Aanwijzing opsporingsambtenaren

Hoofddirectie Telecommunicatie en Post

11 september 1995

Nr. 514196/5954/NE

Directie Politie

De Minister van Justitie,

Gelezen het verzoek van de directeur Operationele Zaken van de Hoofddirectie Telecommunicatie en Post van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van 9 december 1993, kenmerk HDTP/O;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993, artikel 27, vierde lid, onder ten eerste, van de Wet wapens en munitie en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2;

b. HDTP: de Hoofddirectie Telecommunicatie en Post van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 2

De personen werkzaam bij de HDTP en belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot de strafbare feiten genoemd bij of krachtens:

a. de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Postwet en het Wetboek van Strafrecht;

b. andere strafbare feiten, indien en voorzover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek.

2. De in het eerste lid genoemde opsporingsbevoegdheid geldt voor het gehele land.

Artikel 4

1. De Procureur-generaal in het ressort Leeuwarden is bevoegd tot beëdigen van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op basis van dit besluit kunnen maximaal 35 personen zijn beëdigd tot buitengewoon opsporingsambtenaar

Artikel 5

1. Als toezichthouder voor de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie te Groningen.

2. Als direct toezichthouder is aangewezen de korpschef van de politieregio Groningen.

Artikel 6

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar uitgerust zijn met:

a. een semi-automatisch pistool van het merk Walther, type P5, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

b. handboeien van een door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie goedgekeurd merkt en type.

Artikel 7

De directeur Operationele Zaken van de HDTP brengt jaarlijks aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren binnen de directie;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

Artikel 8

De buitengewoon opsporingsambtenaar die na 1 januari 1994 is benoemd in de functie van opsporingsambtenaar bij de HDTP wordt ontheffing van de be-kwaamheidseis verleend tot 1 juli 1996.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst en vervalt 5 jaar na inwerkingtreding daarvan.

Artikel 10

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren HDTP 1995.

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad.


Den Haag, 11 september 1995. De Minister van Justitie,
namens deze,
A. van der Meer, het wnd. hoofd van de Directie Politie.

Naar boven