Executierichtlijn ontnemingsmaatregelen parketten en politie

Vastgesteld door de vergadering van het college van procureurs-generaal d.d. 4 oktober 1995

Inwerkingtreding d.d. 1 januari 1996

Begripsbepalingen

STRABIS I: Het geordende geheel van organisaties, mensen, apparatuur, programmatuur en procedures met hun onderlinge relaties dat tot doel heeft vermogenssancties te incasseren.

STRABIS-systeem: Het centrale geautomatiseerde systeem in gebruik bij het CJIB ter ondersteuning van de inning van boetevonnissen en op termijn ook ontnemingsmaatregelen.

Executieproces: Het geheel van de innings- en incassofase.

Ontnemingsmaatregel: Een door de strafrechter opgelegde onherroepelijke en executeerbare maatregel tot betaling van een geldsom aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36 e Wetboek van Strafrecht (Sr).

Onherroepelijk: Een ontnemingsmaatregel is onherroepelijk als daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat.

Executeerbaar: Een ontnemingsmaatregel is executeerbaar als zowel de strafzaak als de ontnemingsmaatregel onherroepelijk zijn.

Inningsfase: De fase van executie waarin aan degene tegen wie de maatregel zich richt een aanschrijving met aangehechte optisch leesbare acceptgirokaart (OLA) wordt gezonden.

In de inningsfase heeft degene tot wie de maatregel zich richt de gelegenheid executie van een eventueel al gelegd beslag te voorkomen door een beta-lingsaanbod van het CJIB te aanvaarden en ook daadwerkelijk na te komen.

Incassofase: De fase die intreedt als in de inningsfase geen volledige betaling is verricht. In deze fase kan met of zonder dwangbevel beslag worden gelegd op de goederen van veroordeelde, of een eventueel al gelegd conservatoir beslag worden uitgewonnnen, middels een arrestatiebevel (AB) vervangende hechtenis worden tenuitvoergelegd of kan de maatregel worden gesignaleerd in het opsporingsregister (OPS).

Verhaal met dwangbevel: De landelijke executie-officier van justitie te Leeuwarden is bevoegd indien betaling uitblijft een dwangbevel uit te vaardigen. Dit dwangbevel wordt in handen gegeven van een gerechtsdeurwaarder, en verschaft het recht zich op de goederen van degene tot wie de maatregel zich richt (art. 575 Sv).

Verhaal zonder dwangbevel: De landelijk executie-officier van justitie te Leeuwarden kan door middel van een kennisgeving beslag doen leggen op inkomsten en/of bank- en girosaldi van degene tot wie de maatregel zich richt (art. 576 Sv).

Tenuitvoerlegging vervangende hechtenis: Het door middel van uitvaardiging van een AB op last van de landelijke executie-officier van justitie te Leeuwarden door tussenkomst van de politie tenuitvoerleggen van de door de rechter bepaalde vervangende hechtenis.

Vonnisparket: Het parket van het gerecht waar de ontnemingsmaatregel is gewezen.

Woonplaatsparket: Het parket waaronder de woonplaats van degene tot wie de maatregel zich richt valt.

OPS-parket: Het parket in welks rechtsgebied de OPS-aanhouding is geschied.

Woonadres: Het adres waar de natuurlijk persoon tot wie de maatregel zich richt volgens de Gemeentelijke Basisadministratie woonachtig is.

Hieronder vallen zowel het begrip ’woonadres’ uit de GBA-wetgeving, als ook het zogenaamde ’briefadres’; het adres dat iemand ingevolge de GBA-wet kan opgeven, als hij vaak niet op zijn bevolkingsadres verblijft. Dit briefadres wordt dan als woonadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven.

Vestigingsadres: Het adres waar de rechtspersoon tot wie de maatregel zich richt volgens de Kamer van Koophandel gevestigd is.

Verblijfadres: Het adres waar degene tot wie de maatregel zich richt daadwerkelijk verblijft, voor zover het afwijkt van het woonadres/briefadres.

Briefadres: Het adres dat degene tot wie de maatregel zich richt heeft opgegeven als het adres waar hij zijn post wil ontvangen, voorzover het afwijkt van het woonadres/verblijfadres.

Conservatoir beslag: Bewarend beslag op de goederen van een verdachte, dat kan worden gelegd voordat er sprake is van een onherroepelijke en executeerbare maatregel, en dat is bedoeld om te voorkomen dat de verdachte vermogensbestanddelen aan verhaal onttrekt.

Terwee-vordering: De door de rechter opgelegde betalingsverplichting ten behoeve van een slachtoffer die door het openbaar ministerie wordt geïnd.

Inleiding

1. Tot voor kort waren de arrondissements- en de ressortsparketten verantwoordelijk voor de executie van door de rechter opgelegde ontnemingsmaatregelen, één en ander zoals bepaald in art. 572 jo 577 b Wetboek van Strafvordering (Sv).

De executie van ontnemingsmaatregelen is opgedragen aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden. De executie geschiedt onder verantwoordelijkheid van en in nauwe samenwerking met de landelijk executie-officier van justitie. De centralisatie maakt een eenduidig, landelijk geldend executiebeleid noodzakelijk.

2. Dit document bevat gedetailleerde door de parketten en de politie te hanteren executierichtlijnen, waarbij enerzijds zoveel mogelijk aansluiting is gezocht bij de huidige werkwijze van het openbaar ministerie, terwijl anderzijds rekening is gehouden met de systematiek van, en ervaring met de executie van sancties in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV, Wet Mulder) en van geldboetevonnissen (STRABIS).

1. Parketten

1.1 Algemeen

3. Het CJIB is exclusief verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging - namens het openbaar ministerie - van de door de rechter opgelegde onvoorwaardelijke en executeerbare ontnemingsmaat-

regelen.

3.a In geval van samenloop van vorderingen geldt de volgende volgorde van executie:

1 Terwee-vordering

2 geldboete

3 ontneming

4 WAHV-sanctie (Wet Mulder)

4. Het CJIB int en incasseert de uit executie verkregen gelden van door de rechter opgelegde ontnemingsmaatregelen.

5. Het CJIB is aangewezen als orgaan dat is belast met de inning en incasso van ontnemingsmaatregelen. Deze last wordt onvoorwaardelijk door het CJIB uitgevoerd op basis van het voor ontnemingsmaatregelen uitgewerkte executieproces.

6. De door het CJIB ontvangen gelden worden afgedragen aan het Ministerie van Financiën.

7. Lokaal, in welk stadium van de executie dan ook ontvangen betalingen voor ontnemingsmaatregelen worden ter registratie aan het CJIB overgedragen. Het CJIB factureert de griffie voor het ontvangen bedrag.

7.a Indien een transactievoorstel van de officier van justitie te laat wordt nagekomen, en de officier van justitie heeft besloten tot verdere vervolging, wordt het betaalde bedrag niet terugbetaald aan degene die de betaling heeft verricht, doch wordt op dat bedrag indien mogelijk onmiddellijk conservatoir beslag gelegd onder de officier van justitie zelf.

1.2 Inningsfase

8. Alle door de rechter opgelegde ontnemingsmaatregelen dienen, nadat ze onherroeplijk en executeerbaar zijn geworden, zo spoedig mogelijk te worden overgedragen door het plaatselijke parket aan het CJIB. De wijze van overdracht wordt door het CJIB aangegeven door middel van de instructie overdracht ontnemingsmaatregelen.

9. Het parket is verantwoordelijk voor volledige, correcte en tijdige overdracht van de ontnemingsmaatregelen. Eventueel door het parket getroffen betalingsregelingen worden door het CJIB onverkort uitgevoerd.

10. Indien van een veroordeelde zowel een bevolkings- als een verblijfadres bekend is worden beide door het parket aan het CJIB gemeld.

Mutaties die betrekking hebben op het adres/woonplaats van veroordeelde worden altijd en zo spoedig mogelijk aan het CJIB gemeld.

11. Indien blijkt dat er onjuistheden in de overgedragen ontnemingsmaat-

regelen zitten, dan kan het parket dit door middel van een apart bericht - onder Parketnummer - melden aan het CJIB. Het CJIB beoordeelt in hoeverre de fout onmiddellijk hersteld dient te worden dan wel of het voor veroordeelde desondanks voldoende duidelijk heeft kunnen zijn dat de executie hem betrof.

In een volgende fase wordt de fout in ieder geval hersteld.

12. Indien er bijzondere omstandigheden zijn die er toe leiden dat het openbaar ministerie een ontnemingsmaatregel wil intrekken of de incasso van een ontnemingsmaatregel wil stopzetten om andere redenen dan een ingesteld gratieverzoek of rechtsmiddel, dan dient zij dit schriftelijk en met redenen omkleed aan het CJIB mede te delen. De landelijk executie-officier van justitie beslist na overleg met het lokale parket over de voortgang.

13. Indien het CJIB onjuistheden constateert in de aangeleverde gegevens dan kan zij de gegevens bij het parket verifiëren.

1.3 Incassofase

14. Indien er conservatoir beslag was gelegd wordt degene tot wie de maatregel zich richt in de inningsfase uitgenodigd een betalingsaanbod te accepteren om verdere executie van het conservatoire beslag te voorkomen.

Indien het betalingsaanbod niet wordt geaccepteerd dan wordt het beslag uitgewonnen volgens de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

15. In eerste instantie wordt getracht de ontnemingsmaatregel te executeren door middel van toepassing van verhaal met of zonder dwangbevel, in het eerste geval door de deurwaarder. Heeft dit geen of onvoldoende resultaat dan kan de landelijk executie-officier van justitie, zo nodig in overleg met het vonnisparket:

a. indien er reden is om aan te nemen dat degene tot wie de maatregel zich richt in de toekomst mogelijk wel over vermogen zal beschikken na verloop van tijd opnieuw een gerechtsdeurwaarder inschakelen

b. indien degene tot wie de maatregel zich richt wel in staat wordt geacht, doch niet bereid is te betalen een arrestatiebevel uitvaardigen voor tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis

c. indien daartoe termen aanwezig zijn de verminderingsprocedure ex art. 577b Sv aanvangen.

Het CJIB licht het lokale openbaar ministerie hieromtrent in.

Executie van de vervangende hechtenis vindt niet automatisch plaats, maar eerst na een expliciete beslissing van de landelijk executie-officier van justitie. Deze beslissing kan ook plaatsvinden na herhaald verhaalsonderzoek, eventueel gedurende meerdere jaren.

16. In geval van samenloop van vervangende hechtenis, vrijheidsstraf en/of gijzeling op grond van de WAHV geldt de volgende volgorde van tenuitvoerlegging:

1 vrijheidsstraf als hoofdstraf

2 vervangende hechtenis ex art. 36f Sr (Terwee)

3 vervangende hechtenis geldboete

4 vervangende hechtenis ontnemingsmaatregel

5 gijzeling op grond van de WAHV (Wet Mulder).

1.4 Uitvaardigen arrestatiebevel

17. Voor de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis met betrekking tot de ontnemingsmaatregel door middel van het uitvaardigen van een arrestatiebevel komt de directe verantwoordelijkheid voor de executie wederom bij het openbaar ministerie te liggen.

18. Op het moment van overdracht van het arrestatiebevel aan politie wordt hiervan door het CJIB tevens melding gemaakt aan het vonnisparket. Indien degene tot wie de maatregel zich richt in een ander arrondissement woonachtig is dan worden de gegevens tevens overgedragen aan het woonplaatsparket.

19. Indien bij de politie het nog openstaande bedrag van de vordering wordt voldaan en dit is gemeld aan het CJIB, zendt deze laatste een afloopbericht aan het vonnisparket en indien van toepassing het woonplaatsparket.

1.5 Insluiting

20. Op grond van het arrestatiebevel zal degene tot wie de maatregel zich richt indien mogelijk worden aangehouden en worden overgedragen aan het parket voor het ondergaan van de vervangende vrijheidsstraf.

21. Indien het vonnis- en woonplaatsparket niet dezelfde zijn, verzorgt het woonplaatsparket in overleg met het vonnisparket de insluiting. Het woonplaatsparket draagt zorg voor celruimte, maakt een insluitingstitel en regelt de overdracht van de veroordeelde aan het Huis van Bewaring.

22. Het vonnisparket meldt aan het CJIB of, en zo ja waar, de veroordeelde is ingesloten en wat de vermoedelijke einddatum van de insluiting is.

23. Het Huis van Bewaring meldt de afloop van de vervangende hechtenis aan het vonnisparket. Het vonnisparket meldt de eindafloop aan het CJIB.

24. Indien de vervangende hechtenis niet volledig wordt ondergaan meldt het vonnisparket gemotiveerd de afloop aan het CJIB.

1.6 Signalering in het OPS

25. Ontnemingsmaatregelen ten laste van hen die geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland hebben, en waarvan ook geen verhaalbare vermogensbestanddelen zijn opgespoord worden na verwerking door het CJIB, na een beslissing van de landelijk executie-officier, ter signalering aangeboden aan de CRI ter opname in het opsporings-register (OPS).

Ook ontnemingsmaatregelen ten laste van niet-ingezetenen die niet (voldoende) hebben betaald op de buitenlandse aanschrijving worden, indien geen verhaalbare vermogensbestanddelen zijn aangetroffen, op dezelfde wijze ter signalering aangeboden aan de CRI.

Ontnemingsmaatregelen ten laste van hen die bij de tenuitvoerlegging van een arrestatiebevel onvindbaar blijken zullen, na een afloopbericht van politie, door het CJIB ook worden aangeboden aan het OPS.

26. Het CJIB informeert het vonnisparket omtrent de signalering. Bij een afloop voor een ontnemingsmaatregel die is opgenomen in het OPS, meldt het CJIB dit aan het vonnisparket.

27. De parketten zijn verantwoordelijk voor plaatsing in het OPS van ontnemingsmaatregelen die niet-onherroepelijk en/of niet-executeerbaar zijn.

28. Bij de overdracht van een OPS-gesignaleerde, door politie aan het (OPS)parket, verloopt de insluiting gelijk aan die bij de overdracht van degene tot wie de maatregel zich richt die is aangehouden op grond van een arrestatiebevel.

1.7 Informatie en betalingsregelingen

29. Uit informatie op de door het CJIB verzonden aanschrijving met aangehechte OLA blijkt dat het CJIB voor de veroordeelde de eerst aan te schrijven organisatie is. Dit betekent dat algemene vragen, klachten die betrekking hebben op de behandeling van de ontnemingsmaatregel, verzoeken en klachten betreffende betalingsregelingen etcetera, in eerste instantie door het CJIB worden beoordeeld en behandeld. Indien gewenst zal het CJIB informatie opvragen bij de parketten.

30. In beginsel zal het CJIB alle verzoeken van derden om informatie zoveel als mogelijk zelfstandig afhandelen. Vragen waarvoor raadpleging van het strafdossier nodig is worden door het CJIB ter kennis gebracht van het (de) betreffende parket(ten). De op het strafdossier betrekking hebbende vragen dienen binnen 1 maand te worden beantwoord en te worden gestuurd aan het CJIB dat de zaak verder zal afhandelen.

31. Verzoeken om informatie welke zijn gezonden aan een parket en die betrekking hebben op bij het CJIB in behandeling zijnde zaken worden, zo nodig vergezeld van commentaar, aan het CJIB gezonden. Indien voor beantwoording tevens het strafdossier moet worden geraadpleegd meldt het parket aan het CJIB dat zij dat onderdeel van het verzoek reeds in behandeling hebben genomen.

Indien een dergelijk aan het parket gezonden verzoek betrekking heeft op meerdere zaken van verschillende parketten, verzorgd het CJIB de doorzending naar de respectievelijke parketten. Beantwoording aan het CJIB moet plaats vinden binnen 1 maand zodat het CJIB het gehele verzoek van veroordeelde zo spoedig mogelijk kan afhandelen.

32. In beginsel schorst correspondentie de executie niet.

De parketten zijn verantwoordelijk voor het zo spoedig mogelijk melden aan het CJIB van een bericht dat de executie moet worden gestopt of hervat, indien naar aanleiding van het verzoek dit bij de beoordeling van het strafdossier blijkt.

33. De verantwoordelijkheid voor het aangaan van betalingsregelingen met betrekking tot aan het CJIB overgedragen ontnemingsmaatregelen is voorbehouden aan het CJIB. Betalingsregelingen, waaronder betaling in gelijke termijnen die door het parket vóór de overdracht zijn overeen gekomen, zullen door het CJIB onverkort worden uitgevoerd. Op grond van bijzondere omstandigheden kan een verzoek om een betalingsregeling worden gehonoreerd.

Parketten zenden alle verzoeken om betalingsregelingen, voor zover deze betrekking hebben op aan het CJIB overgedragen ontnemingsmaatregelen, onverwijld door naar het CJIB.

34. Klachten die specifiek de inhoudelijkheid van een ontnemingsmaatregel betreffen en geen enkel verband hebben met de door het CJIB gehanteerde procedures zullen ter verdere behandeling worden doorgezonden aan het parket of politie, onder kennisgeving daarvan aan veroordeelde.

Het parket resp. de politie stelt het CJIB per brief van de afhandeling op de hoogte.

35. Het is het openbaar ministerie niet toegestaan, ongeacht de fase waarin zich een overgedragen ontnemingsmaatregel bevindt, een betalingsregeling te treffen. Wanneer het parket of de griffie al (een) betaling heeft ontvangen wordt dit aan het CJIB gemeld, waarna door deze een factuur voor de gemelde ontvangsten zal worden verzonden aan het parket of de griffie.

2. Politie

2.1 Algemeen

Inningsfase

36. Voor alle door de rechter opgelegde onherroepelijke en executeerbare ontnemingsmaatregelen maakt het CJIB een aanschrijving met aangehechte optisch leesbare acceptgirokaart (OLA) aan, gebaseerd op de door de parketten overgedragen gegevens. De aanschrijving wordt verzonden naar het verblijfadres of het postadres voor zover dit bekend is. Is uitsluitend een bevolkingsadres bekend dan wordt de aanschrijving daarheen gezonden. Aan niet-ingezetenen wordt een buitenlandse aanschrijving verzonden.

37. Indien gehele of gedeeltelijke betaling op de aanschrijving achterwege blijft gaat ontnemingsmaatregel over van de inningsfase naar de incassofase.

Incassofase

38. In de incassofase kan worden gekozen uit verschillende mogelijkheden voor voortgezette executie van de ontnemingsmaatregel:

□ toepassing van verhaal zonder dwangbevel;

□ toepassing van verhaal met dwangbevel.

Indien deze middelen niet tot volledige betaling leiden wordt een arrestatiebevel uitgevaardigd.

2.2 Uitvaardigen arrestatiebevel

39. Na een beslissing van de landelijk executie-officier van justitie wordt een arrestatiebevel uitgevaardigd.

40. Voor de tenuitvoerlegging van arrestatiebevelen wordt, zoveel mogelijk aangesloten bij de voor de tenuitvoerlegging van geldboetevonnissen gehanteerde werkwijze: rechtstreekse aanbieding van het arrestatiebevel door het CJIB aan de politie in welke regio de woonplaats van de veroordeelde is gelegen.

Het CJIB bewaakt de voortgang van de afhandeling van de arrestatiebevelen.

41. Na drie maanden zal de politie worden gerappelleerd voor de nog openstaande arrestatiebevelen en moeten de arrestatiebevelen definitief zijn afgedaan, tenzij gemotiveerd kan worden aangegeven dat een onderhavige zaak nog steeds in behandeling is. In dat geval heeft men nog maximaal drie maanden om het arrestatiebevel ten uitvoer te leggen.

Hierdoor komt de maximale termijn voor afdoening van een arrestatiebevel op zes maanden, waarna het arrestatiebevel door het CJIB teruggehaald wordt. Over plaatsing in het opsporingsregister neemt de landelijk executie-officier van justitie een beslissing.

2.3 Afloopbericht arrestatiebevel

42. Na het afhandelen van het arrestatiebevel meldt de politie de wijze van afloop aan het CJIB.

Mogelijke wijzen van afloop zijn:

- volledig betaald;

- overdracht aan parket voor insluiting;

- gedeeltelijk betaald;

- ingesloten uit andere hoofde;

- onvindbaar:

- vertrokken, onbekend waarheen;

- wel ingeschreven, maar niet woonachtig op het adres;

- onbekend bij het bevolkingsregister;

- varende;

- ambulant;

- verhuisd (met nieuw adres);

- overleden;

- AB retour op verzoek van CJIB;

- overig, te weten..........

Waar nodig volgt nu een korte toelichting.

43. Volledig betaald: Bij een volledige betaling meldt de politie de afloop aan het CJIB onder vermelding van het bedrag dat is geïnd. Het CJIB factureert de politie voor het ontvangen bedrag. De politie stort het factuurbedrag per omgaande op de daartoe opengestelde rekening van het CJIB.

44. Overdracht aan het parket: Indien degene tot wie de maatregel zich richt wel in staat wordt geacht doch niet bereid is te betalen, wordt hij aangehouden voor het ondergaan van de vervangende hechtenis en overgedragen aan het parket. De politie meldt deze afloop aan het CJIB.

Het openbaar ministerie verzorgt de verdere insluiting en uiteindelijke afloop van het ondergaan van de vervangende hechtenis.

45. Deelbetaling: De politie meldt welk bedrag is geïnd en tevens of degene tot wie de maatregel zich richt aan het parket is overgedragen voor het ondergaan van de vervangende hechtenis voor het restant van de vordering. Facturering geschiedt overeenkomstig het gestelde onder punt 43.

Indien degene tot wie de maatregel zich richt voor het ondergaan van de vervangende hechtenis uitsluitend in een bureau van politie ingesloten is geweest voor het ondergaan van vervangende hechtenis wordt dit door de politie eveneens gemeld aan het CJIB.

46. Ingesloten uit anderen hoofde: Indien de politie constateert dat degene tot wie de maatregel zich richt reeds is ingesloten uit andere hoofde in een penitentiaire inrichting, meldt de politie dit aan het CJIB, zo mogelijk onder vermelding van de plaats van insluiting c.q. de naam van de inrichting.

47. Onvindbaar: Als de politie constateert dat degene tot wie de maatregel zich richt onvindbaar is meldt zij dit aan het CJIB onder opgaaf van de bevindingen (vertrokken onbekend waarheen, niet ingeschreven, etcetera).

Indien degene tot wie de maatregel zich richt wel is ingeschreven op een bevolkingsadres dan wel het verblijfadres bekend is kan zij dat slechts constateren indien zij minimaal driemaal, waarvan tenminste eenmaal ’s-avonds, daadwerkelijk dit adres of de adressen heeft bezocht.

Indien dit geen resultaat heeft zal het CJIB nadat het afloopbericht van de politie is ontvangen de ontnemingsmaatregel na een beslissing van de landelijk executie-officier van justitie aanbieden aan de CRI voor opname in het opsporingsregister.

48. Verhuisd: Indien degene tot wie de maatregel zich richt is verhuisd binnen de regiokorpsgrens handelt dezelfde politie-instantie de zaak af, onder melding van het nieuwe adres aan het CJIB.

Indien degene tot wie de maatregel zich richt is verhuisd buiten de regiokorpsgrens meldt de politie een afloop aan het CJIB. Het CJIB zendt in dat geval een nieuw arrestatiebevel aan de regio waarin de woonplaats van degene tot wie de maatregel zich richt is gelegen. Het is de politie-instantie niet toegestaan het arrestatiebevel of de gegevens zelfstandig door te zenden.

49. Overleden: De politie verifieert bij het bevolkingsregister en meldt de afloop onder vermelding van de datum van overlijden en de Gemeente waar het overlijden is geregistreerd aan het CJIB.

50. AB retour op verzoek CJIB: Om verschillende redenen, nieuw adres, alsnog betaling etcetera, kan het CJIB een politie-instantie verzoeken een arrestatiebevel te retourneren.

51. Aanhouding in een zaak voor een andere politieregio: In incidentele gevallen kan het voorkomen dat bij aanhouding blijkt dat voor degene tot wie de maatregel zich richt een arrestatiebevel loopt in een andere politieregio. In dat geval wordt het arrestatiebevel in overleg met die politieregio afgehandeld. De wijze van afloop wordt door de regio waar het arrestatiebevel is uitgezet door het CJIB, gemeld aan het CJIB.

52. Registratie: De politie registreert de data en tijdstippen van de door haar afgelegde bezoeken en eventuele adresverificaties bij de tenuitvoerlegging van arrestatiebevelen of OPS-signaleringen. De politie meldt hetgeen is geregistreerd aan het CJIB.

2.4 Signalering in het OPS

53. Ontnemingsmaatregelen ten laste van hen die geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland hebben worden indien geen verhaalbare vermogensbestanddelen zijn aangetroffen, door het CJIB na een beslissing van de landelijk executie-officier van justitie ter signalering aangeboden aan de CRI ter opname in het opsporingsregister (OPS).

Ook ontnemingsmaatregelen ten laste van niet-ingezetenen die niet (voldoende) hebben betaald op de buitenlandse aanschrijving, en waarvan ook overigens geen verhaalbare vermogensbestanddelen zijn achterhaald, worden na een beslissing van de landelijk executie-officier van justitie ter signalering aangeboden aan de CRI.

Indien degene tot wie de maatregel zich richt bij de tenuitvoerlegging van een arrestatiebevel onvindbaar blijkt zal op dezelfde wijze tot signalering worden overgegaan.

54. Bij aanhouding op grond van een OPS-signalering handelt de betreffende opsporingsinstantie de zaak af op dezelfde wijze als beschreven bij de afhandeling van arrestatiebevelen.

Echter de versluiering (de voorlopige intrekking) van het bericht bij de CRI blijft een verantwoordelijkheid van de opsporingsinstantie. Deze versluiering wordt door de CRI gemeld aan het CJIB.

De politie meldt de afloop van de behandeling van de OPS-signalering aan het CJIB, overeenkomstig de berichten zoals die zijn omschreven bij de ’afloop arrestatiebevel’.

2.5 Betalingsregelingen

55. Het is de politie niet toegestaan een betalingsregeling aan te gaan met degene tot wie de maatregel zich richt.

Naar boven