Aanwijzing gebieden als wetland en als speciale beschermingszone in kader EG-vogelrichtlijn

18 juli 1995

No. N.955811

Directie Natuurbeheer

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Handelend in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad; Gezien de uitgebrachte adviezen;

Besluit:

Artikel 1

1. Voor opnamen in de lijst van watergebieden van internationale betekenis als bedoeld in artikel 2 van de op 2 februari 1971 te Ramsar, Iran, tot stand gekomen Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels (Trb. 1975, 84 en Trb. 1980, 90), worden de volgende gebieden aangemeld:

a. het op bijlage A van deze beschikking op kaart aangegeven gebied, bekend onder de naam ’Krammer-Volkerak’;

b. het op bijlage B van deze beschikking op kaart aangegeven gebied, bekend onder de naam ’Verdronken Land van Saeftinge’;

c. het op bijlage C van deze beschikking op kaart aangegeven gebied, bekend onder de naam ’Zwarte Meer’.

2. De aanmeldingen, bedoeld in het eerste lid, gaan vergezeld van een toelichtende nota, welke deel uitmaakt van deze beschikking.

Artikel 2

1. De in artikel 1 bedoelde gebieden worden aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste lid, van de richtlijn van de Raad van Europese Gemeenschappen van 2 april 1979, inzake het behoud van de vogelstand, 79/409/EEG (Pb. EG L 103).

2. De aanwijzingen, bedoeld in het eerste lid, gaan vergezeld van een toelichtende nota, welke deel uitmaakt van deze beschikking.

Artikel 3

Artikel 4.9, vierde lid, van de Wet Milieubeheer is niet van toepassing op het gebied ’Krammer-Volkerak’, en is niet van toepassing op geluidhinder in of vanuit de op bijlage C aangegeven vaargeulen in het ’Zwarte Meer’.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.


’s-Gravenhage, 18 juli 1995. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen.

Toelichting

Artikel 2 van de Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels (Trb. 1975, 84 en Trb. 1980, 90) bepaalt dat iedere partij bij de Overeenkomst de daarvoor in aanmerking komende watergebieden aanmeldt voor opname in de lijst van watergebieden, welke bij de Overeenkomst behoort (’wetlands’). Deze lijst wordt bijgehouden door het krachtens artikel 8 van de Overeenkomst opgerichte Bureau. Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van de Overeenkomst dient het behoud van deze gebieden als watergebied voor watervogels te worden bevorderd.

Artikel 4, eerste lid, van de richtlijn van de Raad van Europese Gemeenschappen van 2 april 1979, inzake het behoud van de vogelstand, 79/409/EEG (Pb.EG L 103), bepaalt dat voor de leefgebieden van de in bijlage I van de richtlijn vermelde vogelsoorten speciale beschermingsmaatregelen getroffen worden, opdat deze soorten daar waar zij nu voorkomen, kunnen voortbestaan en zich kunnen voortplanten. De Lid-Staten dienen met name de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van deze soorten meest geschikte leefgebieden als speciale beschermingszone aan te wijzen, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming die deze soorten behoeven. Gelijksoortige maatregelen dienen de Lid-Staten ingevolge artikel 4, tweede lid, van de richtlijn te nemen ten aanzien van de niet in bijlage I genoemde en geregeld voorkomende trekvogels.

Een aanmelding als wetland en een aanwijzing als speciale beschermingszone heeft een aantal in de desbetreffende overeenkomst c.q. richtlijn vastgelegde gevolgen. Wat betreft het nationale beleid kan daaraan worden toegevoegd dat het in 1994 bijgestelde beleid ten aanzien van de jacht in natuurgebieden onder meer van toepassing is op gebieden welke zijn aangemeld als wetland en/of zijn aangewezen als speciale beschermingszone.

Dit bijgestelde beleid houdt in dat in natuurgebieden geen jacht plaatsvindt op trekkende wildsoorten en dat jacht op standwildsoorten in beginsel slechts plaatsvindt indien bepaalde met name genoemde belangen daartoe nopen. In het geval van de onderhavige 3 gebieden is dit beleid overigens ook nu al grotendeels van toepassing, vanwege de status van staats- en beschermd natuurmonument en/of vanwege de beheerders.

De aanmelding als wetland en aanwijzing als speciale beschermingszone is niet bedoeld om de scheepvaart en de recreatievaart in de betrokken gebieden (verdere) beperkingen op te leggen of ontwikkelingen daarvan onmogelijk te maken.

Tot nog toe is in Nederland, sinds 1980, een vijftiental gebieden aangemeld als wetland en, sinds 1986, een twintigtal gebieden aangewezen als speciale beschermingszone. In het Meerjarenprogramma Natuur en Landschap 1992–1996 wordt de aanleiding c.q. aanwijzing van o.a. de bovengenoemde drie gebieden aangekondigd. Bij de onderhavige beschikking wordt tot deze aanmelding c.q. aanwijzing besloten van het Krammer-Volkerak, het Verdronken Land van Seaftinge en het Zwarte Meer.

Het besluit tot aanmelding c.q. aanwijzing is tot stand gekomen na bestuurlijk overleg met de betrokken provincies en gemeenten. De Natuurbeschermingsraad alsmede de Rijksplanologische Commissie hebben terzake adviezen uitgebracht.

De in de beschikking genoemde kaarten en toelichtende nota’s liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Bezuidenhoutseweg 73 te

’s-Gravenhage.

Krammer-Volkerak

Het ’Krammer-Volkerak’ is een voormalig getijdegebied van ruim 6.450 ha, gelegen in de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland. Sinds 1987 is het Krammer-Volkerak afgesloten van het getijdegebied van de Oosterschelde. Het zoute getijdemilieu heeft plaats gemaakt voor een zoet milieu zonder getijde. De laagste delen van het voormalige intergetijdengebied liggen permanent onder water, de hoogste delen zijn permanent drooggevallen. De veranderingen in het abiotisch milieu hebben inmiddels al geleid tot grote veranderingen van de levensgemeenschappen. Op den duur zal een gebied ontstaan met een afwisseling tussen open water, kreken, slik, grazige vegetatie, parklandschap en bos. Op grond van ervaringen in vergelijkbare gebieden wordt verwacht dat de abiotische veranderingen zullen leiden tot de ontwikkeling van levensgemeenschappen die zowel nationaal als internationaal waardevol zijn. Dit is thans reeds in volle gang.

Bestuur en beheer zijn erop gericht deze ontwikkeling zo ongestoord mogelijk te laten verlopen. Dit komt onder meer tot uiting in het Natuurbeleidsplan (1990) waarin het gebied als ’kerngebied’ deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur van Nederland (1990), in het Structuur-schema Groene Ruimte (Kabinets-standpunt, 1993), waarin deze ecolo-gische hoofdstructuur eveneens is aangegeven, en waarin het gebied de aanduiding heeft van kerngebied en/of natuurontwikkelingsgebied met waterrecreatie inpasbaar, in de aanwijzing van de drooggevallen delen en omgeving als staats- en beschermd natuurmonument op grond van de Natuurbeschermingswet, in de planologische aanduidingen in streek- en bestemmingsplannen en in het gevoerde beheer.

De scheepvaartfunctie in het Krammer-Volkerak wordt beschouwd als complementair met de natuurfunctie van het gebied. Overeenkomstig het Structuurschema Groene Ruimte geldt de recreatievaart, inbegrepen het huidige snelvaartgebied, als inpasbaar.

Verdronken Land van Saeftinge

Het ’Verdronken Land van Saeftinge’ is een uitgestrekt circa 3.500 ha groot brakwatergetijdegebied, gelegen in de provincie Zeeland aan de zuidoever van de Westerschelde. Het bestaat uit schorren en slikken, doorsneden door diepe geulen of kreken. Vanuit natuurwetenschappelijk, aardwetenschappelijk, cultuurhistorisch en archeologisch oogpunt heeft het terrein grote betekenis. Door zijn grote omvang is het van belang voor de bestudering van natuurlijke geomorfologische en bodemvormende processen. De grootschaligheid, de rust en het ongerepte karakter maken het ook uit landschappelijk oogpunt waardevol. Het is het belangrijkste brakwater-schorrengebied van West-Europa.

Op bestuurlijk niveau bestaat er in grote mate overeenstemming over de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied en over het te voeren beleid. Dit komt onder meer tot uiting in het Natuurbeleidsplan (1990) waarin het gebied als ’kerngebied’ deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur van Nederland, in het Structuur-schema Groene Ruimte (Kabinets-

standpunt, 1993), waarin deze ecolo-gische hoofdstructuur eveneens is aangegeven, en waarin het gebied ook de aanduiding heeft van kerngebied (en/of natuurontwikkelingsgebied), in de aanwijzing van vrijwel het gehele gebied als staats- en beschermd natuurmonument op grond van de Natuurbeschermingswet, in de planologische aanduidingen in streek- en bestemmingsplan en in het gevoerde beheer.

Zwarte Meer

Het ’Zwarte Meer’ is gelegen in de provincies Overijssel en Flevoland en heeft een oppervlakte van ongeveer 2.050 ha. Het Zwarte Meer omvat een groot, ondiep randmeer met zeer ondiepe oeverzones, brede rietmoerassen, uiterwaarden en een kunstmatig eiland, het zogenaamde Vogeleiland. Bij oostenwind kunnen omvangrijke slikplaten droogvallen. Het Zwarte Meer maakte tot 1940 onderdeel uit van het IJsselmeer. Het Zwarte Meer is een representatief en waardevol onderdeel van de ondiepe randmeren die zij ontstaan na de inpoldering van de IJsselmeerpolders. Vanwege de geringe diepte, de bodemopbouw en sedimentatie ontstond verlanding in de oeverzones en kreeg het gebied een grote botanische en ornithologische betekenis. In ornithologisch opzicht heeft het Zwarte Meer grote betekenis als broedgebied voor water-, moeras- en weidevogels.

Op bestuurlijk niveau bestaat er in grote mate overeenstemming over de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied en over het te voeren beleid. Dit komt onder meer tot uitting in het Natuurbeleidsplan (1990) waarin het gebied als ’kerngebied’ en ’natuurontwikkelingsgebied’ deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur van Nederland, in het Structuurschema Groene Ruimte (Kabinetsstandpunt, 1993), waarin deze ecologische hoofdstructuur eveneens is aangegeven, en waarin het gebied de aanduiding heeft van kerngebied en/of natuurontwikkelingsgebied met waterrecreatie ondergeschikt maar inpasbaar, in de aanwijzing van grote delen als staatsnatuurmonument op grond van de Natuurbeschermingswet, in de toepassing van de Relatienota, in de planologische aanduidingen in streek- en bestemmingsplannen en in het gevoerde beheer.

Artikel 4.9 Wet Milieubeheer

Aanmelding als wetland betekent dat artikel 4.9, vierde lid, van de Wet Milieubeheer van toepassing wordt. Dit houdt in dat het provinciaal bestuur het gebied in het provinciaal milieubeleidsplan zal aanduiden als ’gebied waarin de kwaliteit van het milieu of van een of meer onderdelen daarvan bijzondere bescherming behoeft’. Voor (delen van) wetlands, die liggen binnen de invloedssfeer van grote geluidsbronnen en voor de in de gebieden gelegen vaargeulen is dit niet a priori wenselijk. Dergelijke geluidsbronnen komen met name voor in en rondom het Krammer-Volkerak. Bovendien is dit wetland, anders dan Seaftinge en Zwarte Meer, niet reeds vrijwel geheel aangewezen als staats- of beschermd natuurmonument (wat een zelfde verplichting met zich meebrengt). Derhalve is in de beschikking bepaald dat artikel 4.9 lid 4b van de Wet Milieubeheer in het wetland Krammer-Volkerak niet van toepassing is. Voor de vaststelling van ’milieubeschermingsgebieden’ wordt verwezen naar het desbetreffende provinciale beleid voor dit gebied.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen.

Naar boven