Mandateringsbesluiten openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaal

Mandatering bevoegdheden van de bevoegde autoriteit als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement en mandatering bevoegdheid ex art. 10 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer

De directeur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied,

Gelet op de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet te behartigen belangen inzake ondermeer het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;

Gelet op artikel 2 en artikel 3 van het besluit van het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied d.d. 18 juli 1995 inzake het aanwijzen van de bevoegde autoriteit als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement en inzake het mandateren van de bevoegdheid ex artikel 10 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer met betrekking tot het tijdelijk aanbrengen van verkeerstekens;

Besluit:

Artikel 1

De bevoegdheden als opgenomen in de hierna volgende bepalingen van het Binnenvaartpolitiereglement te mandateren aan de havenmeester van Amsterdam, werkzaam bij het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam, of zijn plaatsvervanger:

1.01, onderdeel h;

1.21, eerste lid (tweemaal) en tweede lid;

1.23;

3.20, vijfde lid, onderdelen a en e;

3.27, derde lid;

3.36a, derde lid, onderdelen a en d;

3.41, derde lid;

3.48, tweede lid;

3.49;

6.02, derde lid;

6.08, tweede lid;

6.21a, eerste en vierde lid;

6.31, derde lid;

7.01, vierde lid;

7.02, eerste lid, onderdeel b;

7.07, derde lid;

7.08, eerste en tweede lid;

8.06, eerste lid;

10.07, eerste lid;

10.10, tweede lid.

Artikel 2

De bevoegdheden als opgenomen in de hierna volgende bepalingen van het Binnenvaartpolitiereglement, te mandateren aan de havenmeester of zijn plaatsvervanger, de nautische stafmedewerkers, de chefs van de wacht, de verkeersleiders, de havenbeambten, de inspecteur binnenvaart en de inspecteurs gevaarlijke stoffen en milieu, allen werkzaam bij de nautische sector van het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam;

1.10, tweede lid;

1.12, derde en vierde lid;

1.13, tweede en derde lid;

1.14;

1.15, tweede lid;

1.17, eerste lid (tweemaal);

1.20;

4.05, zesde lid;

7.02, derde lid.

Artikel 3

De bevoegdheden als opgenomen in artikel 10 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer inzake het tijdelijk aanbrengen van verkeerstekens, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 11 en 12 van voornoemd Besluit, door te mandateren aan de havenmeester, werkzaam bij het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam, of zijn plaatsvervanger.

Artikel 4

De in de artikelen 1, 2 en 3 genoemde functionarissen, dienen eventuele nadere aanwijzingen omtrent de wijze van uitoefening van de aan hen gemandateerde bevoegdheden van de directeur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied danwel van de havenmeester van Amsterdam of zijn plaatsvervanger, op te volgen.

Artikel 5

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.


Amsterdam, 19 juli 1995.
De directeur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied,
G. C. G. van den Heuvel.

Naar boven