Regeling signalering reddingmiddelen en vluchtwegen aan boord van vissersvaartuigen

25 oktober 1995

Nr. J-14.762/95

Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Vervoer en Communicatie van Aruba;

Gelet op artikel 150, eerste lid, onderdeel 7, artikel 175, eerste lid, onderdeel 7, en artikel 200, onderdeel 3, van het Vissersvaartuigenbesluit1;

Besluit:

Artikel 1

Ter zake van signaleringen van voorzieningen voor ontsnapping wordt aan boord van een vissersvaartuig gebruik gemaakt van het drieëntwintigste tot en met het vijfentwintigste symbool, aangegeven in de bij deze regeling opgenomen bijlage van de op 4 november 1993 aangenomen Resolutie A.760(18) van de Internationale Maritieme Organisatie.

Artikel 2

Ter zake van bedieningsaanwijzingen voor de groepsreddingmiddelen en tewaterlatingsmiddelen wordt aan boord van een vissersvaartuig waarvan de lengte 45 meter of meer bedraagt, gebruik gemaakt van:

a. het eerste tot en met het achtste symbool, aangegeven in de bij deze regeling opgenomen bijlage van de op 4 november 1993 aangenomen Resolutie A.760(18) van de Internationale Maritieme Organisatie, voor zover van toepassing;

b. het eerste tot en met het tweeëntwintigste symbool, aangegeven in de bijlage, bedoeld onder a, voor zover van toepassing.

Artikel 3

Deze regeling treedt voor Nederland en Aruba in werking met ingang van 23 november 1995.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling signalering reddingmiddelen en vluchtwegen aan boord van vissersvaartuigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant en het Afkondigingsblad van Aruba worden geplaatst, met uitzondering van de bij deze regeling opgenomen bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Bordewijkstraat 4, te Rijswijk. Van de terinzagelegging in Aruba zal mededeling worden gedaan in het Afkondigingsblad van Aruba.


De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink.

1 Laatstelijk gewijzigd bij koninklijk besluit van 1 september 1995 (Stb. 456).

Toelichting

Op 23 november 1993 heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen richtlijn nr. 93/103/EG vastgesteld, betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen (PbEG L 307), hierna te noemen: de richtlijn. De voorschriften van de richtlijn zijn ten dele geïmplementeerd in het Vissersvaartuigenbesluit (Stb. 1995, 456).

De richtlijn stelt onder meer eisen aan de signalering van voorzieningen voor ontsnapping. De eis betreffende signalering is vastgelegd in Hoofdstuk 5 van het Vissersvaartuigenbesluit.

Alhoewel het Vissersvaartuigen-besluit in Hoofdstuk 5 onderscheid maakt tussen vaartuigen waarvan de lengte 55 meter of meer bedraagt en vaartuigen kleiner dan 55 meter, maakt de richtlijn geen onderscheid in de toepassing van de eisen met betrekking tot signalering van voorzieningen voor ontsnapping. In de artikelen 150 en 175 zijn de eisen betreffende deze voorzieningen geregeld.

Aangezien het Vissersvaartuigen-besluit geen bevoegdheid voor de minister bevatte om nadere regels te stellen met betrekking tot de signalering van voorzieningen voor ontsnapping, zoals bedoeld in de richtlijn, is bij de implementatie van de richtlijn in het Vissersvaartuigenbesluit een delegatiebevoegdheid tot het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling opgenomen in de artikelen 150 en 175 van het Vissersvaartuigenbesluit.

In verband met de implementatie van de richtlijn is artikel 200, onderdeel 3, in Hoofdstuk 7 van het Vissersvaartuigenbesluit gewijzigd. Artikel 200, onderdeel 3, bevatte een delegatiebepaling van regelgevende bevoegdheid aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie met betrekking tot symbolen voor groepsreddingmiddelen en tewaterlatingsmiddelen. Op grond van het derde onderdeel zijn nadere regels gesteld in Bekend-making aan de Zeevisvaart van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie van 15 augustus 1989, nr. 35/1989 (Stcrt. 213).

Naar de huidige opvattingen behoort een dergelijke bevoegdheid niet te worden verleend aan een ambtelijk functionaris. Bij de wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit ter implementatie van de richtlijn is deze bevoegdheid vervangen door een bepaling van regelgevende bevoegdheid aan de minister, waarbij de bovengenoemde bekendmaking als gevolg van de inwerkingtreding van dat besluit van rechtswege is komen te vervallen.

De onderhavige regeling strekt tot het vaststellen van de bepalingen zoals neergelegd in de vervallen bekendmaking en tevens tot het opnemen van regels betreffende de signalering van vluchtwegen en nooduitgangen zoals bedoeld in de richtlijn (de bijlagen I en II, onder 4).

Bij de uitvoering is aangesloten bij de op 4 november 1993 aangenomen Resolutie A.760(18) van de Interna-

tionale Maritieme Organisatie, waarin symbolen zijn vastgesteld voor de signalering van vluchtwegen en nooduitgangen, alsmede symbolen voor de bediening van reddingmiddelen.

De desbetreffende symbolen zijn van toepassing, indien ten aanzien van een vissersvaartuig de onderscheiden voorzieningen waarop de symbolen betrekking hebben, zijn voorgeschreven.

De inwerkingtredingsdatum van de onderhavige regeling voor Nederland en Aruba is bepaald op 23 november 1995, voor Nederland de uiterste implementatiedatum van de richtlijn en de inwerkingtredingsdatum voor Nederland en Aruba van de wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit ter implementatie van de richtlijn.

De onderhavige regeling is tot stand gekomen in overeenstemming met de ambtgenoot van de minister in Aruba, te weten de minister van Vervoer en Communicatie van Aruba.

Voor de Nederlandse Antillen zal, afhankelijk van de inwerkingtreding van de bovenbedoelde wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit voor de Nederlandse Antillen, een overeenkomstige regeling in overeenstemming met de minister van Verkeer en Vervoer van de Nederlandse Antillen worden vastgesteld.

De bij de regeling behorende bijlage ligt ter inzage bij het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Bordewijkstraat 4, te Rijswijk. De wijze waarop de desbetreffende bijlage in Aruba ter inzage wordt gelegd, zal worden bepaald door de Arubaanse autoriteiten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven