ieder over alle feitelijkheden en bijzonderheden, waarvan hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking kennis draagt, bijvoorbeeld ten aanzien van recepten, adresmateriaal, etc. Dit geldt niet tegenover diegenen, die krachtens hun funktie of hun relatie tot de onderneming bevoegd zijn hiervan kennis te nemen, een en ander ter beoordeling van de werkgever.

  • 5. De werknemer die arbeidsongeschikt is, moet zich aan bepaalde gedragsregels houden: ziek melden, controleerbaar zijn tijdens de normale werkuren tot het moment van eerste controle en daarna op afspraak. Indien daartoe verzocht wordt, moet hij zich melden bij de daartoe aangewezen geneeskundige, tenzij zijn ziekte dat verhindert.

  • De werknemer moet meewerken aan een werkhervattingsplan.

Artikel 5 Indienstneming en ontslag

  • 1. Tenzij bij de dienstbetrekking schriftelijk anders is overeengekomen, wordt voor iedere aangenomen werknemer een termijn van 8 weken (in geval van vierweekloners) resp. 2 maanden (in geval van maandloners) als proeftijd in acht genomen. Gedurende en bij het einde van deze proeftijd kan wederzijds de dienstbetrekking onmiddellijk worden beëindigd.

  • Geen proeftijd zal gelden:

    • indien met dezelfde werknemer binnen 3 maanden na beëindiging van de dienstbetrekking een nieuwe dienstbetrekking wordt aangegaan;

    • indien de werknemer direkt voorafgaand aan de dienstbetrekking reeds middels een dienstbetrekking voor een bepaalde tijdsduur werkzaam is geweest bij betrokken werkgever;

    • indien de werknemer direkt voorafgaand aan de dienstbetrekking werkzaam is geweest als uitzendkracht bij betrokken werkgever.

  • 2. Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de dienstbetrekking aangegaan:

    • 1. hetzij voor onbepaalde tijd;

    • 2. hetzij voor bepaalde tijd;

    • 3. hetzij voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden.

  • In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke dienstbetrekking van toepassing is.

  • 3.

    • 1. Buiten ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 1639 p en 1639 q B.W. en buiten opzegging tijdens of bij het eindigen van de proeftijd als bedoeld in lid 1, neemt de dienstbetrekking een einde:

      • voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst

      • door opzegging met inachtname van de volgende termijn:

        • 1. voor de werkgever ten minste zoveel weken als de dienstbetrekking na de meerderjarigheid van de werknemer gehele jaren heeft geduurd tot een maximum van 13 weken. Bij opzegging door de werkgever van een werknemer ouder dan 45 doch jonger dan 65 jaar, zal deze termijn voor elk vol jaar, waarin de werknemer na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij de werkgever in dienst is geweest, met een week worden verlengd. De verlenging uit dezen hoofde zal eveneens maximaal 13 weken bedragen.

        • 2. Voor de werknemer ten minste zoveel weken als de dienstbetrekking na zijn meerderjarigheid tijdvakken van 2 gehele jaren heeft geduurd tot een maximum van 6 weken.

      • De onder punt 1 en 2 van dit sublid genoemde termijnen gelden met dien verstande dat voor beide partijen de termijn van opzegging ten minste één betaalperiode met een minimum van twee weken respectievelijk één maand zal bedragen en dat de werknemer, die door de werkgever wordt opgezegd, op de dag van opzegging de leeftijd van 50 jaar doch nog niet die van 65 jaar heeft bereikt en hij ten minste één jaar bij de werkgever in dienst is geweest, de termijn van opzegging ten minste één betalingsperiode met een minimum van 3 weken respectievelijk één maand zal bedragen.

      • Opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de dienstbetrekking samenvalt met het einde van een week, 4-wekenperiode, respectievelijk maand, afhankelijk van de betalingsperiode.

        • voor werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst van rechtswege op de datum van einde zoals vermeld in de individuele arbeidsovereenkomst, zonder dat opzegging vereist is.

    • 2. De dienstbetrekking van losse werknemers kan wederzijds worden beëindigd met een opzeggingstermijn van één dag tegen elke werkdag der werkweek. Indien deze werknemers langer dan 8 werkweken onafgebroken in dienst zijn, zal hun dienstbetrekking wederzijds slechts kunnen worden beëindigd met een opzeggingstermijn van 5 werkdagen tegen elke dag der werkweek.

    • 3. Ongeacht het bepaalde in de voorafgaande leden eindigt de dienstbetrekking van rechtswege, zonder dat enige opzegging vereist is, met de aanvang van de week respectievelijk maand, volgend op de 65e verjaardag van de werknemer.

    • 4. Artikel 1639 h lid 3 en 5 B.W. is niet van toepassing op werknemers met wie na het bereiken van de 65-jarige leeftijd een arbeidsovereenkomst is aangegaan c.q. met wie de arbeidsovereenkomst in afwijking van het bij sub 3 bepaalde is voortgezet, en ook niet voor losse werknemers als bedoeld onder 2.

    • 5. De in lid 3 genoemde termijnen gelden eveneens voor de vertegenwoordigers/verkoopadviseurs, dit in afwijking van de termijn genoemd in artikel 75 b van het Wetboek van Koophandel.

    • 6. Een verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer bij de Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening zal niet eerder worden gedaan dan nadat, na overleg met de Bedrijfsvereniging, is vastgesteld dat geen passende arbeidsplaats in de onderneming voorhanden is.

Artikel 6 Indeling in loongroepen en loonschalen

  • 1. Algemeen

    • 2. De funkties van de werknemers zijn al of niet op basis van werkklassifikatie in (loon)groepen ingedeeld. Zolang de funkties in een bedrijf (nog) niet zijn geklassificeerd, worden de werknemers naar de aard van de in hoofdzaak verrichte arbeid door de werkgever in één der groepen ingedeeld, zoals vermeld in bijlage I onder B.

    • 3. Ten aanzien van de toepassing van lid 1.2 van dit artikel geldt, dat in een onderneming bij interpretatieverschillen omtrent de indeling van de funktie in de onderscheiden groepen, desgewenst aan de hand van de funktiebeschrijvingen, een nadere interpretatie van de genoemde groepsomschrijvingen mogelijk zal zijn, onverminderd het recht van de vakbonden om met de betrokken werkgever daarover overleg te plegen.

    • 4. Bij elke (loon)groep behoort een (loon)schaal, die een gedeelte omvat dat gebaseerd is op de leeftijd van de werknemer en een gedeelte dat is gebaseerd op het aantal funktiejaren. De schalen zijn opgenomen in bijlage II van deze c.a.o.

    • 5. De werknemers worden, afhankelijk van de uitgeoefende funktie, ingedeeld in één der in bijlage I bedoelde loongroepen.

    • De werkgever is verplicht aan de werknemer schriftelijk mede te delen in welke groep hij is ingedeeld; deze verplichting geldt ook bij wijziging van indeling.

    • 6. Wijziging van de indeling van diegenen die vallen onder de uurloontabellen, zoals vermeld in bijlage II, wordt éénmaal per 3 maanden vastgesteld; als de wijziging een verlaging inhoudt, geldt het bepaalde onder lid 7.

  • 2.

    • a. Aanloopschaal

    • Werknemers die nieuw in dienst treden in de vleeswarenindustrie, mogen maximaal één jaar volgens een aanloopschaal als vermeld in bijlage II behorende bij deze CAO worden beloond en ontvangen het schaalsalaris dat met hun leeftijd overeenkomt. Wijziging treedt op met ingang van de betalingsperiode waarin de bepaalde leeftijd wordt bereikt.

    • b. Leeftijdschaal

    • De werknemers die de voor hun groep geldende vakvolwassen leeftijd nog niet hebben bereikt, vallen onder de leeftijdschaal en ontvangen het schaalsalaris dat met hun leeftijd overeenkomt. Wijziging treedt op met ingang van de betalingsperiode waarin de bepaalde leeftijd wordt bereikt.

  • 3. Funktiejarenschaal

    • 1. De vakvolwassen werknemers ontvangen het schaalloon dat overeenkomt met het aantal jaren voorafgaande aan 1 januari, dat zij onafgebroken in hun loonschaal ingedeeld zijn geweest.

    • Herzieningen vinden éénmaal per jaar plaats op 1 januari, totdat het maximum van deze schaal is bereikt.

    • 2. Bij indiensttreding na 30 juni van enig jaar, bestaat er géén recht op toekenning van een funktiejaar per eerstvolgende 1 januari.

  • 4. Uitoefening meerdere funkties

  • Indien door de werknemers meerdere funkties worden verricht, zal voor de vaststelling van de loongroep worden uitgegaan van de hoogst ingedeelde funktie(s), mits de werknemer deze funktie(s) regelmatig uitoefent.

  • 5. Tijdelijke waarneming

  • Werknemers die tijdelijk worden belast met werkzaamheden, ingedeeld in een hogere loonschaal, blijven ingedeeld in hun oude loonschaal. Gedurende deze tijdelijke waarneming ontvangen zij een toeslag ten bedrage van het verschilbedrag bij 0 funktiejaren tussen de beide loonschalen. Bij beëindiging van de tijdelijke waarneming vervalt deze toeslag. Een tijdelijke waarneming wordt als definitief beschouwd indien deze langer dan 9 maanden heeft geduurd.

  • 6. Definitieve overplaatsing in een hoger ingedeelde funktie

    • 1. Werknemers, die worden geplaatst in een hoger ingedeelde funktie, worden in de overeenkomende hogere loonschaal ingedeeld met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing in de hogere funktie heeft plaatsgevonden.

    • 2. Bij indeling in een hogere loonschaal van een vakvolwassen werknemer bedraagt de verhoging van het schaalloon de helft van het verschil tussen de schaallonen bij 0 funktiegroepjaren van de twee betrokken loonschalen c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalloon in overeenstemming te brengen met het eerstkomende bedrag in de hogere loonschaal.

    • 3. Bij indeling in een hogere loonschaal van werknemers die nog niet de vakvolwassenleeftijd hebben bereikt, vindt inschaling plaats op het eerstkomende hogere bedrag in de nieuwe loonschaal.

  • 7. Plaatsing in een lager ingedeelde funktie

    • 1. Op eigen verzoek

      • 1. Werknemers die op eigen verzoek worden geplaatst in een lager ingedeelde funktie, worden in de overeenkomende lagere loonschaal ingedeeld met ingang van de betalingsperiode volgend op die waarin de plaatsing in de lagere funktie is geschied.

      • 2. Bij indeling in een lagere loonschaal om bovenstaande reden van een vakvolwassen werknemer, bedraagt de verlaging van het schaalloon het verschil tussen de schaallonen bij 0 funktiegroepjaren van de twee betrokken loonschalen c.q. zoveel meer als nodig is om het nieuwe schaalloon in overeenstemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere loonschaal.

    • 2.

      • 1. Bij indeling in een lagere loonschaal als gevolg van het opheffen van funkties of als gevolg van andere bedrijfsomstandigheden van een vakvolwassen werknemer, wordt hem via inschaling een schaalloon toegekend dat zo min mogelijk onder zijn oorspronkelijke loon ligt. Indien het toekennen van funktiegroepjaren niet toereikend is, wordt het tekort omgezet in een toeslag. Deze toeslag behoudt de werknemer gedurende 6 maanden.

      • 2. Het voorgaande geldt echter met dien verstande, dat indien de nieuwe funktie meer dan één loongroep lager is, per 12 maanden de werknemer telkens slechts één loongroep wordt teruggeplaatst.

      • Perioden van overplaatsing op grond van de hier bedoelde redenen, voortkomende uit dezelfde oorzaak, worden beschouwd als een geheel.

      • Indien wegens de onder 1 en 2 genoemde redenen tot overplaatsing van een werknemer moet worden overgegaan, zal allereerst worden nagegaan of plaatsing in een funktie uit een gelijkwaardige loongroep mogelijk is. Indien dit niet het geval is, zal de beloning worden aangepast conform het gestelde onder 1 en 2, met dien verstande dat een werknemer na het bereiken van de 52-jarige leeftijd zijn funktieloon zal behouden tot het bereiken van de VUT- c.q. pensioengerechtigde leeftijd.

      • 3. De in dit artikel vastgelegde procedure met betrekking tot plaatsing in lager ingedeelde funkties en dergelijke geldt niet ingeval van ingrijpende reorganisaties.

      • Onder ingrijpende reorganisaties van de onderneming, in de zin van deze procedure, wordt verstaan een zodanige wijziging in de totaliteit van de onderneming, dat daardoor belangrijke veranderingen ontstaan in de positie van een – ten opzichte van de totale personeelsbezetting – belangrijk aantal personeelsleden.

      • In de regel zal een dergelijke wijziging een incidenteel karakter hebben en als zodanig worden behandeld.

  • 8. Vertegenwoordigers/verkoopadviseurs

  • Aan vertegenwoordigers/verkoopadviseurs van 28 jaar en ouder zal aan salaris en eventuele provisie per jaar ten minste 12 × het bij deze leeftijd behorende maandsalaris van groep V worden uitbetaald.

  • 9. Afbouw persoonlijke toeslagen

  • Onder persoonlijke toeslagen worden uitsluitend de toeslagen die de werknemer zal moeten ontvangen teneinde bij de invoering van werkklassificatie een achteruitgang in inkomen te voorkomen verstaan. Al naar gelang de omstandigheden zullen de persoonlijke toeslagen (P.T.'s) kunnen worden uitgedrukt in centen per uur, dan wel in een vast bedrag per betalingsperiode.

Artikel 7 Werkkleding

De werkgever geeft de werknemer in bruikleen de voor de uitoefening van zijn werkzaamheden noodzakelijk benodigde werkkleding. Deze bestaat uit overall met muts, dan wel jas en broek met muts, alsmede schoeisel.

Artikel 8 Arbeidsduur

  • 1. Op jaarbasis berekend bedraagt de arbeidsduur volgens dienstrooster gemiddeld 36 uur per week. De arbeidsduurverkorting wordt gerealiseerd door 184 roostervrije uren per jaar toe te kennen.

  • 2. De arbeidsduur volgens dienstrooster bedraagt maximaal 9 uur per werkdag of dienst en niet minder dan 32 uur per week en niet meer dan 42 uur per week. De arbeidsduur volgens dienstrooster bedraagt niet meer dan 468 uur per kwartaal c.q. 432 uur per periode van 12 weken (= 3 perioden van 4 weken).

  • 3. Voor werknemers in dagdienst ligt de normale dagelijkse arbeidsduur volgens dienstrooster op maandag t/m vrijdag tussen 06.00 en 18.00 uur. Voor werknemers die niet in de dagdienst arbeid verrichten ligt de normale arbeidsduur tussen de tijdstippen van opkomen en afgaan volgens het dan geldende dienstrooster.

  • 4. Dienstroosters worden steeds 4 weken voor de ingangsdatum vastgesteld. Een en ander met uitzondering van het aantal te werken uren per dag, dat minimaal een week tevoren zal worden vastgesteld.

  • 5. De tijdsruimte tussen de aanvangs- en eindtijd voor de dagdienst mag maximaal 10 uur bedragen. De werkgever mag met instemming van de O.R. c.q. in overleg met de Commissie van Overleg deze ruimte tot ten hoogste 11 uur uitbreiden. De aanvang van de dagdienst zal niet later plaatsvinden dan 9.00 uur, tenzij met de O.R. of de Commissie van Overleg binnen een vastgesteld rooster een ander aanvangstijdstip wordt afgesproken.

  • 6. Indien dringende werkzaamheden dit noodzakelijk maken kan in een afdeling of afdelingen, na overleg met de O.R. c.q. de Commissie van Overleg, van de sub 1 t/m 4 genoemde verdeling van de normale arbeidsduur worden afgeweken, in welk geval de arbeidsduur over maandag t/m zaterdag kan worden verdeeld.

  • 7. Per onderneming kan in overleg met de vakverenigingen van het in dit artikel overeengekomene worden afgeweken.

  • 8. Seniorenregeling

  • De 62-jarigen mogen een ½ uur en de 63- en 64-jarigen 1 uur per dag korter werken, tegen doorbetaling van 90% over de niet gewerkte tijd. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat per dag korter gewerkt wordt en dus niet dat deze tijd wordt „opgespaard" tot bijvoorbeeld een halve of een hele dag.

  • Voor de overuren van deze werknemers is artikel 1 lid 8 van overeenkomstige toepassing. De pensioenpremie voor deze werknemers dient te worden berekend alsof de niet gewerkte uren voor 100% worden betaald.

Artikel 9 Zon- en feestdagen

Arbeid zal niet worden verricht op zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen, te weten tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en voorts Koninginnedag en Nieuwjaarsdag.

Voor zover deze feestdagen niet op een zondag vallen zal aan werknemers met wie een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijdsduur is aangegaan en aan werknemers die een bepaald geheel van werkzaamheden verrichten, het loon of salaris, zoals nader omschreven in artikel 17, worden doorbetaald.

Arbeid is toegestaan, voorzover nodig, na verkregen vergunning van de Arbeidsinspektie:

  • 1. voor onverwachte, noodzakelijke reparaties, die geen uitstel gedogen, alsmede voor die reparaties en werkzaamheden, die gedurende de bedrijfstijd niet kunnen plaatsvinden;

  • 2. indien en voorzover produkten gevaar lopen te bederven of in kwaliteit achteruitgaan;

  • 3. indien en voorzover arbeid nodig is voor verlichting, verwarming, roken en koeling;

  • 4. voor volcontinu-arbeid;

  • 5. voor continu-arbeid, met dien verstande dat op zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen te 22.00 uur door de benodigde personen mag worden begonnen aan voorbereidende werkzaamheden, zodat om 24.00 uur de eigenlijke ploeg de arbeid kan aanvangen.

Voor arbeid vermeld onder 1, 2 en 3 wordt met behoud van het recht op vrije tijd een toeslag van 100% van het basisuurloon toegekend.

Artikel 10 Bijzondere beloningen

  • 1. Toeslag voor het werken in ploegen

    • 1. Over de in ploegendienst gewerkte uren zullen de volgende toeslagen op het basisuurloon worden toegekend voor uren op:

      • maandag van 0.00 tot 6.00 uur: 35%

      • maandagavond tot en met vrijdagmorgen te weten steeds tussen 18.00 en 6.00 uur: 35%

      • vrijdagavond van 18.00 tot 24.00 uur: 35%

      • zaterdag van 0.00 tot 24.00 uur: 55%

      • zondag van 0.00 tot 24.00 uur: 100%

    • Indien regelmatig in ploegendienst wordt gewerkt zal uit bovenstaande percentages een weekgemiddelde worden berekend.

    • 2. Werknemers van 58 jaar en ouder zullen niet meer verplicht worden tot het werken in ploegendienst. Voor deze categorie zal de ploegentoeslag niet worden afgebouwd als zij 4 jaar of langer in ploegendienst hebben gewerkt.

    • 3. De werknemer die anders dan of op eigen verzoek wordt overgeplaatst naar de dagdienst of naar een met een lager percentage toeslag beloond dienstrooster behoudt, afhankelijk van de periode gedurende welke hij laatstelijk onafgebroken in ploegendienst heeft gewerkt, de navolgende percentages van het geldsbedrag aan ploegentoeslag op het moment van overplaatsing verbonden aan zijn oude dienstrooster danwel van het verschil tussen de oude toeslag en de toeslag verbonden aan zijn nieuwe rooster gedurende de volgende periode:

      • als hij langer dan 9 maanden doch korter dan 3 jaar in ploegendienst heeft gewerkt:

      • 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand;

      • als hij langer dan 3 jaar doch korter dan 5 jaar in ploegendienst heeft gewerkt:

      • 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand

      • 80% gedurende 2 maanden

      • 60% gedurende 2 maanden

      • 40% gedurende 1 maand

      • 20% gedurende 1 maand;

      • als hij langer dan 5 jaar in ploegendienst heeft gewerkt:

      • 100% gedurende de lopende en de daaropvolgende maand

      • 80% gedurende 4 maanden

      • 60% gedurende 4 maanden

      • 40% gedurende 3 maanden

      • 20% gedurende 3 maanden.

    • 1. een toeslag van f 0,65 per uur voor

      • alle stalwerkzaamheden en voor verdoven, ophangen, steken, broeien, scheren, uit- en opensnijden, uithalen, hakken en reuzel trekken; voor het noodslachten en bewerken van onthouders,

      • verladen van halve varkens en runderbouten,

      • werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden overeenkomen met de bovengenoemde;

    • 2. een toeslag van f 0,32 per uur voor

      • werkzaamheden in de zouterij (pekelruimte, zoutkelder) en rokerij

      • het sorteren, meten, zouten en opbossen van darmen

      • het leegscheppen van rioolzuiveringsputten

      • werkzaamheden in de schoonmaakdiensten van materialen en fabrieksafdelingen

      • werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden overeenkomen met de bovengenoemde;

    • 3. bij permanent werken in gekoelde ruimten gelden de navolgende toeslagen:

      • f 0,97 per uur in de diepvriesruimten

      • f 0,32 per uur in de gekoelde opslagruimten van –10°C tot +7°C

      • f 0,16 per uur in gekoelde werkruimten bij een temperatuur van circa 7°C tot 12°C

      • voor werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden overeenkomen met de bovengenoemde;

    • 4. een toeslag van f 0,78 per uur voor werkzaamheden in de verse darmbewerking.

    • 5. Deze toeslagen zijn niet cumulatief.

    • 6. Indien de omstandigheden op grond waarvan de bovengenoemde toeslagen worden gegeven zich wijzigen danwel afwezig zijn, kan de werkgever in overleg met de O.R. van bovengenoemde bedragen afwijken. Schriftelijke melding aan de vakverenigingen1 vindt plaats bij het indienen van het instemmingsverzoek aan de O.R.

  • 2. Toeslag voor bijzondere werkzaamheden (inconveniënten)

  • Aan werknemers die daadwerkelijk de navolgende werkzaamheden verrichten worden de navolgende toeslagen gegeven:

    • 1. een toeslag van f 0,65 per uur voor

      • alle stalwerkzaamheden en voor verdoven, ophangen, steken, broeien, scheren, uit- en opensnijden, uithalen, hakken en reuzel trekken; voor het noodslachten en bewerken van onthouders,

      • verladen van halve varkens en runderbouten,

      • werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden overeenkomen met de bovengenoemde;

    • 2. een toeslag van f 0,32 per uur voor

      • werkzaamheden in de zouterij (pekelruimte, zoutkelder) en rokerij

      • het sorteren, meten, zouten en opbossen van darmen

      • het leegscheppen van rioolzuiveringsputten

      • werkzaamheden in de schoonmaakdiensten van materialen en fabrieksafdelingen

      • werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden overeenkomen met de bovengenoemde;

    • 3. bij permanent werken in gekoelde ruimten gelden de navolgende toeslagen:

      • f 0,97 per uur in de diepvriesruimten

      • f 0,32 per uur in de gekoelde opslagruimten van –10°C tot +7°C

      • f 0,16 per uur in gekoelde werkruimten bij een temperatuur van circa 7°C tot 12°C

      • voor werkzaamheden, waarbij uit de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden blijkt dat deze werkzaamheden overeenkomen met de bovengenoemde;

    • 4. een toeslag van f 0,78 per uur voor werkzaamheden in de verse darmbewerking.

    • 5. Deze toeslagen zijn niet cumulatief.

    • 6. Indien de omstandigheden op grond waarvan de bovengenoemde toeslagen worden gegeven zich wijzigen danwel afwezig zijn, kan de werkgever in overleg met de O.R. van bovengenoemde bedragen afwijken. Schriftelijke melding aan de vakverenigingen1 vindt plaats bij het indienen van het instemmingsverzoek aan de O.R.

  • 3. Beloningen van afwijkingen in het dienstrooster:

  • Overwerk

    • 1. Voor de eerste twee overuren per week geldt een toeslag van 30% van het uurloon.

    • Voor het derde overwerkuur en verdere overwerkuren geldt een toeslag van 50% van het uurloon.

    • Voor de eerste 26 respectievelijk 24 uren meer dan 468 uren per kwartaal respectievelijk 432 uren per periode van 12 weken (=3 perioden van 4 weken) geldt een toeslag van 30% van het uurloon.

    • Voor de verdere overuren (vanaf het 27ste respectievelijk 25ste) geldt een toeslag van 50% van het uurloon. Een en ander conform de systematiek ex artikel 1, lid 8.

    • In geval sprake is van ploegenarbeid zal op ondernemingsniveau met vakorganisaties worden gesproken over de wijze waarop de beloning van overwerk wordt geregeld zonder dat sprake is van cumulatie.

    • 2. De overschrijding van de normale arbeidsduur kan op verzoek van werkgever c.q. werknemer worden gecompenseerd in vervangende vrije tijd op een door de werkgever na overleg met de werknemer te bepalen dag en tijd, doch binnen een tijdsverloop van zes weken na de dag waarop de overuren worden gemaakt, en door een geldsbedrag ter grootte van het aantal gemaakte overuren, vermenigvuldigd met 30% respectievelijk 50% van het uurinkomen; tenzij naar het oordeel van de werkgever bedrijfsomstandigheden compensatie in vervangende vrije tijd onmogelijk maken.

  • Verschoven uren

  • Indien volgens het dienstrooster arbeid moet worden verricht zonder dat de normale wekelijkse arbeidsduur wordt overschreden en het niet in ploegendienst gewerkte uren of overuren betreft, ontvangen de betrokken werknemers een toeslag op hun basisuurloon van:

    • 30% indien de werkzaamheden moeten worden verricht op maandag t/m donderdag tussen 18.00 en 6.00 uur, alsmede op vrijdag tussen 18.00 en 24.00 uur;

    • 50% indien de werkzaamheden moeten worden verricht op zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur.

  • 4. Vergoeding voor extra opkomst en consignatie

    • 1. Aan werknemers die onverwachts – waaronder dient te worden verstaan: na een mededeling die minder dan één uur voor het einde van de werktijd wordt gedaan – voor dringende werkzaamheden buiten de normale werktijd naar de fabriek worden geroepen, wordt zover het tijdstip van opkomst niet ligt tussen 6.00 uur 's morgens en de aanvang van de normale werktijd en voorts de tijdsduur waarin deze werkzaamheden worden verricht niet aansluit aan de normale werktijd, per opkomst één uurinkomen extra betaald en het verrichten van de betreffende werkzaamheden met ten minste éénmaal het voor deze werknemers geldende uurinkomen beloond.

    • 2. Werknemers die in opdracht van de werkgever geconsigneerd zijn, ontvangen daarvoor per etmaal op maandag tot en met vrijdag 1 uurinkomen, op zaterdagen, zondagen en feestdagen 2 uurinkomens.

    • Aan de geconsigneerde werknemer die buiten de normale werktijd naar de fabriek wordt geroepen, wordt het aantal per opkomst gewerkte uren betaald tegen het geldende uurinkomen.

  • 5. Diplomatoeslagen

    • 1. Aan de werknemers die de primaire opleiding van het leerlingstelsel voor de vleeswarenindustrie hebben gevolgd, worden de navolgende uitkeringen toegekend:

      • a. na het met goed gevolg afsluiten van de leerovereenkomst ontvangt de betrokkene een uitkering ineens van f 500,–;

      • b. één jaar na het behalen van het diploma ontvangt de betrokkene een uitkering ter grootte van f 750,–.

    • 2. Aan de werknemers die deelcursussen volgen van de Stichting Opleiding Werknemers voor de Vleeswarenindustrie, zullen bij het behalen van het volledige vakdiploma de volgende uitkeringen worden toegekend:

      • a. na het met goed gevolg afsluiten van de leerovereenkomst ontvangt de betrokkene een uitkering ineens van f 500,–;

      • b. één jaar na het behalen van het diploma ontvangt de betrokkene een uitkering ter grootte van f 750,–.

    • 3. Aan de werknemers in de Technische Diensten zal bij het behalen van een diploma Bemetel, B.O.V.A.G. of E.V.O. een éénmalige uitkering ter grootte van f 500,– worden toegekend. In het daaropvolgende jaar ontvangt betreffende werknemer een uitkering ter grootte van f 750,–. Hetzelfde geldt voor het volledige diploma van de Verenigingen Elektrotechnisch Vakonderwijs en het diploma monteur-motorvoertuigen van de School Technische Dienst, alsmede voor het diploma Slagers Vak Opleiding. Toekenning van deze toeslag geschiedt slechts krachtens een diploma. Voor het toekennen van deze toeslag voor andere bij de uitoefening van de funktie waardevolle, niet genoemde diploma's kan toestemming worden gevraagd aan de Vaste Commissie.

    • 4. Werknemers die vóór 1 april 1989 reeds een toeslag ontvingen op grond van de tot dan toe geldende c.a.o.-bepalingen, behouden deze toeslag.

Artikel 11 Vakopleiding

  • 1. Als de werknemer in de gelegenheid is vakonderwijs te volgen dat gegeven wordt op grond van de Wet op het Leerlingwezen door middel van het leerlingstelsel voor de vleesverwerkende industrie zal de werkgever, indien de werknemer de wens te kennen geeft aan deze vakopleiding deel te nemen, hem de gelegenheid daartoe verschaffen, voorzover de bedrijfsomstandigheden dit vereisen en de werknemer geacht wordt aan de opleiding te kunnen deelnemen.

  • 2. Niet leerplichtige jeugdige werknemers t/m 18 jaar hebben gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van 1 dag per week vrijaf met behoud van loon, voor het deelnemen aan door erkende instituten te geven vormings- en scholingsonderwijs.

  • 3. De werkgever zal 1x per jaar aan de Stichting Opleiding Werknemers voor de Vleeswarenindustrie een lijst toesturen waarop alle jeugdige werknemers van 15 en 16 jaar staan vermeld; een en ander in het kader van de O.W.V.-opleiding.

  • 4. In het kader van de c.a.o. 1985/1986 is een Jeugdwerkplan overeengekomen, waarvan de uitwerking is opgenomen in de bij deze c.a.o. onverbrekelijk behorende bijlagen.

  • De uitvoering van dit Jeugdwerkplan is opgedragen aan de Stichting Vormingsfonds voor de Opleiding van Werknemers in de Vleeswarenindustrie, waarvan de statuten een onverbrekelijk deel van de c.a.o. uitmaken. Dit Jeugdwerkplan wordt gecontinueerd gedurende de looptijd van dit contract.

  • In het kader van de c.a.o. 1989/1991 is een Bedrijfstak Scholingsplan overeengekomen, waarvan de overeenkomst is opgenomen in de bij deze c.a.o. onverbrekelijk behorende bijlagen.

Artikel 12 Regeling partieel leerplichtigen

  • 1. Voor een werknemer die partieel leerplichtig is geldt dat de in de c.a.o. vastgestelde normale werktijd voor hem naar evenredigheid wordt verminderd met het aantal uren waarop hij aan de verplichtingen van de leerplicht voldoet.

  • 2. Over de tijd waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een onderwijsinstelling moet bezoeken, is geen loon verschuldigd en geldt dat het in de c.a.o. vastgestelde loon voor hem naar evenredigheid wordt verminderd.

  • 3. Het aantal in de c.a.o. bepaalde basis-vakantie-uren zal, met inachtneming van de relatie die bestaat tot de normale werktijd van betrokkene, in evenredigheid voor hem worden verminderd.

  • 4. Op de dag waarop een werknemer een onderwijsinstelling bezoekt of zou hebben moeten bezoeken of van die instelling vakantie geniet, kan hij niet verplicht worden in de onderneming werkzaam te zijn.

Artikel 13 Vakantie

  • 1. Duur der vakantie

    • 1. Elke werknemer die op 1 mei van het vorige jaar 12 maanden onafgebroken bij de werkgever werkzaam is geweest en 18 jaar of ouder is, heeft recht op 192 vakantie-uren.

    • 2. De werknemer die op 1 mei de 18-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt zal in de gelegenheid worden gesteld in dat vakantiejaar, boven de onder sub 1 genoemde vakantierechten, 8 uur extra te genieten.

    • 3. De werknemer die de 45-, 50- respectievelijk 60-jarige leeftijd bereikt heeft, in afwijking van de in lid 1 sub 1 van dit artikel genoemde vakantierechten, met ingang van de dag van het bereiken van bovengenoemde leeftijden recht op 200, 208, 216 respectievelijk 224 vakantie-uren vakantie met behoud van loon.

  • 2. Aaneengesloten vakantie

  • Van de in lid 1 van dit artikel genoemde vakantie-uren zullen tenminste 2 weken aaneengesloten worden genoten. De aaneengesloten vakantie-uren zullen na overleg met de werknemers door de werkgever worden vastgesteld en zoveel mogelijk in de maanden mei tot en met september vallen.

  • Indien de werknemer voldoende snipperuren heeft, mag hij daarvan nog 1 week aaneengesloten vakantie opnemen. De werknemer kan desgewenst 3 weken aaneengesloten vakantie opnemen, mits de bedrijfsomstandigheden dit toelaten. Als een werknemer nog te kort in dienst is om recht te hebben op de volledige aaneengesloten vakantie, wordt deze ter keuze van de werkgever hetzij evenredig bekort hetzij geheel gegeven, in welk laatste geval het gestelde in lid 3, sub 2 van dit artikel toepassing vindt. Het loon over de aaneengesloten vakantie-periode zal voorafgaande aan deze periode worden uitbetaald.

  • 3. Snipperuren

  • Vakantie als bedoeld in lid 1, die niet aaneengesloten wordt genoten, zal als snipperuren kunnen worden opgenomen met dien verstande:

    • 1. dat onder deze snipperuren begrepen zijn de zogenaamde „vaste snipperuren", dat zijn de door de O.R., c.q. Commissie van Overleg vastgestelde, voor het gehele personeel geldende bijzondere vrije dagen, met uitzondering van algemeen erkende Christelijke feestdagen, als bedoeld in artikel 9 en de dagen van geoorloofd verzuim, als bedoeld in artikel 15;

    • 2. dat ingeval de onderneming gedurende de periode van de aaneengesloten vakantie gesloten is, de na aftrek van de „vaste snipperuren" overblijvende snipperuren in de eerste plaats gereserveerd zullen worden voor aanvulling van de aaneengesloten vakantie in gevallen waarin de werknemer nog niet lang genoeg bij de werkgever in dienst is om recht te hebben op de volledige aaneengesloten vakantie.

  • 4. Berekening aantal vakantie-uren

  • Voor de berekening van het aantal vakantie-uren wordt een werknemer, die voor, of op de 15e van enige maand in dienst treedt, c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten en wordt de werknemer die na de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten.

  • In afwijking hiervan zal, indien het dienstverband korter dan één maand heeft geduurd, de werknemer een zuiver proportioneel recht op vakantie krijgen.

  • 5. Vakantie bij onderbreking van de werkzaamheden

  • De in lid 1 van dit artikel bedoelde vakantie wordt verminderd met 1/12 deel voor elke maand gedurende welke de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht.

    • 1. Het in de vorige zin bepaalde is niet van toepassing indien de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens:

    • ziekte of ongeval, tenzij veroorzaakt door opzet van de werknemer;

    • het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor eerste oefening;

    • het genieten van vrije uren gebaseerd op in een vorige dienstbetrekking verworven doch niet opgenomen vrije uren;

    • het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;

    • onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;

    • zwangerschap of bevalling.

    • In deze gevallen1 worden nog vakantierechten verworven over een periode van 6 maanden waarin geen arbeid wordt verricht, waarbij de duur der onderbreking uit de respectieve oorzaken tezamen geteld wordt.

    • 2. Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld onder 1 van dit sub-lid in meer dan één vakantiejaar valt, wordt het in een vorig jaar vallend deel der onderbreking bij de berekening van de periode van afwezigheid mede in aanmerking genomen.

    • 3. Ten aanzien van het tijdstip van de aanvang en het einde van de hierbedoelde onderbreking is het in lid 4 bepaalde van overeenkomstige toepassing.

    • 4. De verworven vakantierechten in de onder 1 van dit sub-lid genoemde gevallen vervallen indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd alvorens de arbeid is hervat.

    • 5. De niet-leerplichtige werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt verwerft vakantierechten over de tijd welke hij besteedt aan het volgen van onderricht, waartoe de werkgever hem krachtens de wet in de gelegenheid moet stellen.

  • 6. Tijdstip waarop vakantie- of snipperuren kunnen worden genoten

  • De werkgever kan in overleg met de O.R. respectievelijk de personeelsvertegenwoordiging bepalen dat een verzoek voor vakantie- of snipperuren een bepaalde termijn voor de begeerde datum moet zijn ingediend.

  • 7. Samenvallen aaneengesloten vakantie met vaste snipperuren of algemeen erkende Christelijke feestdagen

  • Indien de aaneengesloten vakantie samenvalt met een of meer vaste snipperuren of met een of meer algemeen erkende Christelijke feestdagen als bedoeld in artikel 9, zal de aaneengesloten vakantie dienovereenkomstig worden verlengd, tenzij de werkgever er de voorkeur aan mocht geven een overeenkomend aantal snipperuren te geven, waarvan de data door de werkgever kunnen worden vastgesteld.

  • 8. Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht

    • 1. Dagen, waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om een der redenen genoemd in lid 5 sub 1 en de laatste alinea van dit lid, alsmede in artikel 15 lid 1 sub 3, 5, 6 en 7 gelden niet als vakantie-uren.

    • 2. Indien een der in lid 5 sub 1 genoemde verhinderingen echter eerst intreedt tijdens vastgestelde vakantie- of snipperuren, zullen de dagen waarop die verhindering zich voordoet wel als vakantie-uren worden geteld indien de werknemer niet voor de aanvang van die vastgestelde vakantie- of snipperuren aan de werkgever heeft medegedeeld dat die verhindering zich zou voordoen.

    • Dit vereiste van voorafgaande mededeling lijdt slechts uitzondering indien de verhindering te wijten is aan ziekte van de werknemer, deze ziekte krachtens de bepalingen van de Ziektewet is vastgesteld en de werknemer aannemelijk kan maken dat hij zodanig in zijn bewegingsvrijheid was beperkt dat de bedoeling van de vakantie in genen dele tot haar recht kon komen.

    • 3. Indien ten gevolge van het sub 2 bepaalde de aanvankelijk vastgestelde vakantie-uren niet als zodanig worden berekend, zal de werkgever na overleg met de werknemer nieuwe data vaststellen waarop die dagen alsnog kunnen worden genoten.

  • 9. Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten

  • De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever mede te delen hoeveel recht op vakantie hij (met inachtneming van het bepaalde in lid 1.1) bij zijn vorige werkgever(s) verworven doch niet in nature genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel vrije uren zonder behoud van loon de werknemer aanspraak kan maken.

  • 10. Vakantierechten bestaande bij het einde der dienstbetrekking

  • Bij het beëindigen van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor elke maand die hij sedert 1 mei van het voorafgaande jaar onafgebroken werkzaam is geweest en waarover hij nog geen vakantie- of snipperuren heeft genoten, recht op 1/12 deel der in lid 1 bedoelde vakantie.

  • Desgewenst zal hem de gelegenheid worden geboden de hem toekomende uren alsnog op te nemen, met dien verstande dat deze uren niet in de opzeggingstermijn mogen zijn begrepen tenzij met wederzijds goedvinden. Voor alle vakantie- of snipperuren, die de werknemer niet heeft opgenomen, zal hem het daarmede overeenkomende loon worden uitbetaald. (Voor het geval de werknemer ontslag neemt of op grond van een dringende reden als bedoeld in artikel 1639 p B.W. wordt ontslagen, is de werknemer verplicht het over alle in het voorafgaande vakantiejaar te veel genoten vakantie- en/of snipperuren doorbetaalde loon aan de werkgever terug te betalen.)

  • 11. Verjaring

  • Vakantie-uren die niet zijn opgenomen voor het tijdstip liggend 2 jaar na de datum waarop deze zijn verworven, vervallen.

  • 12. Vervangende schadevergoeding

  • Rechten op het genieten van snipperuren kunnen behoudens in het in lid 10 bedoelde geval nimmer worden vervangen door een schadevergoeding in geld.

Artikel 14 Vakantietoeslag

  • 1. Iedere werknemer die op 1 mei sedert 1 mei van het vorige jaar 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft recht op een vakantietoeslag gelijk aan 8% van zijn jaarinkomen, met dien verstande dat deze vakantietoeslag voor vakvolwassen werknemers ten minste f 2 865,– bruto per jaar zal bedragen.

  • Onder jaarinkomen wordt in dit artikel verstaan het bij de werkgever in de voorafgaande 12 maanden verdiende inkomen, op grond van het in deze c.a.o. bepaalde, doch uitgezonderd de vakantietoeslag, tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering en eventuele winstdelings- of gratificatie-uitkeringen, een en ander berekend over de laatste 13 weken, tenzij de werkgever om administratieve redenen een andere termijn aanhoudt.

  • Voor vertegenwoordigers/verkoopadviseurs wordt bij de berekening niet het laatste maandinkomen genomen maar het gemiddelde maandinkomen (salaris plus eventuele provisie, doch exclusief eventuele vergoeding(en) voor onkosten) van het voorafgaande jaar.

  • 2. De uitbetaling van de in het vorige lid bedoelde vakantietoeslag zal geschieden uiterlijk ter gelegenheid van de aaneengesloten vakantie, tenzij ter zake in de betreffende onderneming na overleg met de O.R. een andere regeling wordt aangehouden.

  • 3. Het bepaalde in lid 4 en 5 van artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij het einde van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor elke maand die hij sedert 1 mei van het voorafgaande jaar bij de werkgever werkzaam is geweest en waarover hij nog geen vakantietoeslag heeft ontvangen, recht op 1/12 deel van de vakantietoeslag.

  • 5. De werknemer die door ziekte of ongeval niet in staat is de voor hem vastgestelde aaneengesloten vakantie te genieten, behoudt het recht op de hem toekomende vakantietoeslag.

Artikel 15 Verzuim met behoud van loon

  • 1. In de hierna genoemde gevallen heeft de werknemer aanspraak op verzuim met behoud van loon gedurende de voor ieder geval gestelde tijd. Het in de vorige zin bepaalde is van kracht indien verzuimd werd doordat de betreffende gebeurtenis werd bijgewoond, dan wel indien wegens bijzondere omstandigheden de gebeurtenis niet werd bijgewoond, doch het verzuim in verband met omstandigheden gemotiveerd is:

    • 1. bij ondertrouw van de werknemer: voor de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van 5 uren;

    • 2. bij eigen huwelijk, mits daarvan ten minste een week van tevoren aan de werkgever kennis is gegeven: gedurende twee diensten;

    • 3. bij bevalling van de echtgenote: gedurende twee diensten;

    • 4. bij huwelijk van één der eigen kinderen, pleegkinderen, ouders, broers of zusters, zwagers of schoonzusters, kleinkinderen: gedurende één dienst;

    • 5. bij overlijden van de echtgeno(o)t(e) en van de inwonende eigen of aangehuwde kinderen en pleegkinderen alsmede voor gezinshoofden bij overlijden van inwonende ouders, schoonouders en grootouders: van de dag van het overlijden af tot en met de dag van de begrafenis of crematie;

    • 6. bij overlijden van ouders, schoonouders, grootouders en schoongrootouders, niet inwonende eigen en aangehuwde kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen en van inwonende broers en zusters: gedurende één dienst alsmede voor het bijwonen van de begrafenis of crematie gedurende één dienst;

    • degene die belast wordt met de regeling van de begrafenis/crematie vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis/crematie, na overleg met de afdeling personeelszaken c.q. bedrijfsleiding;

    • 7. bij begrafenis of crematie van broers, zusters, zwagers en schoonzusters: gedurende één dienst;

    • 8. bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer, alsmede bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijk van diens ouders, schoonouders of grootouders: gedurende één dienst;

    • 9. voor het voldoen aan wettelijke of op wettelijke voorschriften berustende verplichtingen – mits niet te wijten aan schuld of nalatigheid van de werknemer en voorzover dit niet buiten de werktijd kan geschieden – die kortstondige afwezigheid noodzakelijk maken: gedurende de hiervoor benodigde tijd mits niet reeds uit andere hoofde vergoeding wegens loonderving kan worden verkregen;

    • 10. bij vooraf aangevraagde noodzakelijk doktersbezoek voor zichzelf, dat niet kan geschieden buiten de voor de werknemer geldende arbeidstijd: gedurende de daarvoor vereiste tijd tot ten hoogste twee uren, tenzij de werknemer ten genoege van de werkgever kan aantonen dat deze tijd moest worden overschreden;

    • 11. bij verhuizing van de werknemer, mits hij zelfstandig zijn huishouden voert danwel zelfstandig gaat voeren: maximaal één dienst per jaar.

  • De werknemer is gehouden bij het aanvragen van verzuim met behoud van loon als hierboven bedoeld, voor zover mogelijk de daartoe strekkende bewijsstukken te overleggen.

  • Indien de in dit lid genoemde gebeurtenissen plaatshebben op een volgens het dienstrooster van de betrokken werknemer vrije dag, wordt geen andere dag vrijaf met behoud van loon gegeven. Een en ander geldt niet in de gevallen waarin wettelijke verplichtingen moeten worden nagekomen en deze verplichtingen op de betreffende dag door het gesloten zijn van overheidskantoren niet kunnen worden nagekomen. In deze gevallen zal op een andere dag zoveel uren vrijaf worden gegeven als voor de vervulling van de verplichtingen nodig zal zijn.

  • 2. Desgewenst zullen werknemers in het jaar, voorafgaand aan de pensionering c.q. deelname aan de VUT-regeling éénmalig in de gelegenheid worden gesteld om maximaal 5 dagen vrijaf te krijgen met behoud van loon voor het volgen van een voorbereidingscursus op hun pensionering.

  • Ingeval op bovengenoemde gevolgde cursus een formele vervolgbijeenkomst wordt georganiseerd zal de werknemer eveneens in de gelegenheid worden gesteld deze te volgen.

  • 3. Met echtgenoot/echtgenote worden in dit artikel gelijk gesteld: niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.

  • Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding danwel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

Artikel 16 Verzuim zonder behoud van loon

  • 1. Artikel 1638 d B.W. is van kracht met dien verstande dat de werkgever niet gehouden is het loon aan de betrokken werknemer(s) door te betalen over de uren waarin geen arbeid wordt verricht ten gevolge van:

    • 2. invoering door de werkgever van een verkorte werkweek (een 0-urenweek daaronder begrepen).

    • Wanneer tot de invoering van een verkorte werkweek als bedoeld in lid 1 sub 2 wordt overgegaan zal daarvan door de werkgever mededeling worden gedaan aan de vakbonden.

    • Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in lid 1 sub 2 gaat de in dit artikel getroffen regeling uit van de situatie waarin artikel 8 B.B.A. ten deze van toepassing is.

  • 2. Werknemers die de Mohammedaanse godsdienst belijden kunnen desgewenst één extra vrije dienst zonder behoud van loon opnemen, aansluitend aan de vastenperiode (Ramadan).

  • Voor werknemers die een andere dan de Mohammedaanse c.q. Christelijke godsdienst belijden, geldt eveneens de mogelijkheid om één extra vrije dienst zonder behoud van loon op te nemen voor de viering van een godsdienstige feest- of gedenkdag.

Artikel 17 Doorbetaling van loon/salaris op feestdagen, vakantie-, snipper- en verzuimuren en dagen van verzuim met behoud van loon

Met betrekking tot de doorbetaling van het loon op de in de artikelen 9, 13 en 15 bedoelde feestdagen, vakantie-, snipper- en verzuimuren geldt dat over elk niet gewerkt uur zal worden uitbetaald het laatst geldende uurloon, terwijl met betrekking tot tariefverdienste, ploegentoeslagen en eventuele permanente toeslagen het gemiddelde over de laatste dertien weken zal worden aangehouden, tenzij de werkgever om administratieve redenen een andere termijn aanhoudt; bij de doorbetaling van deze uren zal tevens verdienste op grond van regelmatig en seizoenmatig overwerk als omschreven in „het bijzonder Dagloonbesluit ZW B.V. Samenwerking 1980" worden meegeteld. Voor de toepassing van artikel 13 wordt de beloning van de vertegenwoordiger/verkoopadviseur berekend op basis van het inkomen (salaris en eventuele provisie doch exclusief eventuele vergoeding(en) voor onkosten) over de laatste 12 maanden – of zoveel korter als het dienstverband heeft geduurd – onmiddellijk voorafgaande aan de maand, waarin de vakantie wordt genoten c.q. de vergoeding voor niet-genoten vakantie-uren wordt uitbetaald.

Verwerft de vertegenwoordiger/verkoopadviseur tijdens de vakantie op grond van de tussen hem en zijn werkgever gesloten overeenkomst aanspraak op een provisiebedrag dat kleiner is dan de in dit artikel bedoelde beloning, dan wordt deze beloning met het provisiebedrag verminderd; is daarentegen het provisiebedrag even groot of groter dan de in dit artikel bedoelde beloning, dan blijft deze beloning achterwege en wordt alleen het volle provisiebedrag uitgekeerd.

Artikel 18 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid

  • 1. Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemers in de zin van lid 4 van dit artikel, onverminderd het in lid 2 bepaalde, gelden gedurende maximaal de eerste 52 weken de navolgende uitkeringen dan wel aanvullingen:

    • gedurende de eerste twee of zes weken van het ziekteverzuim zal het in lid 3 van dit artikel genoemde loon worden doorbetaald, mits de werknemer zich houdt aan de gedragsregels, zoals bedoeld in artikel 4 lid 5;

    • gedurende de resterende periode zal de uitkering krachtens de Ziektewet worden aangevuld, zodanig dat de uitkering en de aanvulling tezamen gelijk zijn aan 100% van het in lid 3 van dit artikel genoemde loon.

  • Indien als gevolg van een geschil over arbeidsongeschiktheid een second opinion wordt aangevraagd zal de werkgever tot het moment van de uitspraak van de second opinion het salaris als voorschot doorbetalen.

  • 2.

    • 1. Voor werknemers die bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid één jaar of langer in dienst zijn, zal bij volledige arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal 1 jaar de uitkering krachtens de W.A.O. en A.A.W. worden aangevuld ter hoogte van 30% van het in lid 3 van dit artikel genoemde loon.

    • 2. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal voor de werknemer die bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid één jaar of langer in dienst is en die in passende arbeid is tewerkgesteld, gedurende maximaal 2 jaar na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid een aanvulling worden toegekend ter hoogte van 30% van het in lid 3 van dit artikel genoemde loon, met dien verstande dat de aanvulling niet meer bedraagt dan in geval van volledige arbeidsongeschiktheid.

    • 3. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal voor de werknemer die bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid één jaar of langer in dienst is en die niet in passende arbeid kan worden tewerkgesteld, indien en voor zover de werknemer een W.A.O./A.A.W.-uitkering en een W.W.-uitkering ontvangt, deze uitkeringen gedurende maximaal 1 jaar worden aangevuld ter hoogte van 30% van het in lid 3 van dit artikel genoemde loon, met dien verstande dat de aanvulling niet meer bedraagt dan in geval van volledige arbeidsongeschiktheid.

    • 4. Aan de werknemer zal bij volledige arbeidsongeschiktheid in verband met het tweede W.A.O.-jaar een uitkering worden verstrekt ter grootte van een bruto 4-weken salaris.

  • 3.

    • 1. Onder loon wordt in dit artikel verstaan het bedrag dat de betrokken werknemer over de dertien, aan de week waarin de arbeidsongeschiktheid een aanvang heeft genomen voorafgegane weken gemiddeld per dag netto heeft verdient (met inbegrip van verdienste op grond van regelmatig en seizoenmatig overwerk als omschreven in het „bijzonder Dagloonbesluit ZW B.V. Samenwerking 1980"), echter met uitzondering van vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en eventuele eenmalige uitkeringen.

    • Indien de toepassing van het „bijzonder Dagloonbesluit ZW B.V. Samenwerking" in artikel 17 en artikel 18 leidt tot onredelijke situaties, kan op ondernemingsniveau in overleg met vakorganisaties hiervan worden afgeweken."

    • 2. Om administratieve redenen kan van de sub 1 genoemde periode van 13 weken afgeweken worden.

  • 4. Onder werknemer in de zin van dit artikel wordt verstaan de werknemer met wie een dienstbetrekking is aangegaan voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd van ten minste twee maanden.

  • 5. Onder 1 genoemde uitkeringen c.q. aanvullingen zullen niet worden verstrekt als de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een lichaamsgebrek waaromtrent de werknemer bij het aangaan van het dienstverband geen, dan wel valse, inlichtingen heeft verstrekt.

  • 6. De werkgever heeft het recht om de in dit artikel genoemde uitkerings- c.q. aanvullingsregeling geheel of ten dele in te trekken1 ten aanzien van een werknemer die

    • 1. misbruik maakt van deze regelingen;

    • 2. de controlevoorschriften van de Bedrijfsvereniging overtreedt.

  • 7. Het bepaalde in de leden 1 en 2 van dit artikel is niet van kracht indien en voorzover de werknemer ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid jegens een of meer derden een vordering tot schadevergoeding wegens loonderving kan doen gelden.

  • Indien en voorzover de werknemer zijn recht op schadevergoeding als in de vorige alinea bedoeld ten belope van het bedrag der in de leden 1 en 2 van dit artikel geregelde buitenwettelijke uitkeringen aan de werkgever overdraagt, zal de werkgever echter aan de werknemer voorschotten verstrekken tot het beloop van de aanvullende uitkeringen die de werknemer krachtens lid 1 en 2 van dit artikel zou hebben moeten ontvangen als hij geen vordering tot schadevergoeding jegens derden had gehad. De op deze wijze door de werknemer genoten voorschotten zullen worden verrekend met wat de werkgever van de derde(n) als schadevergoeding ontvangt.

  • 8. Op het moment van inwerkingtreding1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bestaande regelingen die gunstiger uitkeringsvoorwaarden kennen dan de in dit artikel genoemde, blijven voorshands gehandhaafd.

  • 9. De uitkeringen, bedoeld in de leden 1 en 2, worden voor de vertegenwoordigers/verkoopadviseurs berekend op basis van het inkomen (salaris en eventuele provisie, doch exclusief eventuele vergoeding(en) voor onkosten) over de laatste 12 maanden – of zoveel korter als het dienstverband heeft geduurd – onmiddellijk voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid. Indien een vertegenwoordiger/verkoopadviseur tijdens zijn periode van arbeidsongeschiktheid aanspraak verwerft op provisie, blijven de in de leden 1 en 2 bedoelde uitkeringen achterwege, met dien verstande dat:

    • 1. indien het provisiebedrag even groot is dan de in de leden 1 en 2 bedoelde uitkeringen zouden hebben bedragen, dit volle provisiebedrag wordt uitgekeerd;

    • 2. indien het provisiebedrag kleiner is dan de uitkeringen zouden hebben bedragen door de werkgever bovendien het verschil wordt bijbetaald, een en ander tot een maximum gelijk aan het gemiddelde inkomen (exclusief onkostenvergoedingen van het voorafgaande jaar).

  • 10.

    • 1. De werknemer welke op of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd arbeidsongeschikt wordt in de zin van de Ziektewet, heeft ingeval van volledige arbeidsongeschiktheid in de zin van de W.A.O./A.A.W. met ingang van het derde uitkeringsjaar ingevolge de W.A.O./A.A.W. recht op een jaarlijkse uitkering.

    • 2. De hoogte van de jaarlijkse uitkering als bedoeld in lid 1 is gelijk aan een bruto 4-weken salaris, gebaseerd op het salaris, dat de werknemer genoot direct voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid. Uitbetaling van de jaarlijkse uitkering zal geschieden door het Uitvoerend Orgaan van het VUT-fonds.

  • 11.

    • 1. De werkgever zal ten behoeve van de werknemers een collectieve verzekering sluiten die voorziet in een aanvulling op de WAO-uitkering tot 70% van het laatstgenoten jaarinkomen voor zover dit jaarinkomen de maximum WAO-uitkeringsgrondslag niet overstijgt.

    • 2. Door de stichting Kwaliteit van de Arbeid is een verzekeringspolis ontwikkeld, die aan alle bedrijven is aangeboden. (De polisvoorwaarden zijn opvraagbaar bij het secretariaat1 van de stichting). Deze verzekering geldt voor alle werknemers voor het inkomensdeel tussen de maximum WAO-uitkeringsgrondslag en het wettelijk minimumloon.

    • 3. Werkgevers die onder de in lid 5 genoemde voorwaarden zelf een verzekering kunnen aanbieden tegen een gelijke of lagere premie, zijn gerechtigd deze verzekeringsmogelijkheid aan te bieden. Door de Vaste Commissie zal worden beoordeeld of de polis voldoet aan de minimumvoorwaarden.

    • 4. De premie voor deze verzekering komt voor rekening van de werknemer2. De premie zal per betalingsperiode worden ingehouden op het brutoloon. (De premietabel is opgenomen in bijlage VII van deze c.a.o.)

    • 5. De verzekeringspolis zal minimaal aan de volgende randvoorwaarden dienen te voldoen:

      • alle in dienst zijnde werknemers kunnen deelnemen zonder keuring en alle nieuwe werknemers kunnen bij indiensttreding deelnemen op basis van de aanstellingskeuring;

      • toekenning van de uitkering door de verzekeraar geschiedt op basis van de beslissing van de Bedrijfsvereniging, die het arbeidsongeschiktheidspercentage vaststelt;

      • de eventuele overrente zal worden gebruikt voor indexering van de ingegane uitkeringen.

    • Wijzigingen in de polisvoorwaarden beneden de minimumpakketvoorwaarden zullen uitsluitend in overleg en overeenstemming met de vakorganisaties plaats kunnen hebben.

Artikel 18A Verzuim- en arbobeleid

  • 1. Partijen spreken zich uit voor het ontwikkelen van ziekteverzuimprojecten op bedrijfsniveau ten einde een integrale aanpak te ontwikkelen voor de bestrijding van kortdurend en langdurend ziekteverzuim. Het ziekteverzuimproject wordt ontwikkeld en uitgevoerd in overleg met de O.R.

  • 2. Het verzuimproject omvat tenminste de volgende elementen:

    • het registreren van verzuimgegevens. In de registratie zullen geen gegevens worden opgenomen inzake politieke gezindheid en sexuele geaardheid.

    • analyseren van de ziekteverzuimgegevens per afdeling van de onderneming;

    • het doen van voorstellen ter voorkoming van ziekteverzuim mede in relatie tot de arbeidsomstandigheden;

    • het maken van actieplannen in het kader van de WAGW om daarmee uitvoering te geven aan artikel 3 lid 9 van de c.a.o.;

    • het analyseren van de resultaten van genomen maatregelen ter voorkoming van kortdurend en langdurend ziekteverzuim.

  • 3. In het ziekteverzuimproject past tenminste:

    • het kunnen uitnodigen van mensen die regelmatig kortdurend ziek zijn door de bedrijfsarts op zijn/haar spreekuur;

    • voor die mensen wordt in overleg met de bedrijfsarts/bedrijfsleiding gekeken naar de mogelijkheden om dit verzuim te voorkomen bijvoorbeeld door aanpassingen in de werkzaamheden, de werkplek, de werkomgeving, enzovoorts. Blijken hierbij knelpunten te ontstaan, dan worden in overleg met de verzuimcommissie oplossingen gezocht;

    • in de periode tussen de eerste zes weken en drie maanden van een ziekteverzuim wordt door de bedrijfsarts, in samenwerking met de bedrijfsvereniging, een terugkeerplan opgesteld;

    • werknemers zijn verplicht mee te werken aan deze vormen van preventie en reïntegratie.

  • Het ontwikkelde verzuimbeleid is onderwerp van de gebruikelijke zeggenschapsregeling in de WOR en deze c.a.o., voor zover van toepassing op de voorgestelde maatregelen.

  • 4. De controle gedurende de eerste 2 respectievelijk 6 weken zal uitsluitend via erkende deskundige diensten geschieden, bij voorkeur door de BGD of de deskundige dienst van het GUO.

  • 5. Binnen de Stichting Kwaliteit van de Arbeid zal worden gezocht naar mogelijkheden om te komen tot een effectief arbobeleid. Te denken valt aan heffen, tillen, beheersen klimaat en lawaai.

Artikel 19 Tegemoetkoming ziektekostenverzekering

  • 1. De werknemer voor wie de verplichte verzekering door het overschrijden van de loongrens is geëindigd c.q. zal eindigen heeft, indien hij aan zijn werkgever het bewijs overlegt dat hij zich vrijwillig tegen ziektekosten heeft verzekerd, recht op een tegemoetkoming in de kosten van deze vrijwillige verzekering.

  • 2. De tegemoetkoming bedoeld in het vorige lid is op jaarbasis gelijk aan 50% van de werkelijk betaalde premie maar nooit meer dan de maximum bijdrage van de werkgever in de premie Ziekenfondsverzekering.

  • 3. Ingeval voor een onderneming enigerlei regeling bestaat wordt de tegemoetkoming, bedoeld in dit artikel, verrekend c.q. geacht daarin te zijn begrepen.

Artikel 20 Uitkering bij overlijden1

In geval van overlijden van een gehuwde werknemer wordt aan zijn/haar nagelaten familiebetrekkingen, waarvoor hij/zij tijdens zijn/haar leven zorg droeg, op de wettelijke uitkeringen nog gedurende 3 maanden een aanvulling verstrekt tot aan het normale inkomen van de overledene.

Met echtgenoot/echtgenote worden in dit artikel gelijk gesteld: niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. Van een gezamenlijke huishouding als hierbedoeld kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

Artikel 21 Jaaruitkering

  • 1. De werkgever zal in de loop van enig kalenderjaar aan de werknemer met wie een onafgebroken dienstverband van ten minste 2 maanden heeft bestaan een uitkering toekennen van 2% van het in de voorgaande 12 maanden bij de werkgever verdiende inkomen (exclusief vakantietoeslag en de uitkering zelve) en van de ontvangen wettelijke en bovenwettelijke uitkering ingeval van arbeidsongeschiktheid. Bij beëindiging van het dienstverband anders dan op grond van dringende reden in de zin van artikel 1639 p B.W. zal voor elke maand dienstverband waarover deze uitkering nog niet is verstrekt 1/12 van deze uitkering worden gegeven.

  • 2. Ingeval voor een onderneming enigerlei regeling bestaat wordt de uitkering bedoeld in lid 1 met eerstgenoemde uitkering verrekend c.q. geacht daarin te zijn begrepen.

  • 3. De in lid 1 van dit artikel genoemde uitkering kan op verzoek van de werkgever en in overleg met de vakorganisaties worden omgezet in een winstgerelateerde uitkering ter grootte van 0% tot 4%.

Artikel 22 Loon- en salarisbetaling

De werkgever is verplicht het loon resp. salaris op de betaaldag onmiddellijk na beëindiging van de arbeidstijd aan iedere werknemer afzonderlijk in een loonzakje of middels giro- of bankovermaking betaalbaar te stellen. Daarbij dient een loonbriefje verstrekt te worden, waarop duidelijk leesbaar vermeld zijn:

  • 1. naam en stamnummer van de werknemer;

  • 2. periode waarop betaling betrekking heeft;

  • 3. bruto-loonbedrag, gespecificeerd volgens vast loon, premies, stukloon, overwerkgeld of wel andere beloningen;

  • 4. de inhouding van loonbelasting;

  • 5. andere toegepaste kortingen, nauwkeurig te specificeren.

Artikel 23 Dispensaties

  • 1. Op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst bestaande rechtens geldende gunstiger arbeidsvoorwaarden worden door deze overeenkomst niet aangetast.

  • 2. Afwijkingen van het gestelde in deze CAO waarover tussen werkgevers en de betrokken vakbonden1 overeenstemming bestaat dienen aan de Vaste Commissie van deze CAO te worden gemeld.

Artikel 24 Uitleg, toepassing, geschillen, Vaste Commissie2

  • 1. Ter bevordering van de eenvormige uitlegging en toepassing van de bepalingen dezer overeenkomst en ter voorkoming van geschillen omtrent de uitlegging en toepassing daarvan zal door contractanten van deze overeenkomst een Vaste Commissie worden ingesteld.

  • 2. Indien een geschil tussen werkgever en een werknemer over de uitlegging van deze c.a.o. mocht zijn gerezen, zal zoveel mogelijk getracht worden door onderling overleg tussen partijen bij het geschil betrokken tot overeenstemming te geraken.

  • Indien dit overleg niet tot oplossing van het geschil in der minne heeft kunnen leiden, is de partij die de tussenkomst van de rechter zou willen inroepen verplicht om, alvorens daartoe over te gaan, het advies van de Vaste Commissie in te winnen.

  • 3. De Vaste Commissie is paritair samengesteld.

  • De Vaste Commissie bepaalt zelf haar werkwijze.

  • 4. Uitspraken van de Vaste Commissie met een wijdere strekking dienen te worden rondgestuurd aan de bedrijven die deze c.a.o. hanteren.

BIJLAGE I

BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE.

  • A. Groepsgrenzen voor werknemers van geclassificeerde bedrijven.

  • Overeenstemming bestaat over de volgende vaststelling van groepsgrenzen:

GroepWerkclassificatiepunten
A 0– 12
B 12,5– 24
C24,5– 36
D 36,5– 48
E 48,5– 60
F60,5– 72
G 72,5– 84
H 84,5– 96
I96,5–108
J108,5–120
K120,5 en meer

(Eventueel noodzakelijke afwijkingen, voortvloeiende uit de constellatie in de betrokken onderneming, blijven in de toekomst mogelijk via de Vaste Commissie en de toetsende organen die immers van geval tot geval toestemming moeten geven tot feitelijke invoering van werkclassificatie en van de daarop gebaseerde uurlonen.)

  • B. Indeling in loongroepen voor werknemers van niet geclassificeerde bedrijven

  • Aanloopschaal

  • Een werknemer die nieuw in dienst treedt in de vleeswarenindustrie mag maximaal één jaar volgens deze schaal worden beloond en zal een contract voor onbepaalde tijd worden aangeboden. De aanloopschaal is opgenomen in bijlage II.

  • De beloning volgens deze schaal bedraagt het wettelijk minimumloon + 10%.

  • Groep A

  • Deze groep zal uitsluitend gelden voor werknemers gedurende de proeftijd van twee maanden.

  • Groep B

  • leerlingen

  • inpakkers vleeswaren

  • magazijnhulpen

  • Groep C

  • Werkzaamheden in stallen, slachterij, darmafdeling, alsmede het bewerken van onderdelen van het varken, werkzaamheden in de worstfabriek, zouterij, kokerij, rokerij, inpakafdeling en expeditie welke eenvoudig zijn, met een klein afbreukrisico, darmsorteerders/meters, transportwerkzaamheden, geroutineerd kantinepersoneel, ophangers, afbinders, reuzeltrekkers en schoonmakers.

  • Groep D

  • Geroutineerden welke meerdere handelingen volgens de vastgestelde normen verrichten zoals drijvers, verdovers, stekers, toezicht broeibak, schroeioven, hartslaguithalers, koppenstekers, darmenverdelers, slijmers, afsnijders varkens, bewerkers hammen/schouders, werknemers hulpslachtplaats, zelfstandige rokers, zouters, kokers, steriliseerders, geroutineerde stoppers, deegbereiders, werknemers runderslachterij, rundvleesbewerkers, exportverladers, vers vleesklaar- makers, vrieshuismedewerkers, transporteurs, ordersamenstellers vleeswaren, winkelpersoneel, magazijnbedienden, geroutineerde medewerkers vetsmelterij.

  • Groep E

  • Vakkundig geroutineerden welke werkzaamheden verrichten volgens de vastgestelde normen, met een groot afbreukrisico en vakmanschap zoals all-round voorsnijders, darmslaguithalers, zagers/hakkers, all-round kracht darmafdeling, all-round onthouders bewerker, noodslachter, all-round kracht op de afsnijafdeling, hamafdeling, all-round deegbewerker, stopper, zouter, de verantwoordelijke roker, koker, steriliseerder, ordersamensteller en weger vers vlees, de heftruckchauffeur in expeditie- en produktie-afdelingen, all-round runderslachter, rundvleesuitbener en -bewerker, winkelbediende en terreinknecht.

  • Groep F

  • De zelfstandige vakkundig geroutineerde ontvanger in de stallen en noodslachtplaats, de zelfstandige vakkundig geroutineerde medewerker in de slachterij, snijhal en darmafdeling die inzetbaar is op alle plaatsen. De funktionaris in de worstfabriek die de deegbewerking of stopbewerking beheerst alsmede de zorg en kennis heeft voor de benodigde hulpstukken, de zelfstandige verantwoordelijke vakkundig geroutineerde in de hulpslachtplaats voor slacht- en afsnijwerkzaamheden, de vrieshuisheftruckchauffeur, bedieningsman vetsmelterij, chauffeur.

  • Groep G

  • De werknemers in varkens- en runderslachterij en in de snijhallen, die naast hun totale vakkennis en routine ook leiding geven aan een kleine zelfstandige groep, de instrukteurs in diverse produktieafdelingen, de meewerkende voorlieden, die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteitsaspecten, waarbij zij leiding geven aan enkele werknemers, de medewerkers in de worstfabriek, die naast hun vakkennis van deegbereiding en stopperij tevens instruktie en leiding geven aan een kleine produktie-eenheid, schilder, timmerman, all-round chauffeur wegtransport.

  • Groep H

  • Gevorderde automonteur, bankwerker, elektricien, machinist, stoker, monteur, all-round schilder, timmerman.

  • Groep I

  • All-round automonteur, bankwerker, elektricien, machinist, stoker, monteur.

  • C. Promotiemogelijkheid „all-round" medewerkers in geclassificeerde bedrijven

  • De werkgever verklaart zich bereid om aan produktiemedewerkers per afdeling de gelegenheid te bieden opgeleid te worden voor meerdere funkties of taken om zodoende een bredere inzetbaarheid te verkrijgen.

  • De werkgever kent aan de produktiemedewerker, ingedeeld in groep E, maximaal 2 loongroepen en aan de produktiemedewerkers in de groepen F, G en H maximaal één loongroep toe boven de volgens het funktieclassificatiesysteem vastgestelde groep, indien aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:

  • De produktiemedewerker dient een zodanige all-roundheid te bezitten dat hij in staat is een groot deel van de taken op de betreffende afdeling zelfstandig uit te voeren.

  • Deze all-roundheid moet blijken uit af te leggen vaardigheidstesten.

  • De werkgever kan, indien een werknemer:

    • een specialistische funktie vervult of

    • op grond van persoonlijke kwaliteiten belast is met vaktechnisch of funktioneel gezag

  • eveneens deze werknemer een of twee extra loongroepen toekennen, mits ingedeeld in ten minste loongroep E.

  • Indien op grond van de hiervoor genoemde regeling een of twee loongroepen extra worden toegekend dient de werkgever de werknemer de gelegenheid te bieden de betreffende funktietaken met zo groot mogelijke regelmaat uit te oefenen en dient de werknemer daartoe bereid te zijn.

  • Voor een goede uitvoering van vorenstaande regeling dient per onderneming een begeleidingscommissie te worden benoemd.

  • D. Indeling in groepen van het maandsalarispersoneel

  • Groep 1

  • Het verrichten van zeer eenvoudige, steeds weerkerende werkzaamheden van hetzelfde karakter, waarvoor geen of geringe praktijkervaring noodzakelijk is. Het werk wordt onder direkte leiding uitgevoerd, zoals: loopwerk, telwerk, archief- en adresseerwerk- zaamheden, zeer eenvoudig registreerwerk.

  • Groep 2

  • Het verrichten van werkzaamheden waarvoor enige theoretische kennis en praktijkervaring nodig zijn. De werkzaamheden worden soms met een zekere mate van zelfstandigheid uitgevoerd.

  • voorbeeldfunkties:

  • ponstypist(e)

  • typist(e) Nederland

  • telexist(e).

  • Groep 3

  • Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor enige algemene ontwikkeling en theoretische kennis alsmede praktijkervaring noodzakelijk zijn. Een redelijke mate van zelfstandigheid bij de uitvoering wordt verlangd.

  • Voorbeeldfunkties:

  • steno-typist(e) Nederland

  • typist(e) administratief assistent(e)

  • typist(e) moderne talen

  • telefonist(e)/receptionist(e).

  • Groep 4

  • Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast een redelijke algemene ontwikkeling, theoretische kennis en enige jaren praktijkervaring gewenst zijn. De werkzaamheden worden met een ruime mate van zelfstandigheid uitgevoerd.

  • Voorbeeldfunkties:

  • assistent(e) bedrijfsadministratie/boekhouding

  • assistent(e) export

  • assistent(e) personeelszaken

  • assistent(e) loon- en salarisadministratie

  • steno-typist(e) + één moderne taal.

  • Groep 5

  • Het uitvoeren van werkzaamheden welke ruim theoretische kennis, algemene ontwikkeling en praktijkervaring vragen. Het werk vraagt een grote mate van zelfstandigheid benevens het tonen van initiatief op het eigen werkterrein. Soms wordt leiding gegeven aan één of meer ondergeschikten.

  • Voorbeeldfunkties:

  • calculator(trice)

  • kassier (kassière)

  • steno-typist(e) moderne talen

  • sekretaris(esse)

  • boekhouder(ster)

  • bedrijfsadministrateur(trice).

BIJLAGE II

BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE

  • I. Aanloopschaal (wettelijk minimumloon + 10%)

leeftijdper weekper 4 wekenper maand
23 jaarf 549,12f 2 196,48f 2 379,52
22 jaarf 466,75f 1 867,00f 2 022,57
21 jaarf 398,11f 1 592,44f 1 725,13
20 jaarf 337,71f 1 350,84f 1 463,44
19 jaarf 288,29f 1 153,16f 1 249,27
18 jaarf 249,85f   999,40f 1 082,73
17 jaarf 216,90f   867,60f   939,95
16 jaarf 189,45f   757,80f   820,93
15 jaarf 164,74f   658,96f   713,90

BIJLAGE III

BEHOREND BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE

  • I. Structurele verhogingen

    • a. Per 1 juli 19951 (bij periodebetaling per 19 juni 1995) is een verhoging van de schaalsalarissen afgesproken van 0,60%. Deze verhoging zal echter niet worden geëffectueerd, maar in zijn geheel worden aangewend voor de stijging van de VUT-premie.

    • b. Per 1 januari 19961 (bij periodebetaling per 1 januari 1996) is een verhoging van de schaalsalarissen afgesproken van 1,0%. Deze verhoging zal echter ter grootte van 0,40% niet worden geëffectueerd, hetgeen zal worden aangewend voor de stijging van de VUT-premie.

    • Per de hiervoor genoemde datum zullen de schaalsalarissen derhalve worden verhoogd met 0,6%.

    • c. Per 1 juli 1996 (bij periodebetaling per 17 juni 1996) is een verhoging van de schaalsalarissen afgesproken van 0,65%. Deze verhoging zal echter niet worden geëffectueerd, maar in zijn geheel worden aangewend voor de stijging van de VUT-premie.

    • d. Per 1 januari 1997 (bij periodebetaling per 30 december 1996) zullen de schaalsalarissen worden verhoogd met 1,30%.

  • II. Indexclausule

    • a. De bestaande APC-systematiek blijft gehandhaafd, maar is voor dit contract niet van toepassing. Daarvoor in de plaats komen bovengenoemde structurele verhogingen.

    • b. Indien gedurende de looptijd van dit contract de stijging van de consumentenprijsindex (laag inkomen/afgeleid) meer bedraagt dan 4,25% (referentieperiode april 1995 – april 1997), dan zal het meerdere worden verrekend in de schaalsalarissen per 31 maart 1997.

Salarisschalen Vleeswarenindustrie (inclusief een verhoging van 0,6%)

Uurlonen per eerste volle loonweek van1 januari 1996

Funktiejarenschaal

GroepABCDEFGHIJK
0 Funktiejaren 16071617163016501668168117191750179318221846
1 Funktiejaar 16231633164616671685169817361768181118401864
2 Funktiejaren 16391649166216841702171517531786182918581882
3 Funktiejaren 16551665167817011719173217701804184718761900
4 Funktiejaren 16711681169417181736174917871822186518941913
5 Funktiejaren 16871697171017351753176618041840188319121936
6 Funktiejaren 17031713172617521770178318211858190119301954

Leeftijdschaal

Groep%ABCDEFGHIJK
16 jaar 52 836 841 848 858 867874 894 910 932 947 960
16,5 jaar 55884 889 897 908 917 925 945 96398610021015
17 jaar 58 932 938 945957 967 975 9971015104010571071
17,5 jaar6310121019102710401051105910831103113011451163
18 jaar6810931100110811221134114311691190121912391255
18,5 jaar7311731180119012051218122712551278130913391349
19 jaar7812531261127112871301131113411365139914211440
19,5 jaar8012861294130413201334134513751400143414581477
20 jaar8513661374138514031418142914611488152415491569
20,5 jaar93/9014951504151615351551151315471575161416401661
21 jaar98/9515751585159716171635159716331663170317311754
21,5 jaar100/97.516071617163016501668163916761706174817761800
22 jaar39.5     165616931724176617851818
22,5 jaar99     166417021733177518041823
23 jaar100     168117191750179318221846

Funktiejarenschaal per 1 januari 19961 per 4 weken

Funktiejarenschaal

GroepABCDEFGHIJK
0 Funktiejaren 25712587260826402669269027502800286929152954
1 Funktiejaar 25972613263426672696271727782829289829442982
2 Funktiejaren 26222638265926942723274428052858292629733011
3 Funktiejaren 26482664268527222750277128322886295530023040
4 Funktiejaren 26742690271027492778279828592915298430303069
5 Funktiejaren 26992715273627762805282628862944301330593098
6 Funktiejaren 27252741276228032832285329142973304230883125

Leeftijdschaal

Groep%ABCDEFGHIJK
16 jaar5213371345135513731388139914301456149215161536
16,5 jaar5514141423143414521468148015131540157816031625
17 jaar5814911500151315311548156015951624166416911713
17,5 jaar6316201630164316631681169517331764180718361861
18 jaar6817481759177317951815182918701904195119822009
18,5 jaar7318771889190419271948196420082044209421282155
19 jaar7820052018203420592082209821452184223822742304
19,5 jaar8020572070208621122135215222002240229523322363
20 jaar8521852199221722442269228723382380243924782511
20,5 jaar93/9023912406242524552482242124752520258226242659
21 jaar98/9525202535255625872616255626132660272627692905
21,5 jaar100/97.525712587260526402669262326812730279728422880
22 jaar39.5     265027092758282628732910
22,5 jaar99     266327232772284028852924
23 jaar100     269027502800286929152954

Weeklonen per eerste volle loonweek van1 januari 1996

Funktieschaal

GroepABCDEFGHIJK
0 Funktiejaren 643647652660667673688700717729739
1 Funktiejaar649653659667674679695707725736746
2 Funktiejaren656660665674681686701715732743753
3 Funktiejaren662666671681688693708722739751760
4 Funktiejaren669673678687695700715729746758767
5 Funktiejaren575679684694701707722736753765775
6 Funktiejaren681685691701708713729743761772782

Leeftijdschaal

Groep%ABCDEFGHIJK
16 jaar52334336339343347350358364373379384
16,5 jaar55354356359363367370378385394401406
17 jaar58373375378383387390399406416423429
17,5 jaar63405408411416420424433441452459466
18 jaar68437440443449454458468476488495503
18,5 jaar73469472476482487491502511523532539
19 jaar78502505509515520525537546559569576
19,5 jaar80514518522528534538550560574583591
20 jaar85547550554561567572585595609620628
20,5 jaar93/90598602606614620606619630645656665
21 jaar98/95630634639647654639654665681693702
21,5 jaar 100/97.5643647652660667656671683699711721
22 jaar39.5     663678690706718728
22,5 jaar99     666681693710722732
23 jaar100     673688700717729739

Maandsalaristabel per 1 januari 19961

Groep%IIIIIIIVV
17 jaar5515351537155615791605
18 jaar62.517441746176817941824
19 jaar7019541956198020092043
20 jaar77.521632165219222242262
21 jaar8523722375240424402481
22 jaar92.525822594261526552700
23 jaar 27912794282828702919
24 jaar  2812285729203030
25 jaar   288530463154
26 jaar    31213258
27 jaar     3355
       
Funktiejaren 27912812299631213355
       
max. Funktiejaren  2871315736724241
       
Funktiejaren  26810
   29.5045.1768.8898.60

Periodesalaristabel per 1 januari 19961

Groep%IIIIIIIVV
17 jaar5514121413143214531477
18 jaar62.516041606162716511678
19 jaar7017971798182218491880
20 jaar77.519891991201720472081
21 jaar8521822184221322452282
22 jaar92.523742376240324432484
23 jaar 25672569260326412685
24 jaar  2586263226862788
25 jaar   263728042898
26 jaar    28722996
27 jaar     3084
       
Funktiejaren 25672586265728723084
       
max. Funktiejaren  2643290133793903
       
Funktiejaren  26810
   28.5040.5763.3881.90

Leerlingschaal behorend bij het jeugdwerkplan per 1 januari 19961

Leeftijd1e jaar2e jaar
 per maandper weekper maandper week
24,5 jaar26726172789644
24 jaar26416102719628
23,5 jaar26156042654613
23 jaar25855972594599
22,5 jaar22735252477572
22 jaar20964842377549
21,5 jaar19494502230515
21 jaar17884132174502
20,5 jaar16673852078480
20 jaar15283531905440
19,5 jaar14253291775410
19 jaar13963201732400
18,5 jaar13033011628376
18 jaar12172811520351
17,5 jaar11172581407325
17 jaar10262371295299
16,5 jaar9792261234285
16 jaar 9182121165269

Deze loonschaal geldt alleen voor jongeren die in het kader van het jeugdwerkplan in dienst zijn getreden.

Funktiejarenschaal per 1 januari 1997 per 4 weken

Funktiejarenschaal

GroepABCDEFGHIJK
0 Funktiejaren 26052621264226742704272527862837290629542992
1 Funktiejaar 26302645266927012731275228132866293429823022
2 Funktiejaren 26562672269627282758277928402894296330113053
3 Funktiejaren 26822698272327552786280628672923299230433083
4 Funktiejaren 27072723275027822813283428942952302130693114
5 Funktiejaren 27332749277828102840286129222981305030983144
6 Funktiejaren 27582774280528372867288829493010307831253174

Leeftijdschaal

Groep%ABCDEFGHIJK
16 jaar5213551363137413901406141714491475151115351556
16,5 jaar5514331442145314711487149915321560159816251645
17 jaar5815111520153215511568158116161645168517131735
17,5 jaar6316411651166416851704171717551787183118611885
18 jaar6817711782179718181839185318941929197620092035
18,5 jaar7319021913192919521974198920342071212121562184
19 jaar7820322044206120862109212621732213226723042334
19,5 jaar8020842097211421392163218022292270232523632394
20 jaar8522142228224522732298231623682411247025112543
20,5 jaar93/9024232438245724872515245325072553261526592693
21 jaar98/9525532569259926212650258926472695276128052842
21,5 jaar100/97.526052621264226742704265727162766283328802917
22 jaar39.5     268427442794286229102947
22,5 jaar99     269827582809287729242962
23 jaar100     272527862837290629542992

Weeklonen per eerste volle loonweek van januari 1997

Funktieschaal

GroepABCDEFGHIJK
0 Funktiejaren651655661669676681697709727739748
1 Funktiejaar658662667675683688703717734746756
2 Funktiejaren564668674682690695710724741753763
3 Funktiejaren671675681689697702717731748760771
4 Funktiejaren677681688696703709724738755767779
5 Funktiejaren683687695703710715731745763775786
6 Funktiejaren690694701709717722737753770782794

Leeftijdschaal

Groep%ABCDEFGHIJK
16 jaar52339341344348352354362369378384389
16,5 jaar55358360364368372375383390400406411
17 jaar58378380383388392395404411422429434
17,5 jaar63410413416421426429439447458466471
18 jaar68443445449455460463474482494503509
18,5 jaar73475478483488493497509518531539546
19 jaar78508511516522527531544553567576583
19,5 jaar80521524529535541545558567582591598
20 jaar85553557562569575579592603618628636
20,5 jaar93/90605609615622629613627638654665673
21 jaar98/95638642648656662647662674691702711
21,5 jaar 100/97.5651655661669676664680691709721729
22 jaar39.5     671687698715728737
22,5 jaar99     674690702720732741
23 jaar100     681697709727739748

Salarisschalen Vleeswarenindustrie per januari 1997 (inclusief een verhoging van 1,30%)

Uurlonen per eerste volle loonweek van januari 1997

Funktiejarenschaal

GroepABCDEFGHIJK
0 Funktiejaren 16281638165116711690170317411773181618461870
1 Funktiejaar 16441654165816881707172017581791183418641889
2 Funktiejaren 16601670168517051724173717751809185218821908
3 Funktiejaren 16761686170217221741175417921827187019001927
4 Funktiejaren 16921702171917391758177118091845188819181946
5 Funktiejaren 17081718173617561775178818261863190619351965
6 Funktiejaren 17241734175317731792180518431881192419541984

Leeftijdschaal

Groep%ABCDEFGHIJK
16 jaar528478528598698798886905922944960972
16,5 jaar5589590190891993093795897599910151029
17 jaar5894495095896998098810101028105310711085
17,5 jaar6310261032104010531065107310971117114411631178
18 jaar6811071114112311361149115811841206123512551272
18,5 jaar7311881195120512201234124312711294132613481365
19 jaar7812701278128813031318132813581383141514401459
19,5 jaar8013021310132113371352136213931418145314771496
20 jaar8513841392140314201437144814801507154415691590
20,5 jaar93/9015141523153515541572153315671596163416611683
21 jaar98/9515951605161816381656161816541684172517541777
21,5 jaar100/97.516281638165116711690166016971729177118001823
22 jaar39.5     167717151746179918181842
22,5 jaar99     168617241755179818281851
23 jaar100     170317411773181518451871

Maandsalaristabel per 1 januari 1997

Groep%IIIIIIIVV
17 jaar5515551557157615991626
18 jaar62.517671769179118171848
19 jaar7019791981200620352070
20 jaar77.521912193222022532292
21 jaar8524032406243524712513
22 jaar92.526152618265026892735
23 jaar 28272830286529072957
24 jaar  2849289429583069
25 jaar   292430863195
26 jaar    31623300
27 jaar     3399
       
Funktiejaren 28272849292431623399
       
max. Funktiejaren  2908319837204296
       
Funktiejaren    2  6  8  10
   29.5045.6769.7589.70

Periodesalaristabel per 1 januari 1997

Groep%IIIIIIIVV
17 jaar5514301431145014711496
18 jaar62.516251626164816721700
19 jaar7018201821184618731904
20 jaar77.520152017204420732108
21 jaar8522102212224122742312
22 jaar92.524052407243924742516
23 jaar 26002602263726752720
24 jaar  2620266427212824
25 jaar   269228402936
26 jaar    29093035
27 jaar     3124
       
Funktiejaren 26002620269229093124
       
max. Funktiejaren  2677293934233954
       
Funktiejaren    2  6  8  10
   28.5041.1764.2583.00

Leerlingschaal behorend bij het jeugdwerkplan per 1 januari 1997

 1e jaar2e jaar
Leeftijdper maandper weekper maandper week
24,5 jaar27066262923652
24 jaar26766182754636
23,5 jaar26506122689621
23 jaar26206052628607
22,5 jaar23045322507579
22 jaar21224902407556
21,5 jaar19744562260522
21 jaar18104182204509
20,5 jaar16893902104486
20 jaar15503581931446
19,5 jaar14423331797415
19 jaar14033241754405
18,5 jaar13213051650381
18 jaar12342851541356
17,5 jaar11302611425329
17 jaar10392401312303
16,5 jaar9922291251289
16 jaar 9312151178272

Deze loonschaal geldt alleen voor jongeren die in het kader van het jeugdwerkplan in dienst zijn getreden.

BIJLAGE V

STATUTEN STICHTING VORMINGSFONDS VOOR DE OPLEIDING VAN WERKNEMERS IN DE VLEESWARENINDUSTRIE

HOOFDSTUK I

Artikel 1 Naam, plaats van vestiging, duur, boekjaar

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Vormingsfonds voor de Opleiding van Werknemers in de Vleeswarenindustrie.

  • 2. Zij is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 2

  • 1. De stichting is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het boekjaar loopt van één juli tot en met dertig juni.

HOOFDSTUK II

Artikel 3 Doel en middelen

De stichting heeft ten doel het bevorderen van de opleiding in de ruimste zin van werknemers in de Nederlandse vleeswarenindustrie, voor zover dit niet door andere instellingen geschiedt, alsmede het financieren van het sociaal vormings- en ontwikkelingswerk in de vleeswarenindustrie in de meest ruime zin, alsmede de financiering van de werkzaamheden verbonden aan het uitvoeren van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de vleeswarenindustrie, alsmede de financiering van werkgelegenheidsprojecten ten behoeve van specifieke doelgroepen op de arbeidsmarkt in de vleeswarenindustrie.

Artikel 4

De stichting tracht haar doel te bereiken met alle wettige middelen welke ter verwerkelijking van haar doel in de ruimste zin des woords bevorderlijk kunnen zijn.

HOOFDSTUK III

Artikel 5 Vermogen

Het vermogen van de stichting bestaat uit:

  • a. het afgezonderd vermogen;

  • b. al hetgeen de stichting door schenking of op enige andere wijze verkrijgt.

HOOFDSTUK IV

Artikel 6 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit vier personen, te weten:

  • twee bestuursleden van werkgeverszijde en twee bestuursleden van werknemerszijde van de „Stichting tot Opleiding van Werknemers voor de Vleeswarenindustrie (O.W.V.)",

  • genoemde stichting hierna genoemd: Stichting O.W.V.

  • 2. De bestuursleden van de stichting worden benoemd en kunnen te allen tijde worden ontslagen door het bestuur van de Stichting O.W.V.

Artikel 6a

  • 1. Het bestuur heeft een adviseur. Als zodanig treedt op de direkteur van de Vereniging ter bevordering van het Slagersvakonderwijs.

  • 2. De adviseur heeft een adviserende stem.

Artikel 7

  • 1. Het lidmaatschap van de in artikel 6 lid 1 genoemde bestuursleden eindigt zodra zij ophouden bestuurslid van werkgeverszijde respectievelijk van werknemerszijde van de Stichting O.W.V. te zijn, behoudens het bepaalde in lid 3 van dit artikel.

  • 2. Indien in het bestuur ten hoogste één vacature ontstaat, blijven de overige leden een wettig college vormen tot in de vacature is voorzien.

  • 3. Het lidmaatschap van de bestuursleden eindigt niet door de ontbinding van de Stichting O.W.V.

Artikel 8

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een sekretaris-penningmeester.

  • 2. Zowel het bestuur alsook de voorzitter en de sekretaris-penningmeester tezamen vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte.

  • Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 3. Het bestuur bepaalt welke stukken alleen door de sekretaris-penningmeester kunnen worden ondertekend.

  • 4. Het bestuur is belast met het beheer van het fondsvermogen en is bevoegd om de uitvoering van de in artikel 3 bedoelde regeling, alsmede het daaraan verbonden financieel beheer op te dragen aan een administrateur. De gedelegeerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 9

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of een ander bestuurslid zulks wenselijk acht.

  • 2. De vergaderingen worden uitgeschreven door de sekretaris-penningmeester, waarbij een termijn van tenminste zeven dagen in acht dient te worden genomen, behoudens in dringende gevallen.

Artikel 10

  • 1. Ieder lid van het bestuur heeft recht op één stem.

  • 2. Het bestuur besluit bij gewone meerderheid van stemmen, behoudens het bepaalde in de artikelen 14 en 15 van deze statuten.

  • 3. Bij staking van stemmen over zaken beslist de voorzitter.

  • 4. Bij staking van stemmen omtrent personen beslist het lot.

Artikel 11

De bestuursleden genieten als zodanig geen salaris, doch wel vergoeding van reis- en verblijfkosten.

Artikel 12

  • 1. Jaarlijks wordt, uiterlijk in de maand mei, door de sekretaris-penningmeester een verslag opgemaakt betreffende de gang van zaken en het gevoerde beheer, zomede een balans en een staat van ontvangsten en uitgaven over het afgelopen boekjaar, welke stukken ten blijke van décharge van de sekretaris-pennningmeester worden getekend door de overige bestuursleden.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd en goedgekeurd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant.

Artikel 13

Het bestuur kan reglementen opstellen waarvan de bepalingen niet in strijd mogen zijn met de bepalingen van deze statuten.

HOOFDSTUK V

Artikel 14 Statutenwijziging, ontbinding en liquidatie

De bepalingen van deze statuten kunnen door een eenstemmig besluit van het bestuur worden gewijzigd met dien verstande dat een zodanige wijziging niet het doel of karakter van de stichting mag aantasten.

Artikel 15

  • 1. De stichting kan slechts worden ontbonden door een eenstemmig besluit van het bestuur.

  • 2. Een besluit tot ontbinding wordt binnen een week ter kennis gebracht van de Stichting O.W.V.

Artikel 16

  • 1. In geval van ontbinding der stichting geschiedt de liquidatie door het dan in funktie zijnde bestuur, zonder alsdan in eventueel bestaande vacatures zal behoeven te worden voorzien.

  • 2. Aan hetgeen na afwikkeling van de verplichtingen der stichting overblijft zal door het liquiderende bestuur een bestemming worden gegeven, welke met het doel van de stichting overeenstemt.

Artikel 17 Slotbepaling

In alle gevallen, waarin niet door de statuten is voorzien, beslist het bestuur van de stichting in hoogste instantie.

Artikel 18 Ministerieel vertegenwoordiger

Indien door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg met het bestuur en de minister een waarnemer toegelaten.

Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen.

Waarnemers ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

BIJLAGE V–1

BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE

Overeenkomst Jeugdwerkplan Vleeswarenindustrie

Artikel 1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. Werkgever: iedere ondernemer als bedoeld in artikel 1 lid 1 en 2 van de c.a.o. Vleeswarenindustrie

  • 2. Werknemer: iedere werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de c.a.o. Vleeswarenindustrie

  • 3. Het Vormingsfonds: de Stichting Vormingsfonds voor de Opleiding van Werknemers in de Vleeswarenindustrie, gevestigd te Den Haag

  • 4. Administrateur: het Bureau Vleeswaren Organisaties (B.V.O.), gevestigd te Den Haag

  • 5. Opleidingsinstituut: Instituut Slagersvakonderwijs (SVO), gevestigd te Utrecht.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze overeenkomst is:

  • A. Het subsidiëren, door middel van bijdrage aan de werkgever, van het in dienst nemen en opleiden van jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 22 jaar.

  • Per 1 juli 1988 wordt het Jeugdwerkplan met een doelgroep uitgebreid, namelijk jongeren met een leeftijd van 23 tot en met 24 jaar, waarbij 1e naast het in dienst nemen en opleiden in het bijzonder wordt gelet op het feit of de jongere langdurig werkloos is en geen werkervaring heeft.

  • B. Het geven van voorlichting met betrekking tot opleidingsmogelijkheden voor jongeren in de bedrijfstak.

Artikel 3 Uitvoering

De uitvoering van het in artikel 2 omschreven doel is opgedragen aan het Vormingsfonds, waarvan de Statuten als bijlage aan deze overeenkomst zijn gehecht. De Statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst.

Artikel 4 Financiering

De financiering van het in artikel 2 omschreven doel geschiedt door:

  • A.

    • 1. Een door de werkgever verplicht te betalen heffing aan het Vormingsfonds.

    • 2. De werkgever is van de verplichting tot betaling gekweten door betaling aan de administrateur.

    • 3. De werkgever is verplicht om de administrateur de vereiste informatie te verstrekken voor het vaststellen van de heffing.

    • Indien hij in gebreke blijft deze informatie te verschaffen is de administrateur gerechtigd deze naar beste weten te schatten.

    • 4. De heffing voor 1995 respectievelijk 1996 is vastgesteld op jaarlijks 0,1% van de loonsom die geldt voor de berekening van de VUT-bijdrage in 1994 en is geheel voor rekening van werkgever.

    • 5. De in lid 4 bedoelde bijdrage is voor 1995 respectievelijk 1996 terstond en ineens opeisbaar op 31 december van dat jaar.

  • B. Eventuele andere bijdragen.

Artikel 5 Besteding van de middelen

Het bestuur van het Vormingsfonds verstrekt aan het Opleidingsinstituut de middelen die nodig zijn ter uitvoering van het doel zoals omschreven in artikel 2.

Artikel 6 Aanspraak op subsidie

Aanspraak op de subsidie krachtens deze overeenkomst kan maken de werkgever die na 1 april 1985 een werknemer in dienst heeft genomen in de leeftijd van 16 tot en met 24 jaar op basis van een leer/arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 10.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie voor 1995, resp. 1996 is afhankelijk van de leeftijd van de leerling.

  • In het eerste en tweede opleidingsjaar bedragen de subsidiebedragen respectievelijk:

 1e jaar2e jaar
16 jaarf 1 750,–f   875,–
17 jaarf 3 000,–f 1 500,–
18 jaarf 3 500,–f 1 750,–
19 jaarf 4 000,–f 2 000,–
20 jaarf 5 000,–f 2 500,–
21 jaarf 6 000,–f 3 000,–
22 t/m 24 jaarf 6 000,–f 3 000,–
  • 2. Als datum voor het vaststellen van de leeftijd geldt 1 juli van ieder jaar of de datum van het afsluiten van de leerovereenkomst indien deze later ligt.

Artikel 8 Betaling van de subsidie

  • 1. Uitbetaling geschiedt door het Opleidingsinstituut.

  • 2. Betaling van de subsidie aan de werkgever vindt in 2 delen plaats en wel in februari en in augustus.

  • 3. De werkgever dient het Opleidingsinstituut de benodigde gegevens te verschaffen ter vaststelling van de hoogte der subsidie.

Artikel 9 Rekening en verantwoording

Het Vormingsfonds en het Opleidingsinstituut leggen jaarlijks rekening en verantwoording af over de besteding van de gelden.

Artikel 10 Opleiding jeugdigen

  • 1. Jongeren, die op of na 1 april 1985 in dienst treden kunnen – in het kader van het JWP – een opleiding binnen een erkend leerlingstelsel volgen. Zij worden aangenomen op basis van een arbeidsovereenkomst die is gekoppeld aan een leerovereenkomst. Bij beëindiging van de leer- of arbeidsovereenkomst vervalt ook de daaraan gekoppelde andere overeenkomst. Aan degenen die met goed gevolg de opleiding hebben doorlopen zal een contract voor onbepaalde tijd worden aangeboden.

  • 2. De leerlingen ontvangen een bruto loon op basis van de in bijlage II c.a.o. Vleeswarenindustrie opgenomen leerlingschaal.

  • 3. Deze bruto lonen gelden voor de tijd dat een leerling en in het bedrijf werkzaam is en de opleiding volgt, op basis van de normale werkweek, tot het moment van het met goed gevolg afsluiten van de opleiding. Hierna vindt inschaling plaats van de werknemer op basis van de c.a.o.

  • Voor partieel leerplichtigen geldt dat een en ander proportioneel van toepassing zal zijn.

  • 4. De c.a.o.-bepalingen zijn voor diegenen die onder de leerlingschaal vallen van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Voor leerlingen die op 1 augustus van het betreffende jaar nog geen 18 jaar zijn is geen cursusgeld verschuldigd, terwijl deze leerlingen via het leerlingstelsel een vergoeding van de reiskosten van huis naar de cursusplaats ontvangen voor afstanden boven de 8 km van 18 ct per km.

  • 6. Voor leerlingen van 18 jaar en ouder worden deze cursuskosten vergoed door de werkgever. De reiskosten worden vergoed op basis van bedrijfsregeling, dan wel op basis van openbaar vervoer indien het onderwijs buiten het bedrijf plaatsvindt.

  • 7. Voor alle leerlingen geldt dat de kosten van de leermiddelen worden betaald door de werkgever.

BIJLAGE V–2

BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE

Overeenkomst Bedrijfstak Scholingsplan

Artikel 1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. Werkgever: iedere ondernemer als bedoeld in artikel 1 lid 1 en 2 van de c.a.o. Vleeswarenindustrie;

  • 2. Werknemer: iedere werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de c.a.o. Vleeswarenindustrie;

  • 3. Het Vormingsfonds: De Stichting Vormingsfonds voor de Opleiding van Werknemers in de Vleeswarenindustrie, gevestigd te Den Haag;

  • 4. Administrateur: het Bureau Vleeswaren Organisaties (BVO), gevestigd te Den Haag;

  • 5. Opleidingsinstituut: Instituut Slagersvakonderwijs (SVO), gevestigd te Utrecht.1

Artikel 2 Doel

Het doel van dit Scholingsplan is:

het subsidiëren, door middel van een bijdrage aan de werkgever, van het opleiden van werklozen of anderszins werkzoekenden om zodoende:

  • a. de vleeswarenindustrie met vakbekwaam personeel te bemannen;

  • b. het gebruik van uitbeenploegen uit te bannen;

  • c. het (toekomstig) tekort aan geschoolde werknemers op te vangen, onder andere als gevolg van de verminderde LBO-instroom.

Artikel 3 Doelgroep

Voor deelname aan dit plan komen in aanmerking:

werklozen of anderszins werkzoekenden, ouder dan 24 jaar.

Binnen deze doelgroep wordt met name aandacht besteed aan:

  • langdurig werklozen;

  • herintredende vrouwen;

  • tweede generatie buitenlandse werknemers.

Artikel 4 Uitvoering

De uitvoering van het in artikel 2 omschreven doel is opgedragen aan het Vormingsfonds, waarvan de Statuten aan deze overeenkomst zijn gehecht. De Statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst.

Artikel 5 Financiering

De financiering van het in artikel 2 omschreven doel geschiedt door:

  • A.

    • 1. Een door de werkgever verplicht te betalen heffing aan het Vormingsfonds.

    • 2. De werkgever is van de verplichting tot betaling gekweten door betaling aan de administrateur.

    • 3. De werkgever is verplicht om de administrateur de vereiste informatie te verstrekken voor het vaststellen van de heffing. Indien hij in gebreke blijft deze informatie te verschaffen is de administrateur gerechtigd deze naar beste weten te schatten.

    • 4. De heffing van 1995 respectievelijk 1996 is vastgesteld op 0,1% van de loonsom die geldt voor de berekening van de VUT-bijdrage in 1994 en is geheel voor rekening van werkgever.

    • 5. De in lid 4 bedoelde bijdrage is voor 1995 respectievelijk 1996 terstond en ineens opeisbaar op 31 december van dat jaar.

  • B. Eventuele andere bijdragen.

Artikel 6 Besteding van de middelen

Het bestuur van het Vormingsfonds verstrekt aan het Opleidingsinstituut de middelen die nodig zijn ter uitvoering van het doel zoals omschreven in artikel 2.

Artikel 7 Aanspraak op subsidie

  • 1. Aanspraak op de subsidie krachtens deze overeenkomst kan maken de werkgever die na 1 april 1989 deelneemt aan het Scholingsplan. Dit houdt in dat de werkgever de deelnemers in staat stelt een opleiding te volgen, zoals bedoeld in artikel 11.

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor 1995, resp. 1996 per deelnemer: f 12 000,–.

  • 2. Het Vormingsfonds behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.

Artikel 9 Betaling van de subsidie

  • 1. Uitbetaling geschiedt door het Opleidingsinstituut.

  • 2. Betaling van de subsidie aan de werkgever vindt plaats na het afleggen van de volledige cursus.

  • 3. De werkgever dient het Opleidingsinstituut de benodigde gegevens te verschaffen in verband met de uitbetaling van de subsidie.

Artikel 10 Rekening en verantwoording

Het Vormingsfonds en het Opleidingsinstituut leggen jaarlijks rekening en verantwoording af over de besteding van de gelden.

Artikel 11 Opleiding deelnemers

  • 1. Deelnemers volgen een opleiding van in principe 5 maanden plus een mogelijke uitloop van twee maanden, volgens een programma van een leerlingstelsel dat is goedgekeurd door het O.W.V.-bestuur.

  • 2. De deelnemers worden aangenomen op basis van een opleidingsovereenkomst. De opleidingsovereenkomst gaat – na het met goed gevolg doorlopen van de opleiding – over in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

  • 3. Bij vroegtijdig verbreken van de opleidingsovereenkomst vervalt ook de daaraan gekoppelde arbeidsovereenkomst.

  • Indien door onvoorziene omstandigheden de deelnemer niet in staat is geweest de opleiding geheel te doorlopen, zal van deze bepaling ten gunste van de deelnemer kunnen worden afgeweken.

  • 4. De deelnemers ontvangen gedurende de opleidingsperiode een bruto loon op basis van schaal B bij 0 funktiejaren van de in Bijlage II c.a.o. Vleeswarenindustrie opgenomen salarisschalen.

  • Dit bruto loon geldt voor de tijd dat een deelnemer én in het bedrijf werkzaam is én de opleiding volgt, op basis van de normale werkweek.

  • 5. De c.a.o.-bepalingen zijn voor diegenen die onder dit Scholingsplan vallen van overeenkomstige toepassing.

BIJLAGE V–3

BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE

Overeenkomst Sociaal Fonds

Artikel 1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. Werkgever: iedere ondernemer als bedoeld in artikel 1 lid 1 en 2 van de c.a.o. Vleeswarenindustrie;

  • 2. Werknemer: iedere werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de c.a.o. Vleeswarenindustrie;

  • 3. Het Vormingsfonds: De Stichting Vormingsfonds voor de Opleiding van Werknemers in de Vleeswarenindustrie, gevestigd te Den Haag;

  • 4. Administrateur: het Bureau Vleeswarenorganisaties (BVO), gevestigd te Den Haag.

Artikel 2 Doel

Het financieren van het sociaal vormings- en ontwikkelingswerk in de vleeswarenindustrie in de meest ruime zin, alsmede de financiering van de werkzaamheden verbonden aan het uitvoeren van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de vleeswarenindustrie.

Artikel 3 Uitvoering

De uitvoering van het in artikel 2 omschreven doel is opgedragen aan het Vormingsfonds, waarvan de Statuten als bijlage aan deze overeenkomst zijn gehecht. De Statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst.

Artikel 4 Financiering

De financiering van het in artikel 2 omschreven doel geschiedt door:

  • A.

    • 1. Een door de werkgever verplicht te betalen heffing aan het Vormingsfonds.

    • 2. De werkgever is van de verplichting tot betaling gekweten door betaling aan de administrateur.

    • 3. De werkgever is verplicht om de administrateur de vereiste informatie te verstrekken voor het vaststellen van de heffing. Indien hij in gebreke blijft deze informatie te verschaffen, is de administrateur gerechtigd deze naar beste weten te schatten.

    • 4. De heffing voor 1995 en navolgende jaren tot en met 20001 is vastgesteld op 0,2% van de loonsom die geldt voor de berekening van de VUT-bijdrage in 1994.

    • 5. De in lid 4 bedoelde bijdrage is voor 1995 en navolgende jaren tot en met 2000 terstond en ineens opeisbaar op 31 december van dit jaar.

  • B. Eventuele andere bijdragen.

Artikel 5 Besteding van de middelen

Het bestuur van het Vormingsfonds verstrekt de middelen die nodig zijn ter uitvoering van het doel als omschreven in artikel 2.

De te financieren en subsidiëren projecten kunnen binnen de doelstelling van het fonds bestaan uit:

  • a. opleiding, vormings- en ontwikkelingswerk op sociaal terrein ten behoeve van de werkgever en werknemer in de vleeswarenindustrie;

  • b. het verrichten van onderzoek en researchwerk ter zake van de onder a bedoelde vorming, ontwikkeling en opleiding;

  • c. onderzoek van de consequenties met betrekking tot de vorming en opleiding als gevolg van de technische ontwikkeling in de bedrijfstak;

  • d. het verwerken van de hiervoor genoemde resultaten van het onderzoekswerk in opleidingscursussen, hetzij voor werkgevers, hetzij voor werknemers;

  • e. de werkzaamheden verbonden aan het zo goed mogelijk doen uitvoeren van de collectieve arbeidsovereenkomst in de bedrijfstak;

  • f. voorts voor alle projecten als het bestuur zal goeddunken, binnen de doelstelling van de stichting.

Artikel 6 Werkwijze

  • 1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 5 dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e januari van het jaar waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft.

  • Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden als bedoeld in artikel 5 dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na besteding van de gelden;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e juli van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • Eventueel niet-gebruikte gelden zullen worden gerestitueerd aan het fonds.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidie-aanvraag mee te zenden begroting dan wel de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

  • 4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidie-aanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

Artikel 7 Begroting

Het bestuur van de stichting stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de stichting vast. De begroting omvat:

  • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 4;

  • b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 5;

  • c. de kosten van administratie en bestuur;

  • d. de kosten van de door het bestuur aangewezen externe registeraccountant;

  • e. eventuele andere lasten.

Artikel 8 Rekening en verantwoording

Het Vormingsfonds legt jaarlijks rekening en verantwoording af over de besteding van de gelden.

BIJLAGE IV

BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE

Werkgelegenheidsplan per onderneming

  • 1.Algemeen

  • In het kader van het stimuleren van instroom van nieuwe werknemers en doorstroom van zittende werknemers hebben partijen bij deze c.a.o. de Stichting Kwaliteit van de Arbeid voor de Vleeswarenindustrie een brochure laten vervaardigen als handreiking voor ondernemingen.

  • Deze brochure is op te vragen bij het secretariaat van de Stichting (Stichting Kwaliteit van de Arbeid, Postbus 568, 2003 RN Haarlem). De subsidieregeling wordt in deze bijlage nader uiteengezet.

  • 2.Werkervaringsplaatsen

  • Ten behoeve van de instroom van nieuwe werknemers wordt vanuit het Vormingsfonds een eenmalige subsidie toegekend. Deze bijdrage bedraagt voor:

    • Variant 1: f 10 000,– per gerealiseerde arbeidsplaats per half jaar, indien sprake is van een werkervaringsplaats als voorschakelvoorziening me een doorstroomgarantie naar het Jeugdwerkplan (JWP) of het Bedrijfstak Scholingsplan (BSP).

    • Variant 2: f 5 000,– per gerealiseerde arbeidsplaats per half jaar, indien sprake is van een algemeen ondersteunende functie, welke geen doorstroom kent naar het JWP of het BSP, waarbij het bedrijf, al dan niet in concernverband, al ervaring heeft opgedaan met het JWP of het BSP. Dit laatste geldt niet voor bedrijven, al dan niet in concernverband, met vijftig of minder werknemers. Deze bijdrage kan worden verhoogd naar f 1 000,– indien de werkervaringsplaats binnen 12 maanden na aanvang leidt tot een vast dienstverband (baanintentie).

  • Voor deelnemers die vallen onder de jeugdschalen vindt een leeftijdsafhankelijke korting plaats op de subsidie. De subsidiebedragen zijn dan als volgt:

LeeftijdVariant 1Variant 2
17 jaarf  3 500,–f 1 750,–
18 jaarf  6 000,–f 3 000,–
19 jaarf  8 000,–f 3 500,–
20 jaarf  8 000,–f 4 000,–
21 jaar e.o.f 10 000,–f 5 000,–
  • De subsidie wordt toegekend ten behoeve van het opleidingstraject in het kader van de werkervaringsplaats. Gedurende de looptijd van deze c.a.o. is voor alle activiteiten op werkgelegenheidsterrein in totaal 1 miljoen gulden beschikbaar gesteld vanuit het Vormingsfonds.

  • Gedurende het contract wordt in het kader van werving en begeleiding van nieuwe werknemers een bedrag ter grootte van f 100 000,– uit het Vormingsfonds ter beschikking gesteld ten behoeve van de Stichting CNV-Brugprojecten, met trekkingsrechten voor bedrijven uit de vleeswarenindustrie. Evaluatie vindt plaats in de Stichting Kwaliteit van de Arbeid. Het Bestuur van het Vormingsfonds legt rekening en verantwoording af over de besteding van de subsidiegelden, alsmede de uitgaven aan CNV-Brugprojecten.

  • Aanvraagprocedure voor subsidie van een werkgelegenheidsplan

  • Verzoeken voor een subsidie ten behoeve van een werkgelegenheidsplan dient de werkgever in te dienen bij het Bestuur van de Stichting Kwaliteit van de Arbeid voor de Vleeswarenindustrie. Vorengenoemd Bestuur beoordeelt de aanvraag en kent de subsidies toe. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden als bedoeld in deze bijlage dient schriftelijk bij het Bestuur te worden ingediend, en wel uiterlijk vóór 1 april... Het Bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven, waaraan de bij de subsidie-aanvraag mee te zenden begroting dan wel de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. Op beslissingen van het Bestuur omtrent de subsidie-aanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

  • Voorwaarden voor deelname

  • Deze regeling geldt voor alle ondernemingen waarop de werkingssfeer de c.a.o. voor de Vleeswarenindustrie van toepassing is.

    • De doelgroep bestaat uit werkzoekenden die langer dan zes maanden werkloos zijn.

    • De vacature betreft geen functie die in de zes maanden voorafgaand aan de plaatsing is komen te vervallen als gevolg van een reorganisatie.

    • De werkgever beschrijft de functie van de werkervaringsplaats.

    • De werkgever sluit met de deelnemer een arbeidsovereenkomst die valt onder de werkingssfeer van de c.a.o. voor de Vleeswarenindustrie.

    • De overeenkomst heeft een duur van zes maanden (voor een werkervaringsplaats als voorschakelvoorziening, variant 1 of een duur van twaalf maanden (voor een werkervaringsplaats voor andersoortige functies, variant 2).

    • Voor deelnemers die in een jeugdschaal zijn ingedeeld, vindt een leeftijdsafhankelijke korting op de subsidie plaats.

    • Het aantal deelnemers waarvoor een bedrijf subsidie kan aanvragen, bedraagt maximaal 10% van het totale personeelsbestand.

    • De proeftijd bedraagt twee maanden.

    • Indien de werkgever of de werknemer het contract tijdens de proeftijd verbreekt, vervalt het recht op subsidie.

    • Indien de arbeidsovereenkomst vóór voltooiing van de overeengekomen contracttijd wordt verbroken, ontvangt de werkgever subsidie naar rato.

    • De deelnemer ontvangt een salaris conform schaal A bij 0-functiejaren, op basis van de c.a.o. voor de Vleeswarenindustrie.

    • De plaats en tijd van de opleiding bepaalt de werkgever in overleg met het opleidingsinstituut.

    • De werkgever heeft de werkervaringsplaats gemeld bij de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, en deze heeft geen bezwaar kenbaar gemaakt.

    • Het Vormingsfonds kent per deelnemer maximaal éénmaal subsidie toe. Bij een werkervaringsplaats als voorschakelvoorziening heeft de toekenning plaats aan het einde van de contractperiode. Als het gaat om een werkervaringsplaats voor andere functies, ontvangt de werkgever na zes maanden de eerste betaling van f 2 500,–. Aan het einde van de contractperiode betaalt het Vormingsfonds de resterende subsidie.

    • De werkgever zorgt voor begeleiding. Om het inwerkproces zo goed mogelijk te laten verlopen benoemt de werkgever een vaste begeleider. Deze persoon is verantwoordelijk voor:

      • * de introductie van de medewerker in het bedrijf;

      • * het inwerken van de medewerker;

      • * de voortgang in het functioneren van de medewerker.

    • Eens per twee maanden voert de werkgever/begeleider met de externe begeleider een gesprek over de voortgang. Tevens voert de externe begeleider met de deelnemer een gesprek over de voortgang.

    • Bij een werkervaringsplaats als voorschakelvoorziening garandeert de werkgever de deelnemer doorstroming naar het JWP of BSP. Inherent hieraan is het aanbieden van een vast dienstverband.

    • Bij werkervaringsplaatsen voor algemeen ondersteunende produktie-functies heedft de werkgever de intentie de deelnemer na afloop van de werkervaringsperiode in vaste dienst te nemen. Dit sluit niet uit dat de deelnemer toch doorstroomt naar het JWP of BSP, en de werkervaringpslaats dus benut als voorschakelvoorziening.

    • De werkgever dient een schriftelijke aanvraag voor subsidie in bij het Bestuur van de Stichting Kwaliteit van de Arbeid voor de Vleeswarenindustrie. Na toetsing van de aanvraag kent het Bestuur de subsidie toe volgens het geldende reglement. De werkgever ontvangt subsidie tot en met de maand, waarin de deelnemer de werkervaringsplaats heeft verlaten.

    • De werkgever verplicht zich tot het leveren van de benodigde gegevens aan het Bestuur. Dit gebeurt door het invullen van een standaardformulier.

    • In gevallen waarin het subsidiereglement niet voorziet, beslist het Bestuur. Bij interpretatieverschillen kanhet Bestuur door werkgever en werknemer in gezamenlijkheid om een bindende uitspraak worden gevraagd. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor werkgever en werknemer het geschil voor te leggen aan de rechter.

  • 3.Opleidingsplannen

  • Ten behoeve van de bevordering van de doorstroom van zittende werknemers zal de werkgever binnen het werkgelegenheidsplan aangeven welke opleidingen hiervoor in aanmerking komen.

  • Voor opleidingsplannen geldt een eenmalige subsidie van 25% van de kosten van een opleidingsplan, tot maximaal 0,2% van de loonsom die geldt voor de berekening van de VUT-bijdrage in 1993. Opleidingsplannen kunnen deel uitmaken van de werkgelegenheidsplannen op ondernemingsniveau. Het Vormingsfonds legt jaarlijks rekening en verantwoording af over de besteding van de subsidiegelden.

  • Aanvraagprocedure

  • Verzoeken voor een subsidie ten behoeve van een opleidingsplan dient de werkgever in te dienen bij het Bestuur van het Vormingsfonds Opleiding Werknemers Vleeswarenindustrie (Secretariaat VOWV, Postbus 568, 2003 RN Haarlem) en wel binnen de periode 1 april 1995 en 31 maart 2000. Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden. De subsidie-verstrekking is ter beoordeling van het Bestuur. Vorengenoemd Bestuur beoordeelt de aanvraag en kent de subsidie toe en is eindverantwoordelijk voor de besteding van de gelden.

  • Financiële verantwoording

  • Het Bestuur voert een en ander uit namens het Vormingsfonds. Deze gedelegeerde bevoegdhed wordt uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het Bestuur van het Vormingsfonds. Jaarlijks wordt, uiterlijk per 31 december, door de secretaris-penningmeester een verslag opgemaakt betreffende de gang van zaken en het gevoerde beheer. Eventueel niet-gebruikte gelden zullen worden gerestitueerd aan het fonds.

BIJLAGE VII

BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESWARENINDUSTRIE

Premietabel „WAO-gatverzekering"

In onderstaande tabel zijn de premiepercentages weergegeven zoals die gelden per 1 januari 1994. Per leeftijdscategorie geldt een uniform tarief over het salaristraject (tot f 74 865,–) boven de franchise.

Voor werknemers van 22 jaar en ouder bedraagt de franchise f 28 036,– (het wettelijk minimumloon voor volwassenen (23 jaar) op jaarbasis). Voor jongeren is de franchise afgeleid van minimum jeugdloon. Een 17-jarige die ziek wordt en op 18-jarige leeftijd in de WAO terecht komt ontvangt een WAO-uitkering van tenminste 70% van het minimumloon voor een 18-jarige. Dit betekent dus dat voor een 17-jarige een franchise wordt gehanteerd ter grootte van het minimum jeugdloon voor een 18-jarige.

De premietabel luidt als volgt:

LeeftijdPremie %LeeftijdPremie %LeeftijdPremie %
173,09314,92454,56
183,21324,85464,43
193,34334,95474,05
203,48345,04483,86
213,61355,12493,65
223,75365,18503,41
233,88375,03513,13
244,02385,07522,45
254,15395,08532,15
264,29405,08541,83
274,43415,06551,50
284,55424,83561,16
294,68434,76570,08
304,80444,68  

BIJLAGE VIII

REGLEMENT VOOR DE VASTE COMMISSIE

ex artikel 24 der collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleeswarenindustrie, voor zover betreft de behandeling van geschillen

Artikel 1

De leden van de Vaste Commissie benoemen uit hun midden een voorzitter.

Artikel 2

Het secretariaat van de Vaste Commissie is gevestigd te 's-Gravenhage.1

Artikel 3

  • 1. Een verzoek tot het geven van advies over een gerezen verschil wordt per aangetekend schrijven, voorzien van een toelichting bevattende de feiten en omstandigheden, welke tot het geschil aanleiding hebben gegeven, het artikel (de artikelen) der collectieve arbeidsovereenkomst, waarop een beroep wordt gedaan, de conclusie, welke daaruit naar de mening van de eisende partij getrokken moet worden en de beslissing, welke op grond daarvan van de Commissie wordt gevraagd, in twintigvoud bij het secretariaat ingediend.

  • In het verzoek dienen de volledige naam en het adres van de wederpartij in het geschil te worden vermeld.

  • 2. De Commissie gaat tot in behandeling nemen van het verzoek slechts over, indien uit de toelichting, bedoeld in lid 1 van dit artikel, blijkt, dat overeenstemming niet is verkregen ondanks overleg door verzoeker over het (de) punt(en) van geschil met de wederpartij, althans ondanks redelijke pogingen van verzoeker om tot zodanig overleg met de wederpartij te geraken en dat evenmin binnen redelijke termijn overeenstemming tussen partijen waarschijnlijk is.

  • Indien de Commissie niet tot in behandeling nemen van het geschil overgaat, geeft zij verzoeker daarvan per aangetekend schrijven kennis.

  • 3. Indien de Commissie tot in behandeling nemen van het verzoek overgaat, zendt het secretariaat terstond een exemplaar van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde stukken aan de leden en plaatsvervangende leden der Commissie, alsmede per aangetekend schrijven aan de wederpartij in het geschil.

  • 4. De wederpartij is bevoegd binnen acht dagen na ontvangst der in lid 3 bedoelde stukken haar zienswijze ter kennis te brengen van de Commissie door toezending aan het secretariaat van een schrijven in 15-voud, waarin haar standpunt is uiteengezet en toegelicht.

  • 5. Het secretariaat zendt terstond een exemplaar van het in het vorige lid bedoelde stuk aan de leden en plaatsvervangende leden der Commissie, alsmede per aangetekend schrijven aan de eisende partij.

Artikel 4

De Commissie plaats de behandeling van het verzoek op de agenda van een zitting, die zal worden gehouden binnen veertien dagen na de ontvangst van het in artikel 3 sub 1 bedoelde schrijven. De Commissie geeft hiervan onder vermelding van plaats en tijd der behandeling bij aangetekend schrijven kennis aan partijen, onder mededeling, dat zij het recht hebben daar te verschijnen en daar hun standpunt hetzij mondeling, hetzij schriftelijk toe te lichten dan wel te doen toelichten, desgewenst met medebrenging van getuigen en/of deskundigen. De in de vorige zinsnede bedoelde kennisgeving geschiedt met een termijn van tenminste acht dagen vóór de datum der zitting waarop de behandeling zal plaatsvinden.

Artikel 5

De Commissie kan, indien zij daartoe op grond van de in artikel 3 bedoelde stukken of van hetgeen door partijen, getuigen of deskundigen bij de mondelinge behandeling is verklaard, aanleiding vindt, partijen, getuigen of deskundigen voor het geven van nadere inlichtingen oproepen.

Een dergelijke oproeping geschiedt met een termijn van tenminste acht dagen, per aangetekend schrijven.

De Commissie kan bepalen, dat het in het eerste lid gestelde horen van partijen, getuigen en/of deskundigen namens haar zal geschieden door een of meer harer leden, door haar zelve aan te wijzen, op een door haar aan te geven plaats.

Partijen zijn bevoegd alle zittingen – behoudens die in de raadkamer – en alle verhoren, het tussen hen aanhangige geschil betreffende, bij te wonen en van alle stuken, het tussen hen aanhangig geschil betreffende – uitgezonderd de notulen, gemaakt van de in de raadkamer gehouden besprekingen – kennis te nemen.

Partijen moeten in verband hiermede met een termijn van tenminste acht dagen bericht van het houden van zittingen en verhoren krijgen.

Artikel 7

Partijen kunnen zich bij de commissie doen bijstaan dan wel vertegenwoordigen door raadslieden.

Leden danwel plaatsvervangende leden der Commissie zullen niet als raadsleden van partijen kunnen optreden.

Artikel 8

Beslissingen door de Commissie ter uitvoering van haar taak te nemen, worden genomen in de raadkamer. Ook de opstelling van en de beslissing over het verlenen van advies vindt in de raadkamer plaats. De leden der Commissie zijn ten aanzien van de in de raadkamer gehouden besprekingen tot geheimhouding verplicht.

Artikel 9

De Commissie is slechts bevoegd beslissingen te nemen en advies uit te brengen, indien zij voltallig is, dan wel indien van werkgeverszijde zowel als van werknemerszijde één lid ontbreekt.

De Commissie neemt haar belslissingen en brengt advies uit met gewone meerderheid van stemmen en slaat daarbij acht op de feiten, welke te harer kennis zijn gekomen uit de in artikel 3 bedoelde stukken en door partijen, getuigen en deskundigen bij de mondelinge behandeling gedane verklaring op overgelegde stukken. De leden der commissie handelen als goede mannen naar billijkheid.

Artikel 10

Een lid der Commissie, dat verhinderd is een zitting bij te wonen, draagt zorg voor de aanwezigheid van zijn plaatsvervanger.

Artikel 11

Indien een der Commissieleden als partij, getuige of deskundige rechtstreeks bij een geschil betrokken is, zal hij aan de behandeling daarvan niet deelnemen doch zich door zijn plaatsvervanger doen vervangen.

Artikel 12

  • 1. De Commissie zal haar advies vaststellen uiterlijk binnen drie weken na de in artikel 4 genoemde zitting.

  • Het advies is gemotiveerd.

  • Het advies wordt ondertekend door een lid van werkgevers- en een lid van werknemerszijde, onder wie de voorzitter en, per aangetekend schrijven, in afschrift ter kennis gebracht van partijen bij het geschil.

  • 2. Blijkt aan de Vaste Commissie, dat het haar niet mogelijk is binnen de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn haar advies uit te brengen, dan zal zij daarvan binnen drie dagen na het verstrijken van die termijn aan partijen bij aangetekend schrijven kennis geven, onder mededeling, dat de behandeling van het geschil als beëindigd zal moeten worden beschouwd, tenzij beide partijen binnen acht dagen na de dagtekening van bedoelde kennisgeving schriftelijk aan de Commissie zullen hebben doen weten, dat zij op voortzetting der behandeling prijs stellen.

  • 3. Indien de behandeling wordt voortgezet, zullen ook op deze voortgezette behandeling de bepalingen van dit reglement, met uitzondering van het in de beide eerste leden van dit artikel bepaalde toepasselijk zijn.

  • 4. Stellen partijen – of een van hen – bij voortzetting een termijn binnen welke het advies der Commissie zal moeten zijn uitgebracht, dan zal de Commissie, indien zij het advies niet binnen de gestelde termijn kan geven, handelen als in de eerste beide leden van dit artikel bepaald.

Artikel 13

De Commissie bepaalt bij haar advies het bedrag van de kosten, zowel van de Commissie als van partijen, alsmede door welke partij of in welke verhouding door partijen die kosten zullen worden gedragen. Onder de kosten van partijen worden niet begrepen de kosten van eventuele rechtskundige bijstand.

Artikel 14

De Commissie kan desgewenst de behandeling van een verzoek opschorten totdat door de partij, die het verzoek heeft ingediend, een door de Commissie te bepalen zekerheid is gesteld voor de kosten, aan de behandeling verbonden.

Indien een desbetreffende opschorting plaatsvindt nadat een termijn is genoemd in een der artikelen van dit reglement, een aanvang heeft genomen, dan zal de desbetreffende termijn met zoveel dagen worden verlengd als de opschorting duurt.

II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 27 december 1995

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

A. van Dijk


XNoot
1

Bedoeld worden vakverenigingen, partij bij deze CAO.

XNoot
1

Ingevolge artikel 3 WAGW kan een werkgever bij algemene maatregel van bestuur verplicht worden tussen 3 en 7% gehandicapten in dienst te hebben.

XNoot
1

Artikel 1637 y BW verbiedt het maken van direct onderscheid tussen mannen en vrouwen. Een regeling die vrouwen in afwijking van dit verbod, in een bevoorrechte positie plaats is slechts toegestaan als met de regeling wordt bedoeld feitelijke ongelijkheden op te heffen en de regeling geschikt is voor en in redelijke verhouding staat tot het bereiken doel. De bevoorrechting dient te worden beëindigd als de ongelijkheid is opgeheven.

XNoot
1

Bedoeld worden vakverenigingen, partij bij deze CAO.

XNoot
1

Ingevolge artikel 1638 mm B.W. is een afwijking van artikel 1638 dd lid 5 B.W. ten nadele van de werknemer nietig.

XNoot
1

Het bepaalde in artikel 1638c B.W. blijft onverkort van toepassing.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Nadere informatie verkrijgbaar bij de A.W.V. Postbus 568 te Haarlem tel. 023-5101101.

XNoot
2

Artikel 1637d B.W. blijft onverkort van toepassing.

XNoot
1

Artikel 1639l B.W. blijft onverkort van toepassing.

XNoot
1

Bedoeld zijn de Vakbonden, partij bij deze CAO.

XNoot
2

A.W.V. Postbus 568, 2003 RN Haarlem; tel. 023-5101101.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Voor specifieke funkties kan – in overleg met het O.W.V.-bestuur – gebruik gemaakt worden van een ander opleidingsinstituut.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen nawerking.

XNoot
1

p/a Algemene Werkgevers-Vereniging, Postbus 568, 2003 RN Haarlem, tel. 023-5101101.

Naar boven