Regeling aanwijzing bevoegde autoriteiten Wet toezicht effectenverkeer 1995

21 december 1995

nr. BGW 95/2983-M

De minister van Financiën,

Gelet op de richtlijnen 79/279/EEG, 80/390/EEG, 82/121/EEG, 87/345/EEG, 89/298/EEG, 90/211/EEG, de richtlijn kapitaaltoereikendheid en de richtlijn beleggingsdiensten, alsmede op de artikelen 27, tweede lid, en 40, vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

b. besluit: het Besluit toezicht effectenverkeer 1995;

c. Stichting: de Stichting Toezicht Effectenverkeer;

d. Vereniging: de Vereniging voor de Effectenhandel;

e. richtlijn 79/279/EEG: richtlijn nr. 79/279/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1979 tot coördinatie van de voorwaarden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs (PbEG L 66);

f. richtlijn 80/390/EEG: richtlijn nr. 80/390/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 maart 1980 tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs (PbEG L 100);

g. richtlijn 82/121/EEG: richtlijn nr. 82/121/EEG van de Raad van

de Europese Gemeenschappen van 15 februari 1982 betreffende de periodieke informatieverstrekking door vennootschappen waarvan de aandelen tot de officiële notering aan een effectenbeurs zijn toegelaten (PbEG L 48);

h. richtlijn 87/345/EEG: richtlijn nr. 87/345/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juni 1987 tot wijziging van Richtlijn 80/390/EEG tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs (PbEG L 185);

i. richtlijn 89/298/EEG: richtlijn nr. 89/298/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 april 1989 tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij een openbare aanbieding van effecten (PbEG L 124);

j. richtlijn 90/211/EEG: richtlijn nr. 90/211/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 april 1990 tot wijziging van Richtlijn 80/390/EEG wat de wederzijdse erkenning van het aanbiedingsprospectus als prospectus voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs betreft (PbEG L 112).

Artikel 2

1. Het Fondsenreglement van de Vereniging geeft, tezamen met deze regeling, uitvoering aan de richtlijnen 79/279/EEG, 80/390/EEG, 82/121/EEG, 87/345/EEG en 90/211/EEG.

2. Ten behoeve van de beoordeling, bedoeld in artikel 27, vierde lid, van de wet legt de Stichting de wijzigingen van het Fondsenreglement van de Vereniging, waarvan zij op grond van artikel 23 van de wet kennisneemt, alsmede haar bevindingen daarover, voor aan de Minister van Financiën.

Artikel 3

De Vereniging wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit, bedoeld in de richtlijnen 79/279/EEG, 80/390/EEG en 82/121/EEG.

Artikel 4

De Vereniging neemt alle geoorloofde en dienstige maatregelen om te voorkomen dat de personen die bij haar werkzaam zijn of zijn geweest de vertrouwelijke informatie die zij uit hoofde van hun functie ontvangen of hebben ontvangen aan iemand bekendmaken, tenzij zulks krachtens wettelijk voorschrift geschiedt.

Artikel 5

In de gevallen, bedoeld in de richtlijnen 79/279/EEG, 80/390/EEG en 82/121/EEG, brengt de Vereniging de dienstige samenwerking tot stand met de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.

Artikel 6

De regels die de Stichting krachtens het besluit heeft gesteld, geven, voor zover zulks nog niet is geschied bij het besluit, uitvoering aan richtlijn 89/298/EEG, de richtlijn kapitaaltoereikendheid en de richtlijn beleggingsdiensten.

Artikel 7

De Stichting wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit, bedoeld in richtlijn 89/298/EEG, de richtlijn kapitaaltoereikendheid en de richtlijn beleggingsdiensten, met dien verstande dat ten aanzien van kredietinstellingen waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 6 of artikel 38 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is verleend en ten aanzien van financiële instellingen waaraan een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 45 van die wet is verleend De Nederlandsche Bank N.V. wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit, bedoeld in de richtlijn kapitaaltoereikendheid.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 1995.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing bevoegde autoriteiten Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister van Financiën,
G. Zalm.

Toelichting

De onderhavige regeling vervangt de Regeling aanwijzing bevoegde autoriteiten, die in verband met de vervanging van de Wet toezicht effectenverkeer door de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna te noemen: de wet) is komen te vervallen. De wijzigingen die in deze regeling ten opzichte van de Regeling aanwijzing bevoegde autoriteiten zijn aangebracht, hangen samen met de implementatie van de richtlijn beleggingsdiensten1 en de richtlijn kapitaaltoereikendheid2. Zo wordt in deze regeling bepaald wie wordt aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in deze richtlijnen. Voor het overige zijn beide regelingen naar inhoud gelijk.

Artikel 2 bepaalt dat het Fondsenreglement van de Vereniging voor de Effectenhandel (VvdE), tezamen met deze regeling, uitvoering geeft aan de in dit artikel genoemde richtlijnen. Het betreft hier de formele verwerking van deze richtlijnen, want materieel gezien wordt de uitvoering overgelaten aan de VvdE. Wel dient iedere wijziging in het Fondsenreglement vooraf aan de Minister van Financiën te worden voorgelegd, teneinde na te gaan of aan de desbetreffende richtlijnen wordt voldaan dan wel of door die wijziging strijd met die richtlijnen zou ontstaan. Dit voorschrift, opgenomen in artikel 27, vierde lid, van de wet, is gegeven met het oog op de verantwoordelijkheid die de Minister van Financiën heeft voor de implementatie van de betrokken communautaire regelgeving. Daarbij wordt overigens de procedure gevolgd dat de VvdE iedere voorgenomen wijziging voorlegt aan de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE), die de desbetreffende wijziging toetst op de verenigbaarheid daarvan met de betrokken richtlijnen. Tot deze procedure is besloten, omdat de houder van een erkende effectenbeurs ingevolge artikel 23 van de wet toch al verplicht is de STE vooraf in kennis te stellen van iedere wijziging in de van toepassing zijnde beursregels3. De formele toetsing geschiedt vervolgens door de Minister van Financiën, mede op basis van de bevindingen van de STE.

In verband met het feit dat mede door middel van het Fondsenreglement uitvoering wordt gegeven aan de in artikel 2 genoemde richtlijnen, wordt de VvdE in artikel 3 aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in die richtlijnen.

Artikel 4 is opgenomen omdat het wenselijk wordt geacht te expliciteren dat de VvdE er naar vermogen voor dient zorg te dragen dat alle personen die bij haar werkzaam zijn of zijn geweest, zijn gebonden aan het beroepsgeheim. Dit laat onverlet dat ter zake van de schending van geheimen artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Met het oog op een effectieve uitvoering van de ingevolge deze regeling op de VvdE rustende taken en bevoegdheden is in artikel 5 bepaald dat de VvdE dient samen te werken met de instanties die in de andere lid-staten zijn aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in de in artikel 2 genoemde richtlijnen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht een samenwerking in het geval dat gelijktijdig of kort na elkaar in verschillende lid-staten aanvragen tot de toelating tot de notering worden ingediend.

Het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 geeft, tezamen met de regels die de STE op grond van dat besluit heeft gesteld, uitvoering aan de in artikel 6 genoemde richtlijnen, waaronder de richtlijn kapitaaltoereikendheid en de richtlijn beleggingsdiensten4. In verband daarmee wordt de STE in artikel 7 aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in deze richtlijnen, met dien verstande dat ten aanzien van bepaalde kredietinstellingen en financiële instellingen De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit, bedoeld in de richtlijn kapitaaltoereikendheid5. Deze uitzondering is een gevolg van het feit dat het bedrijfseconomisch toezicht op Nederlandse kredietinstellingen en op bijkantoren in Nederland van niet in een lid-staat gevestigde kredietinstellingen berust bij DNB. Het STE-toezicht op die instellingen is beperkt tot de gebieden die niet worden bestreken door bij of krachtens de Wet toezicht kredietwezen 1992 gestelde regels.

De minister van Financiën,

G. Zalm.

1 Richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141).

2 Richtlijn nr. 93/6/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (PbEG L 141).

3 De in artikel 23 van de wet bedoelde taken en bevoegdheden zijn krachtens het Delegatiebesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995 overgedragen aan de STE.

4 Voor een verdere toelichting op de richtlijn beleggingsdiensten en de richtlijn kapitaaltoereikendheid en op de verwerking van deze richtlijn in de wet wordt verwezen naar het algemene gedeelte van de memorie van toelichting daarop (Kamerstukken II 1993/94, 23874, nr. 3).

5 Wat betreft deze instelling wordt aan de richtlijn kapitaaltoereikendheid dan ook uitvoering gegeven in de bedrijfseconomische richtlijnen van DNB.

Naar boven